Compendium voor monsterneming en analyse in uitvoering van het Materialendecreet en het Bodemdecreet in uitgegraven bodem Versie september 214 CMA/2/II/A.11
1 DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED Deze procedure vervangt de procedure van november 212. In Vlarebo artikel 162 met behoud van de toepassing van de voorwaarden van artikel 161 kan uitgegraven bodem alleen als bodem worden gebruikt, onder de drie volgende voorwaarden: het gehalte aan stenen die niet van nature aanwezig zijn, bedraagt maimaal vijf massaprocent; de afmeting van de stenen die niet van nature aanwezig zijn, is niet groter is dan vijftig mm. Voor de opvulling van een groeve, graverij, uitgraving of andere put, vergund volgens rubriek 6 van bijlage 1 van Vlarem I, kunnen, behalve voor de bovenste laag van 15 cm, de stenen die niet van nature aanwezig zijn, een afmeting van maimaal tweehonderd millimeter hebben, op voorwaarde dat het gehalte aan die grotere stenen maimaal één massaprocent bedraagt; het gehalte aan andere bodemvreemde materialen bedraagt maimaal 1 massa- en volumeprocent. Deze methode laat enkel toe om in uitgegraven bodem het gehalte aan stenen te meten en het gehalte aan bodemvreemde materialen groter dan 2 mm te bepalen. De bepaling van bodemvreemde materialen en bodemvreemde stenen kleiner dan 2 mm dient te gebeuren via visueel en/of manueel onderzoek. Het resultaat is de aanduiding van de aard van het bodemvreemd en/of stenen. Het onderscheid tussen de stenen die al dan niet van nature ter plaatse aanwezig zijn, kan enkel gebeuren op basis van de informatie meegegeven met de boorstaat. Deze boorstaten vermelden welke stenen wel van nature aanwezig zijn. Enkel indien het laboratorium over deze gegevens beschikt, kan zij bij de bepaling van het gehalte aan stenen het onderscheid maken tussen al dan niet van nature aanwezig. Ter info wordt op het analyseverslag ook het gehalte aan stenen gerapporteerd die op natuurlijke wijze in de bodem aanwezig zijn. De bodemsaneringsdeskundige moet beslissen of dit gehalte op die locatie al dan niet van nature kan aanwezig zijn. Indien op basis van veldwaarnemingen, de erkende bodemsaneringsdeskundige of de monsternemer na overleg met de erkende bodemsaneringsdeskundige verklaart dat meer dan 5 % bodemvreemde stenen of meer dan 1 % bodemvreemde materialen aanwezig zijn, is het weinig zinvol alsnog tot analyses over te gaan. 2 PRINCIPE Een hoeveelheid bodem wordt na drogen bij 15 C, gezeefd over opeenstaande zeven van 5 mm en 2 mm. In de zeefrest van 5 mm en 2 mm worden alle stenen die op natuurlijke wijze in de bodem aanwezig zijn, visueel verwijderd. Indien relevant, worden de stenen van 2 mm verwijderd en gewogen. Uit de zeefresten van 5 mm en 2 mm worden daarna alle bodemvreemde stenen met een pincet eruit geselecteerd en per zeeffractie gewogen. De resterende zeeffracties van 5 mm en 2 mm i.e. de fracties van bodemvreemd bestaande uit glas, puinresten, hout, plantenresten, plastic, worden per zeeffractie gewogen. Voor de verschillende deelfracties worden uit de gewogen fracties het gewichtspercentage t.o.v. vers bodem berekend. versie september 214 2 van 5 CMA/2/II/A.11
3 MONSTERNAME EN MONSTERVOORBEHANDELING TER PLAATSE Voor het bekomen van een representatief monster voor het uitvoeren van de zeefanalyse is het noodzakelijk dat de monstername van de uitgegraven bodem wordt uitgevoerd met behulp van een wiellader/bulldozer. Deze bemonsteringsmethode is beschreven in CMA/1/A.15 3.1.1 (Afvalstoffen grondstoffen Monsternemingstechnieken vaste materialen). Andere bemonsteringsmethoden zijn niet toegestaan. De minimale hoeveelheid veldmonster bedraagt: 1 l voor bepaling van bodemvreemde stenen groter dan 5 mm. 5 l voor bepaling van bodemvreemde stenen groter dan 5 en 2 mm. Opmerking: De hoeveelheden zijn conform CMA/1/A.14 5.4.4 (Afvalstoffen grondstoffen Algemene richtlijnen monsterneming), waarbij de grootste afmeting van de stenen in het monster gelijk gesteld wordt aan de D 95 van het monster. Voor het bekomen van een representatief laboratoriummonster dient de monstergrootte van het veldmonster gereduceerd te worden tot: ca. 25 l voor bepaling van bodemvreemde stenen groter dan 5 mm ca. 7 l voor bepaling van bodemvreemde stenen groter dan 5 en 2 mm Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een statische spleetverdeler. De werkwijze hiervan is beschreven in CMA/1/A.18 (Afvalstoffen - grondstoffen -Monstervoorbehandeling ter plaatse) of CMA/5/A.6 (Verkleinen monstergrootte en deelmonstername). Indien de afmeting aan stenen niet toelaten om een geschikte spleetverdeler te gebruiken, mag het monster gekwarteerd worden. 4 APPARATUUR EN MATERIAAL 4.1 op elkaar passende ronde zeven met een vierkante maaswijdte van 2 mm en 5 mm (Zeefdiameter van minimaal 4 mm) 4.2 droogstoof 15 C ± 5 C 4.3 balans met een nauwkeurigheid van,5 kg 4.4 analytische balans met een nauwkeurigheid van,1 g 4.5 boorstaat (indien beschikbaar gesteld door monsternemingsinstantie) 4.6 meetlat met een nauwkeurigheid van 1 mm 5 ANALYSEPROCEDURE Weeg minimaal 25 kg (voor bepaling van bodemvreemde stenen groter dan 5 mm) of 7 kg (ca. 7 l voor bepaling van bodemvreemde stenen groter dan 5 en 2 mm) vers bodem tot op,5 kg af (W ). Dit wordt uitgespreid in een dunne laag in schalen en gedroogd bij 15 C overnacht. De schalen uit de droogstoof nemen en een paar uur aan de lucht laten afkoelen. Breng het gedroogde bodem op een zeef van 5 mm die bovenop een zeef van 2 mm geplaatst is. Zeef het gedroogde met de hand, eventueel het met de hand bewerken (dragen van handschoenen) of aan de zeef van 2 mm enkele keramische kogels toevoegen, teneinde de aan elkaar klevende deeltjes los te maken. versie september 214 3 van 5 CMA/2/II/A.11
Verwijder uit de fracties die op de zeef van 5 mm achterblijven, visueel de stenen die op natuurlijke wijze in de bodem aanwezig zijn (cfr boorstaten monsterneming) en weeg deze tot op,1 g nauwkeurig (W 1 ). Verwijder uit de fracties die op de zeef van 5 mm achterblijven, de bodemvreemde stenen met minimaal 1 dimensie groter dan 2 mm. Weeg deze fractie tot op.1 g(w 6 ). Verwijder uit de fracties die op de zeef van 2 mm achterblijven, visueel de stenen die op natuurlijke wijze in de bodem aanwezig zijn (cfr boorstaten monsterneming) en weeg deze tot op,1 g nauwkeurig (W 2 ). Verwijder uit de fractie op de zeef van 5 mm de aanwezige bodemvreemde stenen en tel het aantal (N). Weeg vervolgens de fractie die op de zeef van 5 mm achterblijft, tot op,1 g nauwkeurig (W 3 ). Deze fractie kan aanschouwd worden als bodemvreemd andere dan stenen. Verwijder uit de fractie op de zeef van 2 mm de aanwezige bodemvreemde stenen met een pincet en weeg deze tot op,1 g nauwkeurig (W 4 ). Weeg vervolgens de fractie die op de zeef van 2 mm achterblijft, tot op,1 g nauwkeurig (W 5 ). Deze fractie kan aanschouwd worden als als het resterend deel van het bodemvreemd andere dan stenen. Niet-limitatieve lijst van natuurlijke materialen op de locatie waar de bodem wordt uitgegraven alsook van bodemvreemde materialen (stenen en andere) : natuurlijk stenen bodemvreemde stenen bodemvreemd steenachtig bodemvreemd nietsteenachtig 6 BEREKENINGEN keien, zandsteen, grind, schelpen, kalksteen, leisteen metselwerkpuin, betonpuin, steenslag,.. asfaltpuin, freesasfalt, slakken, as, sintels, glas, tegels, keramiek, kunstleien, cellenbeton, geëpandeerde klei,.. plastic, gips, kalk, roofing, bitumen, rubber, isolatiematerialen (zoals piepschuim) metalen (zoals bouten, moeren, schroot), hout (behandeld, onbehandeld), asbestverdacht, papier, kurk, tetiel,... W = gewicht (kg) vers bodem N = aantal bodemvreemde stenen groter dan 5 mm W 1 = gewicht (g) aan stenen op natuurlijke wijze in de bodem aanwezig groter dan 5 mm W 2 = gewicht (g) aan stenen op natuurlijke wijze in de bodem aanwezig groter dan 2 mm W 3 = gewicht (g) bodemvreemd andere dan stenen groter dan 5 mm W 4 = gewicht (g) bodemvreemde stenen groter dan 2 mm en kleiner dan 5 mm W 5 = gewicht (g) bodemvreemd andere dan stenen groter dan 2 mm en kleiner dan 5 mm W 6 = gewicht (g) bodemvreemde stenen groter dan 2 mm AAAAAA bbbbbbbbbbbb sababa gggggg baa 5 mm = N Gehalte aan stenen op natuurlijke wijze in de bodem aanwezig (%) = ( W + W2 ) ( W /1) 1 1 versie september 214 4 van 5 CMA/2/II/A.11
Gehalte aan bodemvreemde stenen > 2 mm en < 5 mm (%) = Gehalte aan bodemvreemd andere dan stenen GGhAAAb aaa bbbbbbbbbbbb sababa gggggg baa 2 mm = (%) = W ( W /1) ( W ( W 4 + W5 ) /1) 3 W 6 1 (W /1) Voor de verschillende gehalten wordt het resultaat uitgedrukt in gewichtsprocent, op één decimaal na. In voorkomend geval de aard van het bodemvreemd en/of stenen vermelden die kleiner zijn dan 2 mm. Het gehalte aan bodemvreemd andere dan stenen mag maimaal,5 gewichts- en volumeprocent bedragen. Volgende werkwijze wordt toegepast bij de uitvoering van deze proef: In eerste instantie wordt de gewichtsfractie bodemvreemd bepaald. Indien de gewichtsfractie bodemvreemd andere dan stenen > 1%, wordt de bodem afgekeurd en dient het volumepercentage niet bepaald te worden. Indien de gewichtsfractie bodemvreemd andere dan stenen < 1%, dient voor de kunststof- en houtfractie het volumepercentage berekend te worden. Op basis van onderstaande dichtheden en de gewichtsfracties wordt een omrekening gedaan naar de overeenkomstige volumes. 7 REFERENTIES Omschrijving Kunststof met lage densiteit: Geëpandeerd polystyreen (EPS) (piepschuim) Polyurethaan (PUR) (isolatie) Gemiddelde dichtheid (g/cm 3 ),3 Houtmonsters,25 Bodem 1,6 ISO 1381-8:26 Soil quality - Sampling - Part 8: Guidance on sampling of stockpiles EN 933-1:212 Tests for geometrical properties of aggregates - Part 1: Determination of particle size distribution - Sieving method 1 1 versie september 214 5 van 5 CMA/2/II/A.11