Verzamelwet SZW 2016 Naam Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Citeertitel Verzamelwet SZW 2016 Kamerstuk 34273 Datum indiening 04-09-2015 Datum inwerkingtreding 01-01-2016 Januari 2016 Pagina 1 van 13
Januari 2016 Wetsvoorstel met relevante ontwikkelingen Inhoud In het vierde lid van het enig artikel van het besluit van 2 december 2015 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2016 (Stb. 2015, 465) wordt Artikel I, onderdeel D, onder 1 vervangen door: Artikel II, onderdeel A, onder 1. Status Ingediend bij de Tweede Kamer op 4 september 2015. Besluit van 20 januari 2016 tot wijziging van het besluit van 2 december 2015 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2016 (Stb. 2015, 465). In het vierde lid van het enig artikel van het besluit van 2 december 2015 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2016 (Stb. 2015, 465) wordt «Artikel I, onderdeel D, onder 1» vervangen door: Artikel II, onderdeel A, onder 1. December 2015 Pagina 2 van 13
December 2015 In werking getreden wetsvoorstel Inhoud Deze wet brengt de volgende wijzigingen met zich: Burgerlijk Wetboek: artikel 7:668 BW: de vergoeding die de werkgever verschuldigd is wegens het overschrijden of niet nakomen van de aanzegtermijn is verschuldigd vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt of zou zijn geëindigd. Dat moment is gelegen op een maand na de dag waarop de verplichting om aan te zeggen is ontstaan. Dit geldt ook als de werkgever de werknemer niet of niet tijdig heeft laten weten dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet; artikel 7:669 BW: de tekst van lid 4 is aangepast ter verduidelijking van de in dit lid opgenomen afwijkende pensioenleeftijd. Bedoeld is de leeftijd waarop arbeidsrechtelijk ontslag volgt wegens het bereiken van een bepaalde (pensioen)leeftijd. Dit kan de AOW-gerechtigde leeftijd zijn of een andere (hogere of lagere) vastgestelde leeftijd op grond een (collectieve of individuele) arbeidsovereenkomst. Voorts zijn de woorden tegen of na de dag aangepast in opzegging van de arbeidsovereenkomst in verband met of na het bereiken van de AOW-leeftijd of de tussen partijen overeengekomen andere leeftijd, waarmee duidelijker wordt dat de arbeidsovereenkomst voortduurt tot en met de laatste dag voordat de betreffende leeftijd wordt bereikt; artikel 7:669 BW: in lid 4 is de term aangegaan vervangen door ingegaan ; artikel 7:671 BW: in lid 3 is binnen vervangen door uiterlijk. Daarmee wordt verduidelijkt dat de werkgever de werknemer ook schriftelijk op de mogelijkheid tot herroeping van de instemming kan wijzen voorafgaand aan de instemming van de werknemer; artikel 7:671a BW: (1) in lid 5 is een onderdeel toegevoegd om te bewerkstelligen dat de voorwaarde dat de toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen wegens bedrijfseconomische omstandigheden slechts verleend kan worden als de werkgever de arbeidsrelatie met personen die op grond van een arbeidsovereenkomst op de arbeidsplaatsen die vervallen werkzaam zijn en de AOWgerechtigde leeftijd hebben bereikt heeft beëindigd ook geldt indien gebruik is gemaakt van de in artikel 7:699, zesde lid, BW opgenomen mogelijkheid om bij cao af te wijken van het afspiegelingsbeginsel; (2) er is een nieuw lid 11 toegevoegd waarin wordt opgenomen dat toestemming om een arbeidsovereenkomst op te zeggen niet wordt verleend als een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670, lid 1 tot en met 4 en 10, geldt, tenzij redelijkerwijs verwacht mag worden dat het opzegverbod binnen vier weken na de dagtekening van de beslissing op het verzoek door UWV of de in artikel 7:671a, tweede lid, BW bedoelde van de werkgever onafhankelijke en onpartijdige commissie beslist op het verzoek, niet meer geldt. De termijn van vier weken sluit aan bij de termijn waarbinnen de werkgever gelet op de geldigheid van de toestemming op grond van artikel 7:671a, zesde lid, BW van de door UWV of cao-commissie gegeven toestemming gebruik zal moeten maken. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de toestemming die wordt verleend door de commissie, bedoeld in artikel 7:671 lid 1 onderdeel h; Pagina 3 van 13
artikel 7:671 lid 1 onderdeel h; artikel 7:671b BW: in lid 4 is opgenomen dat het overleggen van een deskundigenoordeel niet verplicht is als dit in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. Uit artikel 32a lid 1 SUWI vloeit voort dat het UWV alleen een deskundigheidsoordeel geeft, als de werknemer bereid is zich daartoe te laten onderzoeken. Als de werknemer daar niet aan meewerkt, dan kan het overleggen van de verklaring niet van de werkgever worden verlangd; artikel 7:673 BW: in lid 7 onderdeel b is naast dezelfde aanpassing als hierboven genoemd bij artikel 7:669 BW omtrent het begrip afwijkende pensioenleeftijd, ook de situatie geregeld wanneer er bij of krachtens wet een van de AOW-leeftijd afwijkende ontslagleeftijd is vastgesteld. Als dat het geval is, wordt de betrokkene veelal van rechtswege ontslagen bij het bereiken van de bij of krachtens wet bepaalde leeftijd. Deze toevoeging in artikel 7:673 leidt ertoe dat ook bij ontslag wegens het bereiken van die bij of krachtens wet bepaalde leeftijd geen transitievergoeding verschuldigd is. Wanneer er dus op grond van de wet of een overeenkomst een lagere leeftijd dan de AOW-leeftijd geldt waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, is reeds bij ontslag op die lagere leeftijd geen transitievergoeding verschuldigd. Wanneer er op grond van de wet of een overeenkomst een hogere leeftijd dan de AOWleeftijd geldt waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, dan is pas bij ontslag wegens het bereiken van die hogere leeftijd geen transitievergoeding verschuldigd; artikel 7:673a BW en artikel 7:673d BW: het moment waarop het verzoek om toestemming of ontbinding is gedaan is bepalend voor de berekening van het aantal werknemers dat bepalend is voor de vraag of het een kleine werkgever betreft. Als de arbeidsovereenkomst eindigt zonder dat een verzoek om toestemming of ontbinding vereist is, is het moment van de opzegging, dan wel het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt en niet wordt voortgezet bepalend. Aan artikel 7:673a is voorts een nieuw lid 4 toegevoegd waardoor de bevoegdheid wordt gecreëerd om bij ministeriële regeling te bepalen dat bepaalde categorieën arbeidskrachten, die niet als werknemer werkzaam zijn bij de werkgever, meegeteld worden bij het bepalen van het aantal werknemers dat de werkgever in dienst had. Dit biedt de mogelijkheid om, in lijn met andere onderdelen van het ontslagrecht, te bewerkstelligen dat bijvoorbeeld werknemers die via een payrollbedrijf werkzaam zijn bij een werkgever meetellen voor de berekening of een werkgever minder dan 25 werknemers in dienst heeft en aldus beïnvloeding van het aantal werknemers dat in dienst is van de werkgever die tot ontslag wil overgaan, tegen te gaan; artikel 7:677 BW: aan lid 7 is toegevoegd dat ook een beding, waarbij de bevoegdheid om op grond van de laatste zin van lid 4 de kantonrechter te verzoeken de opzegging te vernietigen wordt uitgesloten of beperkt, nietig is; artikel 7:682 BW: aan lid 1 onderdelen a en b is een verwijzing opgenomen naar artikel 7:669 lid 1 BW. Daaruit blijkt expliciet dat de kantonrechter ook de arbeidsovereenkomst kan herstellen of een vergoeding kan toekennen omdat herplaatsing mogelijk was. Werkloosheidswet: artikel 19 WW: er zijn een aantal leden toegevoegd die regelen dat in tegenstelling tot de huidige situatie het recht op WW-uitkering niet eerder kan ontstaan dan nadat de rechtens geldende opzegtermijn is verstreken en de arbeidsovereenkomst is geëindigd door opzegging of doordat daarover schriftelijk overeenstemming is bereikt. Daarmee wordt recht gedaan aan de huidige nadelige situatie voor een werknemer waarbij de duur van zijn uitkering verkort wordt met de duur van de opzegtermijn die niet in acht is genomen. Indien de werknemer een schadelosstelling of een Pagina 4 van 13
vergoeding heeft ontvangen over de niet in acht genomen opzegtermijn wordt hiermee rekening gehouden bij de vaststelling van de ingangsdatum van de WW. Hiermee komen de huidige bepalingen over de fictieve opzegtermijn in de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren te vervallen. Voorts is in dit kader geregeld dat het arbeidsurenverlies als ijkpunt wordt aangehouden om te bepalen of voldaan is aan de referte-eis bedoeld in artikel 17; in artikel 20 lid 1 onderdeel c WW is verhelderd dat zolang een werknemer gedurende het recht op WW geen inkomen gaat verdienen meer dan 87,5% van het maandloon, hij werkloos is; artikel 64 WW: in lid 1 is expliciet bepaald dat de uitkering per kalendermaand wordt berekend; artikel 65 en 68 WW: alleen eventuele inkomsten gedurende de opzegtermijn worden verrekend met het overgenomen loon. De formule voor de vaststelling van het dagloon is aangepast. Wet arbeid en zorg: artikel 3:1 a WARZO: lid 1 is in die zin aangepast dat de partner van de vrouwelijke werknemer recht heeft op het resterende bevallingsverlof, indien de vrouwelijke werknemer op de dag van de bevalling of tijdens het bevallingsverlof overlijdt. Deze partner kan ook een verzoek doen tot het flexibel opnemen van het verlof na de 42e dag als bedoeld in artikel 3:1 lid 6; artikel 3:8 lid 2 en artikel 3:18 lid 3 WARZO: de vrouwelijke gelijkgestelde respectievelijk de vrouwelijke zelfstandige heeft vanaf tien weken doch uiterlijk acht weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling van een meerling recht op uitkering in verband met zwangerschap. Wet financiering sociale verzekeringen: artikel 40 Wfsv: werkgevers die eigenrisicodrager willen worden voor de WGA, moeten op grond van artikel 40 lid 2 een garantie overleggen van een bank of verzekeraar. Met dit onderdeel wordt mogelijk gemaakt dat bij ministeriële regeling een model wordt voorgeschreven voor een garantie als hier bedoeld; de WW-uitkering op grond van hoofdstuk IV is gemaximeerd. Dat betekent dat de uitkering per kalendermaand, niet hoger mag zijn dan anderhalf maal het maximumdagloon (artikel 17 Wfsv) maal 21,75. Daarbij gaat het om de uitkering vóórdat eventuele inkomsten daarmee zijn verrekend op grond van artikel 65. Wet SUWI: artikel 32 Wet SUWI: uit artikel 671b, vierde lid, BW vloeit voort dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden ontbonden bij een verzoek om ontbinding dat gegrond is op artikel 669, derde lid, onderdeel c, BW als de werkgever niet beschikt over een verklaring van het UWV waaruit blijkt dat de werknemer wegens ziekte of gebreken met regelmaat niet in staat is om de bedongen arbeid te verrichten, dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden en dat binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht, en of herplaatsing van de werknemer in een andere passende functie, al dan niet met behulp van scholing, niet tot de mogelijkheden behoort. Deze taak van het UWV is opgenomen in artikel 32 lid 3 Wet SUWI. Status Ingediend bij de Tweede Kamer op 4 september 2015. Wet van 25 november 2015 tot wijziging van Pagina 5 van 13
enkele wetten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2016) (Stb. 464). Besluit van 2 december 2015 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2016 (Stb. 465). De artikelen van de Verzamelwet SZW 2016 treden, met uitzondering van de artikelen I, onderdelen A en C, II, onderdelen A, onder 1, en D, III, onderdelen C en D, V, onderdeel A, VI, onderdelen J en K, VIII, onderdeel J, IX, X, onderdelen B, E en J, XII, onderdeel B, XIII, onderdelen B en C, XIV, onderdeel B, XV, onderdeel B, XVI, onderdeel C, XVII, onderdelen B en Ba, XIX, onderdeel D, XXII, XXIII, onderdeel B, onder 2 en 3, XXIV, onderdeel B, XXVI, onderdelen A en B, XXVII, onderdeel 0A, XXVIII, onderdeel M, XXIX, XXXII, onderdeel B, en XXXIV, onderdeel H, in werking met ingang van 1 januari 2016. Artikelen I, onderdelen A en C, II, onderdeel D, III, onderdelen C en D, VI, onderdelen J en K, VIII, onderdeel J, IX, onderdelen A en B, X, onderdelen B, E en J, XIV, onderdeel B, XV, onderdeel B, XVI, onderdeel C, XVII, onderdelen B en Ba, XIX, onderdeel D, XXIV, onderdeel B, XXVI, onderdelen A en B, XXVIII, onderdeel M, XXIX, XXXII, onderdeel B, en XXXIV, onderdeel H, treden in werking met ingang van 11 december 2015, met dien verstande dat: artikel I, onderdeel A, terug werkt tot en met 1 oktober 2015; artikelen II, onderdeel D, III, onderdeel C, VIII, onderdeel J, terug werken tot en met 1 januari 2015; artikel III, onderdeel D, terug werkt tot en met 24 maart 2014; artikelen VI, onderdelen J en K, IX, onderdelen A en B, X, onderdelen B, E en J, XIV, onderdeel B, XV, onderdeel B, XVI, onderdeel C, XVII, onderdelen B en Ba, XIX, onderdeel D, XXIV, onderdeel B, XXVI, onderdelen A en B, XXXII, onderdeel B, en XXXIV, onderdeel H, terug werken tot en met 1 juli 2015; en artikel XXVIII, onderdeel M, terug werkt tot en met 1 januari 2014.Artikelen IX, onderdelen 0A en C, XII, onderdeel B, en XXIII, onderdeel B, onder 2 en 3, treden in werking met ingang van 1 juli 2016. Artikel I, onderdeel D, onder 1, treedt in werking met ingang van 1 januari 2017. Besluit (Stb. 517) van 10 december 2015 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen (Stb. 177) en enige onderdelen van de Verzamelwet SZW 2016 (Stb. 464). Artikel XXII, onderdelen A tot en met C, D tot en met G, en H en I, van de Verzamelwet SZW 2016 (Stb. 464) treedt in werking met ingang van 1 januari 2016 nadat de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen (Stb. 177) in werking is getreden. Besluit (Stb. 518) van 10 december 2015 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enige onderdelen van de Wet van 17 december 2014, houdende modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden (Stb. 565) en enige onderdelen van de Verzamelwet SZW 2016. Artikel XIII, onderdelen B en C, van de Verzamelwet SZW 2016 treedt in werking met ingang van 1 april 2016. Besluit van 15 december 2015 tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen en het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid in verband met het recht op ziekengeld na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, het niet in acht nemen van de rechtens geldende opzegtermijn en enkele technische aanpassingen (Stb. 533). Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat artikel I, onderdeel F, onder 1, terugwerkt tot en met 1 juli 2015. Pagina 6 van 13
Pagina 7 van 13
November 2015 Wetsvoorstel met relevante ontwikkelingen Inhoud Nadat het wetsvoorstel op 12 november 2015 naar de Eerste Kamer is gestuurd, heeft de minister de voorzitter van de Eerste Kamer verzocht het wetsvoorstel met spoed te behandelen opdat het voorstel op 1 januari 2016 in werking kan treden. Status Ingediend bij de Tweede Kamer op 4 september 2015. Gewijzigd voorstel van wet van 12 november 2015, brief van de minister van SZW van 16 november 2015 en eindverslag van 17 november 2015. Oktober 2015 Pagina 8 van 13
Oktober 2015 Wetsvoorstel met relevante ontwikkelingen Inhoud In de nota naar aanleiding van het verslag is een schematisch overzicht opgenomen van de in het voorstel van wet en de nota van wijziging opgenomen wijzigingen. Status Ingediend bij de Tweede Kamer op 4 september 2015. Nota naar aanleiding van het verslag en tweede nota van wijziging van 19 oktober 2015. September 2015 Pagina 9 van 13
September 2015 Nieuw wetsvoorstel Inhoud Dit wetsvoorstel wijzigt een aantal wetten op het terrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Onderstaand de relevante wijzigingen voor de arbeidsrechtpraktijk. Burgerlijk Wetboek: artikel 7:668 BW: de vergoeding die de werkgever verschuldigd is wegens het overschrijden of niet nakomen van de aanzegtermijn is verschuldigd vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt of zou zijn geëindigd. Dat moment is gelegen op een maand na de dag waarop de verplichting om aan te zeggen is ontstaan. Dit geldt ook als de werkgever de werknemer niet of niet tijdig heeft laten weten dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet; artikel 7:669 BW: de tekst van lid 4 is aangepast ter verduidelijking van de in dit lid opgenomen afwijkende pensioenleeftijd. Bedoeld is de leeftijd waarop arbeidsrechtelijk ontslag volgt wegens het bereiken van een bepaalde (pensioen)leeftijd. Dit kan de AOW-gerechtigde leeftijd zijn of een andere (hogere of lagere) vastgestelde leeftijd op grond een (collectieve of individuele) arbeidsovereenkomst. Voorts zijn de woorden tegen of na de dag aangepast in opzegging van de arbeidsovereenkomst in verband met of na het bereiken van de AOW-leeftijd of de tussen partijen overeengekomen andere leeftijd, waarmee duidelijker wordt dat de arbeidsovereenkomst voortduurt tot en met de laatste dag voordat de betreffende leeftijd wordt bereikt; artikel 7:669 BW: in lid 4 is de term aangegaan vervangen door ingegaan ; artikel 7:671 BW: in lid 3 wordt binnen vervangen door uiterlijk. Daarmee wordt verduidelijkt dat de werkgever de werknemer ook schriftelijk op de mogelijkheid tot herroeping van de instemming kan wijzen voorafgaand aan de instemming van de werknemer; artikel 7:671a BW: (1) in lid 5 wordt een onderdeel toegevoegd om te bewerkstelligen dat de voorwaarde dat de toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen wegens bedrijfseconomische omstandigheden slechts verleend kan worden als de werkgever de arbeidsrelatie met personen die op grond van een arbeidsovereenkomst op de arbeidsplaatsen die vervallen werkzaam zijn en de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt heeft beëindigd ook geldt indien gebruik is gemaakt van de in artikel 7:699 lid 6 BW opgenomen mogelijkheid om bij cao af te wijken van het afspiegelingsbeginsel; (2) er wordt een nieuw lid 11 toegevoegd waarin wordt opgenomen dat toestemming om een arbeidsovereenkomst op te zeggen niet wordt verleend als een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 tot en met 4 en 10 BW, geldt, tenzij redelijkerwijs verwacht mag worden dat het opzegverbod binnen vier weken na de dagtekening van de beslissing op het verzoek door UWV of de in artikel 7:671a lid 2 BW bedoelde van de werkgever onafhankelijke en onpartijdige commissie beslist op het verzoek, niet meer geldt. De termijn van vier weken sluit aan bij de termijn waarbinnen de werkgever gelet op de geldigheid van de toestemming op grond van artikel 7:671a lid 6 BW van de door UWV of cao-commissie gegeven toestemming gebruik zal moeten maken. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de toestemming die wordt verleend door de commissie, bedoeld in Pagina 10 van 13
overeenkomstige toepassing op de toestemming die wordt verleend door de commissie, bedoeld in artikel 7:671 lid 1 onderdeel h; artikel 7:671b BW: in lid 4 wordt opgenomen dat het overleggen van een deskundigenoordeel niet verplicht is als dit in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. Uit artikel 32a lid 1 SUWI vloeit voort dat het UWV alleen een deskundigheidsoordeel geeft, als de werknemer bereid is zich daartoe te laten onderzoeken. Als de werknemer daar niet aan meewerkt, dan kan het overleggen van de verklaring niet van de werkgever worden verlangd; artikel 7:673 BW: in lid 7 onderdeel b is naast dezelfde aanpassing als hierboven genoemd bij artikel 7:669 BW omtrent het begrip afwijkende pensioenleeftijd, wordt hier ook de situatie geregeld wanneer er bij of krachtens wet een van de AOW-leeftijd afwijkende ontslagleeftijd is vastgesteld. Als dat het geval is, wordt de betrokkene veelal van rechtswege ontslagen bij het bereiken van de bij of krachtens wet bepaalde leeftijd. Deze toevoeging in artikel 7:673 leidt ertoe dat ook bij ontslag wegens het bereiken van die bij of krachtens wet bepaalde leeftijd geen transitievergoeding verschuldigd is. Wanneer er dus op grond van de wet of een overeenkomst een lagere leeftijd dan de AOW-leeftijd geldt waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, is reeds bij ontslag op die lagere leeftijd geen transitievergoeding verschuldigd. Wanneer er op grond van de wet of een overeenkomst een hogere leeftijd dan de AOW-leeftijd geldt waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, dan is pas bij ontslag wegens het bereiken van die hogere leeftijd geen transitievergoeding verschuldigd; artikel 7:673a BW en artikel 7:673d BW: het moment waarop het verzoek om toestemming of ontbinding is gedaan is bepalend voor de berekening van het aantal werknemers dat bepalend is voor de vraag of het een kleine werkgever betreft. Als de arbeidsovereenkomst eindigt zonder dat een verzoek om toestemming of ontbinding vereist is, is het moment van de opzegging, dan wel het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt en niet wordt voortgezet bepalend. Aan artikel 7:673a wordt voorts een nieuw lid 4 toegevoegd waardoor de bevoegdheid wordt gecreëerd om bij ministeriële regeling te bepalen dat bepaalde categorieën arbeidskrachten, die niet als werknemer werkzaam zijn bij de werkgever, meegeteld worden bij het bepalen van het aantal werknemers dat de werkgever in dienst had. Dit biedt de mogelijkheid om, in lijn met andere onderdelen van het ontslagrecht, te bewerkstelligen dat bijvoorbeeld werknemers die via een payrollbedrijf werkzaam zijn bij een werkgever meetellen voor de berekening of een werkgever minder dan 25 werknemers in dienst heeft en aldus beïnvloeding van het aantal werknemers dat in dienst is van de werkgever die tot ontslag wil overgaan, tegen te gaan; artikel 7:677 BW: aan lid 7 is toegevoegd dat ook een beding, waarbij de bevoegdheid om op grond van de laatste zin van lid 4 de kantonrechter te verzoeken de opzegging te vernietigen wordt uitgesloten of beperkt, nietig is; artikel 7:682 BW: aan lid 1 onderdelen a en b is een verwijzing opgenomen naar artikel 7:669 lid 1 BW. Daaruit blijkt expliciet dat de kantonrechter ook de arbeidsovereenkomst kan herstellen of een vergoeding kan toekennen omdat herplaatsing mogelijk was. Werkloosheidswet: artikel 19 WW: er worden een aantal leden toegevoegd die regelen dat in tegenstelling tot de huidige situatie het recht op WW-uitkering niet eerder kan ontstaan dan nadat de rechtens geldende opzegtermijn is verstreken en de arbeidsovereenkomst is geëindigd door opzegging of doordat daarover schriftelijk overeenstemming is bereikt. Daarmee wordt recht gedaan aan de huidige nadelige situatie voor een werknemer waarbij de duur van zijn uitkering verkort wordt met de duur van Pagina 11 van 13
de opzegtermijn die niet in acht is genomen. Indien de werknemer een schadelosstelling of een vergoeding heeft ontvangen over de niet in acht genomen opzegtermijn wordt hiermee rekening gehouden bij de vaststelling van de ingangsdatum van de WW. Hiermee komen de huidige bepalingen over de fictieve opzegtermijn in de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren te vervallen. Voorts wordt in dit kader geregeld dat het arbeidsurenverlies als ijkpunt wordt aangehouden om te bepalen of voldaan is aan de referte-eis bedoeld in artikel 17; in artikel 20 lid 1 onderdeel c WW wordt verhelderd dat zolang een werknemer gedurende het recht op WW geen inkomen gaat verdienen meer dan 87,5% van het maandloon, hij werkloos is; artikel 64 WW: in lid 1 wordt expliciet bepaald dat de uitkering per kalendermaand wordt berekend; artikel 65 en 68 WW: alleen eventuele inkomsten gedurende de opzegtermijn worden verrekend met het overgenomen loon. De formule voor de vaststelling van het dagloon is aangepast. Wet arbeid en zorg: artikel 3:1a WARZO: lid 1 is in die zin aangepast dat de partner van de vrouwelijke werknemer recht heeft op het resterende bevallingsverlof, indien de vrouwelijke werknemer op de dag van de bevalling of tijdens het bevallingsverlof overlijdt. Deze partner kan ook een verzoek doen tot het flexibel opnemen van het verlof na de 42e dag als bedoeld in artikel 3:1 lid 6; artikel 3:8 lid 2 en artikel 3:18 lid 3 WARZO: de vrouwelijke gelijkgestelde respectievelijk de vrouwelijke zelfstandige heeft vanaf tien weken doch uiterlijk acht weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling van een meerling recht op uitkering in verband met zwangerschap. Wet financiering sociale verzekeringen: artikel 40 Wfsv: werkgevers die eigenrisicodrager willen worden voor de WGA, moeten op grond van artikel 40 lid 2 een garantie overleggen van een bank of verzekeraar. Met dit onderdeel wordt mogelijk gemaakt dat bij ministeriële regeling een model wordt voorgeschreven voor een garantie als hier bedoeld; de WW-uitkering op grond van hoofdstuk IV is gemaximeerd. Dat betekent dat de uitkering per kalendermaand, niet hoger mag zijn dan anderhalf maal het maximumdagloon (artikel 17 Wfsv) maal 21,75. Daarbij gaat het om de uitkering vóórdat eventuele inkomsten daarmee zijn verrekend op grond van artikel 65. Wet SUWI: artikel 32 Wet SUWI: uit artikel 7:671b lid 4 BW vloeit voort dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden ontbonden bij een verzoek om ontbinding dat gegrond is op artikel 7:669 lid 3 onderdeel c BW als de werkgever niet beschikt over een verklaring van het UWV waaruit blijkt dat de werknemer wegens ziekte of gebreken met regelmaat niet in staat is om de bedongen arbeid te verrichten, dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden en dat binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht, en of herplaatsing van de werknemer in een andere passende functie, al dan niet met behulp van scholing, niet tot de mogelijkheden behoort. Deze taak van het UWV is nog niet opgenomen in de Wet SUWI. Voorgesteld wordt dit aan artikel 32 lid 3 toe te voegen. Status Pagina 12 van 13
Ingediend bij de Tweede Kamer op 4 september 2015. Voorstel van wet en memorie van toelichting van 4 september 2015. Nota van wijziging van 8 september 2015. Niets uit dit document mag zonder schriftelijke toestemming van de uitgever aan derden worden verstrekt. Hoewel de uiterste zorg is besteed aan de inhoud van deze Updates, aanvaarden de uitgever en de redactie geen aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid. - Deze pdf is gemaakt op 26-01-2017. Pagina 13 van 13