Gelet op artikel 2.33, tweede lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Vergelijkbare documenten
Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen gemeente Utrechtse Heuvelrug.

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu gemeente Bladel

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Beleidsregels Intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. gemeente Bergen (L)

GEMEENTE OLDEBROEK. Beleidsregels intrekken en actualisatie vergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen 2. Artikel 1 Begripsbepaling 2

Beleidsregels gemeente Druten: intrekken omgevingsvergunning voor

1. Inleiding Doelstelling Begripsbepaling 2

Beleidsregels intrekken bouwvergunningen. Afdeling B&M Mei 2009 BELEIDSREGELS INTREKKEN BOUWVERGUNNINGEN

Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning

Beleidsregels voor het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning gemeente Utrecht. Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Utrecht;

MAASDRIEL. Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Ontwerp Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Oldambt

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen gemeente Oldambt 2016

BELEIDSREGEL INTREKKEN OMGEVINGSVERGUNNING MET ACTIVITEIT BOUWEN HELMOND 2012

Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (incl. wijzigingen Invoeringswet)

* *

Erfgoedverordening gemeente Houten

NEMO Science Museum T.a.v. Dhr. J. Struikmans Postbus AK Amsterdam. Betreft: Omgevingsvergunning

HOOFDSTUK 2 VOOROVERLEG OF GLOBAAL HAALBAARHEIDSONDERZOEK

BIJLAGE 4: RELEVANTE WETSARTIKELEN

Omgevingsvergunning 1 e fase

Wijziging tarieventabel leges

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

BELEIDSREGELS PERSOONSGEBONDEN OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET PERMANENT BEWONEN VAN EEN RECREATIEWONING

Erfgoedverordening Amsterdam

INTREKKINGSBELEID OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT BOUWEN VAN ÉÉN OF MEER WONINGEN/ APPARTEMENTEN

Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning

Leges dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning

BELEIDSREGEL INTREKKEN VERLEENDE BOUWVERGUNNINGEN EN BOUWCOMPONENT OMGEVINGSVERGUNNING HELMOND 2010

Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht

Thuishaven Events BV de heer J. Cederhout Gyroscoopweg AX AMSTERDAM. Betreft: Omgevingsvergunning

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Afwijkingenbeleid Kruimelgevallen

BELEID VOOR HET INTREKKEN VAN ONGEBRUIKTE OMGEVINGSVERGUNNINGEN GEMEENTE ENSCHEDE

Leges omgevingsvergunningen 2018

De raad van de gemeente Grave

Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen Deurne 2010

Erfgoedverordening Roosendaal 2017

1 van :17

Register bij het Ondermandaatbesluit Wabo-bevoegdheden stadsdeelsecretaris Nieuw-West

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden 2017

HOOFDSTUK 2 VOOROVERLEG OF GLOBAAL HAALBAARHEIDSONDERZOEK

Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische

Omgevingsvergunning. 2. aan deze vergunning voorschriften te verbinden.

Erfgoedverordening Boxtel 2010

D (Gelieve bij correspondentie dit nummer te vermelden) Behandeld door

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 22 juni 2010, nr b2; BESLUIT:

Gelet op de projectomschrijving en op artikel 2.4 van de Wabo zijn wij in dit geval het bevoegde gezag om op de aanvraag te beslissen.

Ons kenmerk Uw kenmerk Aantal bijlagen Datum _ november 2016

De aanvraag betreft de volgende activiteiten: - Strijdig gebruik (art. 2.1 lid 1c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht);

Atletiek Vereniging Haarlemmermeer de heer C.J. de Boer Graan voor Visch EE HOOFDDORP. Betreft: Omgevingsvergunning

* *

31 mei 2012 B. Bartelds (0595) juli 2011 Project-

N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland Dhr. B van Aanholt Rijksweg AS Velserbroek. Betreft: Omgevingsvergunning

ONTWERP Omgevingsvergunning Zaaknummer

De beleidsregels treden in werking, de dag na publicatie, 29 maart 2013.

Timmerfabriek Haarlemmermeer bv R.O. Bakker J.C. Beetslaan 163 C 2131 AL Hoofddorp. Betreft: Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

Gemeente Bergen Datum besluit Datum verzending: Nummer

VOF Gateway to Fashion Dhr. Y. Chang Van Mourik Broekmanstr 14 I 1065 EX Amsterdam. Betreft: Omgevingsvergunning

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer J. Diepersloot Weesperplein XA Amsterdam. Betreft: Omgevingsvergunning

Verordening Leges Omgevingsvergunning 2016 gemeente Utrecht

Erfgoedverordening Nissewaard 2016

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

VERORDENING Leges omgevingsvergunning 2015

Omgevingsvergunning OPENBARE EN GEBOUWDE OMGEVING

Paragraaf 2: Indicatie aanvraag omgevingsvergunning

Het college van de gemeente Zuidplas, In het kader van het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan

beschikking omgevingsvergunning Registratienummer:

Deze compare is gemaakt op 15 januari Bij het opstellen is gebruik gemaakt van de teksten zoals gepubliceerd op wetten.overheid.nl.

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de derde druk /V. Lijst van afkortingen / XIII. HOOFDSTUK 1 Inleiding /1

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 mei 2010; eerste wijziging van de tarieventabel behorende bij de legesverordening 2010.

8 juli 2014 Mevrouw B. Bartelds mei 2013 Projectomgevingsvergunning

Omgevingsvergunning fase 1

Thuishaven Events BV J. Cederhout Gyroscoopweg AX Amsterdam. Betreft: Omgevingsvergunning

Ontwerp omgevingsvergunning

Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning

Wet van 20 oktober 2006, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wet ruimtelijke ordening)

2.3.1 Bouwactiviteiten. Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; Hoofdstuk II Beschermde monumenten. Monumentenlijst en plaatsing. Provinciale Staten van Noord-Holland;

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum onderwerp ontwerpbeschikking omgevingsvergunning

Was : Legesverordening omgevingsdiensten Provincie Zuid-Holland 2010 Wordt : Legesverordening omgevingsrecht provincie Zuid-Holland 2012

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 23 november 2010, Nr. SO/2010/482366;

Stichting Stedelijk Museum Amsterdam De heer G.H. Wissink Postbus AB Amsterdam. Betreft: Omgevingsvergunning

Weigering omgevingsvergunning

Besluit Wij zijn voornemens de omgevingsvergunning te verlenen. Voor de motivering verwijzen wij naar het hiervoor vermelde onderdeel.

TenneT TSO B.V. A. Middelburg Utrechtseweg AR Arnhem. Betreft: Omgevingsvergunning

OMGEVINGSVERGUNNING (Ontwerp)

Beleidsregels. oude onrechtmatige bewoning. recreatiewoningen

Transcriptie:

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas omtrent de toepassing van de bevoegdheid om omgevingsvergunningen in te trekken (Beleidsregels intrekking omgevingsvergunningen) Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas; Gelet op artikel 2.33, tweede lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; Besluit: Artikel 1 Begripsbepalingen In deze beleidsregel wordt bestaan onder: a. Wet: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; b. omgevingsvergunning: een vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c, d, f, g, of h, of artikel 2.2, eerste lid, onder a, b, c, d of e, van de wet; c. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas; d. vergunninghouder: de houder van een omgevingsvergunning; Artikel 2 Intrekkingsregeling bij uitblijven start activiteiten 1. Het college trekt een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b of g, van de wet in, indien niet binnen 52 weken na onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning is aangevangen met de vergunde activiteiten. 2. Het college trekt een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, d, f, of h, of artikel 2.2, eerste lid, onder a, b, c, d of e, van de wet van de wet in, indien niet binnen drie jaar na onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning is aangevangen met de vergunde activiteiten. 3. Indien de zienswijze van de vergunninghouder of een belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten de voorgenomen intrekking van de omgevingsvergunning op te schorten met een redelijke termijn. Deze termijn bedraagt nooit meer dan 52 weken. 4. Bij de afweging of en voor welke periode de termijn, bedoeld in het derde lid, wordt opgeschort, worden zowel de belangen van de vergunninghouder of belanghebbenden als de belangen van het college bij directe intrekking van de omgevingsvergunning. 5. Het bepaalde in dit artikel laat onverlet dat het college vanwege zwaarwegende belangen kan besluiten de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen in te korten. Artikel 3 Intrekkingsregeling bij stilliggende activiteiten 1. Het college trekt een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b of g, van de wet in, indien na de start van de vergunde activiteit gedurende 26 weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de omgevingsvergunning. 2. Het college trekt een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder, c, f of h, of artikel 2.2, eerste lid, onder a, b, c, d of e, van de wet van de wet in, indien na de start van de vergunde activiteit gedurende 3 jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de omgevingsvergunning.

3. Indien de zienswijze van de vergunninghouder of een belanghebbende hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten de voorgenomen intrekking van de omgevingsvergunning op te schorten met een redelijke termijn. Deze termijn bedraagt nooit meer dan 52 weken en kan meermalen verlengd worden. 4. Bij de afweging of en voor welke periode de termijn, bedoeld in het derde lid, wordt opgeschort, worden zowel de belangen van de vergunninghouder of belanghebbenden betrokken als de belangen van het college bij directe intrekking van de omgevingsvergunning. Artikel 4 Intrekking na opschorting voorgenomen intrekking Indien na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 2, derde lid, en artikel 3, derde lid, geen begin is gemaakt met de vergunde activiteiten respectievelijk de activiteiten niet opnieuw zijn opgestart, wordt de verleende omgevingsvergunning zonder voorafgaande aankondiging ingetrokken. Artikel 5 Procedurevoorschriften Op de intrekking van een omgevingsvergunning is artikel 3.15 van de wet van toepassing. Artikel 6 Citeertitel Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels intrekking omgevingsvergunningen Artikel 7 Inwerkingtreding Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de editie van Hart van Holland waarin ze worden geplaatst. Dit besluit zal in Hart van Holland worden geplaatst. Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas van 16 augustus 2011 J. Brinkman K.J.G. Kats Gemeentesecretaris Burgemeester

Toelichting Algemeen 1. Aanleiding Het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas (hierna: college) verleent jaarlijks een groot aantal omgevingsvergunningen. Deze vergunningen geven de vergunninghouder het recht een activiteit uit te voeren. Niet alle vergunde activiteiten worden echter uitgevoerd. Het is niet wenselijk dat ongebruikte vergunningen onbeperkt van kracht blijven. Door wijzigingen in de bouwregelgeving kan het immers zijn dat de voorwaarden en omstandigheden waaronder de vergunning is verleend achterhaald zijn. Te denken valt aan planologische omstandigheden of vernieuwde inzichten op welstandsgebied, maar ook aan technische eisen op het gebied van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid. Daarbij komt dat door het voortschrijden van de techniek en de ontwikkelingen in de manier van bouwen, het praktisch gesproken onmogelijk is geworden dat er, na een bepaalde tijd, gebouwd wordt conform de vergunning. Ook zorgt het intrekken van ongebruikte vergunningen ervoor dat de Basisadministratie Gebouwen (BAG) actueel blijft en eenduidige informatie biedt. Om te voorkomen dat ongebruikte vergunningen van kracht blijven, kan het college ze intrekken. In sommige gevallen is het college verplicht dit te doen (artikel 2.33, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)), in andere gevallen heeft het college daarin een beleidsvrijheid. Deze beleidsregels vullen de beleidsvrijheid die het college heeft, in. Door middel van beleidsregels, die worden vastgesteld door het college en gepubliceerd, is het voor een ieder duidelijk in welke gevallen een verleende vergunning wordt ingetrokken. Dit bevordert rechtsgelijkheid en verbetert de transparantie rond de besluitvorming over de intrekking van een omgevingsvergunning. 2. Reikwijdte van de beleidsregels Deze beleidsregels bevatten het beleid omtrent de intrekking van omgevingsvergunningen waarvoor het college de bevoegdheid, maar niet de verplichting heeft, ze in te trekken (artikel 2.33, tweede lid, van de Wabo). Indien de Wabo het college verplicht een omgevingsvergunning in te trekken, is er immers geen sprake van beleidsvrijheid die door middel van beleidsregels kan worden ingevuld. De beleidsregels zijn van toepassing op de activiteiten die in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c, d, f, g, h en artikel 2.2, eerste lid, onder a, b, c, d, e, van de Wabo zijn genoemd. Artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo Voor artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo zijn dit de volgende activiteiten. Een project voor zo ver dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: a. het bouwen van een bouwwerk;

b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald; c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet; d. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen; f. het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht; g. het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald; h. het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht. Artikel 2.2, eerste lid, van de Wabo Voor artikel 2.2, eerste lid, van de Wabo betreft het activiteiten voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om: a. een bouwwerk te slopen; b. een monument als bedoeld in een zodanige verordening 1 o te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of 2 o te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht; c. een bouwwerk te slopen in een krachtens een zodanige verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht; d. een weg aan te leggen of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg, voor zover daarvoor tevens een verbod geldt als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b; e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen. De beleidsregels blijven dus beperkt tot de activiteiten bouwen, slopen, aanleggen en brandveilig gebruik. Aangezien een omgevingsvergunning voor bouwen en aanleggen met enige regelmaat verleend wordt in combinatie met de toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan, valt een omgevingsvergunning die (eveneens) is verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, ook onder deze beleidsregel. Voor de overige in artikel 2.1 en 2.2 genoemde activiteiten wordt jaarlijks door de gemeente een beperkt aantal vergunningen afgegeven of is de bevoegdheid voor vergunningverlening gemandateerd aan de Milieudienst Midden-Holland (omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten). Vanwege het beperkte aantal en omdat de aard van deze activiteiten afwijkt van de hierboven genoemde activiteiten, blijven ze buiten de reikwijdte deze beleidsregels. Ten aanzien van de omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten geldt dat de milieudienst deze vergunningen zelden intrekt, maar in plaats daarvan een revisievergunning afgeeft.

3. Het college als bevoegd gezag Zoals gezegd gelden deze beleidsregels alleen in de gevallen waarin het college bevoegd is om een omgevingsvergunning in te trekken. Bij welke omgevingsvergunningen is dit het geval? Uitgangspunt van de Wabo is dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, het bevoegde gezag is om een omgevingsvergunning te verlenen. Hierop zijn enkele uitzonderingen geformuleerd in artikel 2.4, tweede tot en met vijfde lid, Wabo juncto de artikelen 3.1 tot en met 3.4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). In de in deze artikelen genoemde gevallen zijn Gedeputeerde Staten of de Minister van Infrastructuur en Milieu (eventueel samen met een andere minister) het bevoegde gezag. Het bestuursorgaan dat bevoegd is om een omgevingsvergunning te verlenen is ook bevoegd om de vergunning in te trekken. Ten aanzien van vergunningen die in het verleden zijn verleend door andere bestuursorganen geldt dat het college bevoegd is ze in te trekken, als het onder de Wabo bevoegd zou zijn voor die activiteiten een omgevingsvergunning te verlenen. Andersom geldt hetzelfde. Indien het college in het verleden een vergunning heeft verleend waarvoor bijvoorbeeld Gedeputeerde Staten inmiddels het bevoegde gezag is, is het college niet meer bevoegd de vergunning in te trekken. Het college zal hiertoe een verzoek moeten indienen bij het nu bevoegde gezag. Een uitzondering geldt voor intrekkingsprocedures waarbij het college inmiddels niet meer bevoegd is een omgevingsvergunning voor de betreffende activiteit te verlenen, maar die reeds zijn aangevangen voor inwerkingtreding van de Wabo. In dergelijke gevallen blijft het college het bevoegde gezag. Het spreekt voor zich dat deze situatie zich na verloop van tijd steeds minder vaak voor zal doen. 4. Gronden voor intrekking Het college kan of moet de omgevingsvergunning onder bepaalde omstandigheden intrekken. Dit is geregeld in artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen de dwingende (eerste lid) en de facultatieve (tweede lid) intrekkingsgronden. Ook is het mogelijk om een omgevingsvergunning in te trekken als sanctie (artikel 5.19 van de Wabo). Omdat deze beleidsregels alleen zien op de gevallen waarin het college bevoegd, maar niet verplicht is een omgevingsvergunning in te trekken, laten we hier de dwingende intrekkingsgronden buiten beschouwing. Ook gaan we hier niet in op de gronden waarop een omgevingsvergunning als sanctie kan worden ingetrokken. De wijze waarop van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, staat beschreven in het handhavingsbeleid. Facultatieve intrekkingsgronden Artikel 2.33, tweede lid, begint met de zinsnede het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken [...]. In deze formulering is de beleidsvrijheid van het college vervat: het college kan besluiten een omgevingsvergunning in te trekken in de in het tweede lid genoemde gevallen, maar is daartoe niet verplicht. Verder mag de vergunning alleen maar worden ingetrokken voor zover dat nodig is om aan de

grond tot intrekking te voldoen. De vergunning kan dan dus in stand blijven voor de overige onderdelen van het project. Artikel 2.33, tweede lid, van de Wabo geeft een aantal facultatieve intrekkingsgronden. Deze beleidsregel betreft alleen een invulling van de bevoegdheden genoemd in de onderdeel a: het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning intrekken voor zover gedurende drie jaar, dan wel indien de vergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a onderscheidenlijk b of g, gedurende 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning; De andere gronden worden buiten beschouwing gelaten omdat zij slechts sporadisch voorkomen. Artikelsgewijs Artikel 2 Derde lid Gronden voor opschorting intrekking Het college kan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, de intrekking van een omgevingsvergunning opschorten. Opschorting vindt bijvoorbeeld plaats indien: de vergunninghouder met concrete documenten (geaccepteerde offerte van een bouwondernemer, facturen van bestelde bouwmaterialen en/of hiermee gelijk te stellen documenten) zijn intentie tot het starten met het bouwen kan aantonen. de vergunninghouder persoonlijke omstandigheden opvoert. Bijvoorbeeld een sterfgeval of ziekte in de familie, die aantoonbaar tot uitstel van het bouwen hebben geleid. Een ruimere termijn wordt alleen gegund als de persoonlijke omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de start van de intrekkingprocedure heeft voorgedaan of deze op dat moment nog voortduurt. Vergunninghouder en belanghebbende In veel gevallen is de vergunninghouder dezelfde als de natuurlijke of rechtspersoon die de omgevingsvergunning heeft aangevraagd. Het is echter ook mogelijk dat de vergunninghouder een ander is dan de aanvrager. Een omgevingsvergunning is, enkele uitzonderingen daargelaten 1, namelijk zaakgebonden en overdraagbaar op anderen. Om de omgevingsvergunning te laten gelden voor een ander moet de aanvrager of huidige aanvrager dat tenminste één maand tevoren melden bij het bevoegde gezag (artikel 2.25, tweede lid, van de Wabo). Indien een ander dan de aanvrager of vergunninghouder gebruik wil maken van de omgevingsvergunning, maar de vergunning niet aan hem is overgedragen, kan hij worden aangemerkt als belanghebbende. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft voor het bouwen van 1 Een omgevingsvergunning die niet zaakgebonden is, is de persoonsgebonden omgevingsvergunning om een recreatiewoning te gebruiken voor bewoning, zie artikel 4, tiende lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

een dakkapel op een woning, maar de woning inmiddels heeft verkocht aan een derde. De vergunninghouder kan geen gebruik meer maken van de vergunning, omdat hij geen eigenaar is van het de woning. Indien de huidige bewoner wel gebruik wil maken van de vergunning, maar de vergunning niet heeft overgedragen gekregen, kan ook hij er geen gebruik van maken. Hij kan dan wel belanghebbende zijn ten aanzien van de intrekking, omdat hij alsnog met de vergunninghouder overeen kan komen dat de vergunning aan hem wordt overgedragen. Daarom zenden wij, in geval de vergunninghouder geen rechthebbende meer is van het perceel waarvoor de vergunning is aangevraagd, een afschrift van het voornemen en het intrekkingsbesluit naar de huidige rechthebbende van het perceel. De zienswijze van een belanghebbende zal ook worden meegenomen in de afweging om al dan niet over te gaan tot intrekking van een omgevingsvergunning. Vierde lid Onder het belang van de gemeente wordt ook verstaan het algemene belang dat behartigd wordt door de gemeente. Specifieke belangen die bij deze afweging worden betrokken zijn onder meer: financiële belangen van zowel vergunninghouder als gemeente; voorgenomen planologische ontwikkelingen; (voorgenomen) wijzigingen in landelijke, provinciale en lokale regelgeving; Vijfde lid Het gaat in deze gevallen om concrete en/of dringende aanleidingen om de termijn die in het eerste en tweede lid zijn genoemd, te verkorten. Enkele mogelijke voorbeelden: als uit gewijzigde technische inzichten blijkt dat bouwen volgens de verouderde regelgeving (die van toepassing is op de omgevingsvergunning) direct gevaar voor personen of de omgeving oplevert, wordt de omgevingsvergunning eerder ingetrokken. Een ander voorbeeld is wanneer er een ontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt en de vergunde activiteit niet binnen het bestemmingsplan past. Indien met toepassing van het vijfde lid besloten wordt de vergunning eerder in te trekken, wordt dit besluit gemotiveerd. Artikel 3 Derde en vierde lid Zie de toelichting bij artikel 2, derde en vierde lid. Artikel 4 Artikel 2, derde lid, en artikel 3, derde lid, bepalen dat de voorgenomen intrekking kan worden opgeschort. Er wordt in dergelijke gevallen nadrukkelijk niet afgezien van intrekking. Omdat de intrekking wordt opgeschort hoeft na het verstrijken van de termijn niet opnieuw een voornemen tot intrekking worden verzonden, indien geen begin is gemaakt met de vergunde activiteiten of de activiteiten niet opnieuw zijn opgestart. Het college kan in dat geval direct overgaan tot intrekking van de omgevingsvergunning. Artikel 5 Afhankelijk van de vraag of een omgevingsvergunning door middel van de reguliere of de uitgebreide voorbereidingsprocedure tot stand is gekomen, gelden er verschillende intrekkingsprocedures. De te volgen intrekkingsprocedure komt in grote lijnen overeen met de verleningsprocedure. Zo wordt bij de intrekking

van vergunningen die volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure zijn verleend een langere en uitgebreidere procedure gevolgd dan in geval van een reguliere omgevingsvergunning.