GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. BELASTINGKAMER 13 juni 1986 Nr. 253/85

Vergelijkbare documenten
GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Vierde Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer. een uitspraak en een besluit van de Inspecteur der omzetbelasting te Y, de inspecteur.

Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I. Griffie 3050/81 Type: ev. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer;

van de mondelinge uitspraak op het beroepschrift van X te Z

ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4710 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHLEE:2005:AT2841 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Meervoudige Belastingkamer;

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:GHLEE:2003:AJ0346 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, P, betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikking.

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

Het gerechtshof te Arnhem, tweede meervoudige belastingkamer;

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

Het gerechtshof te Arnhem, eerste enkelvoudige belastingkamer;

Het gerechtshof te Arnhem, tweede enkelvoudige belastingkamer;

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

Overwegende dat de inspecteur het verschuldigde griffierecht tijdig heeft

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. BK 658/81 1 maart 1985

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K

GERECHTSHOF AMSTERDAM

ECLI:NL:GHLEE:2005:AT5246 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00546

FutD met annotatie van Fiscaal up to Date V-N 2002/ V-N 2002/41.22

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

op het beroep van X te Y, belanghebbende, tegen een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst ondernemingen Z de Inspecteur.


ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

Gehoord ter zitting van 12 april 1983 belanghebbende, vergezeld van voornoemde gemachtigde, alsmede de inspecteur;

ECLI:NL:GHARN:2006:AW2040

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1980 opgelegd door de Inspecteur der directe belastingen te Y, de inspecteur.

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

ECLI:NL:GHARN:1999:AA1481

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

1.2. De aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

Gerechtshof te 's-gravenhage tweede meervoudige belastingkamer 19 maart 1998 nr. 96/0667 UITSPRAAK

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

ECLI:NL:GHLEE:2008:BD1433 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHSHE:2003:AO2814

ECLI:NL:GHLEE:2005:AS3944 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

Uitspraak. FutD V-N 2002/ BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Nr. 1340/98 en 301/99 1 juni 2001

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)


een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen P, de Inspecteur.

ECLI:NL:RBZWB:2013:7492

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

G E R E C H T S H O F A R N H E M.

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/ Uitspraak op het hoger beroep van

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHSGR:2003:AO0704

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

Uitspraak d.d. 10 januari 1986 MI Griffie 3699/85 Type: ws. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer.

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

LJN: BX7144, Gerechtshof 's-hertogenbosch, 11/00755

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK BK 1129/04 13 januari 2006

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

Gerechtshof te 's-gravenhage derde enkelvoudige belastingkamer d.d. 27 maart 1991 nummer: 3477/89-E-3. UITSPRAAK

ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00637

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:GHARN:2001:AD3385

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHARN:2000:AA5873

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659

Het gerechtshof te Arnhem, eerste meervoudige belastingkamer;

oa/ o ao3 Y Z LB.V., gevestigd te

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

op het beroep - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - van X te Z, belanghebbende,

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

De Hoge Raad der Nederlanden,

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 352/86 27 mei 1988

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL. van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

ECLI:NL:RBROT:2006:AV6127

ECLI:NL:OGEAA:2016:950

ECLI:NL:RBZWB:2015:306

Transcriptie:

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN DERDE ENKELVOUDIGE UITSPRAAK BELASTINGKAMER 13 juni 1986 Nr. 253/85 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, derde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep namens X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur der directe belastingen te Y, gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting over het tijdvak 1978 tot en met 1982. 1. Ontstaan en loop van het geding. Aan belanghebbende werd over het tijdvak 1978 tot en met 1982 op grond van de Wet op de loonbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige tijdvak gold (hierna te noemen: de Wet) door de Inspecteur een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd tot een bedrag van f. 12.957,-- aan loonbelasting zonder verhoging. Op het bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak van 12 februari 1985 de naheffingsaanslag gehandhaafd. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 26 februari 1985 is ingekomen. Nadat de Inspecteur zijn vertoogschrift (met bijlagen) heeft ingezonden, heeft het Hof belanghebbende toegestaan een conclusie van repliek in te zenden, welke conclusie van repliek ter 's Hofs griffie is ingekomen op 2 december 1985 en waarvan een afschrift werd gezonden aan de Inspecteur. De Inspecteur heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingezonden, welke conclusie van dupliek ter 's Hofs griffie is ingekomen op 16 december 1985 en waarvan een afschrift werd gezonden aan de gemachtigde van belanghebbende. Hierna heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 7 januari 1986, gehouden te V, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbende zomede de Inspecteur. Ter voormelde zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende een door hem voorgedragen pleitnota overgelegd. Op voorbedoelde zitting heeft het Hof de gemachtigde van belanghebbende verzocht schriftelijk nadere gegevens te verstrekken en deze toe te zenden aan de Inspecteur. 1

De Inspecteur heeft vervolgens omtrent bedoelde nadere gegevens en omtrent een onderdeel uit de door de gemachtigde van belanghebbende voorgedragen pleitnota van zijn gevoelen doen blijken bij een schrijven van 30 januari 1986, waarvan een afschrift is toegezonden aan de gemachtigde, die bij brief van 12 februari 1986 heeft gereageerd. Partijen hebben - daartoe in de gelegenheid gesteld - afgezien van het verzoeken om een nieuwe mondelinge behandeling van de zaak. Om die behandeling af te sluiten en om daarna mondeling uitspraak te kunnen doen, heeft het Hof partijen schriftelijk in kennis gesteld van de zitting op 28 februari 1986 te 9.30 uur. Toen partijen aldaar niet verschenen heeft het Hof alstoen mondelinge uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven ter post bezorgd op 7 maart 1986 aan partijen is verzonden. De gemachtigde van belanghebbende heeft tijdig, onder betaling van griffierecht, om een schriftelijke uitspraak verzocht. De inhoud van alle genoemde stukken moet hier als ingevoegd worden beschouwd. 2. De feiten. Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist tussen partijen vast: Belanghebbende is garage- en pomphouder te W. Belanghebbende maakt gebruik van een gering aantal vaste weekend- en vakantiehulpen (hierna: de hulpen) die ieder een verschillend loon ontvangen en die niet volgens een vast schema werken. Op belanghebbendes verzamelloonstaten van 1978 tot en met 1982 zijn de hulpen voor bepaalde loonbedragen opgenomen, doch van hen is slechts een nummer vermeld en geen naam en adres. De door belanghebbende opgemaakte loonbelastingkaarten vermelden eveneens niet de namen en de andere vereiste gegeven van de hulpen. De loonboekhouding vermeldt per hulp het loon dat per dag is afgesproken en het aantal dagen per periode dat is gewerkt c.q. is uitbetaald. Door romeinse nummering wordt aangegeven hoeveel en welke hulpen gewerkt hebben. Belanghebbende heeft op de aan de hulpen betaalde lonen loonbelasting ingehouden en afgedragen naar 2

tariefgroep I met toepassing van de witte dagtabel. Na een vanwege de Inspecteur ingesteld boekenonderzoek loonbelasting met betrekking tot de periode 1978 tot en met 1982 is belanghebbende op grond van artikel 48 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: A.W.R.) verzocht om meer gegevens te verstrekken omtrent de namen en adressen van de hulpen. Toen belanghebbende niet aan dit verzoek voldeed heeft de Inspecteur over het tijdvak 1978 tot en met 1982 een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd. In het rapport met betrekking tot het voorlaatste boekenonderzoek loonbelasting over de periode 1973 tot en met 1976 is niets vermeld over loonbetalingen aan weekenden/of vakantiehulpen. Dit is gebleken op de zitting van 7 januari 1986. 3. Het geschil. Te dezen is in geschil het antwoord op de vraag of de loonbelasting terzake van het aan de hulpen betaalde loon ingehouden en afgedragen moet worden naar tariefgroep I met toepassing van de witte dagtabel, hetgeen belanghebbende voorstaat, of dat een percentage van 25 op het betaalde loon aan loonbelasting dient te worden ingehouden en afgedragen, zoals de Inspecteur stelt. In het eerste geval zal de naheffingsaanslag geheel moeten worden vernietigd en in het tweede geval kan bedoelde aanslag in stand blijven. De grootte van de loonbedragen is niet in geschil. 4. Het standpunt van partijen. Het Hof verwijst te dier zake naar de gedingstukken. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende zijn beroep op het vertrouwensbeginsel uitgebreid door te verwijzen naar de laatste alinea van blad 1 van de Geleidenota bij het nieuwe materieel voor de loonbelasting en premieheffing van december 1985, waarin is vermeld dat de werknemer die geen loonbelastingverklaring inleverde tot 1 januari 1986 ingedeeld moest worden in tariefgroep I. 3

5. De overwegingen omtrent het geschil. Daar volgens de gedingstukken het hier betreft een gering aantal vaste hulpen, die ieder een verschillend loon ontvangen en die niet volgens een vast schema werken, ontleent het Hof daaraan het vermoeden dat belanghebbende over meer gegevens beschikt dan hij aan de Inspecteur of het Hof heeft verstrekt. Immers voor wisselende dagen is het nodig dat belanghebbende tenminste beschikt over de naam en het adres of telefoonnummer van de hulp. Op grond van artikel 48 juncto artikel 29 van de A.W.R. moet dan het beroep worden afgewezen, nu ook niet gebleken is dat en in hoeverre de aanslag onjuist is. Ook indien belanghebbende die gegevens niet zou hebben, moet het beroep worden afgewezen. Immers dan moet artikel 28, lid 2, van de Wet worden toegepast. Daarbij staat niet vast het loontijdvak. Het is een algemeen bekend feit dat bij een normaal te achten beloning in situaties als de onderhavige het tarief van groep I reeds spoedig meer dan 25 percent bedraagt. Het is dan ook aannemelijk dat het door de Inspecteur gehanteerde tarief van 25 percent niet te hoog is. Het tegendeel is niet aannemelijk geworden. Anders dan belanghebbende meent is hier derhalve geen sprake van een buitenwettelijk tarief. Ook niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende met vrucht een beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel, gebaseerd op een vorig boekenonderzoek (waarvan het rapport ter zitting aan het Hof is getoond) dan wel op de geleide nota bij het nieuwe materiaal 1986. Belanghebbendes aanbod de gehele boekhouding aan het Hof over te leggen wordt gepasseerd, nu wel duidelijk is dat de in die boekhouding opgenomen gegevens voldoende bekend zijn. 6. De beslissing. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur. Gedaan op 13 juni 1986 door de heer Mr. Bulthuis, Raadsheer, Lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de Griffier Mr. Wartena en ondertekend door voornoemde Raadsheer en door voornoemde Griffier. Wartena Bulthuis 4

Op 25 JUNI 1986 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen. De Griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden. 5