26 Liège N O T A E PRAEHISTORICAE

Vergelijkbare documenten
26 Liège N O T A E PRAEHISTORICAE

Nieuw onderzoek op het sitecomplex langs de Molse Nete te Lommel

Vervolgonderzoek op het sitecomplex langs de Molse Nete te Lommel Opgravingscampagne 2012

Opgraving Notae Praehistoricae van de vroegmesolithische : locus 7 te Meer-Meirberg (prov. Antwerpen)

Archeo-rapport 45 Het archeologisch vooronderzoek aan de Heibloemstraat te Meerhout

Uitgestrekte mesolithische site-complexen in de Kempen. Ravels Witgoor en Opglabbeek Ruiterskuilen-Turfven (boorcampagne 2002)

Rapportage proefsleuvenonderzoek Borsbeek - Eugeen Verelstlei

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Een ftanietrijke mesolithische vindplaats te Meeuwen Monnikswijer (Limburg, BE)

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

ARCHEOLOGIENOTA. MOERBEKE-WAAS FAZANTENLAAN (prov. OOST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Archeo-rapport 4 Archeologisch vooronderzoek aan de Oude Tramweg te Munsterbilzen

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein

UITGEWERKT VOORBEELD ERKENNINGSDOSSIER WAARDEVOLLE SITE VOOR BODEM LOMMEL - MAATHEIDE

Federmessersites te Lommel-Maatheide (Limburg) Opgravingscampagne 2004

25 Gent N O T A E PRAEHISTORICAE

Halle, Duezstraat Proefsleuvenonderzoek

Waarderend archeologisch onderzoek in het kader van het project Habitatherstel in Averbode Bos en Heide (LIFE 06 NAT/B/000081)

Programma van maatregelen: Sint-Kwintens-Lennik (Lennik) Veldstraat

Programma van maatregelen: Muizen (Mechelen) - Spreeuwenhoek

Programma van maatregelen: Aalter Sint-Jozefstraat

26 Liège N O T A E PRAEHISTORICAE

Archeologienota: Het archeologisch bureauonderzoek aan de Hermansstraat te Werchter Annelies De Raymaeker

Een begraven laatglaciaal landschap te Lommel Nieuwe Koop (Prov. Limburg, B)

Schoten Afkoppeling RWA Bloemendaal-DWA Jozef Jennesstraat (23.126) Programma van Maatregelen. Amsterdam 2017 VUhbs archeologie

Steentijdsites op de Maatheide te Lommel Archeologische opgravingen 2004

Els MEIRSMAN, Marijn VAN GILS, BART VANMONTFORT, Etienne PAULISSEN, Jan BASTIAENS & Philip VAN PEER. 1. Inleiding. 2. Geografische context

Steentjes onder de stad: een kleine concentratie lithische artefacten te Mechelen Stompaertshoek (Prov. Antwerpen, B)

26 Liège N O T A E PRAEHISTORICAE

ARCHEOLOGIENOTA. KORTRIJK DRIE HOFSTEDEN (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN ANTWERPEN DELWAIDEDOK

Steekkaart. Meer uitleg over de structuur en inhoud van de steekkaarten, vindt u in de leeswijzer.

De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk

Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich

Archeo-rapport 171 Het archeologisch vooronderzoek aan de Hazelereik te Tongeren

Stationsplein (Beveren-Waas, Oost-Vlaanderen)

RAPPORTAGE VONDSTMELDING TONGEREN: GROTE MARKT

Kamerstraat te Hechtel (gem. Hechtel- Eksel) Programma van Maatregelen

Archeo-rapport 194 Het archeologisch vooronderzoek aan de Nachtegaalstraat te Koersel

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

ARCHEOLOGIENOTA. ROESELARE HONZEBROEKSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

The Zakynthos Survey Verslag van de werkzaamheden en resultaten

Kartering en waardering van een finaalpaleolithisch/ mesolithisch sitecomplex te Arendonk-Korhaan (prov. Antwerpen).

Archeo(rapport!289!! Het! archeologisch! vooronderzoek! aan! de! Lage! Kaart! te! Brasschaat!

Programma van maatregelen: Londerzeel - Bloemstraat

Programma van maatregelen: Turnhout - Hoveniersstraat

Archeologisch vooronderzoek aan de Battelestraat te Velm (Sint-Truiden)

Archeo-rapport 63 Bijkomend megabooronderzoek te Tessenderlo-Schoonhees

ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN WUUSTWEZEL NOORDWATERINGSWEG

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

SCHOONAARDE STATIONSOMGEVING

Archeo-rapport 54 Het archeologische vooronderzoek bij de uitbreiding van Meubelen Jore te Millen

Archeologische opvolging van de werken in kader van inrichtingsplan Oude Kale (gemeentes Nevele en Lovendegem en stad Gent)

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN

Figuur 14: Horizontale spreiding van de verschillende grondstoffen per vak. Totaal aantal artefacten per vak in: (A) Vuursteen variant 1 (B)

ARCHEOLOGISCHE PROSPECTIE MET INGREEP IN DE BODEM ROTSELAAR BROEKSTRAAT

Over ijzertijdboeren en middeleeuwse. erven in het Demerbroek te Rotselaar- Hellicht

Boomvallen met debitagemateriaal en enkele secundaire vondsten te Opwijk - Millenniumstraat (Vlaams-Brabant)

25 Gent N O T A E PRAEHISTORICAE

Archeologienota Baron Descampslaan 44 te Wijgmaal (Vlaams-Brabant).

Archeologienota:! de! bouw! van! een! stal! te! Groesaard! in! Poederlee!(gemeente!Lille)!! !!!!!!!!!!!!!!!!!!!

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK

Rapportage vondstmelding: Oostende, zeedijk (thv. Hertstraat)

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Een huisstijl voor het VIOE

Programma van maatregelen: Bouwel (Grobbendonk) Vrijheidsstraat 5

4 Archeologisch onderzoek

POLYHISTORIAE januari 2016

ARCHEOLOGIENOTA. MELLE ROOTPUTTE (prov. 00ST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

Realisatie van appartementen langsheen de Arkenvest Halle

Rond en groen De piramiden van Ronse

N76, Zwartberg, gemeente Genk

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

1.2 Doelstellingen. 1.3 Projectopbouw

Prospectie- en evaluatieonderzoek in het kader van het Sigmaplan, deel 4 (Oost-Vlaanderen, B)

Zellik - Aloïs De Deckerstraat / Galgenberg

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE-HEIST GEMEENTEPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Verslag proefsleuvenonderzoek Eindhout - Gemeenteheidestraat (gem. Laakdal; prov. Antwerpen) (vergunning 2007 / 94)

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

STADEN RENOVATIE RWZI Aquafinproject

ARCHEOLOGIENOTA. WEVELGEM NIEUWSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Archeo-rapport 19 Het archeologische vooronderzoek aan de Herstappelstraat te Lauw

Programma van maatregelen: Waasmunster - Schrijbergstraat

Brouwerijsite (Kortemark, West-Vlaanderen)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeo-rapport 48 Het archeologische vooronderzoek aan de Spurkerweg te Bilzen

Archeologische opvolging van de aanleg van een natuureducatieve tuin in Oudenaarde, Ename

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling

Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op het Hof van Praet te Oedelem

Bavikhove, Eerste Aardstraat

Archeologienota:!De!verkaveling!aan!de!Struikheidestraat!te! Muizen!(gemeente!Mechelen)!

Programma van maatregelen: Kampenhout - Haachtsesteenweg

Archeologienota Roeselare Klaproosstraat

DEEL 3: PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Verkennend en waarderend booronderzoek in het alluvium van de Schelde

RAAP België - Rapport 85 Bouw twee handelspanden aan de Hendrik Consciencelaan (Waarschoot)

Het archeologische vooronderzoek aan de Karthuizersstraat te Holsbeek. Inhoudstafel p. 1. Hoofdstuk 1: Inleiding en situering p. 2

Toekomststraat, Hasselt

Transcriptie:

26 Liège 2006 N O T A E PRAEHISTORICAE

Liège - 16.12.2006 Groupe de Contact FNRS «P r é h i s t o i r e» «P r e h i s t o r i e» C o n t a c t g r o e p organisation / organisatie M a r c e l O t t e Université de Liège Service de Préhistoire Place du XX Août 7, Bât A1 BE - 4000 L i è g e Marcel.Otte@ulg.ac.be & Dominique Bonjean K é v i n D i M o d i c a asbl Archéologie Andennaise 339d, rue Fond des Vaux BE - 5300 Sclayn (Andenne) Scladina@swing.be w w w. S c l a d i n a. b e coordination / coördinatie Philippe Crombé Marc De Bie Ivan Jadin Marcel Otte Michel Toussaint Philip Van Peer D / 2 0 0 6 / 7 1 8 1 / 1

Kartering Notae Praehistoricae en waardering 26-2006 van een : 157-160 nieuw mesolithisch site-complex te Wuustwezel - Het Moerken 157 Kartering en waardering van een nieuw mesolithisch site-complex te Wuustwezel - Het Moerken (prov. Antwerpen) Marijn VAN GILS & Marc DE BIE Samenvatting Een intensieve boorcampagne te Wuustwezel (provincie Antwerpen) in juli-augustus 2006 leverde gegevens ter waardering van de site: lokalisatie van de artefactconcentraties, gedetailleerde bewaringstoestand van de bodem en het landschap en determinatie van en rijkdom aan archeologisch materiaal. Opnieuw hebben we te maken met een uitgestrekt site-complex op een droge zandige rug uitijkend over een natte depressie. Dit onderzoek verleent ons niet enkel inzicht in de locatiekeuze van vroegholocene jager-verzamelaars in de Kempen, maar biedt ook een eerste evaluatie van de impact van afplaggingswerken op steentijdsites. Abstract An augering campaign in Wuustwezel (province of Antwerp) in July and August 2006 provided data to assess the site with regard to location, extension, wealth and preservation. It proves to be an extensive site-complex on a dry sandy ridge bordering former open water. Next to an insight in hunter-gatherer settlement patterning, an evaluation of the impact of cutting sods (scraping the upper soil layer in order to allow the seeds of the old heather vegetation to germinate again) is presented. Sleutelwoorden: Antwerpen (B), Wuustwezel, Brasschaat, mesolitihicum, militair domein, boringen, plaggen, survey. 1. Voorgeschiedenis en context van het onderzoek De steentijdvindplaats Wuustwezel - Het Moerken werd ontdekt in mei 2005, tijdens een terreinbezoek op het Groot Schietveld van Brasschaat in het kader van het project «heideontwikkeling in militaire gebieden, een onderzoek naar de archeologische rijkdom en de mogelijkheden tot integratie in de beheersplannen», aansluitend bij het LIFE-project DANAH (Verdurmen & Tys, 2005). Op een afgeplagde strook, waar de zandbodem bloot kwam te liggen, werden door ons talrijke vuurstenen artefacten aan de oppervlakte aangetroffen. Deze strook is gelegen op een droge zandrug langs de moerassige depressie van Het Moerken, een typische locatie waarvan prospectie- en waarderingscampagnes in de Kempen tijdens de laatste vijf jaar een hoge kans op de aanwezigheid van uitgestrekte site-complexen hebben aangetoond (De Bie & Van Gils, in druk; Van Gils & De Bie, 2006, in druk). De grote waarde van deze nieuwe vindplaats ligt voornamelijk in de uitzonderlijke bewaringstoestand van het gebied. Het bleef de voorbije 120 jaar gevrijwaard van intensieve menselijke verstoring (verkaveling, landbouw, wegenaanleg, industrie...) als gevolg van haar ligging op militair domein, en meer specifiek haar functie als «veiligheidszone» rond de doelenzone. Aangezien de site ontoegankelijk en tot voor kort ongekend was, hebben ook amateur-archeologen geen artefacten verwijderd. Militaire domeinen vormen nog grotendeels blinde vlekken op archeologische spreidingskaarten. Op het Groot Schietveld van Brasschaat was tot voor kort slechts één steentijdsite gekend, gelegen aan de Schoor- en Schaapsdijkbeek op een gelijkaardige rug in de zuidoostelijke veiligheidszone, waar deze was ontdekt bij de aanleg van een brandgang (Maes, 1983; Vermeersch et al, 2005). Een nieuwe archeologische campagne op dit militair terrein betekende dan ook een buitenkans. 2. Doelstellingen De doelstellingen van de campagne waren tweeledig. Enerzijds werd een algemeen waarderingsonderzoek uitgevoerd op de site, met een precieze lokalisatie van de artefactconcentraties en een beschrijving van de toestand van de bodem, bewaringstoestand en potentieel van het omringende landschap, de culturele context en de dichtheid van en rijkdom aan archeologisch materiaal als doel. Anderzijds werd de impact van afplaggen (het verwijderen van de vegetatie en de humusrijke toplaag om heidebegroeiing meer kansen te bieden) op deze vindplaats geëvalueerd. Door het vergelijken van de reeds afgeplagde stroken op de site met de rest van de rug werd gepoogd om na te gaan of, en zo ja in welke mate, afplaggen de steentijdsites verstoort. Dit project

158 M. Van Gils & M. De Bie moest dan ook niet enkel bijdragen tot het inzicht in de nederzettingpatronen van de prehistorische mens, maar ook gegevens aandragen waarmee natuur- en erfgoedbeheer in de toekomst beter op elkaar kunnen afgestemd worden. 3. Terreinmethode Deze vragen werden grotendeels beantwoord door middel van een systematische boorcampagne. Deze methode bestaat uit het plaatsen van een groot aantal sondages in een regelmatig patroon: een driehoeksgrid met raaien om de 5 m, waarop geschrankt om de 6 m een boorpunt wordt uitgezet. De diameter van de boringen bedroeg 20 cm en de gemiddelde diepte ongeveer 85 cm, voldoende om de volledige podzolbodem te bemonsteren. Het opgeboorde sediment werd met een maaswijdte van 3 mm ter plaatse droog uitgezeefd en de herkomst van de gerecupereerde artefacten werd op plan aangeduid. Daarnaast namen we de plaatselijke topografie in detail op en registreerden we voor elke boorput het bodemprofiel. De boorputjes werden dagelijks terug opgevuld met uitgezeefd sediment zodat ze geen valkuilen werden voor de plaatselijke fauna. Deze droge, zandige rug blijkt immers één van de belangrijkste overwinteringsplaatsen te vormen voor de grootste adderpopulatie van Vlaanderen. Ook in de zomer worden er vaak adders waargenomen, dus werd het net van boringen met de nodige voorzichtigheid aangelegd om zowel de holen waarin zij hun winterslaap houden als de plekjes waar zij de rest van het jaar graag zonnebaden niet te vernielen. Het is trouwens opvallend dat deze dieren net dezelfde locatie als gunstige verblijfplaats hebben uitgekozen als de prehistorische mens. Dit jaar werd deze boormethode voor het eerst gemechaniseerd, zowel voor het boren als het zeven. Tijdens de droge zomer transformeerde de aanrijkingshorizont van de podzolbodem op de droge top van de rug immers tot een haast niet penetreerbare Fig. 1 Aanduiding van de vondstlocaties op de topografische kaart. Het ontbreken van de bodemkaart, ingekleurd op drainageklasse, vanaf het noordwesten geeft de rand van het Groot Schietveld van Brasschaat weer. A: De intensief beboorde zone (gearceerd weergeven) met de vondstlocaties (bollen waarvan de grootte evenredig is met het aantal vondsten). B: De extra boringen die vondsten opleverden op de zuidwestelijke en noordoostelijke uiteinden van de rug. C: Oppervlaktevondsten op afgeplagde stroken.

Kartering en waardering van een nieuw mesolithisch site-complex te Wuustwezel - Het Moerken 159 plaat wat het manueel boren met de edelmanboor zeer traag en moeizaam deed verlopen. Het gebruik van een mechanische boor, die een 20 cm archimedesschroef met een benzinemotor aandrijft, bleek een aanzienlijke tijdwinst op te leveren en werd dan ook voor de rest van de campagne gebruikt. Daarnaast werd een motorzeef voor het eerst voorzien van een 3 mm draad, wat voor deze relatief kleine stalen geen bijzondere problemen opleverde en beduidend sneller werkte dan een vaste zeefbak. Een onderstel op wielen zorgde voor voldoende mobiliteit. Omwille van de omvang van de rug en de beperkte termijn van de campagne werd gekozen om slechts een deelgebied in detail te bekijken. De artefactspreiding die hieruit resulteerde, werd dan verder gebruikt om de laterale uitbreiding met behulp van extra boringen richting te geven. Zo werd midden op de rug een strook van 200 m lengte geselecteerd, waarbij de volledige breedte van de rug beboord werd (fig. 1: A). De begroeiing met overwegend pijpestrootje, in tegenstelling tot de beboste uiteinden van de rug, en de nabijheid van een onverharde weg, vormden praktische argumenten voor deze selectie. Het feit dat de rug hier het duidelijkst de natte depressie flankeert en er bovendien een lange strook op afgeplagd was, een opportuniteit voor het vervullen van onze tweede doelstelling, waren echter veel doorslaggevender. 4. Resultaten 4.1. Kartering Op een kleine vier weken tijd werden zo meer dan 450 boringen uitgevoerd, waarvan 425 in de centrale zone. Hier leverden 42 verschillende boorputjes 57 vondsten op, met maximum drie vondsten per put. Het ensemble bestaat grotendeels uit chips en ander debitage-afval, met nagenoeg geen werktuigen die enige chronologische toewijzing toelaten. Enkel een groot fragment van een dekkend geretoucheerde spits kan de occupatie in het midden mesolithicum plaatsen, maar de aanwezigheid van andere periodes kan uiteraard niet uitgesloten worden. De vondsten kwamen steeds op de top van de rug en op de naar de depressie toe gekeerde helling aan het licht, zelfs tot op enkele meters van het water, maar nooit op de noordoostelijke «achterzijde» van de rug. Deze vondstspreiding bevestigt opnieuw het belang van waternabijheid voor de nederzettingskeuze van de prehistorische jagers-verzamelaars. Lateraal blijven de vondsten nagenoeg lacunevrij doorlopen. Aangezien dit deed vermoeden dat de steentijdoccupaties de topografie op gelijkaardige wijze over de rest van de rug volgen, werden ook op de noordoostelijke en zuidwestelijke uiteinden van de rug een aantal boringen uitgevoerd. Dit leverde al snel positieve resultaten op, met respectievelijk twee putjes met elk één vondst en twee putjes met ieder drie vondsten (fig.1: B). Tussen de intensief beboorde zone en het noordoostelijk uiteinde boden afgeplagde stroken bovendien de mogelijkheid tot beperkte oppervlakteprospectie, wat ook hier het continu doorlopen van de vindplaats over de rug bevestigt (fig.1: C). We zien dus een zeer uitgestrekte site, vaak nauwelijks 25 m breed maar meer dan een kilometer lang, die zeer sterk aan de topografie van het natuurlijk landschap gebonden lijkt. 4.2. De invloed van plaggen Eén van de doelstellingen van dit project bestond uit de evaluatie van de impact van het plaggen op de site. Bij nader inzien bleek het binnen de gestelde termijn helaas niet mogelijk om de afgeplagde stroken met de rest van de site te vergelijken op basis van de vondstspreiding. Zelfs bij een verdichting van het grid tot 2,5 bij 3 m kwamen te weinig boringen op de smalle afgeplagde stroken terecht (meestal slechts één kraanbak breed), wat in combinatie met de beperkte vondstaantallen geen statistisch valabel onderscheid opleverde. Het opgraven van 3 m², waarvan 2 m² wel en 1m² niet afgeplagd, ter voorbereiding van het graven van een profielput, leverde eveneens te weinig vondsten op om uitsluitsel te geven over het mogelijk verdwijnen van artefacten onder invloed van afplaggen. De bewaringstoestand van de bodems bleek meer informatie te bieden aangezien in dat geval de gegevens van alle boringen, niet enkel degene met artefacten, bruikbaar zijn voor een vergelijking tussen de afgeplagde zones en de rest van de site. Over het algemeen lijkt de rug bijzonder goed bewaard. De natuurlijke podzolbodem is over het overgrote deel van de oppervlakte aanwezig en vertoont enkel de sporen van een éénmalige verploeging in de top van de uitlogingshorizont (E of A2). Occasionele verstoorde profielen zijn het resultaat van zeer lokale menselijke of natuurlijke impact, of van grachten in de lagere zone ten noordwesten van de rug. Ook in de 93 boringen op de afgeplagde stroken bleek de podzol vaak bewaard, maar de uitlogingshorizont A2 vertoont hier duidelijk de invloed van het afplaggen. Hij is meestal wel aanwezig, maar de gemiddelde dikte bedraagt slechts 12 ± 13 cm, tegenover gemiddeld 24 ± 15 cm op de rest van de beboorde zone. Ook bij de profielen van de opgegraven 3 m² was dit verschil duidelijk zichtbaar. Dit verlies aan sediment kan zowel door de afplaggingswerken zelf zijn veroorzaakt als door de erop volgende winderosie van het losse zand wanneer dit niet meer door de vegetatie vastgehouden wordt.

160 M. Van Gils & M. De Bie Om de stratigrafische positie van de site te bepalen werden de boorstalen in drie verdeeld: een bovenste deel, een middelste en een diepste, elk gemiddeld 25 cm tot 30 cm dik. Dit geeft een ruw idee van de verticale spreiding van de vondsten. Uit de bovenste stalen werden 29 vondsten gerecupereerd, uit de middelste 20 en uit de diepste slechts 8. Deze afname in de verticale spreiding toont vooreerst dat onze boringen diep genoeg geplaatst werden om het merendeel van de artefacten te kunnen treffen. Daarnaast blijkt hieruit vooral dat het grootste deel van de vondsten zich relatief dicht bij de huidige oppervlakte bevindt, en daardoor extra gevoelig is voor oppervlakkige erosie en dus ook voor afplagging. 5. Conclusie De nieuwe site Wuustwezel - Het Moerken vertoont alle, ondertussen typische, kenmerken van een mesolithische vindplaats in de Kempen: zeer uitgestrekt en gelegen op een langgerekte zandige rug ten noordwesten van een natte depressie. Daarnaast valt in het bijzonder de gerichtheid naar het water op en is de site uitstekend bewaard. Een eerste vergelijking van de bewaringstoestand van de bodems wijst uit dat afplaggingswerken een negatieve impact kunnen hebben op de bewaring van dergelijke steentijdsites. Deze ingrepen worden dan ook best begeleid door aangepast archeologisch onderzoek en vermeden op gekende vindplaatsen. Bibliografie DE BIE M. & VAN GILS M., in druk. Mesolithic settlement and land use in the Campine region (Belgium). In: WOODMAN P. & MCCARTAN S. (eds), Meso 2005. Proceedings of the 7 th International Conference on the Mesolithic in Europe, Belfast, Northern Ireland, Aug 29- Sept 2, Oxbow, Oxford. MAES K., 1983. Bijdrage tot de studie van Mesolithische microlieten in de provincie Antwerpen. Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Leuven, KULeuven. VAN GILS M. & DE BIE M., 2006. Steentijd in de Kempen. Prospectie, kartering en waardering van het laat-paleolithisch en Mesolithisch erfgoed. In: MEYLEMANS E. (ed.). Centrale Archeologische Inventaris (CAI) II. Thematisch inventarisatie- en evaluatieonderzoek, V.I.O.E.-rapporten, 2, Brussel: 7-16. VAN GILS M & DE BIE M., in druk. Les occupations tardi- et post-glaciaires au nord de la Belgique. Implantations dans le paysage et modèles de comportement. In: DUCROCQ T., FAGNART J.-P., SOUFI B. & THÉVENIN A. (eds), Le Mésolithique ancien et moyen de la France septentrionale et des pays limitrophes, Mémoires de la Société Préhistorique Française. VERDURMEN I. & TYS D., 2005. Heideontwikkeling in militaire gebieden: een onderzoek naar de archeologische rijkdom en de mogelijkheden tot integratie in de beheersplannen, Brussel, Rapport voor het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed. VERMEERSCH P. M., SCHELTENS E. & FOBLETS R., 2005. Laat- Mesolithicum te Brecht-Overbroek. De collectie R. Foblets. In: Jubileumboek. Honderd jaar Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Brecht en Omstreken, Brecht: 65-82. Dankwoord Het terreinwerk werd uitgevoerd door het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE), met ondersteuning van de Eenheid Prehistorische Archeologie (KULeuven). Voor de bijzonder vlotte en vaak zeer aangename samenwerking willen we Marc Schuermans, Harry Thijs, Wouter Huygens en Hans Jochems van het Agentschap voor Natuur en Bos en Katja Claus (AMINABEL) bedanken. Ook het gebruik van de mechanische boor danken we aan het ANB. Voor de toegang tot het domein en de zorg voor onze persoonlijke veiligheid bij de betreding ervan gaat onze dank uit naar Kampcommandant Roland Verbruggen, Luitenant- Kolonel stafbrevethouder Jaak Geens, Adjudant-chef Theo Struylaert en Eerste Sergeant Corine Pernet. Wij wensen ten zeerste de talrijke stagiairs (van KULeuven en VUB) en vrijwillige medewerkers te bedanken, zonder wiens inzet dit project onmogelijk was geweest. Tenslotte gaat onze dank uit naar medewerker Walter Bartels en topograaf Johan Van Laecke voor hun professionele inzet. Marijn Van Gils Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed Eenheid Prehistorische Archeologie Celestijnenlaan, 200 E BE - 3001 Heverlee marijn.vangils@geo.kuleuven.be Marc De Bie Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed & Vrije Universiteit Brussel Eenheid Prehistorische Archeologie Celestijnenlaan, 200 E BE - 3001 Heverlee marc.debie@rwo.vlaanderen.be