Beleidsregels inkomensondersteuning en inkomen 2015



Vergelijkbare documenten
Jaartal / nummer 2015 / 025. Naam Beleidsregels Inkomen Participatiewet Publicatiedatum 22 januari Opmerkingen

De beleidsregels Inkomen Wet werk en bijstand (2012), gepubliceerd onder GB zijn ingetrokken. Aantal bladzijden / verkoopprijs 13/ 0,65

Beleidsregels Participatiewet 2015

Collegevoorstel Advies: Openbaar. Onderwerp aanpassing beleidsregel bijstand en eigen woning. Programma / Programmanummer Inkomen / 3230.

Vragen adviescie LHBT-beleid over identiteitswijziging Transgenders

Beleidsregels Draagkracht Minimaregelingen Gemeente Boxtel en Gemeente Haaren Participatiewet

Wmo-raad gemeente Oss - Postbus BA Oss - telefoon wmoraad@oss.nl

- Intrekking van publicatie GB op 7 april Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2011 / 042

Onderwerp Vaststellen beleidsregels t.b.v. uitvoering minimabeleid in 2011

Gescand archief. Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad. Van Datum Pfh. Steller tel.nr. Programma Registratie nr. Stuk

Verordening Individuele inkomenstoeslag 2015 gemeente Rijswijk

B&W-nr.: d.d Wijziging Beleidsregels Bijzondere Bijstand

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag gemeente De Wolden 2015

Officiële naam regeling Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2015

Met dit voorstel brengen wij de beleidsregels in lijn met de wetgeving en de nieuwe verordeningen.

Verordening Individuele inkomenstoeslag gemeente Ameland 2018

Betreft: Vaststellen Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Tynaarlo 2015

Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2015

Gescand archief datum ^OEC 2014

Veranderingen in de Wet werk en bijstand in 2015

gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b en tweede lid van de Participatiewet;

Artikel 6: Nadere regels Het college stelt nadere regels voor de individuele inkomenstoeslag in beleidsregels.

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Wijk bij Duurstede (Utrecht)

Het dagelijks bestuur van WIHW; Gelezen het advies van de Regionale Cliëntenraad WIHW;

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Midden-Delfland 2015

De Raad van de gemeente Ede,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders gemeente Albrandswaard ( ) d.d.

Beleidsregels Compensatieregeling Schoonmaakondersteuning WMO

- Alleenstaanden en alleenstaande ouders krijgen dezelfde norm voor inkomenstoeslag, namelijk 436,- ;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van: 11 november 2014;

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Beesel 2015

MEMO. Lokaal. Geachte raad,

Verordening individuele studie- en inkomenstoeslag Ridderkerk 2015

Met ingang 2015 zijn er op het gebied van de bijzondere bijstand een aantal zaken veranderd.

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Smallingerland gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2014;

Toelichting. Conceptversie toelichting Verordening individuele inkomenstoeslag 18 september 2014 Pagina 1

Toelichting op de Verordening Individuele Minima Toeslag Brielle Toelichting algemeen

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid van de Participatiewet;

VERORDENING INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG PARTICIPATIEWET 2015

Verordening individuele studietoeslag en individuele inkomenstoeslag Uithoorn 2015

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG WWB 2013 GEMEENTE NOORD-BEVELAND

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Westland 2015

VERORDENING INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG GEMEENTE ASSEN 2015

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b en tweede lid van de Participatiewet;

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2015;

VERORDENING INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG GEMEENTE MIDDEN-DELFLAND 2015

Geconsolideerde Verordening individuele inkomenstoeslag participatiewet gemeente Oegstgeest 2015

Toelichting op de verordening individuele inkomenstoeslag

Tijdelijke regels aanscherping Wet Werk en Bijstand

op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 november 2014, no.za /DV , afdeling Samenleving;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van (datum);

Wijzigingen in de Bijzondere Bijstand en LDT per

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering van BESLUIT

TOELICHTING op de Bijstandsverordening / Toeslagenverordening gemeente Oegstgeest 2004

Datum: 3 november 2014 Portefeuillehouder: M. Klein

Verordening Individuele Inkomenstoeslag. Gemeente Kerkrade

Toelichting. Algemeen. Verbeteren positie arbeidsmarkt arbeidsgehandicapten

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2016 IGSD Steenwijkerland/Westerveld integraal weergegeven.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 december 2014, nr ;

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders gemeente Barendrecht ( ) d.d. 13 september 2016;

Vast te stellen de gewijzigde invulling van richtlijn B093 - Suppletie GKB-lening

Gemeente Nieuwegein; Verordening Individuele inkomenstoeslag WIL; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

- P-wet; Participatiewet - inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene

Onderwerp: Verordening persoonlijk minimabudget gemeente Overbetuwe 2015

Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren. de Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren vast te stellen:

Artikelsgewijze toelichting op de Toeslagenverordening WWB ISD Bollenstreek 2012

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Ede (Gelderland)

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân

VERORDENING INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG HELMOND 2015

Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkop Heemstede 2016

VERORDENING TOESLAGEN WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE GELDERMALSEN 2012

PARTICIPATIEWET. Maar nu.wat verandert er allemaal??

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag gemeente Hoogeveen 2015.

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Renkum 2015

Verordening langdurigheidstoeslag WWB gemeente Kaag en Braassem 2012.

Onderwerp: Verordening toeslagen en verlagingen van uitkeringsnormen op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb).

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Enschede 2015

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 9 juni 2015;

Subsidie Kinderfonds 2015

Raadsvoorstel agendapunt

Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2015

Lid 2: De begrippen die niet zijn omschreven in de WWB of Awb, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid van de Participatiewet; b e s l u i t :

B e s l u i t: Vast te stellen de Beleidsregels bijzondere bijstand zorg en minimabeleid gemeente Aalten.

Samenleving SAM

Beleidsregels Deeltijd ondernemen in de bijstand Orionis Walcheren 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2017 IGSD Steenwijkerland/Westerveld.

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

VERORDENING langdurigheidstoeslag Lelystad 2012

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Ede (Gelderland)

Financiële regeling voor langdurige minima: langdurigheidstoeslag

Verordening Individuele Studietoeslag en Individuele Inkomenstoeslag

Verordening individuele studietoeslag en individuele inkomenstoeslag 2018

GEMEENTEBLAD. Vastgestelde verordening - Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid onder c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 oktober 2014, nr. ;

Transcriptie:

Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beleidsregels inkomensondersteuning en inkomen 2015 Programma Inkomen & Armoedebestrijding Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Dit voorstel regelt de vaststelling van de beleidsregels inkomensondersteuning Participatiewet 2015 en de beleidsregels Inkomen Participatiewet 2015. Dit omdat per 1 januari 2015 de Wet Werk en Bijstand is vervangen door de Participatiewet. Hierdoor vervallen enkele beleidsregels, worden nieuwe beleidsregels toegevoegd en worden enkele tekstuele en technische wijzigingen aangebracht. Tot slot worden kleine uitvoeringstechnische wijzigingen in de beleidsregels Fonds maatschappelijke participatie volwassenen 2014/2015 doorgevoerd. BW-nummer - Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. MO10, Golshid Al Eshaq, 3338 Datum ambtelijk voorstel 6 januari 2015 Registratienummer 14.0014208 Ter besluitvorming door het college 1. Per 1 januari 2015 de beleidsregels inkomensondersteuning Wet werk en bijstand (publicatienummer GB2014-088) in te trekken. 2. Per 1 januari de Beleidsregels inkomensondersteuning Participatiewet 2015 vast te stellen onder voorbehoud van vaststelling van de verordeningen Individuele studietoeslag en Individuele Inkomenstoeslag door de raad op 11-02-2015. 3. Per 1 januari 2015 de beleidsregels Inkomen Wet werk en bijstand (publicatienummer GB2012-087) in te trekken. 4. Per 1 januari 2015 de Beleidsregels inkomen Participatiewet 2015 vast te stellen. 5. De beleidsregels Fonds maatschappelijke participatie volwassenen 2014/2015 in te trekken. 6. De Fonds maatschappelijke participatie volwassenen 2015 vast te stellen. Steller Golshid Al Eshaq Paraaf akkoord Datum Alleen ter besluitvorming door het College Besluit B&W d.d. 20 januari 2015 X Conform advies Aanhouden Anders, nl. nummer: 3.1 Bestuursagenda Paraaf akkoord Datum Portefeuillehouder Cvs beleidsregels p-wet 14-1

Collegevoorstel 1 Probleemstelling Vanaf 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht. De Participatiewet vervangt de Wet werk en bijstand (Wwb). Middels het voorstel Invoering Participatiewet, onderdeel Inkomen & Armoedebestrijding: vaststellen verordeningen hebben we de raad voorgesteld de verordeningen vast te stellen, die als gevolg van de invoering van de Participatiewet wijzigen of nieuw zijn. In dit voorstel hebben we reeds aangekondigd dat we als college de bevoegdheid hebben op een aantal onderdelen beleidsregels vast te stellen. Onderhavig voorstel regelt dit voor het onderdeel Inkomen (normen) en Inkomensondersteuning. Met de invoering van de Participatiewet wordt ook het maatregelenbeleid vernieuwd. Deze beleidsregels stellen we in een later stadium vast. We stellen in dit voorstel de beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet 2015 en de beleidsregels Inkomen Participatiewet 2015 vast om onze regelingen in het kader van bijzondere bijstand en algemene bijstand binnen de Participatiewet te kunnen uitvoeren. Dit betekent dat we voor zowel de beleidsregels inkomensondersteuning als inkomen enkele technische en tekstuele wijzigingen doorvoeren in de huidige beleidsregels. Daarnaast zijn er ook nieuwe beleidsregels toegevoegd naar aanleiding van de invoering van de Participatiewet. Deze zijn hieronder per onderdeel opgesomd: Onderdeel Beleidsregels Inkomensondersteuning Beleidsregels Inkomen Lokale beleidsruimte - Individuele studietoeslag - Individuele inkomenstoeslag - Garantietoeslag voormalige eenoudergezinnen - Inkomensgrenzen - Schoolverlatersnorm - Geen woonkosten - Commerciële huur - Tijdelijke regeling alleenstaande ouders met toeslagpartner Tevens maken we van de gelegenheid gebruik om enkele kostensoorten toe te voegen in het kader van bijzondere bijstand namelijk de kosten van het verkrijgen van een deskundigenverklaring transgenders en de legeskosten naturalisatie. Tot slot worden enkele kleine onderdelen gewijzigd in de beleidsregels Fonds maatschappelijke participatie volwassenen 2014/2015. Hierdoor kan deze tijdelijke regeling voor het bevorderen van de maatschappelijke participatie van volwassenen in Nijmegen goed worden uitgevoerd. In dit voorstel lichten we onze keuzes toe die we hebben gemaakt bij het vaststellen van de hierboven genoemde beleidsregels. 2 Juridische aspecten Het wettelijk kader wordt gevormd door de Participatiewet die per 1 januari 2015 in werking is getreden. Hierdoor vervalt de huidige Wwb. Het college is bevoegd om in aanvulling op de Participatiewet lokale regelgeving vast te leggen in de beleidsregels. 3 Doelstelling Doelstelling van dit voorstel is om de beleidsregels Inkomensondersteuning Wet werk en bijstand te vervangen door de beleidsregels inkomensondersteuning Participatiewet 2015 en

Collegevoorstel Vervolgvel 2 de beleidsregels Inkomen Wet werk en bijstand te vervangen door de beleidsregels inkomen Participatiewet 2015. Tevens is het doel de beleidsregels Fonds maatschappelijke participatie volwassenen 2014/2015 up to date te maken. 4 Argumenten Hieronder beargumenteren we onze keuzes per beslispunt. Door de vervanging van de Wwb door de Participatiewet worden de nodige technische en tekstuele wijzigingen aangebracht in de beleidsregels. In de bijlage Veranderingen beleidsregels Inkomensondersteuning en Inkomen 2015 zijn de veranderingen in de beleidsregels opgesomd. Beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet 2015 Hieronder worden de belangrijkste veranderingen in de beleidsregels Inkomensondersteuning genoemd. De verordeningen voor zowel de individuele studietoeslag als de individuele inkomenstoeslag worden middels het voorstel Invoering Participatiewet, onderdeel Inkomen & Armoedebestrijding vastgesteld. Naast het feit dat we de beleidsregels aanpassen voor de Participatiewet, maken we van de gelegenheid gebruik enkele kostensoorten toe te voegen aan de lijst met noodzakelijke kosten in het kader van bijzondere bijstand. Individuele studietoeslag Vanaf 2015 is er met de komst van de participatiewet een extra financiële ondersteuning voor studenten die vanwege hun arbeidsbeperking en handicap geen bijbaan kunnen hebben. Zij krijgen een toeslag van 150 per maand om het studeren laagdrempeliger te maken. Ons college stelt vast welke regels van toepassing zijn bij onder andere de aanvraag en de uitbetaling van de toeslag. Individuele inkomenstoeslag Tot voorheen kenden we in de Wwb de langdurigheidstoeslag. Dit was een tegemoetkoming van tussen de 325 en 460 voor diegenen die langdurig een inkomen op bijstandsniveau hebben en door het ontbreken van arbeidsmarktperspectief geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Met de komst van de participatiewet wordt de langdurigheidstoeslag vervangen door een individuele inkomenstoeslag. Hierdoor vervalt de categoriale eigenschap van de regeling en vindt een individuele beoordeling plaats bij het verstrekken van de toeslag. Nieuw ten opzichte van de langdurigheidstoeslag is onder andere dat de inkomenstoeslag niet ambtshalve wordt uitgekeerd maar middels een individueel verzoek plaatsvindt. Men moet tevens aantonen of er zicht is op inkomensverbetering en of er voldoende inzet is getoond om de inkomenspositie te verbeteren. Garantietoeslag voormalige eenoudergezinnen Met ingang van 1 januari 2015 komt door de Participatiewet de alleenstaande oudernorm te vervallen en wordt deze vervangen door de alleenstaande norm. Daarmee vervalt de basis voor de garantietoeslag voormalige eenoudergezinnen. Financieel vindt compensatie plaats via het kindgebonden budget. Als overgangsregeling beëindigen we lopende verstrekkingen uiterlijk op 1 juli 2015. Inkomensgrenzen In de huidige beleidsregels worden inkomensgrenzen en draagkrachtregels voor de bijzondere bijstand direct gerelateerd aan de voor de persoon geldende bijstandsnorm. Vasthouden aan deze koppeling betekent dat door de invoering van de kostendelersnorm en het schrappen van de alleenstaande oudernorm, het recht op bijzondere bijstand en

Collegevoorstel Vervolgvel 3 inkomensondersteunende voorzieningen wordt beperkt voor mensen met een ander inkomen dan de bijstandsuitkering. In de praktijk zou dit betekenen dat minder mensen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand en zal de hoogte van de bijstand lager uitvallen. Daarnaast betekent de kostendelersnorm dat alle aanvragen van overige minima moeten worden getoetst op kostendeling. Wij achten dit om beide redenen onwenselijk en maken daarom gebruik van onze nieuwe bevoegdheid om zelf inkomensgrenzen vast te stellen. 1 We laten daarom de directe koppeling met de bijstandsnorm in het minimabeleid los en gaan in de draagkrachtberekening uit van eigen normbedragen die we afleiden van de huidige normen zoals we die kennen per huishoudtype (alleenstaande, alleenstaande ouders en echtparen). Voor 2015 werken we met een indexering van 5% van de normen exclusief vakantietoeslag van 1 juli 2014, afgerond op 5,- naar boven. Op deze manier blijven we zo dicht mogelijk bij onze huidige toetsingssystematiek en benadelen we niemand als gevolg van de kostendelersnorm ten opzichte van ons huidig beleid rondom de bijzondere bijstand. Legeskosten naturalisatie Men kan het Nederlanderschap verkrijgen van rechtswege, door het afleggen van een optieverklaring of door de indiening van een verzoek om naturalisatie tot Nederlander. Aan de laatste twee mogelijkheden zijn door de Inlichtingen en Naturalisatiedienst (IND) kosten verbonden. In de afgelopen jaren heeft de IND de eisen van de naturalisatieprocedure strenger gemaakt en zijn de legeskosten gestegen. In Nijmegen waren er in 2014 ongeveer 200 naturalisatieaanvragen waarvan de legeskosten variëren tussen de 122 en 1.058. Voor mensen die niet over voldoende financiële middelen beschikken zijn de legeskosten van naturalisatie aanzienlijk hoog en daardoor een groot struikelblok. We vinden het echter belangrijk dat iedereen, dus onder andere ook vluchtelingen en vreemdelingen, goede kansen op de arbeidsmarkt hebben en gelijke kansen moeten krijgen om zich te ontwikkelen in de Nederlandse samenleving. Wij vinden dat het hebben van de Nederlandse Nationaliteit hieraan bijdraagt. We nemen daarom vanaf 2015 de legeskosten van naturalisatie op als noodzakelijke kosten in het kader van bijzondere bijstand. We schatten dat dit jaarlijks ongeveer 40.000 zal kosten. Door dit te doen geven we tevens gehoor aan het coalitieakkoord waarbij we het doel hebben mensen perspectief op werk te bieden en hen mogelijkheden te bieden om zelf hun kansen te vergroten en benutten. In de beleidsregels stellen we twee voorwaarden vast voor het verlenen van de legeskosten voor naturalisatie. Ten eerste moet de aanvraag tot naturalisatie als kansrijk worden beoordeeld, vanwege een positief advies van de gemeente. Bij een negatief advies van de gemeente worden de legeskosten niet vergoed omdat de kosten dan als niet noodzakelijk worden gezien. Ten tweede komt de belanghebbende voor de vergoeding van de legeskosten slecht eenmalig in aanmerking. Kosten deskundigheidsverklaring transgenders Sinds 1 juli 2014 kunnen transgenders via een makkelijke en snelle procedure een identiteitskaart krijgen die overeenkomt met hoe ze door het leven gaan. Zij kunnen namelijk 1 Per 1 januari 2015 zijn de wettelijke inkomensgrenzen voor de bijzondere bijstand van 110% van de geldende bijstandsnorm losgelaten.

Collegevoorstel Vervolgvel 4 bij de gemeente de vermelding van hun geslacht laten wijzigen op hun geboorteakte en in de Basisregistratie Personen zonder een operatie te hebben ondergaan. Hiervoor is echter een deskundigenverklaring vereist van een gespecialiseerd psycholoog. Hierin staat dat de persoon een weloverwogen beslissing neemt en op de hoogte is van de gevolgen van de wijziging. Het gesprek met de psycholoog kost 250 en het laten opsturen van de verklaring 65. Naast deze kosten moeten er reiskosten naar Amsterdam, Leiden of Groningen gemaakt worden aangezien de deskundigenverklaring momenteel alleen te verkrijgen is bij psychologen aan het VUMC te Amsterdam, het LUMC te Leiden of het UMCG te Groningen. Deze kosten worden niet gedekt door zorgverzekeraars waardoor voor veel transgenders de kosten die gepaard gaan met de aanvraag als een groot struikelblok wordt ervaren. Zij behoren relatief vaak tot de economisch kwetsbare groepen. Zo concludeerde SCP in het rapport 'Worden wie je bent' in 2012, dat een derde van de alleenstaande transgenders onder de armoedegrens leeft. Juist deze kwetsbare personen komen in de problemen als zij 350 moeten betalen voor een deskundigenverklaring en de reiskosten. We vinden het onwenselijk als de veiligheid en het welzijn van transgenders niet voldoende gewaarborgd wordt. Als hun identiteit namelijk niet overeenkomt met de geleefde identiteit plaatst dat hen in een kwetsbare positie als zij zich moeten identificeren, zoals dat het geval is tijdens een sollicitatiegesprek. We nemen daarom de kosten van het verkrijgen van een deskundigenverklaring transgenders op als noodzakelijke kosten in het kader van bijzondere bijstand. Beleidsregels Inkomen Participatiewet 2015 Hieronder worden de belangrijkste veranderingen in de beleidsregels Inkomen genoemd. Schoolverlaters en geen woonlasten Door de participatiewet moeten we onze toeslagenverordening intrekken. Hierin werden regels vastgesteld met betrekking tot het lager vaststellen van de bijstandsnorm. Ons college heeft volgens de Participatiewet de bevoegdheid deze regels vast te stellen in beleidsregels. Om onze regels omtrent de normen voor zowel schoolverlaters als belanghebbende waarvan de woonsituatie geen woonlasten met zich meebrengt te behouden, brengen we deze onder bij de beleidsregels Inkomen. Inhoudelijk verandert er niets aan deze twee regelgevingen. Commerciële prijs In de Participatiewet wordt de kostendelersnorm toegepast. Dit betekent een verlaging van de bijstandsnorm voor hen die geacht worden de kosten van het bestaan te kunnen delen. De kostendelersnorm wordt in een aantal gevallen niet toegepast, onder andere als sprake is van een huurovereenkomst met een commerciële prijs. In de beleidsregels wordt vastgesteld welke regels ons college hanteert ten aanzien van het begrip commerciële prijs. Tijdelijke regeling alleenstaande ouders met toeslagpartner Per 1 januari 2015 komt de alleenstaande oudernorm te vervallen waardoor de hoogte van de uitkering voor alleenstaande ouders in plaats van 90%, 70% van het minimumloon wordt. Alleenstaande ouders krijgen van de belastingdienst vanaf 1 januari 2015 een verhoging van het kindgebonden budget als aanvulling op de uitkering: de alleenstaande ouderkop. Er worden echter specifieke eisen gesteld aan het recht op de alleenstaande ouderkop. Deze eisen betekenen onder andere dat iemand praktisch en formeel gescheiden moet zijn van de toeslagpartner. Deze eisen sluiten niet aan bij de definitie alleenstaande ouder in de bijstand waardoor sommige alleenstaande bijstandsouders niet in aanmerking komen voor de

Collegevoorstel Vervolgvel 5 alleenstaande ouderkop. Voor situaties van voor 1 januari 2015 is er een wettelijke overgangsregeling tot 1 januari 2016. Voor situaties die ontstaan na 1 januari 2015 roept de wetgever gemeenten op zelf een regeling te treffen. We vinden het niet wenselijk dat alleenstaande ouders die vanaf1 januari 2015 direct de financiële nadelen van dit verschil in definities tussen de bijstand en belastingwetgeving ondervinden. Wij treffen daarom voor deze groep alleenstaande ouders een regeling die aansluit bij de wettelijke overgangsregeling. Deze groep krijgt voor een half jaar een toeslag van 20% van het wettelijk minimumloon. Deze toeslag kan mogelijk tot uiterlijk 1 januari 2016 verlengd worden indien blijkt dat de belanghebbende geen beslissende invloed heeft gehad in de omstandigheden waardoor hij of zij niet voldoet aan de voorwaarden van de alleenstaande ouderkop. In het voorstel Invoering Participatiewet, onderdeel Inkomen & Armoedebestrijding hebben we gezegd voornemens te hebben om deze toeslag op grond van de bijzondere bijstand te verstrekken. Echter is ons nu bekend dat deze toeslag uitgekeerd kan worden als algemene bijstand. Dit geniet ons voorkeur en daarom wordt deze toeslag ondergebracht bij het onderdeel Inkomen. Fonds maatschappelijke participatie volwassenen 2015 Het fonds maatschappelijke participatie volwassenen 2014/2015 is een eenmalige regeling die in september 2014 is vastgesteld door het college. De regeling is bedoeld activiteiten op het gebied van sport, cultuur en educatie ter waarde van 150,- per persoon mogelijk te maken voor mensen met een laag inkomen. Omdat de uitvoering van de regeling door de aanbestedingsprocedure verschoven wordt naar begin 2015, worden enkele uitvoeringstechnische wijzingen aangebracht. We veranderen bijvoorbeeld de peilmaand van november 2014, waarbij naar het inkomen van de aanvrager wordt gekeken, in maart 2015. Daarnaast verplaatsen we de sluitingsdatum voor deze regeling van 1 oktober 2015 naar 31 december 2015. Hiermee veranderen we ook de titel van de beleidsregels door het jaar 2014/2015 te vervangen door alleen 2015. Inhoudelijk verandert er niets aan de regeling. 5 Financiën Financiële consequenties inzake dit voorstel zijn beperkt. Dit komt vooral omdat een aantal relevante financiële zaken die hier worden benoemd reeds zijn geregeld in het recente raadsvoorstel Invoering Participatiewet, onderdeel Inkomen & Armoedebestrijding: vaststellen verordeningen. Denk hierbij aan de nieuwe budgetten voor de individuele studietoeslag en de verandering ten aanzien van de langdurigheidstoeslag. Daarnaast bestaan er als gevolg van de gewijzigde beleidsregels een aantal aanvullende, maar in omvang beperkte, financiële voor- en nadelen. Denk hierbij aan beperkte nadelen gekoppeld aan de tijdelijke regeling alleenstaande ouders met toeslagpartner en de legeskosten naturalisatieprocedure, die gecompenseerd worden door een beperkt voordeel op het intrekken van de garantietoeslag voormalige eenoudergezinnen. Het is de verwachting dat een en ander per saldo goed blijft passen binnen de beschikbare budgetten. 6 Participatie en Communicatie Het KGO is meegenomen in het proces van de vaststelling van de beleidsregels inkomen en inkomensondersteuning. Wat betreft de kosten met betrekking tot het verkrijgen van de deskundigenverklaring transgenders heeft de Adviescommissie LHBT (afkorting voor Lesbisch, Homo, Bi, Transgender) middels een brief de noodzaak bekend gemaakt om deze kosten op te nemen als noodzakelijke kosten in het kader van bijzondere bijstand. We hebben daarom gebruik gemaakt van dit advies om de beleidsregels rondom dit onderwerp vorm te geven.

Collegevoorstel Vervolgvel 6 De beleidsregels inkomensondersteuning Participatiewet 2015 worden in het gemeenteblad gepubliceerd. Ten aanzien van nieuwe regelingen zoals de individuele studietoeslag zullen ook externen en de doelgroep zelf op de hoogte worden gebracht van de regelingen. 7 Uitvoering en evaluatie De afdeling Inkomen handelt in de praktijk de aanvragen af in het kader van Inkomensondersteuning en Inkomen. Via maandrapportages monitoren we (ambtelijk) welke effecten de wijzigingen in de beleidsregels hebben ten aanzien van de programmalasten. Indien er sprake is van significante afwijkingen zullen we deze rapporteren in de voor- en najaarsnota. 8 Risico Dit collegevoorstel kent in principe geen risico s. Ten aanzien van het product armoedebestrijding geldt dat we werken met openeinderegelingen. Hierbij bestaat altijd het risico dat er een groter beroep gedaan wordt op onze regelingen, wat mogelijk leidt tot overschrijdingen op het product. We zullen echter de ontwikkelingen in de gaten houden en indien nodig tijdig ingrijpen. Bijlage(n): Beleidsregels inkomensondersteuning Participatiewet 2015 Beleidsregels inkomen Participatiewet 2015 Fonds Maatschappelijke participatie volwassenen 2015 Veranderingen beleidsregels Inkomensondersteuning en inkomen 2015

Bijlage I: Veranderingen beleidsregels Inkomensondersteuning en Inkomen 2015 1. Beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet 2015 Nieuwe regelgeving Effect voor inwoners Individuele studietoeslag Mensen met een arbeidsbeperking die studeren, en vanwege hun handicap geen reguliere bijbaan kunnen uitoefenen, krijgen vanaf 2015 extra financiële ondersteuning vanuit de gemeente van 150 per maand om het studeren laagdrempeliger te maken. Vanaf 2015 een extra financiële ondersteuning voor studenten die vanwege hun arbeidsbeperking en handicap geen bijbaan kunnen hebben. Effect op uitvoering De afdeling Inkomen van de gemeente Nijmegen handelt de aanvragen af. In gevallen van twijfel wordt een arbeidsdeskundige ingeschakeld. Financieel effect Structureel van 95.000 in 2015 oplopend naar structureel 595.000 vanaf 2018. Zie voorstel Invoering Participatiewet, onderdeel Inkomen & Armoedebestrijding. Ingangsdatum 1 januari 2015 Individuele inkomenstoeslag Nieuwe regelgeving De langdurigheidstoeslag wordt vervangen door een individuele inkomenstoeslag. Hierdoor vervalt de categoriale eigenschap van de regeling en vindt een individuele beoordeling plaats bij het verstrekken van de toeslag. Voor mensen die vanaf 2015 langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen, gelden inhoudelijk dezelfde regels als bij de langdurigheidstoeslag. Zo moet men minstens 3 jaar een inkomen tot maximaal 105% van de bijstandsnorm hebben en bedraagt de inkomenstoeslag per jaar voor alleenstaanden 335, voor alleenstaande ouders 425 en echtparen 475. Effect voor inwoners Nieuw ten opzichte van de langdurigheidstoeslag is dat de inkomenstoeslag niet ambtshalve wordt uitgekeerd maar middels een individueel verzoek plaatsvindt. Men moet tevens aantonen of er zicht is op inkomensverbetering en of er voldoende inzet is getoond om de inkomenspositie te verbeteren. Effect op uitvoering De afdeling Inkomen van de gemeente Nijmegen handelt de aanvragen af en beoordeeld of iemand voldoende heeft aangetoond recht te hebben op de toeslag of niet. Financieel effect Nauwelijks. Zie voorstel Invoering Participatiewet, onderdeel Inkomen & Armoedebestrijding. Ingangsdatum 1 januari 2015 Intrekken garantietoeslag voormalige eenoudergezinnen Huidige regelgeving Onder de Wwb kenden we in Nijmegen in de bijzondere bijstand de garantietoeslag voormalige eenoudergezinnen. Wanneer het jongste kind in een eenoudergezin 18 jaar werd verviel de alleenstaande oudernorm waardoor de alleenstaande oudertoeslag van 20% van het wettelijk minimumloon kwam te vervallen. Wanneer dit kind nog in huis woonde werd via de garantietoeslag voormalige eenoudergezinnen het verschil in inkomsten opgevangen gedurende zes maanden. Nieuwe regelgeving Met ingang van 1 januari 2015 komt door de Participatiewet de alleenstaande oudernorm te vervallen en wordt deze vervangen door de alleenstaande norm. Daarmee vervalt de basis voor de garantietoeslag voormalige eenoudergezinnen. Effect voor inwoners Voor deze alleenstaande ouders vervalt de garantietoeslag voormalige eenoudergezinnen. Financieel vindt compensatie plaats via het kindgebonden budget via de belastingsdienst. Als overgangsregeling beëindigen we lopende verstrekkingen uiterlijk op 1 juli 2015. Effect op uitvoering Geen. Financieel effect We verlenen geen extra toeslag waardoor we kosten besparen. Ingangsdatum 1 januari 2015

Andere verwijzing naar inkomensgrenzen Huidige regelgeving In de huidige beleidsregels wordt gerefereerd naar een percentage ten opzichte van de bijstandsnorm (bijvoorbeeld 110% van het sociaal minimum) om aan te geven hoe hoog het inkomen mag zijn. Hiermee wordt de draagkracht van de aanvrager berekend en kan de hoogte van bijstand worden vastgesteld. Nieuwe regelgeving Vanaf 2015 wordt n.a.v. de invoering van de kostendelersnorm het directe verband met de geldende bijstandsnorm bij de inkomensgrenzen losgelaten en wordt er gewerkt met, naar boven afgeronde, bedragen. Dit om zo dicht mogelijk bij onze huidige toetsingssystematiek te blijven en daarmee de nadelige effecten voor inwoners te voorkomen. Effect voor inwoners Geen effecten, behalve dat door het werken met bedragen in plaats van percentages, het voor gebruikers gemakkelijker wordt om te bepalen of ze gezien de hoogte van het inkomen recht hebben op inkomensondersteuning. Effect op uitvoering Geen. Financieel effect Nauwelijks Ingangsdatum 1 januari 2015 Nieuwe regelgeving Effect voor inwoners Effect op uitvoering Financieel effect Ingangsdatum Kosten deskundigenverklaring transgenders De kosten van het verkrijgen van een deskundigenverklaring transgenders en de kosten van het wijzigen van de documenten in de basisregistratie personen worden aangemerkt als noodzakelijke kosten in het kader van bijzondere bijstand. Voorheen konden dergelijke aanvragen afgewezen worden omdat deze kosten niet onder noodzakelijke kosten vielen. Vanaf 2015 kan men in Nijmegen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die men maakt voor het verkrijgen van een deskundigenverklaring transgenders en de kosten van het wijzigen van de documenten in de basisregistratie personen. Geen. Nauwelijks Per direct Nieuwe regelgeving Effect voor inwoners Effect op uitvoering Financieel effect Ingangsdatum Legeskosten naturalisatie De legeskosten van naturalisatie worden aangemerkt als noodzakelijke kosten in het kader van bijzondere bijstand. Voorheen konden dergelijke aanvragen afgewezen worden omdat deze kosten niet onder noodzakelijke kosten vielen. Vanaf 2015 kan men in Nijmegen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de legeskosten die men moet betalen voor het wijzigingen van de huidige nationaliteit in de Nederlandse nationaliteit. Geen. Nauwelijks Per direct

2. Beleidsregels Inkomen Participatiewet 2015 Huidige regelgeving Nieuwe regelgeving Effect voor inwoners Effect op uitvoering Financieel effect Schoolverlaters en geen woonlasten In de Wwb kenden we de toeslagenverordening waarin was vastgesteld wanneer een lagere bijstandsnorm van toepassing was. Zo zijn er aparte normen voor schoolverlaters en mensen die geen woonlasten hebben omdat ze bijvoorbeeld geen woning hebben. Door de participatiewet moeten we onze toeslagenverordening intrekken. Om wel de regels met betrekking tot het lager vaststelen van de bijstandsnorm omtrent schoolverlaters en mensen zonder woonlasten te behouden, brengen we deze onder bij de beleidsregels Inkomensondersteuning. Inhoudelijk verandert er niets aan deze twee regelgevingen Geen. Geen. Geen. Ingangsdatum 1 januari 2015 Nieuwe regelgeving Effect voor inwoners Effect op uitvoering Financieel effect Commerciële prijs In de Participatiewet wordt de kostendelersnorm toegepast. Dit betekent een verlaging van de bijstandsnorm voor hen die geacht worden de kosten van het bestaan te kunnen delen. De kostendelersnorm wordt in een aantal gevallen niet toegepast, onder andere als sprake is van een huurovereenkomst met een commerciële prijs. In de beleidsregels wordt vastgesteld welke regels ons college hanteert ten aanzien van het begrip commerciële prijs. Voor mensen met een huurovereenkomst met een commerciële prijs zoals beschreven in de beleidsregels, zorgt ervoor dat de kostendelersnorm niet toegepast wordt. Geen. Geen. Ingangsdatum 1 januari 2015 Tijdelijke regeling alleenstaande ouders met toeslagpartner 2015 Nieuwe regelgeving Per 1 januari 2015 komt de alleenstaande oudernorm te vervallen waardoor de hoogte van de uitkering voor alleenstaande ouders lager wordt vastgesteld. Deze groep krijgt daarom vanaf 1 januari 2015 van de belastingdienst een verhoging van het kindgebonden budget als aanvulling op de uitkering: de alleenstaande ouderkop. Er worden echter specifieke eisen gesteld aan het recht op de alleenstaande ouderkop. Deze eisen sluiten niet aan bij de definitie alleenstaande ouder in de bijstand waardoor sommige alleenstaande bijstandsouders niet in aanmerking komen voor de alleenstaande ouderkop. Alleenstaande ouders die vanaf 1 januari 2015 direct de financiële nadelen van dit verschil in definities tussen de bijstand en belastingwetgeving ondervinden krijgen voor een half jaar een toeslag van 20% van het wettelijk minimumloon. Effect voor inwoners Deze toeslag kan mogelijk tot uiterlijk 1 januari 2016 verlengd worden indien blijkt dat de belanghebbende geen beslissende invloed heeft gehad in de omstandigheden waardoor hij of zij niet voldoet aan de voorwaarden van de alleenstaande ouderkop. Effect op uitvoering Geen. Financieel effect Nauwelijks Ingangsdatum 1 januari 2015

Beleidsregels Inkomen Participatiewet 2015 1. Ondertekening aanvraag Artikel 43 van de Participatiewet geeft bepalingen omtrent het vaststellen van het recht op bijstand op aanvraag. Als aanvulling op deze bepalingen hanteert het college de volgende regels. Aanvragen om bijzondere bijstand door gehuwden Een aanvraag voor bijzondere bijstand kan door één van beide partners worden ingediend. Uitgangspunt is dat de aanvraag wordt ingediend door de partner die een beroep doet op bijzondere bijstand. Betreft het een aanvraag voor bijzondere bijstand voor goederen of verstrekkingen die voor beiden zijn bestemd, dan kan de aanvraag door elk van de partners worden ingediend. Wanneer de partner die een beroep op bijzondere bijstand doet niet in staat is de aanvraag in te komen dienen, dan kan de andere partner dit doen. Wel is in dat geval een schriftelijke machtiging van de verhinderde partner vereist. Ambtshalve vaststelling op een aanvraag In bijzondere gevallen kan het recht op bijstand ambtshalve worden vastgesteld. Dit betekent dat het recht op bijstand wordt vastgesteld terwijl een schriftelijke aanvraag ontbreekt. In beginsel zal deze situatie zich voordoen als: - er sprake is van een spoedeisend belang; - de belanghebbende zijn wil niet schriftelijk kenbaar kan maken (te denken valt aan analfabeten, zeer jeugdige personen en ernstig zieken); - er geen wettelijke vertegenwoordiger of gemachtigde is die de aanvraag kan indienen; - bij gehuwden een van de partners niet instemt met de aanvraag en de noodzaak is vastgesteld. Buiten deze gevallen kan er geen sprake zijn van een ambtshalve vaststelling van het recht op bijstand. 2. Handelwijze bij ontbreken gegevens bij aanvragen Als de gegevens niet compleet zijn, dan schort het college de beslistermijn op. Als de beslistermijn een periode opgeschort is geweest, dan wordt de totale beslistermijn verlengd met de periode van opschorting. Het kan zijn dat de belanghebbende wel alle benodigde gegevens heeft verstrekt, maar het het college toch niet lukt om het onderzoek af te ronden. Bijvoorbeeld omdat een instantie niet meewerkt aan het verstrekken van inlichtingen of een onderzoek door een deskundige niet op tijd kan worden uitgevoerd. Als inlichtingen van een externe instantie nodig zijn, dan wordt binnen de wettelijke termijn van acht weken na de ontvangstdatum van de aanvraag de beslissing genomen, gebaseerd op de op dat moment bekende gegevens. Als de gegevens niet compleet zijn, dan wordt het onderzoek afgerond als ze wel compleet zijn. Zo nodig wordt het in eerste instantie genomen besluit aangepast. 3. Verificatie bank- en girorekeningnummers Artikel 53a van de Participatie geeft het college de bevoegdheid te bepalen welke gegevens door een belanghebbende in ieder geval verstrekt moeten worden als het gaat om het bepalen van het recht op en de voortzetting van de bijstand. Tevens bepaalt het college welke bewijsstukken moeten worden overlegd en de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van de gegevens moet plaats vinden. Ter verificatie van de inkomens en vermogenspositie van de belanghebbende(n) hanteert het 1

college de volgende regels: - De belanghebbende(n) dient(en) opgave te doen van zijn bankrekening(en) (ook spaarrekeningen behoren daarbij). De nummers van deze rekeningen worden geverifieerd aan de hand van een bankpasje of het meest recente bankafschrift of uitdraai van internetbankieren. - De belanghebbende(n) dient(en) een aantal dagafschriften, of een uitdraai van internetbankieren, te overleggen van rekeningen die bij hem(n) in gebruik zijn of waren. Bij een aanvraag om bijstand voor de kosten van levensonderhoud gaat het om afschriften over de laatste 6 maanden voor de datum van de aanvraag. Bij een aanvraag om bijzondere bijstand van een belanghebbende die een lopende uitkering ontvangt, hoeven er geen bank- en giroafschriften te worden gevraagd, behalve als de aard van de aanvraag er aanleiding toegeeft (bijv. bij een aanvraag voor schulden). Bij een rechtmatigheidsonderzoek gaat het om afschriften over de laatste 3 maanden voor de datum van het onderzoek. - De belanghebbende mag de uitgaven op zijn bank- en girorekeningen onleesbaar maken. Doorvragen over onleesbaar gemaakte transacties/saldi mag als dat voor de vaststelling van het recht op bijstand nodig is. - De belanghebbende dient een huurovereenkomst en betalingsbewijzen te overhandigen teneinde te kunnen beoordelen of in zijn geval artikel 22a van de Participatiewet van toepassing is. 4 Bijstand in natura Artikel 57 van de Participatiewet geeft de mogelijkheid om bijstand in natura uit te betalen. Van deze wettelijke mogelijkheid om de bijstand (gedeeltelijk) in natura te verstrekken wordt geen gebruik gemaakt (raadsbesluit d.d. 9 juni 2004). 5 Betaling van de bijstand Artikel 45 lid 1 van de Participatiewet bepaalt dat de algemene bijstand per kalendermaand wordt vastgesteld en betaald. Het college betaalt de bijstand maandelijks voor het eind van de maand middels overmaking op een door de belanghebbende opgegeven bank- of girorekening. Bij wijze van hoge uitzondering wordt de bijstand per kas betaald. Jaarlijks informeert het college de belanghebbenden van de exacte betaaldata. 6. Inkomen 6.1 Inkomsten uit verhuur Artikel 33 lid 4 Participatiewet bepaalt dat inkomsten uit onderhuur of kostgangers worden vastgesteld op de daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijk kosten van het bestaan indien daarmee nog geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de norm in het kader van de kostendelersnorm. Voor inkomsten uit verhuur of kostganger(s) hanteert het college de volgende regels: - Inkomsten uit onderhuur of uit het houden van een kostganger en de daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijk kosten van het bestaan worden gesteld op 10% van de gehuwdennorm als opgenomen in artikel 21 onder b Participatiewet. - Bij elke tweede en volgende onderhuurder of kostganger wordt als netto inkomen een vast bedrag ter hoogte van 3% van de gehuwdennorm ex art 21 onder b van de Participatiewet gesteld. 2

6.2 Indien inkomsten in natura Artikel 33 lid 1 Participatiewet bepaalt dat als inkomen in natura in aanmerking wordt genomen, de waarde daarvan wordt vastgesteld op het daarvoor door belanghebbende opgeofferd bedrag. Het college hanteert hierbij in de volgende situatie de volgende regel: Als het inkomen in natura bestaat uit gratis inwoning in de situatie dat na een scheiding de ex-partner de woonlasten bij wijze van alimentatie doorbetaalt, kan het door betrokkenen opgeofferde bedrag gesteld worden op het bedrag van de basishuur ingevolge de Wet op de huurtoeslag. Dit is het bedrag dat een belanghebbende met een bijstandsuitkering in ieder geval zelf aan woonlasten moet betalen. Het verschil in het bedrag van de werkelijke woonlasten en het bedrag van de basishuur kan als gift worden vrijgelaten 6.3 Beroepskosten Als een belanghebbende inkomsten uit arbeid niet in loondienst verwerft kan er sprake zijn van kosten die de belanghebbende maakt om de inkomsten te verwerven. We spreken dan van beroepskosten. Omtrent de wijze van omgaan met beroepskosten hanteert het college de volgende regels: Beroepskosten Beroepskosten zijn noodzakelijk te maken kosten om inkomsten uit arbeid anders dan in loondienst te verwerven. In de praktijk hanteren we de term beroepskosten bij de bescheiden schaler, freelancer en pré-starter. Er is een onderscheid in beroepskosten die een direct verband hebben met bijvoorbeeld het verkochte product of de geleverde dienst, de zogenaamde directe beroepskosten, en de zogenaamde indirecte beroepskosten. Dit zijn kosten die men moet maken om het product te kunnen maken en verkopen en die gemaakt worden om bijvoorbeeld de vakkennis te verhogen of op peil te houden of de naamsbekendheid te vergroten. De directe beroepskosten worden altijd in mindering gebracht op de inkomsten. De indirecte beroepskosten mogen alleen afgetrokken worden als de te verwerven inkomsten passen in een traject naar werk. Met kosten wordt alleen rekening gehouden als een belanghebbende behoort tot de kring van rechthebbende als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Dit betekent dat de bescheiden schaler of freelancer en pré-starter eerst moet zijn toegelaten tot de voorbereidingsperiode willen de indirecte beroepskosten worden afgetrokken van het inkomen. De indirecte beroepskosten mogen tijdens deze voorbereidingsperiode van maximaal één jaar in mindering gebracht worden op de inkomsten. Maximaal een jaar omdat dit de periode is die de belanghebbende gegeven wordt om als hij de intentie heeft door het verwerven van inkomsten uit arbeid anders dan uit loondienst uiteindelijk zelfstandig in zijn bestaan te voorzien, te beoordelen in hoeverre dit idee kans van slagen heeft. Het totaal aan af te trekken indirecte beroepskosten moeten altijd in een redelijke verhouding staan tot de inkomsten. Als uitgangspunt kan een percentage van rond de 30 gehanteerd worden, waarbij de kosten kunnen worden toegerekend naar de periode waarin het inkomen is verworven. Naast aftrek van kosten van de inkomsten is er de mogelijkheid om voor bepaalde kosten een vergoeding te geven uit het budget voorbereidingskrediet voorbereidingsperiode (artikel 29 Bbz). Steeds zal bij het beoordelen van opgevoerde kosten moeten worden bezien in hoeverre het om kosten gaat die niet mogen worden afgetrokken van de inkomsten, maar waar een vergoeding uit het voorbereidingskrediet voor gegeven kan worden 3

Zonder de intentie te hebben uitputtend te zijn volgt hieronder een opsomming van de meest voorkomende kosten en de wijze waarop hier mee omgegaan moet worden. De directe beroepskosten zijn: - Materiaalkosten Kosten van materialen die noodzakelijk zijn voor het maken van het product of het leveren van een dienst. Materiaal moet toegerekend worden aan het product dat het inkomen heeft opgeleverd. Voorbeelden van directe beroepskosten zijn: hout van de meubelmaker, fotopapier van de fotograaf, inkoopsprijs van producten die opgeknapt of vervaardigd worden alvorens ze verkocht worden. De meest voorkomende indirecte beroepskosten zijn: - Huur werkruimte Alleen voor de beroepsuitoefening noodzakelijk te huren externe werkruimten. Geen huur of woonlasten meenemen als het werk in of aan het woonhuis wordt verricht. Voor elke maand waarin inkomsten worden verworven mag 1/12 van de woonlasten op jaarbasis in aanmerking genomen worden. - Reiskosten Hieronder te verstaan de reiskosten die men noodzakelijkerwijs moet maken om het werk te verrichten of het product of de dienst te verkopen of de reiskosten die men maakt voor acquisitiedoeleinden. Vergoeding op basis van 0,19 cent per kilometer of de aantoonbare reiskosten met openbaar vervoer. - Administratiekosten Kosten van noodzakelijk in te huren administratie- of boekhoudbureau. Indien men zelf de administratie doet de kosten van een noodzakelijke aan te schaffen computer inclusief een eventueel noodzakelijk softwarepakket en printer tot een maximum bedrag van 1150,00. De eenmalige aanschafkosten van deze apparatuur mogen voor elke maand waarin inkomsten worden verworven voor 1/36 deel meegenomen worden (afschrijftermijn van 3 jaar). Voor deze kosten is ook een vergoeding uit het budget voorbereidingskrediet mogelijk. - Gereedschappen Hieronder vallen alle noodzakelijk aan te schaffen gereedschappen. Dit kan variëren van een hamer voor een timmerman tot een kwast voor een schilder of een computer voor een grafisch ontwerper. Beoordeeld moet worden in hoeverre de kosten van de aanschaf van gereedschappen in een redelijke verhouding staan tot de te verrichten werkzaamheden. Voor duurdere gereedschappen moet een afschrijftermijn vastgesteld worden. Meestal 3 of 5 jaar. Afhankelijk van zo n afschrijftermijn is er een maandtermijnbedrag vast te stellen Voor elke maand waarin inkomsten zijn genoten wordt dit termijnbedrag in mindering gebracht op de inkomsten. Voor deze kosten is ook een vergoeding uit het budget voorbereidingskrediet mogelijk. - Kledingkosten Voor de beroepsuitoefening noodzakelijk aan te schaffen (bedrijfs)kleding De aanschafkosten worden bij de eerste inkomstenopgave in mindering gebracht. Voor deze kosten is ook een vergoeding uit het budget voorbereidingskrediet mogelijk. - Premies voor noodzakelijk af te sluiten verzekeringen. Een voorbeeld is een verplicht af te sluiten aansprakelijkheidsverzekering. Voor iedere gewerkte maand wordt de te betalen premie in mindering gebracht op de inkomsten. 4

- Noodzakelijk lidmaatschap beroepsvereniging e.d. Soms komt het voor dat je om een bepaald beroep uit te kunnen oefenen lid moet zijn van een beroepsvereniging, vakbond en/of vakorganisatie. De kosten van dit lidmaatschap op jaarbasis kunnen voor iedere maand dat er inkomsten worden opgegeven voor 1/12 afgetrokken worden. - Bijscholing tot behoud van vakbekwaamheid Indien de te volgen scholing een absoluut vereiste is om het beroep te mogen blijven uitoefenen mogen de kosten van de scholing van de inkomsten worden afgetrokken. De kosten van de scholing worden evenredig verdeeld over de maanden van de periode van de scholing Voor deze kosten is ook een vergoeding uit het budget voorbereidingskrediet mogelijk. - Acquisitie onder te verdelen in: advertentiekosten reclamecampagnes en reclameborden folders mailings bezoek beurzen/ maken port folio visitekaartjes presentatiekosten reiskosten in verband met deze activiteiten e-mail/internetaansluiting In een uitzonderingssituatie kan het zich voordoen dat de indirecte beroepskosten zowel als de uiteindelijke verdiensten niet op voorhand in beeld te brengen zijn. In dat geval kan worden volstaan met, in overleg met de belanghebbende, het vaststellen van een voorlopig inkomstenbedrag per maand. Uiteindelijke definitieve vaststelling moet dan achteraf plaatsvinden aan de hand van de jaarstukken. Dit kan leiden tot een nabetaling of (bruto) terugvordering van de uitkering. 6.4 Indirecte beroepskosten bescheiden schaler en/of freelancer. Als een belanghebbende als bescheiden schaler en/of freelancer inkomsten genereert en aangeeft indirecte beroepskosten te hebben, wordt hiermee in afwijking van de onder punt 7.3 opgenomen bepalingen, als volgt rekening gehouden. Forfaitair wordt een percentage van 30% van de verworven inkomsten als indirecte beroepskosten afgetrokken van de inkomsten, met een maximum van 100,00 per maand onder de voorwaarden dat: - de belanghebbende geen enkel uitzicht heeft op een, al dan niet met ondersteuning vanuit het Bbz, groei naar een levensvatbaar bedrijf; - de belanghebbende is ontheven van de plicht tot arbeidsinschakeling zoals vastgelegd in artikel 9 lid 1 onder a en b van de Participatiewet. 6.5 Inkomstenvrijlating Artikel 31 lid 2 onder n Participatiewet geeft het college de bevoegdheid inkomsten uit arbeid tot een bepaald bedrag voor een maximale periode van zes maanden vrij te laten, voor zover die arbeid naar het oordeel van het college bijdraagt tot de arbeidsinschakeling. Het college hanteert bij de beoordeling of de arbeid bijdraagt tot arbeidsinschakeling de volgende regel: Gelet op de combinatie van zorg voor jonge kinderen en werk acht het college een stap van deeltijdwerk door de alleenstaande ouders met een tot zijn tot last komend kind tot 12 jaar 5

als een noodzakelijke stap die bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Inkomsten uit arbeid worden daarom voor deze groep alleenstaande ouders gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden voor 25% met een maximumbedrag, zoals vastgelegd in artikel 31 lid 2 onder n niet in aanmerking genomen. Mocht na deze periode van zes maanden een volledige uitstroom naar werk, gelet op de combinatie van zorg voor jonge kinderen en werk, (nog) niet haalbaar zijn, worden de inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder met een tot zijn tot last komend kind tot 12 jaar met toepassing van artikel 31 lid 2 onder r van de Participatiewet tot 12.5% van die inkomsten met een maximaal bedrag per maand zoals opgenomen op de normenkaart gedurende een maximale periode van 30 aaneengesloten maanden, niet in aanmerking genomen. De inkomstenvrijlating is ingevolge artikel 31 lid 7 niet van toepassing op belanghebbenden jonger dan 27 jaar. 7. Vermogen 7.1 Vermogensvaststelling bij wisseling leefvorm In artikel 34 lid 3 is vastgelegd tot welke vermogensgrens vermogen als bedoeld in artikel 34 lid 2 onder b wordt vrijgelaten bij alleenstaanden, alleenstaande ouders en gezinnen. Bij wisseling van leefvorm is wettelijk niet bepaald hoe om te gaan met het vaststellen van de grens van het vrij te laten vermogen. Het college hanteert in de situatie dat een belanghebbende van alleenstaande ouder alleenstaande wordt de volgende regel: In de situatie dat men van alleenstaande ouder alleenstaande wordt, en er is een vermogen dat meer is dan mag worden vrijgelaten bij een alleenstaande wordt de grens van het vrij te laten vermogen op het feitelijk aanwezige bedrag vastgesteld. 7.2 Vrijlating van vermogen Artikel 34 lid 2 onder a van de Participatiewet geeft aan dat niet als vermogen in aanmerking genomen wordt de bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel gelet op de omstandigheden van de persoon en gezin noodzakelijk zijn. Het college geeft op de volgende twee onderdelen een nadere invulling: - Vrijlating van vermogen begrafenisverzekering Gestorte bedragen voor een begrafenisverzekering worden buiten beschouwing gelaten tot de op de normenkaart genoemde maximale bedragen per verzekerde (thans 2269). Verder geldt als eis dat de bedragen niet opvraagbaar zijn tijdens het leven van de verzekerde. De belanghebbende kan over het algemeen niet redelijkerwijs beschikken over dit geld, zodat deze verzekering niet tot de middelen wordt gerekend. - Vrijlating vermogen in een auto of motor Indien een belanghebbende beschikt over een auto of motor wordt de waarde van dit vervoermiddel tot een bedrag van 4538 niet als vermogen in aanmerking genomen. De waarde is de cataloguswaarde volgens het ANWB boekje. Uitzondering op deze hoofdregel geldt voor de auto die op basis van een Wmo voorziening is aangepast. De waarde van dit vervoermiddel wordt volledig niet als vermogen in aanmerking genomen. 8. Bijstand als geldlening bij eigen woningbezit Artikel 50 lid 1 Participatiewet bepaalt dat de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, recht heeft op bijstand voor zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring van het in de woning gebonden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd. Onder een woning wordt mede verstaan: 6

een woonwagen of een woonschip (artikel 3 lid 6 Participatiewet). Het college hanteert bij de beoordeling of van de belanghebbende niet kan worden verlangd dat de woning wordt verkocht of (verder) bezwaard de volgende criteria. 8.1 Verkoop of verdere bezwaring van de woning onredelijk Allereerst is van belang de hoogte van de overwaarde (het verschil tussen de vrije verkoopwaarde van de woning en de hypothecaire schuld). Als deze overwaarde aanzienlijk is zal in beginsel worden verlangd van belanghebbende dat de woning te gelde wordt gemaakt. Als aanzienlijke overwaarde wordt in ieder geval beschouwd de overwaarde van 20.000 of meer. Voor de duidelijkheid: dat is naast de al bestaande wettelijke vrijlating zoals vastgelegd in artikel 34 lid 2 onder d ( 48.000,- stand per 1 januari 2012). Daarnaast kan het zo zijn dat op grond van dringende omstandigheden van medische en sociale aard, het te gelde maken van de woning in redelijkheid niet kan worden verlangd. Daarbij gaat het met name om de situatie dat een huis volledig is aangepast voor een gehandicapte, of een gezin met veel kinderen voor wie het vrijwel onmogelijk is om vervangende woonruimte te vinden. Om als sociale omstandigheden te worden aangemerkt moet er ook sprake zijn van dringende, zwaarwegende omstandigheden. Het feit dat een persoon of gezin al lange tijd in de woning woont, is op zichzelf onvoldoende om te stellen dat het te gelde maken van de woning niet kan worden verlangd. Immers een lange woonduur betekent ook een grotere kans op een vervangende (huur)woning Indien het te gelde maken van een woning in redelijkheid niet kan worden verlangd gelet op de hiervoor genoemde criteria, zal belanghebbende zijn woning (verder) moeten bezwaren. Dat houdt in dat een hypothecaire lening moet worden afgesloten. Het geld van de lening wordt belanghebbende geacht om te gebruiken voor zijn levensonderhoud. Pas als ook dit niet mogelijk blijkt, wordt de bijstand in de vorm van een lening verstrekt, met vestiging van een hypotheek- of pandrecht. 8.2 Vestiging hypotheek en pandrecht Artikel 50 lid 2 bepaalt dat indien een belanghebbende als bedoeld in lid 1 recht heeft op bijstand die bijstand de vorm van een geldlening heeft. Ter meerdere zekerheid tot terugbetaling van de als geldlening verstrekte bijstand hanteert het college de volgende regel: - Ter meerdere zekerheid tot terugbetaling van de als geldlening verstrekte bijstand wordt er bij een eigen woning en woonschip een hypotheek gevestigd. - Ter meerdere zekerheid tot terugbetaling van de als geldlening verstrekte bijstand als het gaat om overwaarde in een woonwagen vestigt het college een pandrecht. Aangezien een woonwagen geen registergoed is kan er tot meerdere zekerheid tot terugbetaling van de geldlening geen hypotheek gevestigd worden. 8.3 Verplichting meewerken aan vestiging hypotheek of pandrecht Artikel 48 lid 3 van de Participatiewet geeft het college de bevoegdheid aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen te verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente en aflossingsverplichtingen. Van deze bevoegdheid maakt het college in de volgende situatie gebruik. Indien met toepassing van artikel 50 Participatiewet bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt, wordt aan de bijstandsverlening de verplichting verbonden dat de belanghebbende meewerkt aan de vestiging van een hypotheek of pandrecht. Indien de belanghebbende deze verplichting niet na komt wordt de bijstand beëindigd en de reeds verstrekte bijstand als geldlening direct opeisbaar. 7

8.4 Waardebepaling eigen woning, woonwagen of woonschip Voor het vaststellen of er een waarde in een eigen woning is, die meer bedraagt dan ingevolge artikel 50 juncto artikel 34 lid 2 onder d van de Participatiewet vrijgelaten mag worden, hanteert het college de volgende regel: - Voor de waardebepaling wordt uitgegaan van de waarde zoals die door de gemeente in het kader van de Wet onroerendzaakbelasting is bepaald. 8.5 Maximale geldlening Na vaststelling van de waarde in een eigen woning, die meer bedraagt dan ingevolge artikel 50 juncto artikel 34 lid 2 onder d van de Participatiewet vrijgelaten mag worden, hanteert het college de volgende regel. - De vastgestelde waarde is het maximale bedrag dat als geldlening aan bijstand verstrekt wordt. Dit bedrag blijft gedurende de gehele bijstandsverlening gelden, tenzij er een onderbreking van het recht op bijstand is van meer dan twee jaren. De kosten van hypotheekakte, inschrijving van de hypotheek, alsmede de bijkomende kosten komen ten laste van de eigenaar. De daarvoor te verstrekken bijstand wordt in de vorm van een geldlening verstrekt. De bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als bijzondere bijstand. 8.6. Aflossingsregels van de met toepassing van artikel 50 van de Participatiewet verstrekte bijstand in de vorm van een geldlening. Als rente en aflossingsregels van de als geldlening verstrekte bijstand hanteert het college de navolgende regels: - Aflossing van de geldlening vindt ineens plaats als: * de woning wordt verkocht, of * de belanghebbende overlijdt en de woning vererft. * de belanghebbende na bijstandsbeëindiging de overwaarde te gelde wil maken door bijv oversluiten hypotheek of afsluiten nieuwe hypotheek. - Aflossing van de geldlening in termijnen vindt plaats als de bijstandsverlening wordt beëindigd. Voor de hoogte en de duur van de aflossingstermijnen gelden de volgende regels: Duur van de aflossing Na beëindiging van de bijstand dient de belanghebbende maandelijks af te lossen voor een periode van ten hoogste 10 jaar. Lukt de aflossing niet in tien jaar, dan wordt de resterende schuld verrekend op het moment dat de belanghebbende de woning verkoopt of dat de belanghebbende overlijdt en de woning vererft. Hoogte van de aflossing Het maandbedrag aan aflossing wordt telkens voor een periode van twaalf maanden vastgesteld. Dit maandbedrag kan wegens gewijzigde financiële omstandigheden altijd tussentijds worden herzien. In beginsel bedraagt het maandelijks af te lossen bedrag 1/120ste van de totale lening. Het af te lossen bedrag kan hoger zijn als het inkomen dit toelaat, of kan lager zijn als het inkomen niet toereikend is. Bij de feitelijke vaststelling van de maandelijkse aflossing wordt als volgt rekening gehouden met het aanwezige inkomen: De aflossing bedraagt 45% van de beschikbare financiële ruimte. De beschikbare financiële ruimte is het verschil tussen het netto-inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm die de belanghebbende zou hebben als hij recht zou hebben op bijstand. Verder worden noodzakelijke, voor eigen rekening komende, bijzondere bestaanskosten in mindering gebracht op het inkomen. 8

Als het netto-inkomen de toepasselijke bijstandsnorm niet overschrijdt, dan is de aflossing nihil. De maximale aflossingsperiode blijft ook in dit geval tien jaar. 8.7. Alsnog overgaan tot bijstandverlening in de vorm van een geldlening gedurende bijstandsverlening Als er bij de opname in een uitkering geen bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt, omdat de waarde in de woning zodanig is dat deze o.g.v. artikel 50 juncto artikel 34 lid 2 onder d van de Participatiewet is vrijgelaten hanteert het college de volgende regel: - Drie jaar na aanvang van bijstandsverlening, als de belanghebbende nog een uitkering ontvangt, wordt opnieuw beoordeeld of er overwaarde in de woning zit. Is dit het geval, dan wordt opnieuw beoordeeld of verkoop of verdere bezwaring van de woning in redelijkheid verlangd kan worden. Kan dat niet, dan wordt alsnog overgegaan tot bijstandsverlening in de vorm van een geldlening. - Bij de herbeoordeling wordt gebruik gemaakt van de waarde zoals die door de gemeente in het kader van de WOZ is bepaald. De belanghebbende wordt er bij de opname in de uitkering in de beschikking op gewezen dat het niet verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening op het moment van uitkeringstoekenning geen zekerheid biedt dat dit in de toekomst niet alsnog zal gebeuren. - De herbeoordeling vindt elke drie jaar plaats. Ook voor deze geldlening wordt tot meerdere zekerheid tot terugbetaling een hypotheek of pandrecht gevestigd. 9. Bijstand als geldlening anderszins Artikel 48 lid 2 onder a bepaalt dat de bijstand in de vorm van een geldlening kan worden verstrekt indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken. Het college hanteert als regel dat onder korte termijn wordt verstaan een periode van maximaal 6 maanden. De termijn vangt aan op de datum van aanspraak op de middelen, bijvoorbeeld als gevolg van een erfenis of echtscheiding. Na deze termijn wordt de bijstand om niet verstrekt. 10. Bijzondere bijstand voor de algemeen noodzakelijk kosten van bestaan voor belanghebbende van 18 tot 21 jaar. Artikel 12 van de Participatiewet bepaalt dat belanghebbenden van 18 tot 21 jaar (jongmeerderjarigen) recht hebben op bijzondere bijstand voor de noodzakelijke kosten van het bestaan voor zover deze kosten uitgaan boven de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onder c van de Participatiewet en er geen beroep kan worden gedaan op de onderhoudsplicht van de ouders. 10.1 Noodzakelijk uitwonend Het college hanteert als regel dat alleen jongmeerderjarigen die noodzakelijk uitwonend zijn in aanmerking komen voor aanvullende bijzondere bijstand voor de noodzakelijke kosten van het bestaan. De jongmeerderjarige is noodzakelijk uitwonend in de volgende situaties: - Hij woont al 12 maanden onafgebroken zelfstandig. Hij dient dit met behulp van bewijsstukken te kunnen aantonen. - De ouders van de jongmeerderjarige zijn overleden of wonen in het buitenland. Hij dient dit met behulp van bewijsstukken te kunnen aantonen. Indien de ouders net over de grens wonen, betekent dat niet dat de jongmeerderjarige per definitie noodzakelijk uitwonend is. - De jongmeerderjarige is in het kader van de Jeugdwet buiten hetezinsverband van zijn ouder(s) geplaatst geweest. Hij dient dit met behulp van bewijsstukken te kunnen aantonen. 9