De rol van de instrumenten in mainstream jazz. Jazz is in de eerste plaats een groepskunst, waarbij verschillende instrumenten collectief improviseren. De instrumenten spelen niet gelijk wat.. De rol die elk instrument speelt in de improvisatie, ligt vast. Om een jazzconcert te kunnen volgen, is het interessant om te weten welke de functies zijn die de instrumenten moeten vervullen. De verschillende basisrollen die de instrumenten hebben, zijn sinds de jaren dertig eigenlijk niet veranderd. Hoe beter je die begrijpt, hoe beter je de prestaties van een muzikant zult kunnen inschatten en waarderen. Je zult ook vlotter de verschillende stijlen kunnen onderscheiden. En vooral: je zult gemakkelijker je plaats vinden in een orkest als je beter begrijpt wat die andere muzikanten rond je eigenlijk aan het doen zijn. Elke jazzgroep kun je onderverdelen in twee groepen: de ritmesectie en de solisten. In principe kan elk melodisch instrument een solistenrol vervullen. Der meest populaire in jazz zijn de trompet en de saxofoon. De ritmesectie bestaat uit twee een bas (contrabas of basgitaar), een instrument dat akkoorden kan spelen (gitaar of piano) en drums. De ritmesectie moet de solisten begeleiden. Zij vormen de achtergrond waarop de solist kan improviseren. 1. de bas De bassist speelt de belangrijkste rol in de ritmesectie. De meeste solisten zouden liever zonder drums spelen dan zonder bas. De bassist speelt op elke tel van de maat een noot. De melodische lijnen die hij zo maakt noemen we een walking bass. De noten die hij daarvoor uitkiest zijn belangrijkste noten van het begeleidende akkoord of noten die leiden naar akkoordnoten. Hij geeft dus niet alleen het tempo aan, maar ook het harmonische parcours. Zo kan hij op een C-akkoord bijvoorbeeld de volgende lijn spelen. Een goede bassist moet een zeer vast tempo kunnen spelen en de melodieën die zijn baslijnen vormen, inventief kunnen variëren. De speelwijze van de contrabas is in jazz steeds pizzicato. Waar jazzmuziek in de jaren dertig in de eerste plaats dansmuziek was, is zij nu geëvolueerd naar luistermuziek. Dat maakt dat de timekeeping - rol van de bas minder belangrijk is dan vroeger en zij dus veel vrijer kan spelen. Veel bassisten spelen tegenmelodieën onder de melodie van de solist en de ritmes worden veel gevariëerder. De grote baanbreker van deze stijl was de bassist Scott Lafaro.
Enkele namen die je moet kennen: Charlie Mingus, Paul Chambers, Ron Carter, Jaco Pastorius. In muziekstijlen waar het dansaspect belangrijk is, zoals rock, latin, funk en dance, beperkt de rol van de bas zich tot het spelen van een riff of vamp (een ritmisch ostinaatfiguurtje). Uit Ummpf van Bobby Hutcherson (funkjazz) Uit Mambo no 8 van El Tattoo del Tigre (mambo) Luistervoorbeelden 1. Count Basie Orchestra: Splanky bass: Walter Page Stijl:.. Schema:.. 2. John Coltrane Quartet: Mr Day Bass: Jimmy Garrison Stijl:.. Schema:.. 3. Charles Mingus Trio: Back Home Blues Stijl.. Schema.. Baslijn.. 4. Slim and Slam: The Flat Foot Floogie Bass: Slam Stewart Stijl.. Schema.. Baslijn
5. D angelo: me And Those Dreamin Eyes.. Stijl:.. Schema:.. 6. Peruchin: Domilita Donde vas? Bass: Cachao Lopez Stijl.. Schema:.. 7. Bill Evans Trio: Autumn Leaves Bas: Scot Lafaro Stijl... Baslijn... 8. Joni Mitchell: God Must Be Boogie Man Bass: Jaco Pastorius Stijl:..
2. de drums Met zijn rechterhand speelt de drummer op het ride-cimbaal ritmische figuren die voor een regelmatige puls en een swinggevoel moeten zorgen. De voornaamste functie is hier timekeeping. De cimbaal klinkt licht en heeft een lange sustain. Die ritmes kunnen bestaan uit enkel vierde noten, unisono met de bas (tsjing tsjing tsjing tsjing) maar meestal zijn ze iets ingewikkelder (tsjing tsjik a tsjing tsjik a tsjing tsjing tsjik a tsjing). In oudere jazzstijlen werden die patronen gespeeld op snaartrommel of hi-hat. Het crash-cimbaal klinkt iets minder lang door maar klinkt luider. Het wordt meestal gebruikt om accenten te geven. De hi-hat wordt met een voetpedaal bespeeld. Als je het pedaal indrukt breng je twee cimbalen tegen elkaar die een droge tsjik klank maken en die meestal op de tweede en vierde tijd gespeeld wordt. Elk van de cimbalen heeft een eigen karakter en kan gebruikt worden om kleuren aan te brengen in het spel.
Met de linkerhand bespeelt de drummer de snaartrommel (snare). De snaartrommel klinkt helder en scherp. Hierop speelt de drummer figuurtjes die de gaten opvullen die de solist laat (fills) en gesyncopeerde figuurtjes die zorgen voor een constante ritmische activiteit. De bastrom wordt soms zachtjes meegespeeld op alle zware tijden of wordt gebruikt om accenten te geven. Het wordt ook met een pedaal bespeeld. De toms worden gebruikt om extra kleur aan de ritmes te geven. De basis set-up van een jazzdrummer is: ride, crash, hihat, snare, hi tom, floor tom (of tenortrom), bass drum. De meeste drummers hebben ook extra toms of cimbalen of kleinere percussie zoals een cowbell of een woodblock die ze op hun drumstel monteren. Elke drummer zoekt een eigen sound. Die kan hij krijgen door de trommen op zijn manier te stemmen of tape aan te brengen op de vellen. De meeste drummers zijn constant op zoek naar cimbalen. Sommige drummers hebben heuse verzamelingen. Geen twee cimbalen klinken immers gelijk, ook niet als ze van hetzelfde merk zijn. Voor sommige optredens zullen ze de ene, dan weer de andere verkiezen. Als drummers op een ander drumstel dan het hunne moeten spelen, zullen ze vaak de cimbalen vervangen door hun eigen cimbalen. Hoe smeriger de cimbalen zijn, hoe beter ze vaak zijn. De meeste drummers kuisen ze nooit. Als je iets verandert aan het oppervlak, zal de cimbaal immers anders klinken. Vaak hangt aan de zijkant van de floor tom een zakje met verschillende soorten trommelstokken (sticks), paukenstokken (mallets, hiervan is de kop omwikkeld met stof) en brushes. De kleur van de bespeelde instrumenten hangt natuurlijk ook af van het voorwerp waarmee je het aanslaat. Sticks klinken luid en scherp, mallets zacht en wollig en brushes heel zacht. Die laatste worden vaak bij ballads gebruikt. Net als bij de bassisten is de rol van de drummer timekeeping, maar net als bij de bassisten is die rol uitgebreider geworden en heeft de drummer meer vrijheid gekregen om kleur toe te voegen en actief deel te nemen aan het improvisatiespel, om de solist te ondersteunen en op te zwepen. Een drummer kan in zijn eentje bepalen hoe luid de groep klinkt of welke sfeer een nummer krijgt. Hij levert een belangrijke bijdrage tot de sound van een groep.
Luistervoorbeelden 1. Duke Ellington: Rocking In Rhythm (1931) Drums: Sonny Greer Stijl: 2. Count Basie: Taxi War Dance (1939) Drums: Jo Jones Stijl: 3. Horace Silver and The Jazz Messengers: Room 608 (1954) Drums: Art Blakey Stijl: 4. John Coltrane: The Promise (1963) Drums: Elvin Jones Stijl: 5. Miles Davis: Masqualero (1967) Drums: Tony Williams Stijl: 6. Chic Corea: Steps (1968) Drums: Roy Haynes Stijl:
3. de piano De piano is het de enige harmonische instrument in de klassieke ritmesectie. Zijn rol is dan ook om de begeleidende akkoorden van het thema te spelen. De typische gesyncopeerde manier waarop de pianist dat doen noemen we comping (van het werkwoord to accompany, begeleiden). De pianist zal met beide handen ritmes spelen in akkoorden die de solist moeten ondersteunen. Hij speelt die akkoorden in het middenregister van de piano. Wanneer hij zelf soleert, gebruikt hij zijn linkerhand om te compen en zijn rechterhand om melodische lijnen te spelen. Pianisten spelen een solo soms ook in block chords. Dat betekent dat ze elke noot van de melodie harmoniseren (anders gezegd: elke noot van de melodie krijgt een akkoord). Comping is een moeilijke discipline: - In jazz wordt veel gereharmoniseerd. Wanneer de bassist of de solist een ander akkoord suggereren in hun begeleiding of melodie (wat vaak niet afgesproken wordt), dan moet de pianist kunnen volgen en zijn akkoorden aanpassen hieraan. - De pianist mag niet in de weg zitten van de melodie van de solist. Een goede begeleider weet wanneer hij niets moet spelen. Sommige pianisten (Wynton Kelly was hier een grootmeester in) lijken altijd aan te voelen wanneer een blazer een ademhaling in zijn melodie zal plaatsen en vullen die vrijgekomen ruimte op met een akkoord. - De ritmes die de pianist speelt moeten passen bij de ritmes die de drummer speelt. De rol van de piano in de ritmesectie is in de loop van de jazzgeschiedenis geëvolueerd. Oorspronkelijk speelde de pianist de basnoten mee samen met de bassist en speelde akkoorden minder gesyncopeerd, hij accentueerde mee de sterke tijden. Nogmaals: jazz is van dansmuziek naar luistermuziek geëvolueerd. Vanaf de bebop speelde hij geen baslijnen meer, maar compt. Eind jaren vijftig leggen twee pianisten de basis voor de hedendaagse pianostijlen: - Bill Evans laat in zijn akkoorden de grondtoon weg, zodat de bassist meer ruimte krijgt en het geheel van de groep transparanter gaat klinken. - McCoy Tyner bouwt akkoorden op in kwarten, wat de solist meer ruimte geeft en de totale klank van het ensemble grondig verandert. Bill Evans
Luistervoorbeelden 1. Red Garland: Billy Boy (1958). 2. Chic Corea: The Matrix (1967) 3. Wynton Kelly: Freddie The Freeloader (1959). 4. Bobby Timmons: Autumn Leaves (1963). 5. Miles Davis: My Funny Valentine (1964) (piano: Herbie Hancock). 6. John Coltrane: My Favourite Things (1964) (piano: McCoy Tyner).