Advies betreffende beheerplan Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw in de kustgemeenten

Vergelijkbare documenten
Advies betreffende de impact van de verdere ruimte-inname in de voorhaven van Zeebrugge op het broedgebied van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw

Advies betreffende de ecologische randvoorwaarden voor broedgebieden van Zilvermeeuw en Kleine mantelmeeuw

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

Aanvullend advies over de ecologische randvoorwaarden voor broedgebieden van zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw

Advies over broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem

Sternen te Zeebrugge. Broeden op een kunstmatig schiereiland

EVOLUTIE VAN GROTE MEEUWEN Eric Stienen, Wouter Courtens, Marc Van de walle, Nicolas Vanermen & Hilbran Verstraete

Advies betreffende de voorgestelde maatregelen t.b.v. kleine mantelmeeuw en zilvermeeuw bij werken aan een havendok in Zeebrugge

Monitoring van de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge- Heist tijdens het broedseizoen 2010

Broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010

Seizoenale aantalspatronen bij meeuwen langs de Vlaamse kust

Evaluatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor het SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist tijdens het. broedseizoen 2006

Inrichting daken van gebouwen als broedgebied voor Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Visdief

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

Evaluatie van de instandhoudingsdoelstellingen. te Zeebrugge-Heist tijdens het broedseizoen 2007

Koloniebroedende pioniers. Dwergmeeuw Larus minutus

GEEN KUST ZONDER MEEUWEN. Infosessie

10 jaar Sternenschiereiland: een jubileum met gemengde gevoelens

Het wettelijke statuut van de meeuw. Michiel Vandegehuchte

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

BROEDENDE MEEUWEN SAMENVATTING. en hebben de aantallen zich spectaculair ontwikkeld. Beide soorten zijn nu vrij algemene

Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist en de westelijke voorhaven van Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2016

MB beheerregeling grote meeuwen

Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V Kustbroedvogels te ZeebruggeHeist en de westelijke voorhaven van. Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2014

RINGWERK OEVERZWALUWEN:

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen

Memo. Commissie voor de m.e.r. Robbert Wolf en Chris Moes. Ter informatie. Aan. Havenbedrijf Rotterdam N.V. Datum 13 november 2017 Telefoon Fax

1. Gemaakte afspraken

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Voorstel tot afbakening van een vogelrichtlijngebied voor het duurzaam in stand houden van de broedpopulaties van kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist

Inleiding. geïnventariseerd op. grootste op daken broedende kolonie meeuwen. Aanvulling hierop betreft het tellen van de grote kolonie op

Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist en de westelijke voorhaven van Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2013

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Blijven meeuwen in de toekomst op hun honger zitten?

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Meeuwen in Alkmaar. Voorkom meeuwen overlast op uw dak

Advies betreffende de verlenging van de erkenning van de wildbeheereenheid Capreolus Dilsen-Stokkem

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest

Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist en de westelijke voorhaven van Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2015

Meldingen meeuwen: april - augustus 2008

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

30 jaar kustbroedvogels in Zeebrugge

Documentnummer AMMD ( )

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

Geoorde fuut (Podiceps nigricollis) (A008) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis)

Meeuwen in Leiden Voorkom meeuwennesten op uw dak

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Resultaten 2014 en trends kolonievogels in Zuid-Holland zuid Districtscoördinator Sander Terlouw:

Aalscholvers in Vlaanderen

Meer dan 400 paar Zwarte sterns in Zuid- Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2014

2018 is door Sovon Vogelonderzoek en Vogelbescherming Nederland uitgeroepen tot het Jaar van de Huiszwaluw!

Portret van de (zee)meeuw

Meldingen meeuwen: maart september 2009

PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

Aantal broedparen van Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Scholekster op het Forteiland IJmuiden in 2014

16 Broedsucces van sternen in de Zeebrugse voorhaven

meeuwen in het duin meeuwen in de stad Frits van der Sluis

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

NATUUR IN DE IJSSELDELTA

TREK VAN AALSCHOLVERS OVER TELPOST DE HORDE

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3)

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht

Algemene weetjes over de Slechtvalk

Donderdag 28-jan 6:30 8:27 11:54 12:54 15:34 17:23 19:20

Advies over de toestand van de fazant in Vlaanderen

Stichting Natuur- en Vogelwacht Dordrecht Noorderelsweg 2 A, 3329 KH Dordrecht, tel.: , info@vogelwacht.eu,

Onderzoeksvraag zoals geformuleerd door SZW

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren

Bruine Kiekendief. Soort in de kijker

2. Stelt de minister een verschuiving vast van de nationaliteit van de bezoekers? Welke conclusies trekt de ministers uit deze cijfers?

De roek als broedvogel in Laarbeek - Inventarisatie

13.1 Zwarte kraai (Corvus corone)

Bos van Aa versus Oeverzwaluw : Succesverhaal of niet?

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Advies over de impact op avifauna van werken aan wachtboezems in de Antwerpse haven

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 1)

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

De tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof

Aantal gevonden legsels in 2008

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

Inhoud. Nota in het kader van de coördinatieopdracht monitoring asielinstroom van het Agentschap Integratie en Inburgering

Geoorde fuut (Podiceps nigricollis) (A008) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

Broedvogelonderzoek aan Kleine Mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen op het Forteiland, IJmuiden, 2011.

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2013

Natuur.oriolus 68(3): VOORWOORD

Predatie van de Achterhoekse Oehoes op Meerkoeten

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

Zeevogel uit het sop gelicht : jan-van-gent

Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

Toerisme in Caribisch Nederland 2016

Vestiging en recente toename van Raven als broedvogel in Noord Brabant

Transcriptie:

Advies betreffende beheerplan Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw in de kustgemeenten Nummer: INBO.A.2010.52 Datum: 26/02/2010 Contact: Auteur(s) : Kenmerk aanvraag : Geadresseerden: Cc: Marijke Thoonen marijke.thoonen@inbo.be Eric Stienen & Wouter Courtens e-mail op datum van 8/02/2010, JT/INBO/2010/014 Sarah Roggeman, sarah.roggeman@lne.vlaanderen.be Agentschap voor Natuur en Bos Koning Albert II-laan 20 1000 Brussel Martine Waterinckx, martine.waterinckx@lne.vlaanderen.be 1/15 INBO.A.2010.52

AANLEIDING Naar aanleiding van de recente probleemmeldingen met betrekking tot overlast van meeuwen aan de kust, werd het voorstel gedaan om een beheerregeling in het kader van het Soortenbesluit van de Vlaamse Regering op te maken voor de Zilvermeeuw en de Kleine Mantelmeeuw in de kustgemeenten. Een beheerregeling laat toe om samen met de verschillende belanghebbende partijen een duurzame oplossing op maat te zoeken voor de zich stellende problemen tussen soortenbescherming en economische en toeristische belangen. VRAAGSTELLING Om de discussie over en de zoektocht naar oplossingen op een goed onderbouwde manier te laten verlopen vraagt het Agentschap Natuur en Bos (ANB) het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) om recente data over het aantal broedparen van beide soorten, het aantal overwinteraars en het habitatgebruik. Daarnaast worden gegevens gevraagd over de populatiedynamiek alsmede een kaart waarop potentieel broedhabitat voor beide soorten wordt geïnventariseerd. Meer specifiek werden de volgende adviesvragen gesteld: Recente data over de omvang en trend van de Vlaamse broedpopulatie van Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw Recente data over de omvang en de trend van de Vlaamse winterpopulatie van Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw Recente data over de verdeling meeuwen in het binnenland de kust Recente data over het areaal van Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw Data over de beschikbare oppervlakte aan broed- en foerageergebied Data over de aantallen dakbroeders Data over de populatiedynamiek van de Zilvermeeuw en de Kleine Mantelmeeuw Een inventaris met nieuwe potentiële broedgebieden voor Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw aan de kust met bijhorend kaartmateriaal 2/15 INBO.A.2010.52

TOELICHTING PROFIELSCHETS Om deze vragen wat beter te kunnen kaderen wordt eerst een beknopte profielschets van de beide soorten gegeven. Deze profielschets behandelt kort de beschermingsstatuten en de relevante autecologische kenmerken van Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw en licht de recente ontwikkelingen in Europa toe. ZILVERMEEUW Larus argentatus De Zilvermeeuw behoort tot de grotere meeuwen in Vlaanderen. Het is een overwegend witte vogel met een lichtgrijze mantel, roze poten en gele snavel. Het broedareaal van de bij ons voorkomende ondersoort Larus argentatus argenteus strekt zich uit langs de kusten van Noordwest-Europa, van Frankrijk tot in Duitsland en omvat ook het Verenigd Koninkrijk en IJsland. Oorspronkelijk bestond de broedhabitat vooral uit schaars begroeide kustgebieden (zowel rotskusten als duingebieden). Er wordt meestal in kolonies (vaak ook gemengd met Kleine Mantelmeeuw) gebroed. De laatste decennia wordt meer en meer op daken en in het binnenland gebroed en bovendien vaker buiten kolonieverband (o.a. Rock, 2005, Courtens et al., 2006). Het aantal broedparen is in de loop van de 20 ste eeuw sterk toegenomen, maar neemt de laatste decennia in een aantal landen weer af (o.a. in het Verenigd Koninkrijk en Nederland; Camphuysen et al., 2008). In het Verenigd Koninkrijk is de afname inmiddels zo sterk (>50% van zowel de broed- als de winterpopulatie) dat de soort is opgenomen op de Rode Lijst van bedreigde broedvogels (Eaton et al., 2009). In ons land is de soort recentelijk van de Rode Lijst verwijderd gezien de recente aantalstoename en vestiging van meerdere kolonies. De soort kent een opportunistische voedselkeuze die bestaat uit vis, schelp- en schaaldieren, stekelhuidigen, wormen, zoogdieren, vogels en allerlei soorten afval. In de ons omringende landen zijn prooidieren afkomstig uit het intergetijdengebied en uit de kustnabije zone (voornamelijk bekomen achter vissersschepen tot enkele kilometers buiten de kust) de belangrijkste voedselbronnen tijdens het broedseizoen. In de winter wordt de soort ook geregeld aangetroffen op akkers en weilanden, op vuilstorten en in stedelijke omgeving. In ons land is de voedselkeuze nooit goed onderzocht. De weinige gegevens die beschikbaar zijn hebben betrekking op het voedsel tijdens de broedperiode (voornamelijk tijdens de kuikenfase), wat niet erg representatief is voor de voedselkeuze doorheen het jaar. Gegevens verzameld door het INBO in de periode 2001-2007 over het kuikendieet in de broedkolonie te Zeebrugge geven de volgende resultaten: 38% vis, 19% schelp- en schaaldieren, 37% afval (variërend van afval van beenhouwers tot boterhammen en frieten) en 6% ander dierlijk voedsel (o.a. wormen, zoogdieren en vogels). 3/15 INBO.A.2010.52

KLEINE MANTELMEEUW Larus fuscus Hoewel de naamgeving anders suggereert, behoort ook de Kleine Mantelmeeuw tot de grotere meeuwen in Vlaanderen. Het is een overwegend witte vogel met een donkergrijze mantel, gele poten en gele snavel. De soort is iets kleiner en wendbaarder dan de Zilvermeeuw. Volgens Wetlands International (2006) behoren de Belgische broedvogels tot de ondersoort Larus fuscus graelsii die broedt in Groenland, IJsland, de Faeroer-eilanden, Groot- Brittannië, Ierland, België en Frankrijk. In feite zijn de Belgische broedvogels echter een mengvorm tussen de ondersoorten Larus fuscus graelsii en Larus fuscus intermedius (voorkomend ten noorden van Denemarken). Deze mengvorm broedt aan de oostelijke Noordzeekust van Denemarken tot in Frankrijk. Oorspronkelijk bestond de broedhabitat vooral uit schaars begroeide kustgebieden (zowel rotskusten als zandige habitats), waar meestal in kolonies werd gebroed. Vaak zijn de broedkolonies gemengde kolonies van Kleine Mantelmeeuw en Zilvermeeuw, waarbij de Kleine Mantelmeeuw meestal domineert in de meer centrale delen van de kolonie en een voorkeur heeft voor de zones met korte vegetatie. De laatste decennia wordt meer en meer op daken (tot op tientallen kilometers uit de kust) gebroed en vaker buiten kolonieverband (o.a. Rock, 2005, Courtens et al., 2006). Het aantal broedparen is in Europa in de 20 ste eeuw sterk toegenomen, maar lijkt de laatste decennia wat te stabiliseren en plaatselijk zelfs af te nemen. Net als Zilvermeeuw kent Kleine Mantelmeeuw een opportunistische voedselkeuze, maar heeft een veel sterkere voorkeur voor vis dan deze. In de ons omringende landen bestaat het voedsel voornamelijk uit mariene vis (vaak bemachtigd achter vissersschepen tot tientallen kilometers buiten de kust) en mariene en terrestrische invertebraten, maar ook afval wordt gegeten (Camphuysen et al., 2008). In ons land is de voedselkeuze nooit goed onderzocht. Gegevens verzameld door het INBO in de periode 2001-2007 over het kuikendieet in de broedkolonie te Zeebrugge geven de volgende resultaten: 64% vis, 14% schelp- en schaaldieren, 13% afval en 8% ander dierlijk voedsel (o.a. wormen, zoogdieren en vogels). Het lijkt erop dat afval een iets grotere fractie van het dieet uitmaakt bij adulte vogels. 4/15 INBO.A.2010.52

OMVANG EN TREND VAN DE VLAAMSE BROEDPOPULATIE Zowel de Zilver- als de Kleine Mantelmeeuw hebben Vlaanderen pas in de tweede helft van de 20 ste eeuw gekoloniseerd, hetgeen past in een globale voortschrijdende zuidwaartse verschuiving van het broedareaal. Lange tijd vormde het Zwin te Knokke de enige Vlaamse broedplaats van de Zilvermeeuw. Vanaf 1972 werd de soort er een jaarlijkse broedvogel na enkele solitaire broedgevallen in de jaren 60. Het maximum werd bereikt in 1991 met 74 koppels. Vanaf 1984 werd voor het eerst gebroed buiten het Zwin, namelijk in de Gentse kanaalzone (1 koppel). Het maximale aantal broedkoppels in dit laatste gebied was 35 in 2003. Elders in het binnenland werd de soort als broedvogel vastgesteld te Kallo, Mol en Lommel (steeds maximaal enkele paren) (Stienen et al., 2002; Vermeersch & Anselin, 2009). De eerste broedgevallen van Kleine Mantelmeeuw werden eveneens in het Zwin vastgesteld in 1985. In 1993 broedden er nog altijd minder dan 100 koppels grote meeuwen in Vlaanderen (Figuur 1). Vanaf 1987 (Zilvermeeuw) en 1991 (Kleine Mantelmeeuw) werden broedgevallen vastgesteld op nieuwe opgespoten terreinen in de Zeebrugse voorhaven. Aflezingen van geringde individuen tonen aan dat de eerste kolonisten afkomstig waren van het zuiden van Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Het aantal broedparen bleef in eerste instantie relatief gering totdat in de periode 1999-2003 een zeer sterke stijging van het aantal broedparen werd vastgesteld. Deze exponentiële stijging was merkbaar bij beide soorten, maar was het grootst bij Kleine Mantelmeeuw. Hierdoor sloeg de verhouding tussen de beide soorten om van meer dan 80% Zilvermeeuwen (periode 1985-1993) tot minder dan 40% Zilvermeeuwen vanaf 2001. Na 2003 bleef de Vlaamse populatie vrij stabiel op 6000 à 7000 broedparen (gegevens INBO). Aantal broedparen 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 zilvermeeuw kleine mantelmeeuw 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 Figuur 1. Aantalsveranderingen in de Vlaamse broedpopulatie van Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw in de periode 1985-2009. CONCLUSIE: Na een sterke stijging van de Vlaamse broedpopulatie van zowel Kleine Mantelmeeuw als Zilvermeeuw in de periode 1999-2003, zijn de aantallen na 2003 gestabiliseerd op 6000 à 7000 broedparen. 5/15 INBO.A.2010.52

OMVANG EN TREND VAN DE VLAAMSE POPULATIE BUITEN HET BROEDSEIZOEN In de broedperiode bevinden zich de laatste jaren dus ongeveer 12.000 tot 14.000 volwassen individuen in de broedkolonies. In juli en augustus zijn die nog eens vergezeld van hun vliegvlugge jongen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er in die maanden een sterke piek is van het aantal meeuwen aan de Belgische kust wordt geregistreerd (Figuur 2). Niettemin lijkt het aantal meeuwen langs onze kust geen direct verband te houden met de broedpopulatie. Het aantal grote meeuwen, en zeker het aantal Zilvermeeuwen, langs onze kust is namelijk groter dan wat het aantal broedparen doet vermoeden (in juli 2008 werden 16.317 Zilvermeeuwen en 8836 Kleine Mantelmeeuwen geteld). Bovendien is de verhouding tussen de soorten anders dan in de broedkolonie. Het jaar rond is ongeveer 60-70% van de meeuwen langs de Belgische kust Zilvermeeuw. De overige 30-40% bestaat uit andere soorten, waaronder Kleine Mantelmeeuw. Die laatste soort trekt vanaf augustus weg uit Vlaanderen om te overwinteren op het Iberisch schiereiland en langs de kusten van noordelijk Afrika. 35000 30000 25000 Aantal individuen 20000 15000 10000 5000 0 dec 89 jun 90 sep 90 nov 98 nov 98 jan 99 feb 99 mrt 99 jan 01 sep 03 feb 08 mrt 08 apr 08 mei 08 jun 08 jul 08 aug 08 sep 08 okt 08 nov 08 dec 08 jan 09 Kokmeeuw Stormmeeuw Kleine Mantelmeeuw Grote Mantelmeeuw Zilvermeeuw Figuur 2. Totaaltellingen van meeuwen langsheen de Vlaamse kust in de periode december 1989- januari 2009. Merk op dat de tijdsas geen continu verloop weergeeft. De Zilvermeeuw is het hele jaar door talrijk aanwezig. De herkomst en de leeftijd van de vogels vertoont evenwel sterke verschillen doorheen het jaar. Van februari tot juli domineren de onvolwassen vogels, terwijl vanaf augustus verhoudingsgewijs meer volwassen Zilvermeeuwen aanwezig zijn langs onze kust (Figuur 3). Uit aflezingen van kleurringen blijkt dat zeker in de herfst lang niet alle adulte vogels van Vlaamse origine zijn (tot ongeveer 30% komt uit het buitenland; Bosman, 2009). Vanaf december stijgt het percentage immature vogels weer. Van de onvolwassen Zilvermeeuwen is het hele jaar door ongeveer 50-60% van Vlaamse origine. 6/15 INBO.A.2010.52

20000 18000 16000 14000 12000 Aantal individuen 10000 8000 6000 4000 2000 0 ZM immatuur ZM adult feb 08 mrt 08 apr 08 mei 08 jun 08 jul 08 aug 08 sep 08 okt 08 nov 08 dec 08 jan 09 Figuur 3. Aantal volwassen en onvolwassen Zilvermeeuwen langs de Vlaamse kust tijdens totaaltellingen in de periode februari 2008 januari 2009 (gegevens Bosman, 2009). Over de trend in het aantal vogels buiten het broedseizoen kan weinig met zekerheid worden gezegd. Er hebben in het verleden slechts een paar totaaltellingen plaatsgevonden (zie figuur 2). De eerste telling dateert van december 1989, toen 9824 grote meeuwen werden geteld. Uiteraard waren dat bijna allemaal Zilvermeeuwen aangezien de meeste Kleine Mantelmeeuwen zich in hun winterkwartier bevonden. Piekaantallen werden telkens geregistreerd in augustus/september (tellingen in 1990, 2003 en 2008) waarbij de aantallen schommelden tussen 19.630 en 24.923 vogels. De piekaantallen langs de kust houden dus geen verband met de het aantal broedparen en lijken eerder een soort draagkracht van onze kust te reflecteren. CONCLUSIE: Het aantal vogels langs de kust houdt geen direct verband met de grootte van de broedpopulatie. Bovendien behoren lang niet alle vogels langs de kust tot de Vlaamse broedpopulatie. 7/15 INBO.A.2010.52

VERDELING BINNENLAND - KUST Buiten het broedseizoen bestaan geen goede gegevens over de verdeling van grote meeuwen tussen binnenland en de kust. Het is een feit dat buiten het broedseizoen overal in Vlaanderen grote meeuwen vertoeven, gebiedsdekkende tellingen zijn echter moeilijk uit te voeren en ontbreken. Over de verdeling van de broedvogels zijn wel gegevens beschikbaar. Tot op heden bleef de fractie die in het binnenland broedt, op een enkele uitzondering na (in 1990, toen waren de totale aantallen evenwel nog erg beperkt), beperkt tot minder dan 2% van de populatie. Dat geldt zowel voor Zilvermeeuw als voor Kleine Mantelmeeuw. Er is tot nu toe ook geen tendens tot het meer in het binnenland broeden vastgesteld. Integendeel zelfs aangezien de kolonie die enkele jaren in de omgeving van Gent (Sidmar) heeft gebroed helemaal is verdwenen. Dat wil overigens niet zeggen dat het binnenland niet geschikt is als broedplaats. Het is eerder zo dat de geschikte broedplaatsen in het binnenland nog niet zijn gekoloniseerd en dat analoog aan het buitenland een toename van het aantal broedvogels verwacht mag worden. Door de aanwezigheid van de Vos zal het hierbij hoogstwaarschijnlijk vooral gaan om dakbroedende individuen. CONCLUSIE: In theorie is het binnenland geschikt als broedgebied maar is het (nog) niet gekoloniseerd. Analoog aan de situatie in de ons omringende landen wordt dit evenwel verwacht in de toekomst. Over de verdeling van grote meeuwen tussen de kust en het binnenland tijdens de winter zijn geen goede gegevens beschikbaar. BROEDAREAAL VAN ZILVERMEEUW EN KLEINE MANTELMEEUW Het huidige areaal dat door de Vlaamse broedpopulatie is ingenomen blijft grotendeels beperkt tot de broedgebieden in de voorhaven van Zeebrugge (in 2008 111 ha in gebruik bij de meeuwen, figuur 8) en in Oostende (zeer ruwe schatting 10-25 ha, verspreid over meerdere daken). Daarbuiten wordt nog hooguit 10 ha daken gebruikt. Nog dit jaar zal het areaal in de voorhaven gevoelig beperkt worden aangezien een deel van de onbebouwde vlakte ten noorden van het Albert II-dok geschikt zal worden gemaakt als bedrijventerrein. In de nabije toekomst zal in de haven van Zeebrugge nog meer broedhabitat verdwijnen. Stienen et al. (2007) berekenden dat bij volledige economische ingebruikname van het havengebied er uiteindelijk nog ongeveer 19,5 ha zou overblijven die eventueel door meeuwen kunnen worden gebruikt in de vorm van groenstroken, wegbermen en daken van bestaande gebouwen. Dat zou in theorie voldoende zijn om een populatie van ongeveer 475 koppels grote meeuwen te herbergen. Dit zou betekenen dat ongeveer 6000 broedparen hun heil elders zouden moeten gaan zoeken. CONCLUSIE: Het overgrote gedeelte van de Vlaamse broedpopulatie Kleine Mantelmeeuw en Zilvermeeuw bevindt zich in de voorhaven van Zeebrugge. De meeste van de huidige broedterreinen zullen op termijn verdwijnen, de overgebleven delen zijn geschikt om een kleine fractie van de populatie op te vangen. 8/15 INBO.A.2010.52

BESCHIKBAAR OPPERVLAK Zelfs indien de huidige broedgebieden in de haven van Zeebrugge vrijwel volledig zouden verdwijnen is er in Vlaanderen nog volop potentie voor broedende grote meeuwen. De wenselijkheid dat die gebieden worden ingenomen door grote meeuwen kan echter in vraag worden gesteld. Aan de Vlaamse kust zijn vrijwel alle natuurlijke habitats momenteel ongeschikt als broedgebied voor grote meeuwen omdat de Vos in al deze gebieden aanwezig is. In Nederland heeft de aanwezigheid van de Vos ervoor gezorgd dat grote meeuwen bijna volledig zijn verdwenen uit de natuurlijke kusthabitats (Camphuysen et al., 2008). Er wordt alleen nog maar gebroed op eilanden die onbereikbaar zijn voor Vossen. De verstoorde meeuwen hebben zich verplaats naar de daken van stedelijke gebieden (o.a. Leiden) en industrieterreinen tot ver in het binnenland. Het enige min of meer natuurlijke gebied dat geschikt is voor grote meeuwen is het Sternenschiereiland in de haven van Zeebrugge. Het Sternenschiereiland is momenteel ongeveer 10 ha groot en qua habitat uiterst geschikt voor grote meeuwen. Bovendien worden er maatregelen getroffen om het schiereiland vrij van Vossen te houden. Bij Besluit van de Vlaamse Regering 1 is echter beslist dat het Sternenschiereiland ten allen tijd vrij van broedende grote meeuwen dient te worden gehouden om de sternenkolonies niet te hypothekeren. Verder zijn zowat alle relatief platte dakdelen en dakgoten met een goed uitzicht in potentie geschikt als broedhabitat (zolang er water en voldoende voedsel in de buurt is). Er is tot op heden geen studie gedaan naar de voorkeur van meeuwen voor bepaalde daken, afstanden tot de foerageergebieden of afstand tot de kust, zodat een echte potentiekaart niet kan worden gegeven. Zeker in termen van aantallen broedparen is het niet duidelijk welk deel van de populatie op Vlaamse daken terecht kan. CONCLUSIE: In theorie is er buiten de voorhaven van Zeebrugge volop potentie voor broedende grote meeuwen. De meeste gebieden zijn bereikbaar voor Vossen en daarom ongeschikt. Bij de overige geschikte gebieden kan de wenselijkheid van de vestiging van grote meeuwen in vraag gesteld worden. Het enige relatief natuurlijke gebied dat in aanmerking komt is het Sternenschiereiland, dit is echter bij Besluit van de Vlaamse Regering voorbehouden voor broedende sternen. Verder zijn zowat alle redelijk platte daken in theorie geschikt zolang er water en voldoende voedsel in de buurt aanwezig is. AANTAL DAKBROEDERS De eerste dakbroedende meeuwen werden in 1998 vastgesteld in Oostende (François, 1999, 2002). Vanaf dan zien we een gestage stijging van het aantal dakbroeders, in eerste instantie alleen in Oostende maar de laatste jaren ook in de voorhaven van Zeebrugge (op loodsen) en in Knokke-Heist (Figuur 4). De toename van het aantal dakbroedende grote meeuwen loopt niet parallel met die van de Vlaamse broedpopulatie. Het percentage dakbroeders is niet uit te drukken als een bepaald vast percentage van de populatie, maar vertoont een gestage stijging. Op vandaag bedraagt het ongeveer 9 à 10% van de Vlaamse broedpopulatie. Net als in bij het op de grond broedende deel van de populatie waren het in eerste instantie Zilvermeeuwen die de daken koloniseerden (Figuur 5). Daarna nam het aandeel 1 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2005. Besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gebied Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone in toepassing van de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand. Belgisch Staatsblad 12/09/2005. 9/15 INBO.A.2010.52

Kleine Mantelmeeuwen gestaag toe, maar op de daken werd nog niet hetzelfde niveau bereikt als op de grond. CONCLUSIE: Het aantal dakbroedende meeuwen in Vlaanderen is de voorbije jaren toegenomen. Momenteel broedt ongeveer 9 à 10% van de Vlaamse populatie op daken. Aantal dakbroedende paren 700 600 500 400 300 200 100 0 Oostende Knokke-Heist Voorhaven Zeebrugge % dakbroeders 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 Percentage dakbroeders 2001 2003 2005 2007 2009 Figuur 4. Het aantal broedparen dat op daken van gebouwen nestelt is het voorbije decennium sterk toegenomen (balken, linker Y-as). Tegelijkertijd neemt ook het aandeel van de Vlaamse populatie dat op daken broedt toe (punten verbonden door een getrokken lijn, rechter Y-as). %ZM_dak %ZM_Vlaamse populatie 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 Figuur 5. Veranderingen in de verhouding Zilvermeeuw/Kleine Mantelmeeuw (uitgedrukt in percentage Zilvermeeuwen) in de Vlaamse broedpopulatie in haar geheel en in de dakbroedende populatie. POPULATIEDYNAMIEK 10/15 INBO.A.2010.52

Uit bovenstaande veranderingen is een aantal belangrijke zaken af te lezen wat betreft populatiedynamiek. De Vlaamse populatie heeft ogenschijnlijk een plafond bereikt (ongeveer 6000-7000 broedparen). Dit wil echter niet zeggen dat er geen potentieel geschikt broedgebied meer beschikbaar is. Het lijkt erop dat het eerder de voedselbeschikbaarheid is die de grootte van de kolonie bepaalt en niet de oppervlakte aan broedhabitat. Hetzelfde lijkt te gelden voor de niet-broedende populatie. Die is sinds de eerste tellingen in 1989 niet in aantal toegenomen ondanks het feit dat de broedpopulatie in die periode wel sterk is gegroeid. Zowel in Oostende als in Zeebrugge (voorhaven en achterhaven) vertonen de meeuwen een sterke voorkeur voor het broeden in kolonieverband. In Zeebrugge werd er altijd op de grond gebroed. Zowel in de achterhaven als in de voorhaven was er veel geschikt habitat voor grote meeuwen. In Oostende was er een aantal geschikte daken dat grotere aantallen meeuwen konden herbergen. Op beide locaties zijn er specifieke voorvallen geweest die ervoor hebben gezorgd dat de meeuwen zich gingen verplaatsen en verspreiden. Dat zijn feitelijk de beste case-studies om de beweegredenen en beslissingen van de meeuwen te begrijpen. Case-studie 1: Oostende De Oostendse meeuwen broedden van oorsprong op een beperkt aantal plaatsen, voornamelijk aan de oosteroever. Jarenlang was er een grote kolonie gevestigd op de daken van het houtverwerkingsbedrijf Lemahieu. Ook op de daken van het station en het Atheneum was een kolonie gevestigd. Doordat de daken van het bedrijf Lemahieu werden vernieuwd, de daken van het station in het broedseizoen werden vervangen en vogels van het Atheneum actief werden verjaagd door een valkenier, veranderde de situatie op enkele jaren tijd volledig. Een deel van de broedvogels vestigde zich op de vismijn, de rest ging zich verspreiden over de Oostendse binnenstad. Ook daar werden ze grotendeels verjaagd waarop ze zich meer en meer naar de buitenwijken gingen verplaatsen. Het voorlopige eindresultaat is niet dat het aantal broedvogels is afgenomen, maar wel dat de vogels zich hebben verplaatst naar andere plekken. Over het algemeen waren dat plaatsen die ook daarvoor al ter beschikking van de meeuwen stonden. Case-studie 2: Achterhaven van Zeebrugge Op een braakliggend terrein in de achterhaven van Zeebrugge vestigden zich in 1991 enkele koppels Zilvermeeuwen (Figuur 6). In de daarop volgende jaren namen de aantallen gestaag toe. Ook vestigden zich al snel enkele tientallen koppels Kleine Mantelmeeuwen. In de periode 1998-2000 daalden de aantallen tijdelijk toen de vogels op zoek gingen naar een ander broedterrein binnen de achterhaven. Hierna namen de aantallen opnieuw toe en bereikte een maximum van ruim 400 koppels in 2002. Ongeveer in deze periode ontdekten Vossen de kolonie en 2 jaar later was deze helemaal verdwenen, ondanks het feit dat het biotoop voor de rest niet erg was veranderd. Aflezingen van kleurringen tonen aan dat een groot deel van deze vogels zich aansloot bij de kolonie in de voorhaven van Zeebrugge. 11/15 INBO.A.2010.52

Aantal broedparen 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 Zilvermeeuw Kleine Mantelmeeuw 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Figuur 6. Aantal koppels Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw in de achterhaven van Zeebrugge in de periode 1990-2009. Case-studie 3: Voorhaven van Zeebrugge In de voorhaven van Zeebrugge is het broedgebied sinds het ontstaan van de kolonies voortdurend aan sterke veranderingen onderhevig. Door voortschrijdende vegetatiesuccessie en economische ingebruikname van delen van het broedterrein werden de meeuwen telkens weer gedwongen om zich te verplaatsen. Telkens vestigden ze zich in de directe nabijheid van de oorspronkelijke broedplaats aangezien er altijd wel voldoende broedgebied beschikbaar was in de directe omgeving. Dit was zelfs het geval toen op het oudste kerngedeelte van de kolonie drie nieuwe loodsen werden ingeplant. Alleen lokaal konden er zich problemen voordoen als de vernietigde habitat nog altijd geschikt bleek. Nadat bijvoorbeeld een spoorlijn werd aangelegd dwars door het hart van één van de oudste delen van de kolonie bleven de meeuwen langs en tussen het spoor broeden wat het spoorpersoneel als problematisch ervoer. Omdat in de loop der jaren de oppervlakte aan geschikt broedhabitat afnam, concentreerden de meeuwen zich meer en meer op een beperktere oppervlakte: er was sprake van condensatie. In 2007 deed de Vos zijn intrede in de voorhaven. In het begin van het broedseizoen werd veel predatie van eieren vastgesteld en de vogels waren als gevolg van de aanwezigheid van deze predator erg onrustig. Veel vogels gingen op zoek naar nieuw broedhabitat. Hierbij ging het vooral om Zilvermeeuwen die in de ruigere delen en aan de randen van de kolonie broedden. Ditmaal vestigden de vogels zich niet enkel in de buurt van de oorspronkelijke terreinen, omdat er nog maar weinig alternatieven overbleven en de Vos overal kwam. Sommige meeuwen hielden het voor een jaartje gezien in Zeebrugge, maar andere gingen zich verspreiden. Het INBO kreeg verschillende meldingen van gekleurringde vogels in of in de buurt van bestaande broedkolonies in Frankrijk en Nederland, maar ook bijvoorbeeld in Oostende. Ook in 2008 waren meerdere Vossen actief in de Zeebrugse voorhaven. Zowel in 2007 en vooral in 2008 werden plotseling allerlei nieuwe locaties in de buurt gekoloniseerd. Dit waren wederom locaties die ook voordien al (grotendeels) beschikbaar waren (vergelijk figuren 7 en 8). Het Sternenschiereiland werd bijvoorbeeld gekoloniseerd door 9 koppels, op een dam bij het gasbedrijf Fluxys kwamen maar liefst 37 paren tot broeden, op de oostelijke havenstrekdam nestelden 7 koppels en ook in VNR de Baai van Heist werden 2 nesten geteld. Andere individuen verkozen dan weer de daken van gebouwen om te gaan nestelen. Voor het eerst werd in noemenswaardige aantallen gebroed op de daken van de loodsen van Sea-Ro en werden enkele nesten gevonden op daken in de woonkernen van Knokke en Heist. Zeer opmerkelijk is overigens dat de groenstrook ter hoogte van 12/15 INBO.A.2010.52

het spoor, die nota bene speciaal werd ingericht voor grote meeuwen en die nog lang als reststrook beschikbaar zal blijven, niet werd ingenomen door de verstoorde meeuwen. De broeddichtheid was hier in 2008 zelfs lager dan in 2006. Figuur 7. Dichtheid van broedende Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw (aantal koppels per ha) in verschillende deelgebieden in de voorhaven van Zeebrugge in 2006. 13/15 INBO.A.2010.52

Figuur 8. Dichtheid van broedende Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw (aantal koppels per ha) in verschillende deelgebieden in de voorhaven van Zeebrugge in 2008. CONCLUSIE: In deze case-studies zitten een aantal gemeenschappelijke delers die als volgt kunnen worden samengevat: 1) Meeuwen broeden het liefst in kolonieverband, al dan niet op een dak. 2) Als ze worden gedwongen zich te verplaatsen sluiten ze zich bij voorkeur aan bij een bestaande kolonie in de directe omgeving 3) Bij gebrek daaraan verplaatsen ze zich over grotere afstanden, koloniseren ze nieuwe gebieden en zijn meer geneigd om solitair te gaan broeden. De aantallen nemen echter niet altijd af. Al deze zaken werden eveneens in het buitenland reeds vastgesteld, zij het na verdwijnen van de habitat van een kolonie, het moedwillig verstoren ervan, het proberen elimineren van adulte vogels en de komst van Vos in een aantal kolonies. INVENTARIS VAN POTENTIEEL BROEDGEBIED De belangrijkste conclusie van voorgaande paragraaf is dat wanneer meeuwen worden verstoord zulks hoofdzakelijk leidt tot een herschikking van de bestaande broedparen over nieuwe, deels onvoorspelbare locaties. De plekken die tot op heden zijn gekozen door de meeuwen waren niet te voorzien, temeer omdat er een enorm groot aanbod is van potentiële broedplaatsen. Quasi alle relatief platte daken in de omgeving van de kust zijn in potentie geschikt. Maar ook verder in het binnenland liggen er potentiële broedplaatsen. De enige voorwaarden zijn de aanwezigheid van voedsel en de afwezigheid van Vossen en verstoring. Dat laatste maakt dat momenteel feitelijk alle natuurlijke habitats (zoals duingebieden) ongeschikt zijn. Men zou kunnen overwegen om stukken duinengebieden ontoegankelijk te maken voor de Vos en in te richten als meeuwenbroedplaats. Dan stelt zich echter een ander probleem, namelijk dat verstoorde meeuwen niet zijn te sturen. Allicht zal de ingerichte plek op termijn (kolonisatie duurt ongeveer 15 jaar) ingenomen worden door een meeuwenkolonie, maar in tussentijd kunnen de verdreven meeuwen zich ook op allerlei andere plekken gevestigd hebben. CONCLUSIE - Zoals het zich doet aanzien wordt de draagkracht van het systeem gelimiteerd door de aanwezigheid van voedsel en niet door de aanwezigheid van nestgelegenheid. Immers: o De Vlaamse broedpopulatie vertoont de laatste jaren een plafond van 6000-7000 paren; o Het aantal vogels langs de kust houdt geen direct verband met de grootte van de broedpopulatie maar is redelijk constant en lijkt eerder gerelateerd aan de voedselhoeveelheid; o Zeker buiten het broedseizoen behoren lang niet alle vogels langs de kust tot de Vlaamse broedpopulatie. - Bij volledige economische ingebruikname van de haven van Zeebrugge gaan meerdere duizenden koppels op zoek naar een alternatieve broedplaats. Sturing van die zwervende populatie is haast onmogelijk. - Als gevolg van de aanwezigheid van de Vos zijn er momenteel geen natuurlijke habitats geschikt als broedgebied voor grote meeuwen. Enkel het Sternenschiereiland (bedoeld voor de instandhouding van de sternenpopulaties) en platte daken (vooral langs de kust) behoren momenteel tot potentieel broedgebied. 14/15 INBO.A.2010.52

REFERENTIES Bosman, D., 2009. Gulls (Laridae) along the Belgian coast with focus on Herring Gull Larus argentatus and Lesser Black-backed Gull Larus fuscus. Masterthesis UGent, Gent Camphuysen, C.J., J. Ouwehand, A. Gronert & N. Gallego Garcia, 2008. Over de top: van exponentiële groei naar ineenstorting of stabilisatie. Onderzoek naar factoren die contrasterende populatietrends bij Kleine Mantelmeeuw en Zilvermeeuw kunnen verklaren. Onderzoeksresulaten 2006-2007. Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek, Texel. Courtens, W. E.W.M. Stienen, M. Van de walle & H.J.P Vercruijsse, 2006. Grote meeuwen in Zeebrugge: problemen en oplossingen. In: Courtens et al., 2006. Eindrapport monitoring SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist en Poldercomplex : resultaten van het eerste jaar. Adviesnota INBO.2006.A. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. Eaton, M.A., A.F. Brown, D.G. Noble, A.J. Musgrove, R.D. Hearn, N.J. Aebischer, D.W. Gibbons, A. Evans & R.D. Gregory, 2009. Birds of Conservation Concern 3: the population status of birds in the United Kingdom, Channel Islands and Isle of Man. British Birds 102: 296-341. François, R., 1999. Eerste vaststelling van dakbroedende Zilvermeeuwen Larus argentatus in België. Mergus 13: 1-6. François, R., 2002. Aantalsevolutie en gedrag van dakbroedende Zilvermeeuwen Larus argentatus en Kleine Mantelmeeuwen Larus fuscus in België. Oriolus 68: 123-127. Rock, P., 2005. Urban gulls: problems and solutions. British Birds 98: 338-355. Stienen, E.W.M, J. Van Waeyenberge & H.J.P Vercruijsse, 2002. Zilvermeeuw Larus argentatus en Kleine Mantelmeeuw Larus fuscus als broedvogels in Vlaanderen. Oriolus 68: 104-110. Stienen, E.W.M., N. Vanermen & W. Courtens, 2007. Veranderingen in het bestand van Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw te Zeebrugge in het verleden en te verwachten veranderingen in de nabije toekomst. Adviesnota INBO.A.2007.69. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. Vermeersch, G. & A. Anselin, 2009. Broedvogels in Vlaanderen 2006-2007. Recente status en trends van Bijzondere Broedvogels en soorten van de Vlaamse Rode Lijst en/of Bijlage I van de Europese Vogelrichtlijn. Wetlands International, 2006. Waterbird Population Estimates fourth edition. Wetlands International, Wageningen. 15/15 INBO.A.2010.52