1.2 De nagevorderde belasting beloopt f 8.749, over welk bedrag een verhoging van 100 percent is toegepast.

Vergelijkbare documenten
van de mondelinge uitspraak op het beroepschrift van X te Z

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

Het gerechtshof te Arnhem, tweede meervoudige belastingkamer;

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer. een uitspraak en een besluit van de Inspecteur der omzetbelasting te Y, de inspecteur.

Gerechtshof te 's-gravenhage tweede meervoudige belastingkamer d.d. 8 oktober 1993 nummer: M-2 UITSPRAAK

Overwegende dat de inspecteur het verschuldigde griffierecht tijdig heeft

Uitspraak d.d. 10 januari 1986 MI Griffie 3699/85 Type: ws. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer.

Gerechtshof te 's-gravenhage derde enkelvoudige belastingkamer d.d. 27 maart 1991 nummer: 3477/89-E-3. UITSPRAAK

Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I. Griffie 3050/81 Type: ev. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer;

1.2. De aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

G E R E C H T S H O F A R N H E M.

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K

een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1980 opgelegd door de Inspecteur der directe belastingen te Y, de inspecteur.

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

Gerechtshof te 's-gravenhage tweede meervoudige belastingkamer 19 maart 1998 nr. 96/0667 UITSPRAAK

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, P, betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikking.

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1988 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van f ,--.

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

Hoge Raad der Nederlanden

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

GERECHTSHOF s-hertogenbosch

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Vierde Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

Gehoord ter zitting van 12 april 1983 belanghebbende, vergezeld van voornoemde gemachtigde, alsmede de inspecteur;

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. BELASTINGKAMER 13 juni 1986 Nr. 253/85

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064


GERECHTSHOF AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer

een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen P, de Inspecteur.

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Uitspraak van 26 maart 2014 [X] te [Z], belanghebbende, de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,

Uitspraak 21 september rolnr. 50/82 M I. Griffie 2849/79. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer;

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/ Uitspraak op het hoger beroep van

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733


GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987

1.2. Deze aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Meervoudige Belastingkamer;

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

Het gerechtshof te Arnhem, eerste enkelvoudige belastingkamer;

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL. van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393

HET GERECHTSHOF AMSTERDAM, Eerste Meervoudige Belastingkamer

ECLI:NL:GHARN:2000:AA5873

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

ECLI:NL:GHARN:1999:AA1481

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

Uitspraak. NTFR 2002, 802 FutD BELASTINGKAMER Nr. 98/ HET GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch U I T S P R A A K

op het beroep van X te Y, belanghebbende, tegen een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst ondernemingen Z de Inspecteur.

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

op het beroep - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - van X te Z, belanghebbende,

G E R E C H T S H O F A R N H E M - O - BELASTINGKAMER Nr. 371/1979. Het Gerechtshof te Arnhem, eerste enkelvoudige belastingkamer;

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

NTFR 2010/203 met annotatie van Castelijn FutD V-N 2009/65.1.1

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5163

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996.

ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4710 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

Uitspraak NTFR 2000, 748 V-N 2000/ BELASTINGKAMER Nr. 97/ HET GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch U I T S P R A A K

ECLI:NL:GHSHE:2016:2731

LJN: BX7144, Gerechtshof 's-hertogenbosch, 11/00755

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00546

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123


Geen plaats voor vergrijpboete bij niet verantwoorde afkoopsom lijfrentepolis

ECLI:NL:GHARL:2017:613

Rolno. 44/1976 E. III 1909/75 S.W. Het Gerechtshof te 's-gravenhage, derde enkelvoudige belastingkamer;

ECLI:NL:GHARN:2006:AW2040

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:GHAMS:2003:AF4806 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 02/1806

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815

HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, tweede meervoudige Belastingkamer;


ECLI:NL:GHARL:2017:634

Transcriptie:

Gerechtshof te 's-gravenhage eerste meervoudige belastingkamer 28 maart 1995 nummer 93/1846 UITSPRAAK op het beroep van X te Z tegen na te noemen door de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen W, aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslag, zomede tegen het besluit door de Inspecteur bij het vaststellen van die navorderingsaanslag genomen met betrekking tot de daarin begrepen verhoging. 1. Navorderingsaanslag en kwijtscheldingsbesluit 1.1 De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 1991 een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 48.741 en een belastingvrije som van f 4.660. 1.2 De nagevorderde belasting beloopt f 8.749, over welk bedrag een verhoging van 100 percent is toegepast. 1.3 Bij het vaststellen van de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur tevens het besluit genomen van deze verhoging geen kwijtschelding te verlenen. 2. Loop van het geding 2.1 Belanghebbende is van de bovenvermelde navorderingsaanslag in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmede is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van f 75. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. 2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Gerechtshof van 13 september 1994, gehouden te 's-gravenhage. 1

Aldaar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende, mr. A, alsmede de Inspecteur, tot zijn bijstand vergezeld van B en C. 2.3 Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt. 3. Vaststaande feiten Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan: 3.1 Belanghebbende drijft een eenmanszaak onder de naam Handelsonderneming R in antiek, curiosa, tuinbeelden, lantaarns, lampen, etc. Vanaf 1988 drijft hij deze onderneming vanuit een gehuurde opslagruimte te P. 3.2 In 1993 startte de FIOD een onderzoek inzake handel in en gebruik van valse fakturen, zulks naar aanleiding van een onderzoek van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid, alwaar fakturen werden aangetroffen welke vermoed werden vals te zijn. Uit het FIOD-onderzoek is betrokkenheid van belanghebbende naar voren gekomen. 3.3 Aan belanghebbende was een primitieve aanslag opgelegd naar een aangeven belastbaar inkomen van f 19.671. Naar aanleiding van het in 3.2 genoemde FIODonderzoek heeft navordering plaatsgevonden, waarbij het aangegeven inkomen is verhoogd met f 29.070 terzake van handel met valse fakturen. De navorderingsaanslag is opgelegd met een verhoging van 100 percent, waarvan door de inspecteur geen kwijtschelding is verleend. 3.4 De boekhouding van belanghebbende werd verzorgd door D. Laatstgenoemde en belanghebbende zijn reeds lange tijd goed bevriend met elkaar. 3.5 Over het onderhavige jaar is in het geheel geen administratie van het bedrijf van belanghebbende beschikbaar. Aangifte omzetbelasting is niet gedaan. 2

3.6 D regelde naast de verzorging van de boekhouding van belanghebbende ook transacties in oud ijzer, rijplaten en aluminium op naam van Handelsonderneming R. Belanghebbende ontving in verband met die transacties in het onderhavige jaar provisie, welke niet in zijn aangifte is verwerkt. 3.7 Zowel tegen belanghebbende als tegen D is strafvervolging ingesteld. 3.8 In een - in copie tot de stukken van het geding behorend rapport annex procesverbaal, opgemaakt door de FIOD met betrekking tot het onder 3.2 vermelde onderzoek, zijn omtrent de activiteiten van belanghebbende onder meer verklaringen van de volgende inhoud (zakelijk weergegeven) afgelegd. 3.8.1 D, boekhouder van belanghebbende, heeft verklaard dat hij de fakturen opmaakte van Handelsonderneming R, welke onderneming goederen inkocht van E en F. De blanco fakturen van Handelsonderneming R heeft hij met medeweten van belanghebbende laten drukken. 3.8.2 G, direkteur/grootaandeelhouder van X B.V., Y B.V. en Z B.V., alle drie ondernemingen die werkzaam zijn in de bouwsector, heeft verklaard dat hij contact opnam met belanghebbende dan wel met D als hij een valse faktuur nodig had om zwart geld te creëren. Hij gaf op welke gegevens de faktuur diende te vermelden, maakte het bedrag over op de bankrekening van Handelsonderneming R en kreeg het geld contant terug onder inhouding van 10 percent en de BTW. Tegenover de fakturen van Handelsonderneming R stonden geen leveringen aan de XYZ-bedrijven. Alle in zijn administratie voorkomende fakturen van Handelsonderneming R zijn vals. Hij denkt dat de omvang van de valse fakturenhandel wel f 1 miljoen bedraagt. 3.8.3 H, direkteur van X B.V., heeft verklaard dat hij wist dat X met valse fakturen, waaraan geen leveringen ten grondslag lagen, werkte. 3.8.4 I, direkteur/eigenaar van S B.V., heeft verklaard dat hij meerdere keren aluminium heeft gekocht van Handelsonderneming R en dat hij daarbij altijd handelde met belanghebbende en niet met D. 3

3.8.5 J en K jr., mede-direkteuren van T B.V., respectievelijk dochter en zoon van wijlen E, hebben verklaard de getoonde fakturen van T B.V. als vals aan te merken en niet in opdracht van dit bedrijf gedrukt. Door (Handelsonderneming) R zijn volgens hun verklaringen geen goederen bij hen ingekocht. 3.9 De persoon van F, direkteur van U B.V., die door zowel belanghebbende als door D wordt genoemd als tussenpersoon, is onvindbaar gebleken. 4. Omschrijving van het geschil en standpunten van partijen 4.1 Partijen houdt verdeeld het antwoord op de volgende vragen: a) heeft belanghebbende inkomsten genoten uit handel in valse fakturen en zo ja, is het bedrag van die inkomsten te stellen op f 29.070; b) gesteld dat terecht navordering heeft plaatsgevonden, is dan het kwijtscheldingsbesluit ter zake van de verhoging voldoende gemotiveerd? Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend. 4.2 Partijen doen hun vorenomschreven standpunten steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota's. Zij hebben hun standpunten ter zitting toegelicht en aldaar aan hun in de stukken gegeven uiteenzettingen toegevoegd: 4.2.1 De gemachtigde: De door belanghebbende ontvangen provisie bedroeg per transactie nooit meer dan f 200 à f 500. Belanghebbende zit financieel aan de grond, zodat er aanleiding bestaat - zo de aanslag in stand blijft - de verhoging te reduceren. 4.2.2. De Inspecteur: Het is goed mogelijk dat het door belanghebbende ontvangen geld naar het buitenland is gegaan. Mijn stelling inzake omkering van de bewijslast op grond van artikel 29, lid 2, AWR, trek ik in. 4

5. Conclusies van partijen Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de navorderingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de navorderingsaanslag. 6. Overwegingen omtrent het geschil 6.1 Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt met zich mee dat de Inspecteur aannemelijk maakt dat de betwiste navorderingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. 6.2 Belanghebbende heeft erkend dat hij provisie heeft genoten in verband met de transacties in aluminium e.d. die via D werden geregeld. Deze provisies zijn niet in de aangifte van belanghebbende terug te vinden, zodat reeds op die grond navordering gerechtvaardigd is. 6.3 Op grond van hetgeen onder de vaststaande feiten is vermeld, in onderling verband en samenhang bezien, acht het Hof door de Inspecteur voldoende aannemelijk gemaakt dat een handel in valse fakturen heeft plaatsgevonden waaraan door belanghebbende is deelgenomen en waaruit hij inkomsten heeft genoten. 6.4 De Inspecteur heeft de berekening van de inkomenscorrectie waaruit de navorderingsaanslag voortvloeit, gebaseerd op de door de FIOD verschafte berekeningen (zoals weergegeven onder punt 5.0 van het rapport). Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de navorderingsaanslag niet over een te hoog bedrag is berekend. Het Hof neemt daarbij mede in aanmerking dat belanghebbende de becijferingen slechts heel in het algemeen - door zijn betrokkenheid met de valse fakturenhandel te ontkennen - heeft bestreden. 6.5 Namens belanghebbende is door zijn gemachtigde benadrukt dat belanghebbendes wetenschap van het bestaan van de valse fakturen uiterst beperkt was, zoals ook zijn aandeel in het feitelijk handelen daarin, waarbij hij door D is 5

misleid. Uit de feiten en omstandigheden zoals deze ten processse zijn komen vast te staan, blijkt naar 's Hofs oordeel van de betrokkenheid en samenwerking van belanghebbende en D. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur het aandeel van beiden terecht heeft gesteld op de helft, hetgeen een overeenkomstige verdeling van de inkomsten waarover wordt nagevorderd rechtvaardigt. 6.6.1 Belanghebbende bestrijdt de toegepaste verhoging van de enkelvoudige belasting, stellende dat deze onvoldoende gemotiveerd is. In zijn brief van 23 april 1993 deelde de Inspecteur aan belanghebbende mede dat hij voornemens was hem een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1991 op te leggen. Hij vermeldt daarbij het strafrechtelijke onderzoek waaruit zou blijken dat belanghebbende inkomsten had genoten uit valse fakturen en kwalificeert dit als grove schuld, onder verwijzing naar artikel 18 van de AWR; tenslotte vermeldt de Inspecteur dat hij een geval van ernstige fraude aanwezig acht, zodat hij geen kwijtschelding verleent. Het Hof acht met het vorenstaande de verhoging voldoende gemotiveerd en is ook overigens van oordeel dat door de Inspecteur ten aanzien van de verhoging juist is gehandeld. 6.6.2 Ter zitting is namens belanghebbende aangevoerd dat zijn financiële situatie zeer slecht is, hetgeen een grond kan opleveren voor een beperking van de opgelegde boete. In beginsel is dit standpunt juist; in casu zijn evenwel, tegenover de bestrijding van het financiële onvermogen van belanghebbende door de Inspecteur, onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit omtrent de draagkracht iets in concreto kan worden vastgesteld. Het Hof ziet derhalve geen aanleiding het bedrag van de verhoging, die het Hof passend en geboden acht, te verminderen. 7. Slotsom Gezien al het vorenoverwogene dient de navorderingsaanslag in stand te blijven, inclusief de verhoging en de op basis van de toepasselijke wetsbepalingen terecht in rekening gebrachte heffingsrente. 6

8. Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als gedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 9. Beslissing Het Gerechtshof: - HANDHAAFT de navorderingaanslag waarvan beroep; en - BEVESTIGT het bestreden kwijtscheldingsbesluit. Aldus vastgesteld, in raadkamer op 28 maart 1995 door mrs. A.C. de Groot, vice-president, E.M. Aukes-de Vries, raadsheer en R.A. van Gorkum, raadsheer-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mevrouw mr. I.M.C. Vandewall. Vandewall De Groot Van de beslissing omtrent de verhoging zal mededeling worden gedaan ter openbare terechtzitting van 25 april 1995. coll. Aangetekend aan partijen verzonden: 18 april 1995 7