Psi-waarden ( ) in de EPC-berekening Probleem Het bepalen van de -waarden (spreek uit: psi-waarden) en het invoeren daarvan in de EPC-berekening. Oplossingsrichtingen Oplossingsrichtingen Om de?-waarden te bepalen moeten de volgende stappen worden gezet: Fase A. Opzoeken van de toepasselijke voorschriften (stap 1 t/m 4) 1. Relevante afdeling (van het Bouwbesluit) opzoeken. 2. Relevante paragraaf (van de afdeling) selecteren. 3. Aan de hand van de tabel in de paragraaf de gebruiksfuncties selecteren. 4. Aan de hand van de voorschriften de van toepassing zijnde bepalingsmethode selecteren. Fase B. Toepassing van de voorschriften (stap 5) 5. Aan de hand van de voorschriften de bepalingsmethode voor de Ψ-waarde selecteren. Fase A. Opzoeken van de toepasselijke voorschriften (stap 1 t/m 3) 1. Relevante afdeling (van het Bouwbesluit) opzoeken De voorschriften met betrekking tot energieprestatie zijn gegeven in afdeling 5.3 van Bouwbesluit 2003. 2. Relevante paragraaf (van de afdeling) selecteren De eisen hebben alleen betrekking op nieuwbouw. Wanneer het gaat om het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk worden vanuit het Bouwbesluit geen eisen aan de energieprestatie gesteld. Indien een bouwwerk geheel wordt vernieuwd (bijvoorbeeld afbraak tot op de fundering) geldt de epc-eis wel. 3. Aan de hand van de tabel in de paragraaf de gebruiksfuncties selecteren Vanuit artikel 5.12 lid 1 en 2 wordt verwezen naar tabel 5.11, waarin de grenswaarden van de energieprestatiecoëfficiënten per gebruiksfunctie zijn vermeld. 4. Aan de hand van de voorschriften de bepalingsmethode selecteren De energieprestatiecoëfficiënt voor woonfuncties en verwarmde logiesfuncties, niet gelegen in een logiesgebouw, wordt bepaald volgens NEN 5128 Energieprestatie van woonfuncties en woongebouwen. Bepalingsmethode. Voor de andere gebruiksfuncties wordt deze bepaald volgens NEN 2916 Energieprestatie van utiliteitsgebouwen Bepalingsmethode. Voor het bepalen van de?-waarden wordt vanuit paragraaf 5.2.3.2 van NEN 5128 en paragraaf 5.2.7.3 van NEN 2916 verwezen naar de NEN 1068 Thermische isolatie van gebouwen rekenmethoden en NPR 2068 Thermische isolatie van gebouwen Vereenvoudigde rekenmethoden. In het Bouwbesluit zelf wordt de bepaling van de Ψ-waarde niet direct genoemd. Uitleg Ψ-waarden Sinds 2003 moeten in de energieprestatieberekening de Ψ-waarden worden ingevoerd. Ψ-waarden zijn lijnvormige warmteverliezen. In onderstaande figuur is een foto van een hoekaansluiting in een woonkamer gegeven. Tevens is van dezelfde situatie een infrarood foto afgedrukt. Hierin is duidelijk zichtbaar dat via de lijnvormige aansluitingen meer energie verloren gaat dan via de vlakken. Voor het bepalen van het totale transmissieverlies van een gebouw moeten daarom de lijnvormige warmteverliezen worden meegenomen.
Invoeren van Ψ-waarden in EPC-berekening De energiebesparing die mogelijk is door nauwkeurig te detailleren, is te waarderen bij het opstellen van de EPC-berekening. Het transmissieverlies via de aansluitingen is in een EPC-berekening op volgende manieren in te voeren: 1. forfaitair; - forfaitaire Ψ-waarden volgens hoofdstuk 13 van NEN 1068; 2. uitgebreid; - forfaitaire Ψ-waarden volgens hoofdstuk 8 in NPR 2068;
- Ψ-waarden uit SBR-referentiedetails (eventueel +25%); - Ψ-waarden volgens hoofdstuk 11 van NEN 1068 (numerieke bepaling). Onderstaand worden de vier bepalingsmethodes toegelicht. Het nauwkeuriger bepalen van Ψ-waarden voor een EPC-berekening is een tijdrovende bezigheid. Deze tijdsbesteding is echter terug te verdienen op de investeringskosten, als daardoor geen kostbare voorzieningen nodig zijn. Bedacht moet echter worden dat de rekenkosten geen verbetering van de energieprestatie opleveren. Wordt met gebruik van de forfaitaire waarden nog net aan de energieprestatie-eis voldaan, dan is de feitelijke prestatie beter dan wanneer met gebruik van een nauwkeuriger methode hieraan wordt voldaan. Het is dan ook af te raden om de nauwkeuriger methode te gebruiken voor een relatief geringe besparing op de investeringskosten, waardoor het energieverlies en daarmee de gebruikskosten toenemen. Uitwerking invoer in de EPC Volgens hoofdstuk 13 van NEN 1068 Het transmissieverlies (voor gevels en daken) wordt bepaald met de formule: LD =?AT;i.Ui +??k.lk De eerste factor bepaalt het transmissieverlies door de constructie-onderdelen. De tweede factor bepaalt het transmissieverlies via de aansluitingen. Bij de forfaitaire bepaling wordt het transmissieverlies via de aansluitingen bepaald door een toeslag van 0,1 W/m² K op de U-waarde van de constructieonderdelen (gevels en daken). Voor het transmissieverlies naar de grond worden?-waarden van 0,1 W/m K (?gr) en 1,1 W/m K (?e) aangehouden. LD =?iat;i.(ui + 0,1) Voor gebruik van deze methode moet in het NEN-EPC-programma (NPR 5129) Forfaitaire methode (hoofdstuk 13 van NEN 1068) onder het kopje Bouwkundig worden aangevinkt. In het onderstaande figuur is dit weergegeven. Volgens hoofdstuk 8 van NPR 2068 Hoofdstuk 8 van NPR 2068 bevat een reeks forfaitaire (veilige) Ψ-waarden. Door middel van figuren worden de verschillende detailposities aangegeven. Worden de Ψ-waarden met behulp van deze methode bepaald, dan is het berekende transmissieverlies via de aansluitingen iets gunstiger, dan bepaald volgens hoofdstuk 13 van NEN 1068. De forfaitaire Ψ-waarden voor de funderingsdetails zijn in hoofdstuk 9 van NPR 2068 gegeven. De Ψ-waarden zijn Ψgr = -0,1 W/m K en?e = 0,9 W/m K.?EPC 0,01 (t.o.v. forfaitaire Ψ-waarden volgens hoofdstuk 13 NEN 1068)
Voor gebruik van deze methode moet in het NEN-EPC-programma (NPR 5129) Uitgebreide methode (NPR 2068) onder het kopje Bouwkundig worden aangevinkt (zie bovenstaand scherm). De lineaire warmteverliezen moeten in een apart scherm onder het invulscherm van de transparante delen worden ingevoerd. Onder de kopjes categorie en type detail zijn pull-downmenu s opgenomen, waarmee het type aansluiting is te kiezen. Referentiedetails Door SBR is een uitgebreide databank aan referentiedetails uitgegeven; de zogenaamde SBR-referentiedetails. Van elk referentiedetail is de?-waarde berekend. Indien de bouwkundige details van een bouwwerk worden uitgevoerd conform de SBR-details dan kunnen de Ψ-waarden worden overgenomen.?epc 0,07 (t.o.v. forfaitaire Ψ-waarden volgens hoofdstuk 13 NEN 1068) Bij een kleine afwijking van het detail ten opzichte van een SBR-detail moet de Ψ-waarde met 25% worden verhoogd. In de NPR is echter niet omschreven wat onder een kleine afwijking wordt verstaan. Hierbij moet worden opgemerkt dat een verhoging van de warmteweerstand niet perse een betere Ψ-waarde oplevert.?epc 0,03 (t.o.v. forfaitaire Ψ-waarden volgens hoofdstuk 13 NEN 1068) De invoer van de Ψ-waarde van de SBR-referentiedetails in het NEN-EPC-programma (5129) gaat op dezelfde wijze als is aangegeven bij de forfaitaire Ψ-waarden volgens hoofdstuk 8 van NPR 2068. Het verschil hierbij is dat onder het kopje categorie gekozen moet worden voor (eigen waarde). De nauwkeuriger Ψ-waarde kan daarna zelf worden ingevoerd.
Numerieke bepaling Met behulp van een rekenmodel wordt aan de hand van de eindige elementenmethode de warmtestroom door de aansluitingen bepaald. De Ψ-waarde is te herleiden aan de hand van de berekende warmtestroom. Deze methode is behoorlijk arbeidsintensief en kan uitsluitend door specialisten met de juiste software worden uitgevoerd. In de praktijk wordt deze methode toegepast ten behoeve van referentiedetails, productdocumentatie, attesten en dergelijke.?epc 0,07 (t.o.v. forfaitaire Ψ-waarden volgens hoofdstuk 13 NEN 1068) De invoer van de Ψ-waarden in het NEN-EPC-programa (NPR 5129) gebeurt op dezelfde wijze als voor de referentiedetails is aangegeven.
Achtergrond De eisen met betrekking tot energieprestatie zijn opgenomen in hoofdstuk 5: energiezuinigheid van Bouwbesluit 2003. Deze eisen worden gegeven om het gebruik van fossiele brandstof te beperken. Daarbij is het belangrijkste doel het beperken van de CO2-emissie. De voorschriften met betrekking tot de energieprestatie zijn onderdeel van hoofdstuk 5 en hebben als specifieke doelstelling: het voldoende energiezuinig zijn van een bouwwerk. Voor bestaande bouw geeft het Bouwbesluit geen voorschriften voor de energieprestatie. Sinds 1 januari 2003 moeten in de energieprestatieberekening de Ψ-waarden (lijnvormige warmteverliezen) worden ingevoerd. Het berekenen en verwerken van deze Ψ-waarden in de energieprestatieberekening is specialistisch werk. Ontwerpers, adviseurs en controlerende instanties moeten de betekenis van en de achtergronden van de Ψ-waarden doorgronden om deze goed te kunnen toepassen in de energieprestatieberekeningen. Aandachtspunten Perimeter. De perimeter moet bij de begane grondvloer worden ingevoerd. Zowel bij de forfaitaire als uitgebreide methode voor Ψ?-waarden. De perimeter is de (binnenwerkse) omtrek van de vloer, voor zover deze grenst aan een buitenwand. Bij een tussenwoning is dit twee keer de binnenwerkse breedte van de woning. Eps. Eps betekent epsilon en staat voor de oppervlakte van de ventilatieopeningen van de kruipruimte. Indien kruipruimteloos wordt gebouwd, is deze nul. Wanneer niet bekend is hoe groot het oppervlak van de ventilatieopeningen is, moet hiervoor 0,0012 m2/m-1 worden aangehouden. Bij de invoer van de Ψ-waarden in het NEN-EPC-programa (NPR 5129) bij de gevels en daken staat onder het kopje categorie een pull-downmenu, waarbij uit de forfaitaire Ψ-waarden uit de NPR 2068 (dak, gevel, diversen) kan worden gekozen of een eigen waarde is in te voeren. Lengte van de Ψ-waarde. De bepaling van de lengte van de Ψ-waarde is vergelijkbaar met de wijze waarop de afmetingen van vlakken wordt bepaald. Onderstaand is dit door middel van een tekening toegelicht.
Oppervlakte gevel: A x B Oppervlakte raam: C x D Lengte Ψ-waarden: ⒑ = C ⒒ = 2 x D ⒓ = C ⒔ = B ⒕ = B Overige Informatie Nota van toelichting bij Bouwbesluit 2003 Praktijkboek Bouwbesluit 2003 Publicatiedatum: woensdag 10 augustus 2005