VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting

Vergelijkbare documenten
VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Avebe u.a. te Gasselternijveen

VOORSCHRIFTEN. behorende bij de veranderingsvergunning Wm

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Au1fl0pooft

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Sunny-Egg-Systems BV te Rogat

* *

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting

1 ALGEMEEN Algemeen BODEMBESCHERMING Voorzieningen en beheermaatregelen Nulsituatiebodemonderzoek 17

Overzicht maatregelen bij AIM-sessie Avgq7pvrihs

BESLUIT AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer. voor de inrichting. TS Metals BV, Scholekster 4 te Coevorden

(ONTWERP)BESLUIT AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer. voor de inrichting. G. Hindriks, Oosterwijk WZ 24 H te Nieuw-Dordrecht

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Atkqkqrorav

Voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning m.b.t. art. 2.1 lid 1 onder e Wabo (milieu)

Besluit Burgemeester en wethouders van Uden besluiten om vergunning te verlenen voor:

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Asatgpng2x2

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Aw4k7idfksg

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant

Besluit omgevingsvergunning van gemeente Tynaarlo voor Groningen Airport Eelde NV

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting Alvon Bouwmaterialen BV te Veenoord

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Aut3e4ci92n

Bijlage 3 (Voorschriften en Voorwaarden)

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie A42v0btrj0j

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. MSV Motodrôme te Emmen

Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3)

VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ DE MILIEUVERGUNNING VAN:

B E S C H I K K I N G Omgevingsvergunning Uitgebreide procedure Omgevingsvergunning wijzigen

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting DSM EP te Emmen

Vragenlijst controle autobedrijven

Deze voorschriften tot en met worden van kracht naast de artikelen van de verleende vergunningen.

... V O O R S C H R I F T E N I N H O U D BEGRIPPEN...2

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Asb46fyfms0

Omgevingsdienst Brabant Noord

Antwoorden AIM sessie Auznl3qpx2n

BESCHIKKING WET MILIEUBEHEER

BESCHIKKING D.D. 23 APRIL NR. MPM7609 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Checklist Gebruik en Opslag gevaarlijke stoffen Houtbewerking, bouwnijverheid en installatietechniek

Overzicht maatregelen bij AIM-sessie Atbkd25i9m7

Bijlage 1: Voorschriften. Inhoudsopgave. 1 Algemene voorschriften

Overzicht maatregelen bij AIM-sessie As8o91oea60

Concreet wordt verzocht om een vergunning voor het veranderen van een inrichting (artikel 2.11id 1 onder e Wabo).

Bodembescherming. en de NRB in het Bal. Bodembescherming. verandert, het bodembeschermingsniveau blijft gelijkwaardig

EVO PGS-15 Checklist

1. VERGUNDE SITUATIE 2. AMBTSHALVE WIJZIGING

verzenddatum Walki Meuwissen B.V. De directie Postbus RS HAARLEM Geachte directie,

VRAGENLIJST DCMR Metaalbewerkingsbedrijven 2014

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer. voor de inrichting. Afvalbrengstation gemeente Noordenveld,

Bodem+, Kennis van bodemzaken

1. In te trekken de Afvalstoffenverordening 2016 Dronten 2. Vast te stellen de volgende verordening: Afvalstoffenverordening 2019 Dronten

CHECKLIST PROJECT TRANSPORTBEDRIJVEN

AIM - Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Milieuregels uit het Activiteitenbesluit voor uw bedrijfsactiviteiten

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Zeeland

Checklist voor Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking niet zijnde vuurwerk, nitraathoudende kunstmeststoffen en andere ontplofbare stoffen

Bijlage 1: Voorschriften. Inhoudsopgave

Workshop bodem. Barimfinale 12 juni 2008 door Mark Diependaal. Mlieudienst IJmond. Programma

Antwoorden AIM sessie Au0za8z7i3f

Afvalstoffenverordening 2017 gemeente Aalten

AIM - Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM FRIESLAND FOODS DOMO BEILEN TE BEILEN

Behoort bij raadsvoorstel , titel: Afvalstoffenverordening Utrechtse Heuvelrug 2016.

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE AMBTSHALVE WIJZIGING VAN DE WM-VERGUNNING VOOR NV ROVA HOLDING TE MEPPEL

odijmond REGIO WATERLAND

Meldingsformulier Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Antwoorden AIM sessie A4l1mt1ffx6

Dorpsstraat TE, Ulicoten

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Avn3vl43x1t

verzenddatum Record Industry B.V. De heer A.J.M. Vermeulen Postbus LN HAARLEM Geachte heer Vermeulen,

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. RWZI Echten, Nijstad 7 te Hoogeveen

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR DE GEMEENTE DE WOLDEN TE ZUIDWOLDE

BESCHIKKING VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN THOLEN

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Antwoorden AIM sessie Asxkctzcho8

Voorschriften baggerdepot Polsbroek Noord

Bijlage 3b Aanwijzing van categorieën van gevallen, beperkingen en

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR DE MILIEUSTRAAT GEMEENTE MIDDEN-DRENTHE, EURSING 2A TE BEILEN

Antwoorden AIM sessie A3py48ycbyc

Bovengrondse (olie)tanks bij agrarische bedrijven (regels vanaf 1 juni 2011)

Preventieve bodembescherming

L3G Bodembescherming, Bijlage Bodemrisico inventarisatie (checklist)

Bijlage 6 Aanvraag Oprichtingsvergunning Wabo Definitief

De inrichting is gelegen aan de Caledoniastraat 9 en 13 te Tilburg, kadastraal bekend: gemeente Tilburg, sectie F, nummer 5343 en 5191.

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Vos Zand en Grind BV te Ellertshaar

ONTWERPBESLUIT. omgevingsvergunningen BAVIN BV - Veendam. intrekken omgevingsvergunningen. Billitonweg 1 te Veendam. kenmerk ODG: Z

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Asdlpwfs522

Antwoorden AIM sessie As9ijk1ma2e

De Afvalstoffenverordening Woudenberg 2017:

Afdeling 4.1. Op- en overslaan van gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen

Naleven van de regels, de normaalste zaak van de wereld

Hightide surf&food/kennemerstrand/802/ijmuiden

Afvalstoffenverordening Eemnes 2017

Bijlage 5: Begrippenlijst Deze bijlage maakt deel uit van de Beleidsregel VTH 2016 provincie Groningen

MILIEUVOORSCHRIFTEN. 60 db(a) tussen en uur (nachtperiode);

1.1.2 De inrichting moet schoon worden gehouden en in een goede staat van onderhoud verkeren.

WET MILIEUBEHEER BESCHIKKING

Op de voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu van, nr., Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Transcriptie:

VOORSCHRIFTEN behorende bij het ontwerpbesluit betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting Maritima Green Technology BV te Zomerdijk 37 te Meppel

2 INHOUDSOPGAVE 1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 3 1.1. Algemeen 3 1.2. Instructies 3 1.3. Registratie 3 1.4. Bedrijfsbeëindiging 3 2 AFVALSTOFFEN 4 2.1. Afvalscheiding 4 2.2. Opslag van afvalstoffen 4 3 BODEM 4 3.1. Bodembeschermende voorzieningen 4 3.2. Onderzoeken 5 4 GELUID 6 4.1. Geluidnormen 6 4.2. Maatregelen en voorzieningen 7 4.3. Metingen en controle 7 5 OPSLAG VAN GEVAARLIJKE STOFFEN 7 5.1. Opslag verpakte gevaarlijke stoffen 7 5.2. Gasflessen, algemeen 7 5.3. Opslag van gasflessen 7 5.4. Gasleidingen en toebehoren 8 6 OPSLAG EN AFLEVEREN VAN DIESEL 8 7 OPSLAG EN AFLEVEREN WATERSTOF 8 8 ACTIVITEITEN MET BETREKKING TOT METAAL 8 8.1. Spaanloze, verspanende en thermische bewerking en mechanische eindafwerking van metalen. 9 8.2. Lassen van metalen 9 8.3. Stralen van metalen 10 8.4. Reinigen en coaten van metalen 11 9 ENERGIE 11 BIJLAGE 1 : BEGRIPPEN 13

3 1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 1.1. Algemeen 1.1.1. Op het terrein van de inrichting moet een zodanige afscheiding aanwezig zijn dat de toegang tot de inrichting voor onbevoegden redelijkerwijs niet mogelijk is. Het kanaal wordt hierbij als afscheiding gezien. 1.1.2. De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 1.1.3. Gebouwen, installaties en opslagvoorzieningen moeten te allen tijde goed bereikbaar zijn voor alle voertuigen die in geval van calamiteiten toegang tot de inrichting/installatie moeten hebben. 1.1.4. Vergunninghouder dient er voor zorg te dragen dat een actuele tekening van de rioleringssituatie van de inrichting binnen de inrichting aanwezig is. Deze tekening moet op verzoek aan een bevoegde ambtenaar worden overlegd. Bij wijziging van de rioleringssituatie dient de tekening overeenkomstig te worden aangepast. 1.2. Instructies 1.2.1. De vergunninghouder moet de binnen de inrichting (tijdelijk) werkzame personen instrueren over de voor hen van toepassing zijnde voorschriften van deze vergunning en de van toepassing zijnde veiligheidsmaatregelen. 1.3. Registratie 1.3.1. Binnen de inrichting is een exemplaar van deze vergunning (inclusief aanvraag) met bijbehorende voorschriften aanwezig. Verder zijn binnen de inrichting de volgende documenten aanwezig: a. alle overige voor de inrichting geldende milieuvergunningen en meldingen; b. de veiligheidsinformatiebladen die behoren bij de in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen; c. de bewijzen, resultaten en/of bevindingen van de in deze vergunning voorgeschreven inspecties, onderzoeken, keuringen, onderhoud en/of metingen; d. de registratie van het elektriciteit-, water-, gas-, en dieselverbruik. 1.3.2. De documenten en informatie genoemd in voorschrift 1.3.1 moeten in ieder geval tot aan het beschikbaar zijn van de resultaten van de eerst volgende meting, keuring, controle of analyse, maar ten minste gedurende 5 jaar in de inrichting worden bewaard en ter inzage gehouden voor de daartoe bevoegde ambtenaren. 1.4. Bedrijfsbeëindiging 1.4.1. Van het structureel buiten werking stellen van (delen van) installaties en/of beëindigen van (een van de) activiteiten moet het bevoegde gezag zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gesteld. Installaties of delen van installaties die structureel buiten werking zijn gesteld en nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, worden verwijderd tenzij de (delen van de) installaties in een zodanige staat van onderhoud worden gehouden dat de nadelige gevolgen niet kunnen optreden.

4 2 AFVALSTOFFEN 2.1. Afvalscheiding 2.1.1. Vergunninghouder is verplicht om ten minste de volgende afvalstromen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden aan te bieden dan wel zelf af te voeren: a. de verschillende categorieën gevaarlijke afvalstoffen, onderling en van andere afvalstoffen; b. papier en karton; c. oud ijzer; d. hout; e. elektrische apparatuur. 2.1.2. Gebruikte poetsdoeken, absorptiematerialen en overige gevaarlijke afvalstoffen, die vrijkomen bij onderhoudswerkzaamheden en bij het verwijderen van gemorste dieselolie, smeerolie en hydraulische olie, dienen te worden bewaard in vloeistofdichte en afgesloten emballage die bestand is tegen inwerking van de betreffende afvalstoffen. 2.2. Opslag van afvalstoffen 2.2.1. De op- en overslag en het transport van afvalstoffen moet zodanig plaatsvinden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden. Mocht onverhoopt toch verontreiniging buiten de eigen inrichting waarneembaar zijn, dan moet de oorzaak hiervan direct worden opgespoord en weggenomen en moet de reeds ontstane verontreiniging direct worden verwijderd. 2.2.2. De verpakking van gevaarlijk afval moet zodanig zijn dat: a. niets van de inhoud uit de verpakking kan ontsnappen; b. het materiaal van de verpakking niet door gevaarlijke stoffen kan worden aangetast, dan wel met die gevaarlijke stoffen een reactie kan aangaan dan wel een verbinding kan vormen; c. deze tegen normale behandeling bestand is; d. deze is voorzien van een etiket, waarop de gevaarsaspecten van de gevaarlijke stof duidelijk tot uiting komen. 3 BODEM 3.1. Bodembeschermende voorzieningen 3.1.1. Het bodemrisico van bodembedreigende activiteiten binnen de inrichting moet door het treffen van doelmatige maatregelen en voorzieningen voldoen aan bodemrisicocategorie A zoals gedefinieerd in de NRB. 3.1.2. De controle, het onderhoud en het beheer van vloeistofkerende voorzieningen wordt in eenduidige bedrijfsinterne procedures en werkinstructies ter bescherming van de bodem vastgelegd. In deze bedrijfsinterne procedures en werkinstructies is ten minste aangegeven op welke wijze: de staat en goede werking van de voorzieningen wordt gecontroleerd; er voor zorg wordt gedragen dat zo vaak als de omstandigheden daarom vragen inspecties op morsingen en lekkages plaatsvinden, en

5 is gewaarborgd dat gemorste of gelekte stoffen direct worden opgeruimd. 3.1.3. Vergunninghoudster dient lekkages te verhelpen en morsingen op te ruimen ongeacht de zwaarte van de getroffen voorzieningen (good housekeeping). Hiertoe moeten absorptiemateriaal en neutraliserende stoffen in voldoende mate en gebruiksgereed aanwezig zijn. Gebruikte absorptie- of neutralisatiemiddelen moeten worden bewaard en afgevoerd als gevaarlijk afval. 3.1.4. Bevindingen van controles van of onderhoud aan bodembeschermende voorzieningen, alsmede acties genomen na incidenten met bodembedreigende stoffen, die mogelijk hebben geleid tot een bodemverontreiniging, worden opgenomen in een logboek dat te allen tijde beschikbaar is voor het bevoegd gezag. 3.1.5. Vloeibare gevaarlijke en / of bodembedreigende (afval)stoffen in emballage moeten worden bewaard boven een vloeistofdichte lekbak. 3.1.6. Een bodembeschermende voorziening is bestand tegen de inwerking van de desbetreffende vloeibare bodembedreigende stoffen en de condities waaronder deze stoffen worden gebruikt of opgeslagen. 3.1.7. Een vloeistofdichte lekbak moet, indien het (licht) ontvlambare vloeistoffen betreft, de gehele inhoud van de totale hoeveelheid opgeslagen vloeistoffen kunnen bevatten. In de overige gevallen moet de bak een inhoud hebben van ten minste de grootste verpakkingseenheid vermeerderd met 10% van de inhoud van de overige emballage. 3.1.8. Boven een vloeistofdichte lekbak met vloeibare (afval)stoffen in emballage moet, indien deze buiten het bebouwde deel binnen de inrichting ligt, een afdak aanwezig zijn. Het afdak moet zo groot zijn dat regenwater niet in de vloeistofdichte lekbak kan komen. 3.2. Onderzoeken 3.2.1. Bij beëindiging van een bodembedreigende activiteit dient ter vaststelling van de kwaliteit van de bodem een bodembelastingonderzoek naar de eindsituatie te zijn uitgevoerd. Het onderzoek dient te worden uitgevoerd conform NEN 5740 en NVN 5725. Ter zake van de uitvoering van het bodemonderzoek kunnen - binnen 3 maanden nadat voornoemde rapportage is overgelegd - nadere eisen worde gesteld door het bevoegd gezag; inhoudenden dat meerdere monsternemingen of analyses moeten worden verricht, indien dit op grond van de overgelegde hypothese(n) en onderzoeksstrategie noodzakelijk blijkt. De resultaten van het onderzoek dienen uiterlijk drie maanden na het uitvoeren van het onderzoek aan het bevoegd gezag te zijn overgelegd. 3.2.2. Het eindonderzoek moet worden verricht op die locaties van de inrichting die bij het nulsituatieonderzoek en een eventueel (laatste) herhalingsonderzoek relevant zijn gebleken en op alle overige locaties in de inrichting waar bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Monsterneming moet direct na beëindiging van de activiteiten plaatsvinden. Monsterneming en analyse van de monsters dient te zijn uitgevoerd conform NEN 5740. Ter plaatse van de tijdens het nulsituatieonderzoek en een eventueel (laatste) herhalingsonderzoek onderzochte locaties moet het eindsituatieonderzoek dezelfde opzet en intensiteit hebben als het nulsituatieonderzoek of het eventueel uitgevoerde herhalingsonderzoek.

6 3.2.3. Indien uit het rapport, bedoeld in het vorige voorschrift, blijkt dat de bodem als gevolg van de activiteiten in de inrichting is aangetast of verontreinigd, draagt degene die de inrichting drijft er zorg voor dat binnen zes maanden na toezending van dat rapport aan het bevoegd gezag de bodemkwaliteit is hersteld tot de situatie zoals deze is vastgelegd in het nulsituatieonderzoek (Verkennend bodemonderzoek Zomerdijk 37, projectnummer 08-8100- 1088 d.d. 22 december 2008 door De Vries & van de Wiel). 3.2.4. Het herstel van de bodemkwaliteit geschiedt door een persoon of een instelling die beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit. Degene die de inrichting drijft meldt de aanvang en de afronding van de werkzaamheden, direct aan het bevoegd gezag. 3.2.5. De voorschriften met betrekking tot het bodembelastingsonderzoek naar de eindsituatie en de herstelplicht bij geconstateerde verontreiniging, zijn op grond van artikel 8.13 van de Wm gesteld en blijven van kracht nadat de onderhavige vergunning vervalt of wordt ingetrokken. De basis hiervoor is artikel 8.16 sub c van de Wm. In dit artikel wordt gesteld dat voorschriften van kracht kunnen blijven nadat een vergunning haar gelding heeft verloren. 4 GELUID 4.1. Geluidnormen 4.1.1. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar,LT ) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag, op de beoordelingpunten zoals genoemd in onderstaand schema, niet meer bedragen dan : Immissie Punt * Omschrijving L Ar,LT Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. per periode in db(a) Dag (07.00-19.00) Avond (19.00-23.00 ) M-140b_A Zomerdijk 39, oostzijde 42 40 M-128c_A Oeverlandenweg 32, noordzijde 41 39 M-129c_A Oeverlandenweg 34, noordzijde 39 37 010_A Zonebewakingpunt 10 32 30 013_A Zonebewakingspunt 13 32 30 * de geografische ligging van de immissiepunten is weergegeven in figuur 1.2 van het rapport Akoestisch onderzoek Maritima Green Technology van de Stichting Adviescentrum Metaal, kenmerk R075446aaA1.dv, d.d. 2 september 2010. De beoordelingshoogte is 5 meter. 4.1.2. Het maximale geluidsniveaus (L Amax ), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag, op de in voorschrift 4.1.1 genoemde immissiepunten, niet meer bedragen dan: 70 db(a) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode); 65 db(a) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode). 4.1.3. Voorschrift 4.1.2 is niet van toepassing op specifieke lawaaimakende activiteiten op het buitenterrein, zoals slijpen, hameren en het gebruik van een slagmoersleutel. 4.1.4. De hogedrukspuit mag alleen worden gebruik in de periode tussen 7.00 en 19.00 uur.

7 4.1.5. Specifieke lawaaimakende werkzaamheden, uitgevoerd door de medewerkers op het buitenterrein, mogen plaatsvinden van 7.00 tot 21.00 uur. 4.2. Maatregelen en voorzieningen 4.2.1. In de inrichting mogen alleen verbrandingsmotoren, die zijn voorzien van een doelmatige en in goede staat verkerende geluiddemper, in werking zijn. 4.3. Metingen en controle 4.3.1. Bepaling/beoordeling en controle van langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidniveaus en rapportages van metingen en/of berekeningen dienen te geschieden volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999. 5 OPSLAG VAN GEVAARLIJKE STOFFEN 5.1. Opslag verpakte gevaarlijke stoffen 5.1.1. De opslag van verpakte gevaarlijke (afval)stoffen die vallen onder de ADR-categorieën zoals genoemd in de PGS 15 moet in de speciaal daarvoor bestemde ruimten plaatsvinden en dient, voorzover in deze vergunning niet anders geregeld, te voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 3 van de richtlijn PGS 15. 5.1.2. Lege, ongereinigde verpakkingen van gevaarlijke stoffen moeten worden opgeslagen overeenkomstig de voorschriften voor volle verpakkingen van gevaarlijke stoffen van deze vergunning. Toelichting: Voor de bepaling van de opvangcapaciteit van een vloeistofdichte bak hoeft de opslagcapaciteit van de niet gereinigde verpakking niet meegerekend te worden. 5.2. Gasflessen, algemeen 5.2.1. Indien de uitwendige toestand van een gasfles zodanig is dat aan de deugdelijkheid moet worden getwijfeld, moet de gasfles ter herkeuring worden aangeboden aan een door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen keuringsinstelling. 5.2.2. Beschadigde of lekke gasflessen moeten onmiddellijk in de buitenlucht worden gebracht en worden gemerkt met het woord 'DEFECT', respectievelijk 'LEK'. Ook moeten direct maatregelen worden getroffen om brand-, explosie-, verstikkings- of vergiftigingsgevaar te voorkomen. De desbetreffende gasflessen moeten aan de leverancier worden teruggezonden. 5.2.3. Gasflessen mogen niet in de nabijheid van vuur en van brandgevaarlijke stoffen staan. 5.3. Opslag van gasflessen 5.3.1. De binnen de inrichting aanwezige gasflessen moeten worden opgeslagen overeenkomstig hoofdstukken 3.1, 3.4, 3.6, 3.11, 3.15, 3.20, 3.21 (met uitzondering van 3.21.2), 3.23 en 6.2 van PGS 15. 5.3.2. Een inpandige opslagvoorziening voor gasflessen moet zijn geconstrueerd, uitgevoerd en worden gebruikt overeenkomstig hoofdstukken 3.2.1, 3.2.3, 3.2.4 en 6.2.17 van PGS 15.

8 5.3.3. Een uitpandige opslagvoorziening voor gasflessen moet zijn geconstrueerd, uitgevoerd en worden gebruikt overeenkomstig hoofdstukken 3.2.2, 3.2.3, 3.2.4 en 6.2.4 en 6.2.5 van PGS 15. 5.4. Gasleidingen en toebehoren 5.4.1. Gasleidingen en toebehoren en de overige in een installatie toegepaste materialen moeten geschikt zijn voor het medium waarmee ze in aanraking komen en moeten zijn ontworpen voor en bestand zijn tegen de optredende drukken en temperaturen. De gasleidingen en het toebehoren moeten zonodig thermisch zijn geïsoleerd. 5.4.2. Afsluiters moeten bereikbaar zijn en zijn aangebracht: a. direct voor of na binnenkomst van de gasleiding in een gebouw; b. aan het einde van elk aftakpunt van een vaste gasleiding naar een gebruikstoestel; c. in de gasleidingen op plaatsen die het mogelijk maken de leiding geheel of gedeeltelijk te spoelen met een inert gas. 5.4.3. De binnen de inrichting aanwezige spuitbussen of gaspatronen dienen te worden opgeslagen overeenkomstig hoofdstukken 3.1, 3.4, 3.11 t/m 3.13, 3.15, 3.16, 3.20, 3.21, 3.23, 7.3 en 7.4 van de PGS 15. 6 OPSLAG EN AFLEVEREN VAN DIESEL 6.1.1. De opslag van gasolie in een bovengrondse tank en de aflevering van deze brandstof voldoet aan de voorschriften uit hoofdstuk 2 en de paragrafen 4.1 t/m 4.6, met uitzondering van de paragrafen 4.1.2.2, 4.1.2.3 en 4.1.2.4 van de PGS 30, Vloeibare aardolieproducten. Buitenopslag in kleine installaties. 6.1.2. In de directe nabijheid van de afleverplaats dient ten minste 25 kg absorptiemateriaal aanwezig te zijn om gemorst product direct te kunnen opruimen. 7 OPSLAG EN AFLEVEREN WATERSTOF 7.1.1. Bij de realisatie en het gebruik van het waterstoftankstation zijn de paragrafen 6.2, 6.3, 9.2, 9.4, 9.5, 9.6, 10.1, 10.2 en 10.5 van de Nederlandse Praktijkrichtlijn NPR 8099:2010 van toepassing. 7.1.2. Het waterstoftankstation dient, conform de aanvraag, op een vast gemarkeerde lokatie te worden geplaatst. 8 ACTIVITEITEN MET BETREKKING TOT METAAL Toelichting: Onder spaanloze bewerkingen wordt verstaan het vervormen of scheiden van het materiaal zonder dat verspaning optreedt. Onder grof verspanende bewerkingen wordt verstaan het wegnemen van een deel van het materiaal (spanen) met verspanend gereedschap (beitels, boren, frezen, zagen en dergelijke). Onder grof verspanende bewerkingen worden in ieder geval de volgende bewerkingen begrepen: zagen, boren, tappen, draaien, frezen, kotteren, schaven, steken en brootsen. Fijn verspanende bewerkingen betreffen het wegnemen van een deel van het materiaal met fijn verspanend gereedschap (schuurmachine, slijptol etc). Onder fijn verspanende

9 bewerkingen worden in ieder geval de volgende bewerkingen begrepen: schuren, slijpen, graveren en vonkverspanen. Thermische bewerkingen betreffen het door zeer plaatselijk te verwarmen scheiden van materiaal. Hieronder worden in ieder geval de volgende bewerkingen begrepen: thermisch snijden en gutsen. Onder thermisch snijden wordt onder andere verstaan: plasmasnijden, lasersnijden autogeen snijden en watersnijden. Formeel zijn lasersnijden en watersnijden geen thermische bewerkingen, maar ze zijn hiermee wel vergelijkbaar. Om die reden worden deze bewerkingen wel onder deze activiteit behandeld. Onder mechanische eindafwerking wordt verstaan een bewerking waarbij het materiaal glad wordt gemaakt. Hieronder worden in ieder geval de volgende bewerkingen begrepen: mechanisch polijsten, honen, leppen, superfijnen, (staal)borstelen. 8.1. Spaanloze, verspanende en thermische bewerking en mechanische eindafwerking van metalen. 8.1.1. Bij het uitvoeren van fijnverspanende bewerkingen aan metalen in de buitenlucht moeten de emissies die hierbij in de buitenlucht vrijkomen worden voorkomen, dan wel worden beperkt door het toepassen van doelmatige stofarme technieken of het plaatsen van een doelmatige omkapping, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. 8.1.2. Ten behoeve van het voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperken van diffuse emissies, moeten stof en rook die vrijkomen bij smeden, droogverspanende bewerkingen, thermische bewerkingen en mechanische eindafwerking van metalen, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, doelmatig aan de bron worden afgezogen. 8.1.3. Emissie naar de lucht als gevolg van het gebruik van (metaal)bewerkingsvloeistoffen moet worden voorkomen of zoveel als mogelijk worden beperkt. Hiertoe moeten de volgende maatregelen (al dan niet gecombineerd) worden genomen: a. de snijsnelheid moet zodanig zijn, dat nevelvorming wordt beperkt; b. de (metaal)bewerkingsmachine(s) moeten adequaat worden afgeschermd, zodanig dat de vernevelde (metaal)bewerkingsvloeistof naar het opslagreservoir wordt teruggevoerd; c. een anti-nevel-additief moet aan de (metaal)bewerkingsvloeistof worden toegevoegd; d. droog verspanen; e. koelen met perslucht. 8.1.4. Ten behoeve van het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico moeten verspanende, spaanloze en thermische bewerkingen en mechanische eindafwerkingen van metalen, waarbij vloeibare bodembedreigende stoffen worden gebruikt, plaatsvinden boven een bodembeschermende voorziening. 8.2. Lassen van metalen 8.2.1. Laskabelisolaties moeten regelmatig, doch ten minste eenmaal per maand, worden gecontroleerd op slijtage. Defecte laskabels moeten worden vervangen of worden gerepareerd. 8.2.2. Ter voorkoming van lichthinder buiten de inrichting moet de plaats waar laswerkzaamheden plaatsvinden, worden afgeschermd met bijvoorbeeld schotten, schermen of gordijnen. 8.2.3. Binnen een straal van 5 m van las- en snijwerkzaamheden mogen zich geen licht ontvlambare (vloei)stoffen of brandgevaarlijke stoffen bevinden.

10 8.3. Stralen van metalen 8.3.1. Straalwerkzaamheden, inclusief het filteren van stof en emissies, dienen te geschieden met behulp van een gesloten systeem. 8.3.2. De opslag van straalmiddel en -afval mag uitsluitend plaatsvinden in geheel gesloten emballage, containers, silo's of loodsen, zodanig dat verspreiding van stof niet kan plaatsvinden. Het transport van straalmiddel en -afval binnen de inrichting moet zodanig plaatsvinden dat dit zich niet in de omgeving kan verspreiden. 8.3.3. Straalwerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd boven een goed reinigbare vloer of voorziening. Na afloop van de werkzaamheden dient deze vloer of voorziening direct gereinigd te worden. 8.3.4. Bij straalwerkzaamheden mag de emissieconcentratie van: a. totaal stof niet meer dan 5 milligram per normaal kubieke meter bedragen, indien de massastroom van totaal stof naar de lucht gelijk is aan of groter is dan 200 gram per uur, en niet meer dan 50 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom kleiner is dan 200 gram per uur; b. MVP1 stoffen niet meer dan 0,05 milligram per normaal kubieke meter bedragen, indien de massastroom van de MVP1 stoffen naar de lucht groter is dan 0,15 gram per uur; c. sa.1 stoffen niet meer dan 0,05 milligram per normaal kubieke meter bedragen, indien de massastroom van de sa.1 stoffen naar de lucht groter is dan 0,25 gram per uur; d. sa.2 stoffen niet meer dan 0,5 milligram per normaal kubieke meter bedragen, indien de massastroom van de sa.2 stoffen naar de lucht groter is dan 2,5 gram per uur; e. sa.3 stoffen niet meer dan 5,0 milligram per normaal kubieke meter bedragen, indien de massastroom van de sa.3 stoffen naar de lucht groter is dan 10 gram per uur; f. so stoffen niet meer dan 5,0 milligram per normaal kubieke meter bedragen, indien de massastroom van de so stoffen naar de lucht gelijk is aan of groter is dan 100 gram per uur, en niet meer dan 50 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom kleiner is dan 100 gram per uur. 8.3.5. Bij straalwerkzaamheden moet: a. de afgezogen stofemissies die vrijkomen door een filterende afscheider of elektrostatische filterinstallatie worden gevoerd die geschikt is om aan de emissieconcentratie-eis te voldoen; en b. die filtrerende afscheider of elektrostatische filterinstallatie in goede staat van onderhoud verkeren, periodiek gecontroleerd worden en zo vaak als voor de goede werking nodig is, worden schoongemaakt en vervangen. 8.3.6. De straalinstallatie mag alleen in werking kunnen zijn als de afzuiginstallatie in werking is. 8.3.7. Tijdens (grit)straalwerkzaamheden in de buitenlucht moet de bodem ter plaatse zijn verhard of zijn afgedekt. Voorkomen moet worden dat straalmiddel buiten deze verharding of afdekking kan komen. Toelichting: Voor het afdekken van de bodem kunnen voldoende stevige afdekzeilen of folie gebruikt worden.

11 8.3.8. Voordat met gritstraalwerkzaamheden in de buitenlucht wordt begonnen, moet een voorziening zijn aangebracht die voorkomt dat straalmiddel en stof zich naar de omgeving kunnen verspreiden. Toelichting: Voor het afschermen kunnen afdekzeilen, fijnmazige netten, spatschermen of een waterscherm gebruikt worden. 8.3.9. Op het terrein gemorst straalmiddel en stof moet direct worden verwijderd. 8.3.10. Indien als gevolg van straalwerkzaamheden, ondanks de getroffen maatregelen de stofverspreiding zodanig is dat de bescherming van het milieu in het geding is, moeten deze werkzaamheden onmiddellijk worden gestaakt. Het stralen moet worden gestaakt vanaf windkracht 4. 8.3.11. Het vrijkomende afvalwater van het stralen moet worden opgevangen en naar een zuiveringsinstallatie worden gevoerd. Voor het lozen van het afvalwater gelden de rechtstreeks werkende lozingseisen uit het Activiteitenbesluit. 8.4. Reinigen en coaten van metalen 8.4.1. Het is verboden om in de buitenlucht metalen met behulp van een nevelspuit te coaten of te lijmen dan wel met behulp van een nevelspuit te reinigen met vluchtige organische stoffen houdende producten. Dit voorschrift is niet van toepassing indien het niet mogelijk is om deze activiteiten in het inpandige deel van de inrichting te verrichten vanwege de omvang van het te bewerken object. 8.4.2. Bij het aanbrengen van coating moeten de afgezogen emissies die vrijkomen bij het coaten van metalen voorwerpen door middel van vernevelen met een nevelspuit, worden afgezogen en worden gevoerd door een filterende afscheider die geschikt is om aan de emissieconcentratie-eis te voldoen. 8.4.3. Ten behoeve van het voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperken van diffuse emissies, moeten dampen en gassen die vrijkomen bij het coaten van metalen voorwerpen door middel van vernevelen van vluchtige organische stoffen met een nevelspuit voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is aan de bron afgezogen. 8.4.4. Ten behoeve van het doelmatig verspreiden van emissies naar de buitenlucht, moeten de afgezogen dampen en gassen bovendaks en omhoog gericht worden afgevoerd. 9 ENERGIE 9.1.1. Teneinde inzicht te krijgen in het energieverbruik en de variatie daarin om daarmee onnodig verbruik te voorkomen, moet het energiegebruik per energiedrager worden geregistreerd. Het aardgasverbruik in m 3 en elektriciteitsverbruik in kwh moet maandelijks worden geregistreerd. Het dieselverbruik in liters moet per levering (vulling van de tank(s) ) worden geregistreerd.

9.1.2. Degene die de inrichting drijft neemt alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of alle energiebesparende maatregelen die een positieve netto contante waarde hebben bij een interne rentevoet van 15%. 12

13 BIJLAGE 1 : BEGRIPPEN ADR: Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route. AFVALWATER: Alle water waarvan de houder zich, met het oog op de verwijdering daarvan, ontdoet, voornemens is zich te ontdoen, of moet ontdoen. BEDRIJFSAFVALWATER: Afvalwater (inclusief verontreinigd hemelwater), niet zijnde huishoudelijk afvalwater. BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT): Voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen - economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld. BODEM: Het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen. BODEMBESCHERMENDE MAATREGEL: Handeling in de vorm van controle of onderhoud van een voorziening of proces, om de kans op emissies of immissies te reduceren (overeenkomstig Barim). BODEMBESCHERMENDE VOORZIENING: Een vloeistofkerende voorziening, een vloeistofdichte vloer of verharding of een andere doelmatige fysieke voorziening, ter voorkoming van immissies in de bodem. BODEMINCIDENT: Een incident waarvan op voorhand een redelijk vermoeden bestaat dat vrijgekomen stoffen de bodem zullen belasten, dan wel een incident waarna door middel van lekdetectie of anderszins is vastgesteld dat bodembelasting is opgetreden. BODEMRISICODOCUMENT: Document dat inzicht geeft in het risico van bodemverontreiniging. Hiertoe wordt per bodembedreigende activiteit de (eind-) emissiescore en de bijbehorende bodemrisicocategorie, overeenkomstig de bodemrisicochecklist uit de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten, bepaald.

14 BREF: Referentiedocument waarin over een onderwerp o.a. de beste beschikbare technieken zijn beschreven. DIFFUSE EMISSIES: 1. Emissies door lekverliezen. 2. Emissies van oppervlaktebronnen GASFLES: Een voor meervoudig gebruik bestemde, cilindrische metalen drukhouder die voorzien is van een aansluiting met klep- of naaldafsluiter en een waterinhoud heeft van ten hoogste 150 liter. GEVAARLIJKE STOFFEN: Gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. LEKBAK: Vloeistofdichte voorziening met beperkte opvangcapaciteit, waarvan de bodembeschermende werking door gericht toezicht en doelmatig ledigen wordt gewaarborgd. MVP: Minimalisatieverplichte stoffen als bedoeld in de NeR NEN-EN: Een door het Comité Européen de Normalisation (CEN) opgestelde norm die door het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) als Nederlandse norm is aanvaard. NPR 8099: Nederlandse praktijkrichtlijn NPR 8099 Waterstoftankstations: Richtlijn voor de brandveilige, arbeidsveilige en milieuveilige toepassing van installaties voor het afleveren van waterstof aan voeren vaartuigen, augustus 2010. Deze richtlijn is te verkrijgen bij het Nederlands Normalisatie-instituut. Postbus 5059, 2600 GB Delft. Tel: 015-2690390. NRB: Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten, Informatiecentrum Milieuvergunningen (InfoMil). OPENBAAR RIOOL: Voorziening voor de inzameling en transport van afvalwater, als bedoeld in artikel 10.30 van de Wet milieubeheer. PGS:

15 Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, onder verantwoordelijkheid van vier departementen uitgebrachte richtlijnen voor opslag en handling van gevaarlijke stoffen (voorheen CPR-richtlijn). De adviesraad gevaarlijke stoffen heeft voor het tot stand komen van deze richtlijnen een adviserende taak. PGS richtlijnen zijn te downloaden via www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl. PGS 15: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15, Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, Richtlijn voor brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid. Downloaden via www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl. PGS 30: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 30, 'Vloeibare aardolieproducten, Buitenopslag in kleine installaties'. Downloaden via www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl. POTENTIEEL BODEMBEDREIGENDE ACTIVITEIT: Elke activiteit die een risico van verontreiniging van de bodem met zich meebrengt, als gevolg van de aard van die activiteit en als gevolg van de fysische en chemische eigenschappen van de stoffen waarmee de activiteit wordt uitgevoerd. Bij het vaststellen of een activiteit potentieel bodembedreigend is worden eventuele maatregelen en voorzieningen die zijn getroffen om het risico van die activiteit uit te sluiten buiten beschouwing gelaten. RIOLERING: Bedrijfsriolering of openbare riolering. RISICO: De mate van ongewenste gevolgen van een activiteit in relatie met de kans dat deze zich voordoen. S: Totaal stof als bedoeld in de NeR. so: Stofvormige organische stoffen als bedoeld in de NeR. sa: Stofvormige anorganische stoffen als bedoeld in de NeR. VERWAARLOOSBAAR BODEMRISICO: Een situatie als bedoeld in de NRB waarin door een goede afstemming van bodembeschermende voorzieningen en bodembeschermende maatregelen de kans op een verandering van de bodemkwaliteit, ten gevolge van een immissie van een stof, verwaarloosbaar is gemaakt. VLG: Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen. VLOEISTOFDICHT:

16 De situatie waarbij een vloeistof de niet met vloeistof belaste zijde van een bodembeschermende voorziening niet bereikt. VLOEISTOFDICHTE VLOER OF VOORZIENING: Een vloer of voorziening geïnspecteerd en goedgekeurd overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. VLUCHTIGE ORGANISCHE STOF: Een organische stof die bij een temperatuur van 293,15 K een dampspanning heeft van 10 Pa (0,1 mbar) of meer, of die onder specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft.