verzenddatum Record Industry B.V. De heer A.J.M. Vermeulen Postbus LN HAARLEM Geachte heer Vermeulen,

Transcriptie

1 Record Industry B.V. De heer A.J.M. Vermeulen Postbus LN HAARLEM verzenddatum Onderwerp Maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit, Izaäk Enschedéweg 13 te Haarlem Ons kenmerk MTU/ODIJ Contactpersoon De heer M. van Tunen Doorkiesnummer C.c. Geachte heer Vermeulen, Op 1 januari 2013 zijn het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna: de Activiteitenregeling) van toepassing geworden op uw bedrijf gelegen aan Izaäk Enschedéweg 13 te Haarlem. Op grond van het Activiteitenbesluit kunnen wij maatwerkvoorschriften opleggen. Op 19 mei 2016 hebben wij per brief met kenmerk MTU/MDI/ODIJ u het voornemen tot het opleggen van maatwerkvoorschriften aangekondigd. Wij hebben u in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na bekendmaking van het voornemen uw zienswijze hierover bij ons in te dienen. Omdat na het voornemen nog een definitief besluit genomen moet worden, doen wij u hierbij het definitieve besluit voor het verbinden van maatwerkvoorschriften toekomen. Het besluit wijkt niet af van het voornemen. Procedure Het besluit tot het opleggen van maatwerkvoorschriften doorloopt de voorbereidingsprocedure op grond van hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht. U heeft overeenkomstig artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht na bekendmaking van het voornemen uw zienswijze kunnen inbrengen. Van deze gelegenheid heeft u geen gebruik gemaakt. Maatwerk bodem Wij leggen middels maatwerk op grond van artikel 2.11, tweede lid, van het Activiteitenbesluit een onderzoeksverplichting op bij het starten of beëindigen van een bodembedreigende activiteit.

2 De bodemkwaliteit is in het verleden met de volgende rapporten in kaart gebracht (nulsituatie), te weten: Rapport van bodemonderzoek van Dames & Moore B.V uit 1998 met kenmerk /446/GJG) Rapport van bodemonderzoek van URS van 13 december 2004 met kenmerk R01RB en projectnummer URS Rapport van bodemonderzoek van URS Bodemonderzoek galvanische afdeling van 21 juni 2005 met kenmerk R01-RB-nl met projectnummer De onderstaande voorschriften houden de verplichting in om bij verandering van bodembedreigende activiteiten een bodemonderzoek te overleggen van de begin-of eindsituatie van de bodem. Wij leggen de volgende maatwerkvoorschriften voor bodem aan uw bedrijf op. M1. Bij het starten van een bodembedreigende activiteit dient ter vaststelling van de kwaliteit van de bodem een bodembelastingonderzoek naar de beginsituatie te zijn uitgevoerd. Het onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de onderzoeksstrategie uit de NEN De opzet van het onderzoek dient, alvorens tot uitvoering wordt overgegaan, te zijn overgelegd aan het bevoegd gezag. M.2 Bij beëindiging van een bodembedreigende activiteit dient ter vaststelling van de kwaliteit van de bodem een bodembelastingonderzoek naar de eindsituatie te zijn uitgevoerd. Het onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de onderzoeksstrategie uit de NEN De opzet van het onderzoek dient alvorens tot uitvoering wordt overgegaan, te zijn overgelegd aan het bevoegd gezag. De resultaten van het onderzoek dienen uiterlijk drie maanden na het beëindigen van de bodembedreigende activiteit aan het bevoegd gezag te zijn overlegd. M3. Een eindonderzoek moet worden verricht op die locaties van de inrichting die bij het nulsituatieonderzoek en een eventueel (laatste) herhalingsonderzoek relevant zijn gebleken en op alle overige locaties in de inrichting waar bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Monsterneming moet direct na beëindiging van de activiteit(en) plaatsvinden. Monsterneming en analyse van de monsters dient te zijn uitgevoerd conform NEN Ter plaatse van de tijdens het nulsituatieonderzoek en een eventueel (laatste) herhalingsonderzoek onderzochte locaties moet het eindsituatieonderzoek dezelfde opzet en intensiteit hebben als het nulsituatieonderzoek of het eventueel uitgevoerde herhalingsonderzoek. Indien geen nulsituatie bekend is dient te worden uitgegaan van de achtergrondwaarden uit het Besluit bodemkwaliteit.

3 M4. Indien uit een rapport, als bedoeld in voorschrift M.3, blijkt dat de bodem als gevolg van de activiteit(en) in de inrichting is aangetast of verontreinigd, draagt degene die de inrichting drijft er zorg voor dat binnen zes maanden na toezending van dat rapport aan het bevoegd gezag de bodemkwaliteit is hersteld tot: de situatie bij oprichting zoals deze is vastgelegd in het Verkennend bodemonderzoek van adviesbureau Dames & Moore B.V met kenmerk /446/GJG en betrekking hebbende op de locatie Nijverheidsweg te Haarlem en/of het aanvullende bodemonderzoek van URS bodemonderzoek in het kader van de vergunning aanvraag Wet milieubeheer van 13 december 2004 met kenmerk R01RB en projectnummer URS waarin de bodemkwaliteit met betrekking tot de afvalwaterzuiveringsinstallatie, de opslag van olie nabij het parkeerdek, het CPR 15.2 opslaggebouw en tapruimte, de opslag van nikkel, de vuilcontainer met galvanoslib op het terrein en diverse werkzaamheden in de galvanische afdeling en/of het bodemonderzoek van URS Bodemonderzoek galvanische afdeling van 21 juni 2005 met kenmerk R01-RB-nl met projectnummer of de achtergrondwaarden uit het Besluit bodemkwaliteit. Maatwerk journaal gevaarlijke stoffen Wij leggen middels maatwerk op grond van artikel 4.1 van het Activiteitenbesluit in samenhang met artikel 4.5, eerste lid van de Activiteitenregeling maatwerk op voor het voorkomen van risico s voor de omgeving en het ontstaan van ongewone voorvallen. Omdat in uw inrichting ook toxische en zeer toxische stoffen aanwezig zijn hebben wij besloten dat in de inrichting te allen tijde een journaal gevaarlijke stoffen aanwezig moet zijn. Wij leggen daarom voorschrift M.5 aan uw bedrijf op. M.5 Onverminderd de hoeveelheid moet van de in de inrichting aanwezige opslag van verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen en de gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen in de procesbaden een actueel journaal worden bijgehouden. Het journaal moet van een datum zijn voorzien. Het journaal moet in de inrichting op een plaats ter inzage liggen, die direct toegankelijk is voor hulpverlenende diensten. Het journaal moet ten minste de volgende onderdelen bevatten: de juiste vervoersnaam, aangevuld met, zover van toepassing, de technische benaming (zie ADR/IMDG-code) en de klasse van de stof zoals vermeld in het ADR of de IMDG-code de maximale hoeveelheid van een stof die aanwezig kan zijn per opslaglocatie de maximale hoeveelheid per opslaglocatie of per procesbad de verpakkingsgroep (indien toegewezen) het UN-nummer van de stof als mede de ADR-classificaties conform art. 5.2 van het ADR CMR-stoffen moeten in het journaal zijn opgenomen met hun chemische naam en de vermelding CMR.

4 Het journaal moet tevens een actuele tekening bevatten waarop het volgende is aangegeven: de lay-out van de inrichting; de plaats van de gebouwen en de te onderscheiden activiteiten; de plaats waar de verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen en de gevaarlijke stoffen in procesbaden zijn opgeslagen; een noordpijl. M.6 Het journaal moet zijn voorzien van een instructie met de namen en telefoonnummers van personen waarmee hulpverlenende diensten in het geval van een calamiteit contact kunnen opnemen Maatwerk vakbekwaamheid Gezien de aanwezigheid van diverse procesbaden met gevaarlijke stoffen en activiteiten met gevaarlijke stoffen zijn wij verder van mening dat binnen de inrichting vakbekwaam personeel aanwezig moet zijn dat bekend is met de opslageisen en de eigenschappen van gevaarlijke stoffen. Op grond van artikel 4.1 van het Activiteitenbesluit in samenhang met artikel 4.5, vierde en vijfde lid van de Activiteitenregeling leggen wij maatwerkvoorschrift M.7 aan uw bedrijf op: M.7 In de inrichting moet tijdens het verrichten van werkzaamheden met gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen minimaal één door het bedrijf aangestelde deskundige in de aanwezig zijn, met voldoende vakbekwaamheid op het gebied van het omgaan met gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen en het bestrijden van calamiteiten met gevaarlijke stoffen en/of CMR stoffen. Informatie over de vakbekwaamheid van de deskundige moet binnen de inrichting aanwezig zijn. Toelichting: De vakbekwaamheid van de deskundige moet aantoonbaar zijn, bijv. aan de hand van gevolgde relevante opleidingen of certificaten. In de RI&E moet hier aandacht aan zijn besteed. Wij adviseren u om bij het laten volgen van een opleiding door uw personeel, de opleiding ter goedkeuring aan de Omgevingsdienst IJmond voor te leggen. Als u vragen heeft, kunt u contact opnemen met de heer Van Tunen, bereikbaar op bovengenoemd telefoonnummer. Hoogachtend, namens het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, L.A. Pannekeet directeur Deze brief is geautomatiseerd verwerkt

5 Bezwaarmogelijkheden en voorlopige voorziening Tegen dit besluit kunnen belanghebbenden ingevolge de Algemene wet bestuursrecht een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. De termijn hiervoor bedraagt zes weken en gaat in op de dag na de verzenddatum van dit besluit. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en moet tenminste bevatten de naam van de indiener, de datum, een omschrijving van het aangevochten besluit en de gronden van het bezwaar. Het indienen van een bezwaarschrift houdt niet in dat de werking van het besluit wordt opgeschort. Om dat te bereiken moet, naast een bezwaarschrift, ook een verzoek om voorlopige voorziening worden gericht aan Rechtbank Haarlem, Sector Bestuursrecht, Postbus 1621, 2003 BR Haarlem. De rechter is bevoegd een voorlopige voorziening te treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Wij wijzen u erop dat voor het indienen van een dergelijk verzoek griffierecht is verschuldigd. U kunt het verzoek voorlopige voorziening ook digitaal indienen bij genoemde rechtbank via Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden.