Gascondensatieketel WTC 15-A Kompakt en WTC 25-A Kompakt / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Vergelijkbare documenten
Condenserende gasketel WTC 45-A en WTC 60-A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Condenserende gasketel WTC 15-A Kompakt en WTC 25-A Kompakt /

Condenserende gasketel WTC-GB A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Condenserende gasketel WTC-GB 90-A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Bedieningsrichtlijnen Weishaupt Thermo Condens WTC 15-A WTC 25-A WTC 32-A

Gascondensatieketel WTC A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Condenserende gasketel WTC A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Gascondensatieketel WTC-GB A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Gascondensatieketel WTC-GB 90-A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Condenserende gasketel WTC-GB A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Condenserende gasketel WTC-GB 90-A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Stookoliecondensatieketel WTC-OB 18-A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Gascondensatieketel WTC-GW B / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Condenserende stookolieketel WTC-OB 45-A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Condenserende stookolieketel WTC-OB A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Montage- en bedieningsrichtlijnen. Energie-opslagvat WES 200-H en WES 500-H /

Montage- en bedieningsrichtlijnen. Waterverwarmer WAI 100 (voor WTC-OW) /

Waterverwarmer WAT / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Hydraulisch systeem WHB-GB-K-... en WHT-GB / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Boiler WAP 115 (voor WTC-OW) / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Waterverwarmer WAP 115 (voor WTC-OW) / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Montage- en bedieningsrichtlijnen. Energieopslagvat WES 200-H en WES 500-H /

Cerapur TOP 30-3 ZWB TOP 30/42-3 ZWB TOP 28-3 ZSB TOP 42 ZB. condensatieketels met gestuwde afvoer

Gascondensatieketel WTC-G B WTC-G B. Bedieningsrichtlijnen. Eine deutschsprachige Version dieser Anleitung ist auf Anfrage erhältlich.

NE1.1. Neutralisatie-eenheid. Voor gebruik bij condensatieketels voor gas. Installatie- en onderhoudshandleiding voor de installateur

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreidingsset mengklep. Veiligheidsvoorschriften. Productbeschrijving. voor de vakman

Bedieningsvoorschrift

Energie-opslagvat WES 660-A-C(-K) en WES 910-A-C(-K) / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Gascondensatieketel WTC-G B

Bedieningsvoorschriften

Inbedrijfstelling. Checklist. Voor de installateur AAN DE INSTALLATEUR

VIESMANN VITODENS 200-W

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 200. Voor meer informatie: voor de vakman

Logboek. Waterkwaliteit T. Voor stalen en rvs ketels met bedrijfstemperaturen tot 100 C (2012/02) NL

VIESMANN. Montagehandleiding. Regeling vervangen. Veiligheidsvoorschriften. Vitodens openen. voor de vakman. voor Vitodens 100-W, type WB1C

HeatMaster. Montage- en installatiehandleiding. 201 Booster. HeatMaster. 200N (Gas) Booster. HeatMaster ENGLISH FRANCAIS NEDERLANDS ITALIANO NL 1

VIESMANN. Montagehandleiding. Regeling vervangen. Veiligheidsvoorschriften. Vitodens openen. voor de vakman. voor Vitodens 100-W

1 Inleiding. 1.1 Theta-regelaar. 1.2 Ruimtethermostaat

Cascademanager WCM-KA / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Montage- en bedieningsrichtlijnen. Eine deutschsprachige Version dieser Anleitung ist auf Anfrage erhältlich. Boiler WAS 140 Eco /

VIESMANN. Montagehandleiding. MatriX-stralingsbrander. voor de vakman

Kortsluiting van de aanvoer- Defecte of niet (goed) aangesloten aanvoer- of retourtemperatuursensor. Geen doorstroming

Bedieningsvoorschriften

Montagevoorschrift. UBA3-module xm10 voor montage in de verwarmingsketel evenals voor wandmontage /2004 NL Voor de vakman

Hydraulische eenheid WWP LS B compact / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Rookgascollector voor een installatie met 2 ketels

VIESMANN. Montageaanwijzing VITOCROSSAL 200. voor de vakman

Neutralisatie-eenheid

/2000 BE (NL)

Boiler WAS 140 Tower-Eco / A / Montage- en bedieningsrichtlijnen

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 200. Voor meer informatie: voor de vakman. Vitoplex 200 type SX2A, 90 tot 560 kw Olie-/gasketel

R600 IP/ZW Technische documentatie Tapwater- en zwembadketel

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOSOL. voor de gebruiker van de installatie NL 11/2015 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreiding EA1. Veiligheidsvoorschriften. voor de vakman. Bestelnr

Bedieningshandleiding voor de gebruiker Logano GB125 met brander Logatop BE

Product-Data-Blad. Avanta CW6. De compacte ketel met grootse prestaties

Bedieningshandleiding

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman. Vitotrol 100 type UTDB-RF

Weersafhankelijke regelaar SAM 2200

Onderhoudshandleiding

Bedieningsvoorschrift

Gasdiafragma vervangen

Montage- en onderhoudsvoorschrift

Regeling van de varimat WR I.7.3. Systeeminformatie

Hoogrendementsketel. Onderhoudshandleiding voor de vakman MGK MGK MGK MGK-2-630

voor de gebruiker van de installatie Bewaren a.u.b.!

Cerapur. Cerapur Comfort TOP 30-3 ZWB TOP 42-3 ZWB TOP 28-3 ZSB TOP 42-3 ZB TOP 30-3 ZWBR TOP 42-3 ZWBR TOP 28-3 ZSBR. Bedieningshandleiding

Geiser GWH11 COP... / GWH14 COP... / GWH18 COP... gebruiksaanwijzing (2015/04) NL

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman

3 WEG- OMSCHAKELKLEP. Installatie- en gebruikershandleiding. voor warmtapwaterlading. USV 1" bu USV 5/4" bu USV 6/4" bi

Geachte klant, de specifieke gasketel Logano G234X TH van Buderus werd volgens de laatste technologische ontwikkelingen en de meest recente veiligheid

VIESMANN VITOCROSSAL 200 Condenserende gasketel 404 tot 628 kw

Manuel d installation Installatie handleiding SD201 03/08

NL Montageaanwijzingen

Handleiding voor ombouw van Aardgas naar Propaan

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 200A. voor de vakman. Vitotrol 200A. Afstandsbediening, bestelnr

Bedieningsvoorschrift

Hydraulische eenheid WWP L 7 AERS-HE en WWP L 11 AERS-HE / Montage- en bedieningsrichtlijnen

F2555-N F3255-N F4055-N

CCE-200, 201, 202, 203, 204 & 206 NL Elektronisch bedieningspaneel Installatie-, Montage- en Gebruikshandleiding Voor de Installateur

MONTAGEHANDLEIDING. Kamerthermostaat EKRTWA

VIESMANN. Montagehandleiding. MatriX-stralingsbrander. voor de vakman

Weersafhankelijke regelaar SAM 2100

Geiser GWH11 COH... / GWH14 COH... / GWH18 COH... gebruiksaanwijzing (2015/04) NL

Gasabsorptiewarmtepomp O. Inbedrijfstellingsprotocol Logatherm GWPL (2013/06) NL

, , Montagehandleiding. Montagehandleiding. Voor de installateur. BEnl. Uitgever/fabrikant Vaillant GmbH

Initia Plus HTE Condenserende gaswandketel

Montage- en bedieningsrichtlijnen. Eine deutschsprachige Version dieser Anleitung ist auf Anfrage erhältlich. Boiler WAC /

ENA Bijlage. Installatie- en bedieningsinstructies. Flamco

VIESMANN. Montagehandleiding. MatriX-stralingsbrander. voor de vakman

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTRANS 300. voor de vakman. Vitotrans 300

Montagehandleiding voor de vakman VITOFLAME 100

Montage- en bedieningsrichtlijnen. Waterverwarmer WASol 310, WASol 410 en WASol /

VIESMANN. Montagehandleiding. Gascombiregelaar vervangen. Veiligheidsvoorschriften. Vitodens openen. voor de vakman

Altijd aan uw zijde. Gebruiksaanwijzing WE 70 BM. BEnl

VIESMANN. Montagehandleiding. Verwarmingswater-doorstroomtoestel. Veiligheidsinstructies. voor de installateur

GEBRUIKSAANWIJZING AQUA LASER 2 IN 1 RAAMREINIGER ARTIKEL NUMMER :

Erratablad Comfort Classic

voorschrift Voor de installateur Interface 0-10 V --> ebus AAN DE INSTALLATEUR

Transcriptie:

Eine deutschsprachige Version dieser Anleitung ist auf Anfrage erhältlich. 83247507 1/2016-02

Conformiteitsverklaring Sprachschlüssel 4810000007 Leverancier: Max Weishaupt GmbH Adres: Max-Weishaupt-Straße D-88475 Schwendi Product: Condenserende gasketel WTC 15-A, WTC 25-A Het hierboven omschreven product is conform de bepalingen van de richtlijnen: GAD 2009 / 142 / EC LVD 2006 / 95 / EC EMC 2004 / 108 / EC BED 92 / 42 / EEC KB 08/01/2004-BE gewijzigd per KB BS 18/09/2009 Dit product wordt als volgt gekenmerkt: CE-0085 Schwendi, 02.04.2013 ppa. ppa. Dr. Schloen Hoofd onderzoek en ontwikkeling Denkinger Hoofd productie kwaliteitsmanagement

1 Aanwijzingen voor de gebruiker... 6 1.1 Informatie voor de gebruiker... 6 1.1.1 Symbolen... 6 1.1.2 Doelgroep... 6 1.2 Borgstelling en aansprakelijkheid... 7 2 Veiligheid... 8 2.1 Doelmatig gebruik... 8 2.2 Maatregelen bij gasreuk... 8 2.3 Maatregelen bij rookgasreuk... 8 2.4 Veiligheidsvoorschriften... 8 2.4.1 Normale werking... 9 2.4.2 Elektrische aansluiting... 9 2.4.3 Gastoevoer... 9 2.5 Afvoer van afvalstoffen... 9 3 Productbeschrijving... 10 3.1 Typebenaming... 10 3.2 Serienummer... 11 3.3 Werking condensatieketel... 12 3.3.1 Water- en rookgasvoerende onderdelen... 12 3.3.2 Elektrische onderdelen... 13 3.3.3 Veiligheids- en controle-inrichtingen... 14 3.3.4 Programmaverloop... 15 3.3.5 Verbrandingsregeling (SCOT -systeem)... 16 3.4 Werking boiler... 18 3.5 Technische gegevens... 20 3.5.1 Toelatingsgegevens... 20 3.5.2 Elektrische gegevens... 20 3.5.3 Omgevingscondities... 20 3.5.4 Toegelaten brandstoffen... 20 3.5.5 Emissies... 21 3.5.6 Vermogen... 22 3.5.7 Warmtegenerator... 22 3.5.8 Berekening van de rookgasinstallatie... 24 3.5.9 EnEV-productkenwaarden... 24 3.5.10 Afmetingen... 25 3.5.11 Gewicht... 27 3.5.12 Milieu-eigenschappen/Recyclage... 27 4 Montage... 28 4.1 Montagevoorschriften... 28 4.2 Boiler opstellen... 29 5 Installatie... 30 5.1 Eisen aan het verwarmingswater... 30 5.1.1 Waterhardheid... 30 5.1.2 Hoeveelheid vulwater... 31 5.1.3 Vul- en navulwater zuiveren... 32 83247507 1/2016-02 MaW 3-127

5.2 Hydraulische aansluiting... 33 5.2.1 Voorwaarden... 33 5.2.2 Aansluiting aan de huisinstallatie... 34 5.3 Gastoevoer... 36 5.4 Condensatieketel monteren... 37 5.5 Condensaataansluiting... 40 5.6 Luchttoevoer en rookgasafvoer... 41 5.7 Elektrische aansluiting... 42 5.7.1 Aansluitschema... 43 5.7.2 Boiler WAI 100 aansluiten... 44 5.7.3 Boiler WAS 115 aansluiten... 45 5.7.4 Externe pomp aansluiten... 46 6 Bediening... 47 6.1 Bedieningsoppervlak... 47 6.1.1 Bedieningspaneel... 47 6.1.2 Display... 48 6.2 Eindgebruiker-menu... 49 6.2.1 Display in het eindgebruiker-menu... 49 6.2.2 Instellingen in het eindgebruiker-menu... 50 6.3 Verwarmingsvakmanmenu... 51 6.3.1 Infomenu... 52 6.3.2 Parametermenu... 54 6.4 Vermogen manueel bepalen... 57 6.5 Configuratie manueel starten... 58 6.6 Sturingsvarianten... 59 6.7 Regelingsvarianten... 60 6.7.1 Constante vertrektemperatuurregeling... 60 6.7.2 Weersafhankelijke regeling... 60 6.7.3 Evenwichtsflesregeling... 61 6.8 Circulatiepomp... 62 6.9 Vorstbeveiliging... 63 6.10 In- en uitgangen... 64 6.11 Speciale installatieparameters... 65 6.12 Service (schoorsteenveger)... 66 7 Inbedrijfstelling... 67 7.1 Voorwaarden... 67 7.1.1 Dichtheid van de gasarmatuur controleren... 68 7.1.2 Gasaansluitdruk controleren... 69 7.2 Toestel regelen... 70 7.3 Gassoort veranderen... 73 7.4 Dichtheid van het rookgassysteem controleren... 75 7.5 Vermogen aanpassen... 76 7.6 Warmtevermogen berekenen... 77 8 Buitenbedrijfstelling... 78 83247507 1/2016-02 MaW 4-127

9 Onderhoud... 79 9.1 Onderhoud condensatieketel... 79 9.1.1 Aanwijzingen voor het onderhoud... 79 9.1.2 Componenten... 80 9.1.3 Onderhoudsweergave... 81 9.1.4 Branderoppervlak uit- en inbouwen... 82 9.1.5 Elektroden vervangen... 83 9.1.6 Warmtewisselaar reinigen... 84 9.2 Onderhoud boiler... 86 9.2.1 Aanwijzingen voor het onderhoud... 86 9.2.2 Boiler reinigen... 87 9.2.3 Magnesiumanode vervangen... 88 9.2.4 Terugslagklep vervangen... 88 10 Foutopsporing... 89 10.1 Procedure bij storing... 89 10.2 Foutgeheugen... 90 10.3 Fout verhelpen... 92 10.3.1 Waarschuwingscode... 92 10.3.2 Foutcode... 94 10.3.3 Werkingsproblemen... 96 11 Toebehoren... 98 12 Wisselstukken... 100 13 Technische documenten... 118 13.1 Bedrading binnen het toestel... 118 13.2 Voelerkenwaarden... 119 13.3 Omrekeningstabel O₂/CO₂... 120 14 Ontwerp... 121 14.1 Expansievat en installatiedruk... 121 15 Notities... 122 16 Trefwoordenlijst... 125 83247507 1/2016-02 MaW 5-127

1 Aanwijzingen voor de gebruiker 1 Aanwijzingen voor de gebruiker Deze montage- en bedieningshandleiding is een vast bestanddeel van het toestel en moet altijd bij de installatie bewaard worden. 1.1 Informatie voor de gebruiker 1.1.1 Symbolen GEVAAR Direct gevaar met hoog risico. De niet-naleving leidt tot zware lichamelijke verwondingen of de dood. WAARSCHUWING OPGELET Gevaar met middelhoog risico. De niet-naleving kan tot schade aan het milieu, zware lichamelijke verwondingen of de dood leiden. Gevaar met beperkt risico. De niet-naleving kan tot materiële schade of lichte tot middelzware lichamelijke verwondingen leiden. Belangrijke opmerking. Vereist een onmiddellijke handeling. Resultaat na een handeling. Opsomming Waardebereik 1.1.2 Doelgroep Deze montage- en bedieningsrichtlijnen richten zich tot de gebruiker en tot gekwalificeerde vaklui. Deze moeten nageleefd worden door alle personen die aan het toestel werken. Werken aan het toestel mogen enkel door gekwalificeerde vaklui met de daartoe vereiste kennis en opleiding doorgevoerd worden. Personen met beperkte fysieke, sensorische of geestelijke vaardigheden mogen enkel onder toezicht of met de instructies van een bevoegde persoon aan het toestel werken. Kinderen mogen niet aan het toestel spelen. 83247507 1/2016-02 MaW 6-127

1 Aanwijzingen voor de gebruiker 1.2 Borgstelling en aansprakelijkheid Borgstelling en aansprakelijkheid bij persoonlijke ongelukken en materiële schade zijn uitgesloten, indien deze op één of meerdere van de onderstaande oorzaken zijn terug te voeren: ondoelmatig gebruik, niet-naleving van de montage- en bedieningsrichtlijnen; gebruik bij defecte veiligheids- of beschermingsinrichtingen, het verdere gebruik ondanks het optreden van een gebrek; ondeskundige montage, inbedrijfstelling, bediening en onderhoud, eigenmachtige wijzigingen aan de constructie van het toestel; inbouw van aanvullende componenten, die niet samen met het toestel door de fabriek getest zijn; wijziging van de verbrandingsruimte; ondeskundig uitgevoerde herstellingen; gebruik van onderdelen die geen originele Weishaupt-onderdelen zijn; niet geschikte brandstoffen; gebreken in de toevoerleidingen. bij niet-diffusiedichte stookkringen zonder systeemscheiding; overmacht. 83247507 1/2016-02 MaW 7-127

2 Veiligheid 2 Veiligheid 2.1 Doelmatig gebruik De condensatieketel is geschikt voor: warmwaterstookkringen in gesloten systemen volgens EN 12828, een volumestroom van maximaal: - WTC 15 = 1300 l/h - WTC 25 = 2200 l/h De boiler is geschikt voor de verwarming van sanitair water volgens de geldende voorschriften. De verbrandingslucht moet vrij zijn van agressieve stoffen (bijv. halogenen, chloride, fluoride, enz.) en vrij zijn van verontreiniging (stof, bouwstoffen, dampen, enz.). Bij verontreinigde verbrandingslucht in de opstellingsruimte moet er meer gereinigd worden en is er meer onderhoud nodig. In dit geval is ruimteluchtonafhankelijke werking aan te raden. Het toestel mag enkel in gesloten ruimtes gebruikt worden. De opstellingsruimte moet aan de plaatselijk geldende voorschriften voldoen. Ondoelmatig gebruik kan: verwondings- of levensgevaar voor de gebruiker of voor derden veroorzaken; het toestel of andere voorwerpen beschadigen. 2.2 Maatregelen bij gasreuk Open vuur en vonkvorming verhinderen, bijv.: Geen licht aan- en uitschakelen. Geen elektrische toestellen aanraken. Geen mobiele telefoons gebruiken. Ramen en deuren openen. Gaskogelkraan sluiten. Huisbewoners waarschuwen (niet op een bel drukken). Gebouw verlaten. Van buiten het gebouw de verwarmingsinstallateur of gasmaatschappij verwittigen. 2.3 Maatregelen bij rookgasreuk Toestel uitschakelen en installatie buiten bedrijf stellen. Ramen en deuren openen. Weishaupt-klantendienst of de verwarmingsinstallateur verwittigen. 2.4 Veiligheidsvoorschriften Storingen of gebreken die afbreuk doen aan de veiligheid moeten onmiddellijk opgelost worden. De installatienormen NBN D 30-001, D 30-002 en D 30-003, de normen voor gasvoorziening NBN D 51-001, D 51-003 (4de editie 2004), D 51-004 en D 51-005, de normen voor stookplaatsen NBN B 61-001 (>70kW) en NBN B 61-002 (<70 kw) en alle andere geldende normen dienen in acht te worden genomen. Componenten die een toenemende slijtage vertonen of waarvan de constructief bepaalde levensduur overschreden is of vóór het volgende onderhoud overschreden wordt, moeten uit voorzorg vervangen worden (zie hfst. 9.1.2). 83247507 1/2016-02 MaW 8-127

2 Veiligheid 2.4.1 Normale werking Alle kenplaten op het toestel leesbaar houden. Toestel enkel met gesloten deksel in bedrijf stellen. Voorgeschreven instellings-, onderhouds- en inspectiewerken op tijd uitvoeren. 2.4.2 Elektrische aansluiting Bij werken aan spanningsgeleidende onderdelen: voorschriften ter voorkoming van ongevallen DGUV Vorschrift 3 (Duitsland) en plaatselijk geldende voorschriften, in het bijzonder het Algemeen Reglement voor Elektrische Installaties (A.R.E.I.), naleven; gereedschap volgens EN 60900 gebruiken. 2.4.3 Gastoevoer Enkel de gasleverancier of een gehabiliteerde installateur mag gasinstallaties in gebouwen en terreinen oprichten, wijzigen en onderhouden. Het leidingsysteem moet overeenkomstig de werkingsdruk aan een belastingsproef en dichtheidscontrole en/of een functionaliteitstest onderworpen worden (zie bijv. DVGW-TRGI, arbeidsblad G 600). Gasmaatschappij voor de installatie over de aard en de omvang van de geplande installatie informeren. Plaatselijke voorschriften en richtlijnen bij de installatie in acht nemen (bijv. DVGW-TRGI, werkblad G 600; TRF volume 1 en volume 2). Gastoevoer volgens de gassoort en de gaskwaliteit zodanig uitvoeren dat geen vloeibare stoffen ontstaan (bijv. condensaat). Bij LPG verdampingsdruk en verdampingstemperatuur in acht nemen. Enkel gekeurd en toegelaten dichtingsmateriaal gebruiken en daarbij de gebruiksinstructies in acht nemen. Toestel opnieuw instellen wanneer naar een andere gassoort wordt overgeschakeld. Dichtheidscontrole na elk onderhoud en elke storingsoplossing doorvoeren. 2.5 Afvoer van afvalstoffen Materiaal en componenten doelmatig en milieuvriendelijk afvoeren. Daarbij de plaatselijk geldende voorschriften naleven. 83247507 1/2016-02 MaW 9-127

3 Productbeschrijving 3 Productbeschrijving 3.1 Typebenaming Condensatieketel Voorbeeld: WTC 25-A UITV. K-PEA WTC Bouwserie: Weishaupt Thermo Condens 25 Vermogen: 25 kw -A Constructiestand UITV. K Uitvoering: 'Kompakt' PEA Circulatiepomp met toerentalregeling (efficiëntieklasse A) Boiler WAI 100 WAI Bouwserie: Weishaupt Aqua Integra 100 Bouwgrootte: 100 WAS 115 Power/Bloc-P/A WAS Bouwserie: Weishaupt Aqua Speicher 115 Bouwgrootte: 115 Power Uitvoering: met externe warmtewisselaar en pomp Bloc-P Bouwvorm: kubieke bouwvorm; platform voor warmtegenerator /A Constructiestand 83247507 1/2016-02 MaW 10-127

3 Productbeschrijving 3.2 Serienummer Het serienummer op het typeplaatje identificeert het product nauwkeurig. Het is absoluut noodzakelijk voor de Weishaupt-klantendienst. Condensatieketel 1 Typeplaat Ser. Nr. Boiler 1 Typeplaat Ser. Nr. 83247507 1/2016-02 MaW 11-127

3 Productbeschrijving 3.3 Werking condensatieketel 3.3.1 Water- en rookgasvoerende onderdelen Afbeelding: WTC 25-A uitv. K PEA 1 Snelontluchter 2 Rookgasaansluiting 3 Manometer installatiedruk 4 Expansievat 18 liter / 0,75 bar 5 Drie-weg-ventiel 6 Circulatiepomp met toerentalregeling 7 Veiligheidsventiel 3 bar 8 Sifon 9 Warmtewisselaar 83247507 1/2016-02 MaW 12-127

3 Productbeschrijving 3.3.2 Elektrische onderdelen Afbeelding: WTC 25-A uitv. K PEA 1 Vertrekvoeler 2 Ventilator 3 Bedieningseenheid 4 Toestelelektronica (WCM-CPU) met elektrische aansluiting 5 Servomotor voor drie-weg-ventiel 6 Circulatiepomp met toerentalregeling 7 Rookgasvoeler 8 Gascombiventiel 9 Ontstekingselektrode 0 Ionisatie-elektrode 83247507 1/2016-02 MaW 13-127

3 Productbeschrijving 3.3.3 Veiligheids- en controle-inrichtingen Vertrekvoeler (estb) Als de temperatuur een waarde van 95 C overschrijdt, wordt de brandstoftoevoer uitgeschakeld en de ventilator- en pompnaloop ingeleid (W12). Het toestel schakelt zich weer automatisch aan wanneer de temperatuur 1 minuut lang onder de gewenste vertrekwaarde gedaald is. Als de temperatuur 105 C overschrijdt, wordt de brandstoftoevoer uitgeschakeld en de ventilator- en pompnaloop ingeleid. De installatie wordt vergrendeld (F11). Deze vergrendelingsfunctie van de vertrekvoeler vervangt de droogloopbeveiliging volgens EN 12828. Controle van de vertrektemperatuurstijging (Gradiënt) Als de vertrektemperatuur te snel stijgt, wordt het toestel uitgeschakeld (W14). De functie wordt pas bij een keteltemperatuur > 45 C actief. Temperatuurverschil vertrek/rookgas Als het verschil tussen vertrek- en rookgastemperatuur de waarde van parameter A7 overschrijdt, wordt de ketel uitgeschakeld (W15). Als de waarschuwing 30 keer na mekaar optreedt, wordt de installatie vergrendeld (F15). Bij benadering van deze waarden wordt het pompvermogen eerst verhoogd en wordt daarna het brandervermogen gereduceerd. Rookgasvoeler (estb) Als de rookgastemperatuur de waarde van parameter 33 (fabrieksinstelling 120 C) overschrijdt, wordt de brandstoftoevoer uitgeschakeld en de ventilator- en pompnaloop ingeleid (F13). Bij het naderen van de veiligheidstemperatuur wordt het brandervermogen stap voor stap gereduceerd, bij 5 K verschil (115 C) schakelt de brander af (W16). 83247507 1/2016-02 MaW 14-127

3 Productbeschrijving 3.3.4 Programmaverloop Voorventilatie Bij warmtevraag 1 start de ventilator en loopt hij naar het voorventilatietoerental 2. Ontsteking De ventilator daalt naar het ontstekingstoerental 3, de ontsteking 4 wordt aangeschakeld en de gasventielen 5 worden geopend. De ontstekingsvonk ontsteekt de brandstof. Er wordt een vlam gevormd. Veiligheidstijd Na afloop van de veiligheidstijd (5 seconden) 6 schakelt de ontsteking af. Vlamstabilisatie Als er een vlamsignaal 7 is, dan volgt de vlamstabilisatietijd 8. Vertraagde verwarmingsmodus In de werkingsstand verwarming volgt eerst de vertraagde verwarmingsmodus 9. Voor de duur van de vertragingstijd wordt het verwarmingsvermogen beperkt ( bij warmwaterlading valt de vertraagde verwarmingsmodus weg). Modulerende werking De interne temperatuurregelaar van het toestel neemt het voor de ventilator gedefinieerde toerental 0 binnen de geprogrammeerde vermogengrenzen over. Naventilatie Na elke regelafschakeling, na een fout en na de terugkeer van de spanning werkt de ventilator volgens het naventilatietoerental q. 83247507 1/2016-02 MaW 15-127

3 Productbeschrijving 3.3.5 Verbrandingsregeling (SCOT -systeem) De ketel is met een elektronische verbrandingsregeling uitgerust. De verbrandingsregeling gebeurt via de ionisatie-elektrode. Afhankelijk van de gemeten ionisatiestroom wordt de gashoeveelheid ten opzichte van de aanwezige luchthoeveelheid gereguleerd. Als de luchtovermaat daalt, stijgt de verbrandingstemperatuur en bijgevolg de ionisatiestroom. De maximale ionisatiestroom (Io max) treedt bij een luchtovermaat van 0 % (λ=1,0) op. Via de kalibratie wordt regelmatig de maximale ionisatiestroom (Io max) berekend. Vanuit deze maximale waarde wordt een luchtovermaat berekend. De gewenste waarde voor de ionisatiestroom (Io soll) wordt zodanig ingesteld dat een O2-gehalte van ca. 5,5 % (λ=1,35) over het volledige modulatiebereik ontstaat. I o max I o soll =1,0 1,35 1 Luchtfactor (λ) 2 Ionisatiestroom 3 Regelbereik Kalibratie Kalibraties worden doorgevoerd: na dynamisch opgegeven werkingsuren; na dynamisch opgegeven branderstarts; na spanningsonderbreking; na het optreden van bepaalde fouten (bijv. F21, W22, enz.). Een kalibratie kan ook manueel via parameter 39 doorgevoerd worden. Een manuele kalibratie via parameter 39 is absoluut noodzakelijk bij de vervanging van volgende onderdelen: Ionisatie-elektrode Branderoppervlak Printplaat WCM-CPU Gascombiventiel Bij een kalibratie stijgt het CO-gehalte op korte termijn (ca. 2 s) boven 1000 ppm. 83247507 1/2016-02 MaW 16-127

3 Productbeschrijving Voorbeeld O2-correctie Nadat de kalibratie plaatsgevonden heeft via parameter 39 wordt een nieuwe O2- curve gegenereerd. De curve kan daarna via P 39 parallel verschoven worden en kan het O2-gehalte geoptimaliseerd worden. Via P 72 kan bijkomend het O2-gehalte in het onderste vermogensbereik (tot ca. 50 %) geoptimaliseerd worden. 5,9 5,8 5,7 5,6 5,5 5,4 5,3 5,2 5,1 5,0 0 P 72 P 39 1 Brandervermogen 2 O2-gehalte in % 3 Minimaal vermogen 4 Maximaal vermogen 5 O2-curve na kalibratie 6 O2-curve na correctie met P 39 7 O2-curve na correctie met P 72 83247507 1/2016-02 MaW 17-127

3 Productbeschrijving 3.4 Werking boiler De gascondensatieketel WTC Kompakt bestaat uit een condensatieketel en een boiler. De condensatieketel kan naar keuze met een buisspiraalboiler (WAI 100) of gelaagde boiler (WAS 115) gecombineerd worden. Boiler WAI 100 Via een gladde-buis-warmtewisselaar wordt het sanitaire water in de boiler opgewarmd. 1 Trechtersifon met afloop 2 Vul- en aflaatkraan verwarming 3 Magnesium beschermingsanode 4 Warmwatervoeler (B3) 5 Aflaatkraan boiler 6 Instroominrichting sanitair water 7 Gladde-buis-warmtewisselaar 8 Revisieflens De warmwatermodus heeft voorrang op de verwarmingsmodus. De warmwaterlading vindt plaats wanneer de temperatuur aan de warmwatervoeler (B3) onder de gewenste warmwatertemperatuur min de schakeldifferentieel (parameter 51) zakt. Voor de warmwatertemperatuur kan via de verlagingswaarde (parameter 53) een verlagingsniveau ingesteld worden (enkel met digitale timer). De maximale warmwater-laadtijd kan via parameter 52 ingesteld worden. 83247507 1/2016-02 MaW 18-127

3 Productbeschrijving Boiler WAS 115 Het sanitair water in de boiler wordt via een platenwarmtewisselaar verwarmd. 1 Trechtersifon met afloop 2 WW-uitlaatvoeler (B12) 3 Platenwarmtewisselaar 4 Vul- en aflaatkraan verwarming 5 Oplaadpomp gelaagde boiler 6 Warmwatervoeler inschakelen (B3) 7 Warmwatervoeler uitschakelen (B10) 8 Aflaatkraan boiler 9 Instroominrichting sanitair water 0 Revisieflens q Magnesium beschermingsanode w Warm water instroomdemper e Terugstroomventiel De warmwatermodus heeft voorrang op de verwarmingsmodus. Via de uitgang MFA wordt de interne warmwater-laadpomp van de boiler aangestuurd. De uitgang MFA wordt automatisch ingesteld en de parameter 13 verschijnt niet. De warmwaterlading vindt plaats wanneer de temperatuur ter hoogte van de warmwatervoeler inschakelen B3 onder de gewenste warmwatertemperatuur min de schakeldifferentieel (parameter 51) zakt. Bij de warmwaterlading wordt het brandervermogen via de WW-uitstromingsvoeler B12 geregeld. De lading wordt uitgevoerd totdat de warmwatervoeler uitschakelen (B10) het laadproces beëindigt. Het vermogen van de circulatiepomp kan via parameter 45 veranderd worden. 83247507 1/2016-02 MaW 19-127

3 Productbeschrijving 3.5 Technische gegevens 3.5.1 Toelatingsgegevens Gastoestelcategorie Soort installatie DE: II2ELL3B/P, II2N3B/P; BE: I2E(s), I3P CE-PIN CE-0063 BM 3092 SVGW (condensatieketel) 05-065-4 SVGW (boiler) 0509-5005 DIN CERTCO (boiler) B23, B23P (1, B33, C13(x), C33(x), C43(x), C53(x), C83(x), C93(x) 9W247-13MC (1 enkel in verbinding met rookgassysteem van drukklasse P1 of H1 volgens EN 14471. Fundamentele normen EN 61000-3-2: 2005 en EN 61000-3-3: 2007 EN 483: 1999 EN 677: 1998 EN 60335-1 3.5.2 Elektrische gegevens WTC 15 WTC 25 Netspanning/netfrequentie 230 V / 50 Hz 230 V / 50 Hz Vermogensopname werking met PEA-pomp bij fabrieksinstelling en verwarmingsmodus Vermogensopname max met PEA-pomp bij verwarmingsmodus Max. vermogensopname met PEA-pomp bij warmwatermodus (met WAS 115) 56 W 101 W 140 W 73 W 103 W 142 W Vermogenopname stand-by 10 W 10 W Toestelzekering intern F 1 230 V (WCM-CPU) T4H, IEC 127-2/V T4H, IEC 127-2/V Toestelzekering intern F 2 24V DC (WCM-CPU) T4H, IEC 127-2/V T4H, IEC 127-2/V Zekering extern max 16 A max 16 A Beschermingsgraad IP 44 IP 44 3.5.3 Omgevingscondities Temperatuur tijdens de werking +3 +30 C Temperatuur bij transport/opslag -10 +60 C Relatieve vochtigheid max 80 %, geen dauwpunt 3.5.4 Toegelaten brandstoffen Aardgas LPG 83247507 1/2016-02 MaW 20-127

3 Productbeschrijving 3.5.5 Emissies Rookgas Het toestel is volgens EN 483 conform emissieklasse 5. Norm-emissiefactor volgens DIN 4702 T8 (40/30 C) WTC 15 WTC 25 Stikstofoxide NOx 20 mg/kwh 20 mg/kwh Koolstofmonoxide CO 13 mg/kwh 12 mg/kwh WTC 15 WTC 25 O2-gehalte aardgas 5,5 % 5,5 % O2-gehalte LPG propaan 5,8 % 5,8 % Geluid Geluidsemissiewaarden volgens ISO 4871 WTC 15 WTC 25 Gemeten geluidsvermogen LWA (re 1 pw) 49 db(a) (1 49 db(a) (1 Onzekerheid KWA 4 db(a) 4 db(a) Gemeten geluidsdruk LpA (re 20 µpa) 42 db(a) (2 42 db(a) (2 Onzekerheid KpA 4 db(a) 4 db(a) (1 Waarde werd volgens geluidsmeetnorm ISO 9614-2 berekend. (2 Waarde werd op 1 meter afstand voor het toestel berekend. Het gemeten geluidsniveau plus onzekerheid stellen de bovenste grenswaarde voor die bij metingen kan optreden. 83247507 1/2016-02 MaW 21-127

3 Productbeschrijving 3.5.6 Vermogen WTC 15 WTC 25 Warmtevermogen QC 4,0 14,0 kw 6,9 24,0 kw Ketelvermogen bij 80/60 C 3,8 13,7 kw 6,7 23,6 kw Ketelvermogen bij 50/30 C 4,3 14,7 kw 7,5 25,2 kw Ventilatortoerental aardgas 1440... 4380 1/min 1440... 4500 1/min Ventilatortoerental LPG 1380... 4200 1/min 1380... 4320 1/min Hoeveelheid condensaat bij 50/30 C 0,7 1,2 l/h 1,0 2,0 l/h Normrendement bij 40/30 C 110,0 % Hi (99,1 % Hs) 110,0 % Hi (99,1 % Hs) Continu vermogen QD (60/10/45 C - 1 m³/h) Aftaphoeveelheid rd (60/10/45 C - 1 m³/h) Vermogenkengetal NL (60/10/45 C - 1 m³/h) Kortstondig vermogen Q10min (60/10/45 C - 1 m³/h) WAI 100 WAS 115 WTC 15 WTC 25 WTC 15 WTC 25 13,8 kw 23,1 kw 14,6 kw 23,9 kw 341 liter 580 liter 359 liter 589 liter 1,0 (1 1,5 (1 1,9 (1 2,5 (1 143 l/10 min 171 l/10 min 190 l/10 min 215 l/10 min (1 Bij geringe bevoorradingstemperatuur vermindert het vermogenkengetal. 3.5.7 Warmtegenerator WTC 15 WTC 25 Waterinhoud 2,6 liter 3,5 liter Keteltemperatuur max 85 C max 85 C Werkingsdruk max 3 bar max 3 bar Inhoud expansievat 18 liter 18 liter Voordruk expansievat 0,75 bar 0,75 bar Hydraulisch drukverlies (spreiding 20 K) 65 mbar 185 mbar Debietgrens 1300 l/h 2200 l/h WAI 100 WAS 115 Totale nominale inhoud 112 liter 115 liter Inhoud verwarmingswater 7,0 liter Inhoud sanitair water 105 liter 115 liter Werkingstemperatuur verwarmingswater max 110 C Werkingstemperatuur sanitair water max 95 C max 95 C Werkingsdruk verwarmingswater max 10 bar Werkingsdruk sanitair water max 10 bar max 10 bar 83247507 1/2016-02 MaW 22-127

3 Productbeschrijving Restopvoerhoogte met PEA-pomp 7,5 7,0 6,5 6,0 5,5 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 100 % 80 % 60 % 40 % 20 % 0 150 300 450 600 750 900 1050 1200 1350 1500 1 Debiet l/h 2 Restopvoerhoogte [m] 3 Toerental pomp 83247507 1/2016-02 MaW 23-127

3 Productbeschrijving 3.5.8 Berekening van de rookgasinstallatie Resterende opvoerdruk aan het rookgasmeetpunt WTC 15 WTC 25 58 Pa 61 Pa Rookgasdebiet 1,9 6,6 g/s 3,3 11,3 g/s Rookgastemperatuur bij 80/60 C 54 61 C 55 64 C Rookgastemperatuur bij 50/30 C 32 46 C 33 47 C 3.5.9 EnEV-productkenwaarden Ketelrendement bij 100 % vermogen en gemiddelde keteltemperatuur 70 C Ketelrendement bij 30 % vermogen en teruglooptemperatuur 30 C Stilstandsverlies bij 50 K boven ruimtetemperatuur WTC 15 WTC 25 97,7 % Hi (88,0 % Hs) 108,0 % Hi (97,3 % Hs) 1,17 % 152 W 98,4 % Hi (88,6 % Hs) 109,1 % Hi (98,3 % Hs) 0,62 % 141 W 83247507 1/2016-02 MaW 24-127

3 Productbeschrijving 3.5.10 Afmetingen 3 275 mm 600 mm 140 mm 284 mm 600 mm 1700 mm +20 1 161 mm bij DN 100/60 171 mm bij DN 125/80 2 Luchttoevoer-/rookgasaansluiting Ø 125 mm/dn 80 83247507 1/2016-02 MaW 25-127

3 Productbeschrijving WAI 100 600 mm 790 mm +20 773 mm +20 771 mm +20 489 mm 422 mm 342 mm 300 mm 200 mm 600 mm 70 mm 911 mm +20 160 mm 230 mm 340 mm 361 mm 430 mm WAS 115 600 mm 422 mm 342 mm 200 mm 600 mm 70 mm 790 mm +20 773 mm +20 771 mm +20 911 mm +20 160 mm 230 mm 340 mm 430 mm 1 Vertrek verwarming G¾" 2 Terugloop verwarming G¾" 3 Warmwateraansluiting G¾" 4 Sanitair-water-aansluiting G¾" 5 Gasleiding G¾" 6 Vertrek WTC-boiler 7 Terugloop WTC-boiler 83247507 1/2016-02 MaW 26-127

3 Productbeschrijving 3.5.11 Gewicht WTC 15 WTC 25 WAI 100 WAS 115 Leeggewicht ca. 56 kg ca. 63 kg ca. 89 kg ca. 75 kg 3.5.12 Milieu-eigenschappen/Recyclage De boiler bevat geen Cr6, geen lood en geen CFK's. 83247507 1/2016-02 MaW 27-127

4 Montage 4 Montage 4.1 Montagevoorschriften Enkel geldig voor Zwitserland Bij de montage en de werking moeten in Zwitserland de voorschriften van de SVGW en de VKF, de plaatselijke en kantonnale reglementering alsook de EKAS-richtlijn (LPG-richtlijn deel 2) in acht genomen worden. Boilertype en werkingsdruk De op de typeplaat aangegeven werkingsdruk niet overschrijden. Boilertype controleren. Ervoor zorgen dat de werkingsdruk gerespecteerd wordt (zie hfst. 3.5.7). Opstellingsruimte Voor de montage ervoor zorgen dat: de transportweg vrij is en voldoende draagkracht heeft; de draagkracht van de vloer volstaat (zie hfst. 3.5.11); de vloer effen is; de opstellingsruimte vorstbestendig is; de plaats voor de hydraulische aansluiting voldoende is. Afmetingen Bij de montage van de installatie moeten de afmetingen in acht worden genomen (zie hfst. 3.5.10). Minimumafstand Voor de montage- en onderhoudswerken moet een zijdelingse afstand van minstens 3 cm ten opzichte van muren en voorwerpen aangehouden worden. 83247507 1/2016-02 MaW 28-127

4 Montage 4.2 Boiler opstellen Transportbeveiliging verwijderen Bouten van de transportbeveiliging volledig verwijderen. Frontbekleding verwijderen Frontbekleding naar voren trekken en uit de geleidingsopening uitnemen. Condensaatslang plaatsen Condensaatslang zo plaatsen dat er geen water kan stagneren (sifoneffect) en dat het condensaat ongehinderd kan afvloeien. Condensaatslang naar de condensaatafvoerleiding leiden. Boiler plaatsen en uitlijnen Boiler positioneren. Boiler met de voetschroeven verticaal stabiliseren. 680 +20 60 1 Hoogte van de voetschroeven: + 0 20 mm 83247507 1/2016-02 MaW 29-127

5 Installatie 5 Installatie 5.1 Eisen aan het verwarmingswater Het verwarmings- en vulwater moet aan de VDI-richtlijn 2035 of aan vergelijkbare lokale voorschriften voldoen. Onbehandeld vul- en navulwater moet dezelfde kwaliteit hebben als drinkwater (kleurloos, helder, zonder afzetting). Het vul- en navulwater moet vooraf gefilterd zijn (maaswijdte max 25 µm). De ph-waarde moet bij 8,5 ± 0,5 liggen. Er mag geen zuurstof in het verwarmingswater ingebracht worden (max 0,05 mg/ l). Bij niet diffusiedichte installatiecomponenten moet het toestel door een systeemscheiding van de stookkring losgekoppeld worden. 5.1.1 Waterhardheid De toegelaten waterhardheid wordt in verhouding tot de hoeveelheid vul- en navulwater bepaald. Uit diagram afleiden of er maatregelen voor de waterzuivering getroffen moeten worden. Als het vulwater zich in het bereik boven de grenscurve bevindt: Vul- en navulwater zuiveren. Als het vulwater zich in het bereik onder de grenscurve bevindt, moet het water niet gezuiverd worden. Hoeveelheid vul- en navulwater documenteren. WTC 15 30 25 20 15 10 5 0 0 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 1 Hoeveelheid vul- en navulwater [liter] 2 Totale hardheid [ dh] 83247507 1/2016-02 MaW 30-127

5 Installatie WTC 25 30 25 20 15 10 5 0 0 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 1 Hoeveelheid vul- en navulwater [liter] 2 Totale hardheid [ dh] 5.1.2 Hoeveelheid vulwater Als geen informatie over de hoeveelheid vulwater beschikbaar is, kan deze met onderstaande tabel ongeveer geschat worden. Bij buffervatinstallaties moet rekening gehouden worden met de inhoud van het buffervat. Verwarmingssysteem Geschatte hoeveelheid vulwater (1 55/45 C 70/55 C Buizen- en staalradiatoren 37 l/kw 23 l/kw Gietijzeren radiatoren 28 l/kw 18 l/kw Paneelradiatoren 15 l/kw 10 l/kw Ventilatie 12 l/kw 8 l/kw Convectoren 10 l/kw 6 l/kw Vloerverwarming 25 l/kw 25 l/kw (1 Met betrekking tot de warmtebehoefte van het gebouw 83247507 1/2016-02 MaW 31-127

5 Installatie 5.1.3 Vul- en navulwater zuiveren Ontzilting (wordt door Weishaupt aanbevolen) Vul- en navulwater volledig ontzilten. (aanbeveling: mengbedmethode) Bij volledig ontzilt verwarmingswater mag de hoeveelheid navulwater voor tot 10 % van de inhoud van de installatie onbehandeld zijn. Hogere hoeveelheden navulwater moeten eveneens ontzilt worden. ph-waarde (8,5 ± 0,5) van het ontzilte water controleren: Na de inbedrijfstelling Na ca. 4 weken werking. Bij het jaarlijkse onderhoud van het toestel ph-waarde van het verwarmingswater evt. door toevoeging van trinatriumfosfaat verhogen. Ontharding (kationenwisselaar) OPGELET Schade aan het toestel door verhoogde ph-waarde De ontharding door kationenwisselaar leidt tot alkalisch verwarmingswater. Het toestel kan door corrosie beschadigd worden. Na de ontharding door kationenwisselaar moet de ph-waarde extra gestabiliseerd worden. Vul- en navulwater ontharden. ph-waarde stabiliseren. ph-waarde (8,5 ± 0,5) bij het jaarlijkse onderhoud van het toestel controleren. Hardheidstabilisatie OPGELET Schade aan het toestel door ongeschikte inhibitoren Corrosievorming en afzetting kunnen het toestel beschadigen. Enkel inhibitoren gebruiken als de fabrikant het volgende garandeert: De eisen aan de kwaliteit van het verwarmingswater worden vervuld. De warmtewisselaar in het toestel wordt niet corrosief aangetast. Er is geen slibvorming in de verwarmingsinstallatie. Vul- en navulwater met inhibitoren zuiveren. ph-waarde (8,5 ± 0,5) volgens de voorschriften van de fabrikant van de inhibitoren controleren. 83247507 1/2016-02 MaW 32-127

5 Installatie 5.2 Hydraulische aansluiting 5.2.1 Voorwaarden Veiligheidsventiel In de sanitair-water-toevoer moet een veiligheidsventiel geïnstalleerd worden. Het veiligheidsventiel: mag vanuit de boiler niet afsluitbaar zijn; moet ten laatste bij het bereiken de toegelaten werkingsdruk van de boiler opengaan (zie hfst. 3.5.7). Weishaupt beveelt het hydraulische installatieset WHI K 3.0 (toebehoren) aan. Deze bevat: Veiligheidsventiel Afvoerslang Circulatieaansluiting Reductieplaat op boiler WAS 115 controleren Bij levering is bij de WAS 115 een reductieplaat Ø 5,5 mm 1 en 2 dichtingen 2 voor de werking met WTC 15 ingebouwd. Enkel in verbinding met WTC 25 moet de ingebouwde reductieplaat 1 verwijderd worden. De dichtingen 2 worden door bijgeleverde dichting 3 vervangen. Aansluitbuis 4 verwijderen. Reductieplaat Ø 5,5 mm 1 en dichtingen 2 uitnemen. Bijgevoegde dichting 3 inbouwen. WTC 15-A WTC 25-A 5,5 5,5 Eisen aan het verwarmingswater OPGELET Schade aan het toestel door ongeschikt vulwater Corrosie en afzetting kunnen de installatie beschadigen. Eisen aan de kwaliteit van het verwarmingswater en de plaatselijk geldende voorschriften respecteren (zie hfst. 5.1). 83247507 1/2016-02 MaW 33-127

5 Installatie 5.2.2 Aansluiting aan de huisinstallatie Sanitair-waterleidingen aansluiten, daarbij de plaatselijke voorschriften in acht nemen (bijv. DIN 1988, EN 806). Verwarmingswaterleidingen aansluiten. 1 Warmwateraansluiting G3/4" 2 Sanitair-water-aansluiting G3/4" 3 Terugloop verwarming G3/4" 4 Vertrek verwarming G3/4" Verwarmingsnet vullen Verwarmingsvertrek met afvoer verbinden en kogelkraan 1 openen. Verwarmingsterugloop 2 sluiten. Kogelkraan verwarmingsterugloop 4 openen. Slang aan de vulkraan van de verwarming aansluiten en vulkraan van de verwarming 3 openen. Verwarmingsinstallatie met minstens tweemaal de volledige inhoud van de installatie spoelen. Vreemde bestanddelen worden verwijderd. Vulkraan van de verwarming 3 sluiten. Kogelkraan verwarmingsterugloop 4 sluiten en afsluiting verwijderen. Kogelkraan verwarmingsvertrek 1 sluiten en verbinding met de afvoer verwijderen. Verwarmingsinstallatie van onder naar boven ontluchten. 83247507 1/2016-02 MaW 34-127

5 Installatie Boiler vullen Warmwaterkraan in het gebouw openen. Afsluitventiel voor sanitair-water-toevoer openen. Boiler wordt gevuld. Warmwaterkraan weer sluiten. Dichtheid controleren Vooraleer de condensatieketel op de boiler geplaatst wordt: Dichtheid van de installatie controleren. Lekken zijn gemakkelijker bereikbaar als de condensatieketel nog niet gemonteerd is. Boiler controleren Dichtheid van de revisieopeningen en de aansluitingen controleren. Werkingsbereidheid van het veiligheidsventiel controleren. Installatie afpersen tot het veiligheidsventiel reageert. Evt. stekker van de zwerfstroomanode insteken. 83247507 1/2016-02 MaW 35-127

5 Installatie 5.3 Gastoevoer Enkel een geautoriseerde installateur mag de gasaansluiting doorvoeren. Daarbij de plaatselijk geldende voorschriften naleven. De gaseigenschappen moeten met de gegevens op het typeplaatje van de ketel van het toestel overeenstemmen. Het toestel is in de leveringsconfiguratie op aardgas ingesteld. Omschakeling van aardgas naar LPG (zie hfst. 7.3). Gasaansluitdruk De gasaansluitdruk moet binnen volgende bereiken liggen: Aardgas LPG 17,0 30,0 mbar 25,0 57,5 mbar De inbedrijfstelling is buiten de drukbereiken volgens EN437 niet toegelaten. Gastoevoer installeren GEVAAR Explosiegevaar door vrijkomend gas Een ontstekingsbron kan een gas-lucht-mengsel doen ontploffen. Gastoevoer zorgvuldig installeren. Alle veiligheidsvoorschriften in acht nemen. Vóór het begin van de werken de bijhorende afsluitinrichtingen sluiten en tegen onverhoeds openen beveiligen. Gastoevoerleiding spanningsvrij monteren. Gasvoorziening op de gaskogelkraan 1 aansluiten. Gastoevoer op dichtheid controleren en ontluchten Alleen de gasverdeelmaatschappij (GVM) of een door de gasverdeelmaatschappij erkend installatiebedrijf mag de gasleiding op dichtheid controleren en ontluchten. Veiligheidsventiel gas Als een veiligheidsventiel gas nodig is: Ventiel aan uitgang MFA1 (enkel WAI 100) resp. VA1 aansluiten (zie hfst. 5.7.1). Parameter 13 resp. 14 op 0 instellen (zie hfst. 6.3.2). 83247507 1/2016-02 MaW 36-127

5 Installatie 5.4 Condensatieketel monteren Frontbekleding verwijderen De spanklem van de frontbekleding is met een schroef beveiligd tegen onverhoeds openen. Na de montage van de frontbekleding deze schroef weer aanbrengen. Schroef 1 van de klemhaak aan de onderkant van het toestel verwijderen. Klemhaak openen en de frontbekleding afnemen. Condensatieketel opstellen Condensatieketel op de boiler plaatsen, er daarbij op letten dat de geleidingsstiften 1 zich in de boiler bevinden. Condensatieketel op de glijrails 2 naar achteren schuiven. Condensatieketel met bouten 3 bevestigen. 83247507 1/2016-02 MaW 37-127

5 Installatie Condensatieketel met met boiler hydraulisch verbinden Dichtingen in kogelkranen inbrengen en stookkring aan de WTC aansluiten. Dichting op de gaskogelkraan inbrengen en op de WTC aansluiten Lengte van de condensaatslang en afvoerslang aanpassen en in de sifon steken. Bij het vastdraaien van de moeren aan de aansluitbuizen van de WTC 1 met een steeksleutel tegenhouden. Bij montage van de terugslagklep rekening houden met de doorstromingsrichting. Dichtingen in aansluitbuis en terugslagventiel (enkel bij WAI 100) 1 leggen en vertrek boiler op WTC aansluiten. Dichtingen in de aansluitbuis leggen en terugloop boiler op de WTC aansluiten. Bij het vastdraaien van de moeren aan de aansluitbuizen van de WTC 2 met een steeksleutel tegenhouden. WAI 100 WAS 115 83247507 1/2016-02 MaW 38-127

5 Installatie Condensatietoestel vullen WAARSCHUWING Verontreiniging van sanitair water Het bijvullen van sanitair water zonder systeemscheiding kan het sanitair water verontreinigen. Een directe verbinding tussen verwarmingswater en sanitair water is niet toegelaten. Verwarmingswater via systeemscheiding bijvullen. OPGELET Schade aan het toestel door ongeschikt vulwater Corrosie en afzetting kunnen de installatie beschadigen. Eisen aan de kwaliteit van het verwarmingswater en de plaatselijk geldende voorschriften respecteren (zie hfst. 5.1). Tijdens het vullen van de installatie moet het drie-weg-ventiel in middenpositie zijn. Drie-weg-ventiel in middenpositie 2 plaatsen. 1 Verwarmingsmodus 2 Middenpositie voor de ontluchting 3 Warmwatermodus Terugslagventiel (enkel bij WAI 100) 1 in verticale positie plaatsen. Dimensionering en voordruk van het expansievat controleren en evt. aanpassen (zie hfst. 14.1). Afsluitventielen openen. Kap van de snelontluchter losmaken. Condensatietoestel via vulkraan langzaam vullen (installatiedruk in acht nemen). Installatie ontluchten. Dichtheid en installatiedruk controleren. Terugslagventiel (enkel bij WAI 100) 1 weer in horizontale positie plaatsen. 83247507 1/2016-02 MaW 39-127

5 Installatie 5.5 Condensaataansluiting GEVAAR Vergiftigingsgevaar door vrijkomend rookgas Bij niet gevulde sifon komt er rookgas vrij. Inademen leidt tot duizeligheid, misselijkheid of zelfs tot de dood. Vulstand van de sifon regelmatig controleren en evt. bijvullen, vooral bij langere stilstandstijden of werking met hoge teruglooptemperaturen (> 55 C). Het condensaat dat bij condenserende werking ontstaat, wordt via een geïntegreerde sifon naar het afwateringssysteem van de woning geleid. Werkblad DVWA-A 251 en plaatselijk geldende voorschriften in acht nemen en evt. een neutralisatie-eenheid inbouwen. Als de inleidingsplaats van het afwateringssysteem boven de condensaatuitgang is: Condensaatopvoerpomp inbouwen. Sifon vullen Sifon via het rookgasaansluitstuk of een revisieopening met water vullen tot er water uit de condensaatslang uitvloeit. OPGELET Schade aan het toestel wegens condensaatophoping Het toestel kan zich met condensaat vullen, wat tot storingen of schade kan leiden. Als er na het toestel een andere sifon aanwezig is, moet het verbindingsstuk tussen beide sifons een verluchtingsopening bevatten. 83247507 1/2016-02 MaW 40-127

5 Installatie 5.6 Luchttoevoer en rookgasafvoer Luchttoevoer De verbrandingslucht kan toegevoerd worden: uit de opstellingsruimte (ruimteluchtafhankelijke werking); door concentrische buissystemen (ruimteluchtonafhankelijke werking); door aparte luchttoevoer in de ruimte (buitenluchtaanzuiging). Rookgasafvoer Bij de rookgasafvoer moeten de plaatselijk geldende voorschriften alsook de bouwrichtlijnen in acht genomen worden. Er mag enkel een toegelaten rookgassysteem gebruikt worden. Als het toestel aan de schoorsteen van een huis aangesloten wordt, moet deze bestand zijn tegen vochtigheid. Rookgassysteem aan de rookgasaansluiting installeren. 1 Meetpunt in ringvormige luchttoevoeropening 2 Rookgasmeetpunt 3 Ketelaansluitstuk (toebehoren) Het rookgassysteem moet dicht zijn. Dichtheidscontrole van het rookgassysteem doorvoeren. Als er een kunststof-rookgassysteem aangesloten wordt dat niet voor rookgastemperaturen gaande tot 120 C toegelaten is, moet de uitschakeltemperatuur rookgasweg (P 33) overeenkomstig gereduceerd worden. 83247507 1/2016-02 MaW 41-127

5 Installatie 5.7 Elektrische aansluiting GEVAAR Levensgevaar door elektrische schok Werken onder spanning kan tot elektrische schokken leiden. Voor het begin van de werken spanningstoevoer naar het toestel onderbreken. Tegen onverwacht herinschakelen beveiligen. De elektrische aansluiting mag enkel door vaklui met een elektrotechnische opleiding doorgevoerd worden. Daarbij de plaatselijk geldende voorschriften naleven. Bus- en buitenvoelerleiding apart en bij voorkeur met afgeschermde leidingen plaatsen, daarbij de afscherming enkel eenzijdig aan de aanwezige massaklem aansluiten. Afdekking van de elektrische aansluitbox verwijderen. Kabels van de achterkant van het toestel door de uitsparing naar de aansluitbox leiden. In- en uitgangen volgens het gebruik toewijzen (zie hfst. 6.10). Kabels volgens het aansluitschema aansluiten, daarbij op de juiste fasepositie van de stroomvoorziening letten. 83247507 1/2016-02 MaW 42-127

5 Installatie 5.7.1 Aansluitschema Opmerkingen voor de elektrische installatie in acht nemen (zie hfst. 5.7). De totale maximale stroom van de aansluitingen 230V en MFA1 bedraagt 2 A en mag niet overschreden worden. WCM - CPU AC F1 230V 4,0 AT DC D D ebus Modul D µc - Unit A S1 230V 230V H1 H2 MFA1 VA1 L N L N L E L E L N 1 2 ebus B11 + - 1 M B1 1 M B3 1 M 16A B10 B12 B11 B1 B3 L N PE 230 V/50 Hz L N PE WCM-EM + - 230 V H1 H2 MFA1 L N WCM-FS 4... 20 ma B10 B12 Stekker Kleur Aansluiting Verklaring 230V Zwart Spanningstoevoer 230 V AC / 50 Hz 230V Grijs Spanningsuitgang 230 V AC max 250 VA H1 Turkoois Ingang 230 V AC / 2 ma H2 Rood Ingang 230 V AC / 2 ma MFA 1 Paars Relais-uitgang 230 V AC Oplaadpomp gelaagde boiler (WAS 115) max 150 VA VA1 Oranje Spanningsvrije relais-uitgang 230 V AC/max 8 A (AC1) DC 60 V/max 5 A ebus Lichtblauw WCM-componenten (FS, EM, KA, SOL, COM) B11 Wit Evenwichtsflesvoeler 0 99 C; NTC 5 kω B1 Groen Buitenvoeler -40 50 C; NTC 600 Ω B3 B10 B12 Geel Afstandssturing temperatuur 4 20 ma (zie hfst. 6.6) Warmwatervoeler (WAI 100) Warmwatervoeler inschakelen (WAS 115) Warmwatervoeler uitschakelen (WAS 115) WW-uitlaatvoeler (WAS 115) 0 99 C; NTC 12 kω 0 99 C; NTC 5 kω 83247507 1/2016-02 MaW 43-127

5 Installatie 5.7.2 Boiler WAI 100 aansluiten Opmerkingen voor de elektrische installatie in acht nemen (zie hfst. 5.7). Voelerleiding door de uitsparing naar de elektrische-installatieschacht leiden. Warmwatervoeler op aansluiting B3 insteken. B3 83247507 1/2016-02 MaW 44-127

5 Installatie 5.7.3 Boiler WAS 115 aansluiten Opmerkingen voor de elektrische installatie in acht nemen (zie hfst. 5.7). Voelerleiding B3 door de uitsparing naar de elektrische-installatieschacht leiden. Warmwatervoeler inschakelen op aansluiting B3 insteken. Gesloten invoertul 2 van de elektrische-installatieschacht afnemen. Voelerleiding B10/B12 van onderaan naar de condensatieketel voeren en doorvoer 2 met invoertul afdichten. Voelerleiding op de printplaat 1 insteken. Leiding oplaadpomp gelaagde boiler eveneens doorvoeren en op uitgang MFA1 insteken. B12 B3 (NTC 12k ) B10 (NTC 5k ) Vermogen van de oplaadpomp gelaagde boiler moet op trap 1 ingesteld zijn. Instelling controleren en evt. op trap 1 instellen. 83247507 1/2016-02 MaW 45-127

5 Installatie 5.7.4 Externe pomp aansluiten Opmerkingen voor de elektrische installatie in acht nemen (zie hfst. 5.7). Pomp overeenkomstig het aansluitschema op uitgang MFA1 (enkel WAI 100) of VA1 aansluiten. Parameter 13 resp. parameter 14 op de gewenste functie instellen. 230V 230V H1 H2 MFA1 VA1 L N L N L E L E L N 1 2 ebus B11 + - 1 M 16A L N PE 230 V/50 Hz 83247507 1/2016-02 MaW 46-127

6 Bediening 6 Bediening 6.1 Bedieningsoppervlak 6.1.1 Bedieningspaneel Klep openen. Er staan 4 bedieningselementen ter beschikking. reset 1 Enter-toets Keuze bevestigen, invoering bevestigen 2 Draaiknop Navigeren door de menu's en parameters, waarden veranderen 3 Toets [reset] Fouten ontgrendelen. Als er geen fout is, wordt de installatie bij het indrukken van deze knop opnieuw gestart. 4 Schakelaar S1 Installatie aan/uit 83247507 1/2016-02 MaW 47-127

6 Bediening 6.1.2 Display Het display geeft de huidige werkingsstanden en werkingsgegevens weer. Naargelang de uitrusting van de installatie worden de symbolen al dan niet weergegeven. Als er een afstandsbedieningseenheid (bijv. WCM-FS) aangesloten is, gebeurt de temperatuurregeling via de afstandsbedieningseenheid. De symbolen 9 q verschijnen niet. Als de communicatie tussen ketelelektronica en afstandsbedieningseenheid uitvalt, worden de symbolen voor de noodwerking weer afgebeeld. 1 Brander in werking 2 Verwarmingsmodus actief Symbool knippert: ketelvorstbeveiliging actief. 3 Warmwaterlading actief Symbool knippert: warmwatervorstbeveiliging actief. 4 Fout 5 Onderhoudsmelding 6 Vertrektemperatuur (standaardweergave); parameters en waarden 7 Vorstbeveiliging actief 8 Standby 9 Zomermodus resp. geen verwarming 0 Verwarmen volgens gewenste verlaagde waarde q Verwarmen volgens gewenste normale waarde Weergave bij voeleronderbreking of voelerkortsluiting 83247507 1/2016-02 MaW 48-127

6 Bediening 6.2 Eindgebruiker-menu In het eindgebruiker-menu kunnen verschillende informatiepunten geraadpleegd worden en waarden veranderd worden. Naargelang de uitrusting van de installatie worden symbolen al dan niet afgebeeld. Als er een afstandsbedieningseenheid (bijv. WCM-FS) aangesloten is, gebeurt de temperatuurregeling via de afstandsbedieningseenheid. De symbolen 1 4 verschijnen niet. Als de communicatie tussen ketelelektronica en afstandsbedieningseenheid uitvalt, worden de symbolen voor de noodwerking weer afgebeeld. 6.2.1 Display in het eindgebruiker-menu Aan de draaiknop draaien. Symbolenlijst verschijnt. Aan de draaiknop draaien. Keuzebalk wisselt af tussen de symbolen. Zonder buitenvoeler 1 Vertrektemperatuur (--- = Stand-by) 2 Vertrektemperatuur (--- = Stand-by) 3 Werkingsstand: S = Zomermodus W = Wintermodus 4 Warmwatertemperatuur (--- = WW-bedrijf uit) Met buitenvoeler Vertrektemperatuur (--- = Stand-by) Vertrektemperatuur (--- = Stand-by) Buitentemperatuur Warmwatertemperatuur (--- = WW-bedrijf uit) 83247507 1/2016-02 MaW 49-127

6 Bediening 6.2.2 Instellingen in het eindgebruiker-menu Aan de draaiknop draaien. Symbolenlijst verschijnt. Aan de draaiknop draaien. Keuzebalk wisselt af tussen de symbolen. Op de enter-toets drukken. Ingestelde waarde wordt knipperend weergegeven. Met draaiknop waarde veranderen en met enter-toets opslaan. Met buitenvoeler Instelling Bereik Fabrieksinstelling 1 Normaal ruimtetemperatuur Verlaging ruimtetemperatuur 35 C 22 --- = Stand-by 2 Verlaging ruimtetemperatuur 10 C Normaal ruimtetemperatuur 15 3 Zomermodus 10 30 C 20 Omschakeltemperatuur 4 Gewenste waarde warm water 30 C 65 C --- = Warmwatermodus uit 50 5 Vermogen manueel regelen Minimaal vermogen Maximaal vermogen servicefunctie 6 Verwarmingsvakmanmenu Zonder buitenvoeler Instelling Bereik Fabrieksinstelling 1 Normale gewenste vertrektemperatuur Verlaagde gewenste vertrektemperatuur Maximale vertrektemperatuur (Parameter 31) --- = Stand-by 60 2 Verlaagde gewenste vertrektemperatuur 3 Bedrijfsmodus S = zomer W = winter Minimale vertrektemperatuur (Parameter 30) Normale gewenste vertrektemperatuur 4 Gewenste waarde warm water 30 C 65 C --- = Warmwatermodus uit 5 Vermogen manueel regelen Minimaal vermogen Maximaal vermogen servicefunctie 6 Verwarmingsvakmanmenu 30 W 50 83247507 1/2016-02 MaW 50-127

6 Bediening 6.3 Verwarmingsvakmanmenu Verwarmingsvakman-menu activeren Aan de draaiknop draaien. Symbolenlijst verschijnt. Draaiknop draaien en keuzebalk onder het steeksleutelsymbool plaatsen. Op de enter-toets drukken. Aan de draaiknop draaien en code 11 instellen. Met enter-toets code bevestigen. Symboollijst van het vakmanmenu verschijnt. 1 Infomenu 2 Parametermenu 3 Foutgeheugen Aan de draaiknop draaien en keuzebalk onder het gewenste menu plaatsen. Op de enter-toets drukken. Menu wordt geactiveerd. Verwarmingsvakman-menu verlaten. Aan de draaiknop draaien, tot ESC verschijnt. Op de enter-toets drukken. 83247507 1/2016-02 MaW 51-127

6 Bediening 6.3.1 Infomenu Proceswaarden (i) weergeven Infomenu activeren (zie hfst. 6.3). Aan de draaiknop draaien. Installatiewaarden kunnen geraadpleegd worden. Naargelang de uitrusting van de installatie worden bepaalde waarden niet afgebeeld. Info systeem Eenheid i 10 Werkingsfase 0 = Brander uit 1 = Ruststandscontrole ventilator 2 = Voorventilatietoerental bereiken 3 = Voorventilatie 4 = Ontstekingstoerental bereiken 5 = Ontsteking Vlamvormingstijd (10 1,0 seconden) 6 = Brander in werking 7 = Relaiscontrole gasventielen 8 = Naventilatietoerental bereiken en naventilatie i 11 Vermogen % i 12 (1 Gemiddelde buitentemperatuur C i 13 Individuele ketel = Gewenste vertrekwaarde Cascadewerking = gewenste vermogenwaarde Afstandsbesturing DDC = Gewenste temperatuurwaarde Afstandsbesturing WCM-FS, WCM-EM, via B1 = Hoogste C % C C warmtevraag i 14 SCOT -basiswaarde Pt. Ionisatie-elektrode vervangen., bij: WTC 15 < 70 pt. WTC 25 < 75 pt. i 15 Ingangssignaal afstandssturing temperatuur (4 20 ma) ma (1 Kan teruggezet worden Info Actoren Eenheid i 20 Werkingsstand H = Verwarming W = Warm water i 21 Aanstuursignaal gasregelorgaan % i 22 Gewenst toerental PEA-pomp % i 23 Ventilatortoerental 1/min x 10 Info Sensoren Eenheid i 30 Vertrektemperatuur C i 31 Rookgastemperatuur C i 32 Ionisatiesignaal (reële SCOT -waarde) Pt. i 33 Buitentemperatuur C 83247507 1/2016-02 MaW 52-127

6 Bediening Info Sensoren Eenheid i 34 Warmwatertemperatuur B3 (WAI 100) C i 35 Temperatuur WW-uitlaatvoeler B12 (WAS 115) C i 38 Temperatuur warmwatervoeler uitschakelen B10 (WAS 115) C i 39 Evenwichtsflestemperatuur B11 C Info Systeeminfo Eenheid i 40 (1 Branderstarts per dag (0... 999) i 41 (1 Werkingsuren brander per dag (0... 255) h i 42 Branderstart x 1000 i 43 Werkingsuren brander h x 100 i 44 Softwareversie WCM-CPU i 45 (1 Tijd sinds het laatste onderhoud (zie hfst. 9.1.3) h x 10 i ESC Menu verlaten (1 Kan teruggezet worden Installatiewaarde terugzetten Gewenste waarde selecteren. Enter-toets 2 seconden ingedrukt houden. Waarden worden teruggezet. 83247507 1/2016-02 MaW 53-127

6 Bediening 6.3.2 Parametermenu Parameters (P) weergeven Parametermenu activeren (zie hfst. 6.3). Aan de draaiknop draaien. Parameters kunnen geraadpleegd worden. Naargelang de uitrusting van de installatie verschijnen bepaalde parameters niet. Waarden veranderen. Op de enter-toets drukken. Ingestelde waarde wordt knipperend weergegeven. Met draaiknop de waarde veranderen. Waarde met enter-toets opslaan. Parameter Basisconfiguratie Waardebereik Fabrieksinstelling P 10 Toestelconfiguratie (zie hfst. 7.2) P 11 Gassoort E = Aardgas E EA = Aardgas met rookgasklep F = LPG P 12 Keteladres 1 = Individueel toestel A E = Cascade, DDC-systeem 1 P 13 P 14 Functie variabele uitgang MFA1 (wordt bij WAS 115 niet weergegeven) Functie variabele uitgang VA1 (1, A: ebus-voeding actief, B E: schakelbare ebus-voeding P 71) 0 = Werkingsmelding (veiligheidsventiel gas) 1 = Storingsmelding 2 = Toevoerpomp (verwarmings- en WW-werking) 3 = Stookkringpomp (verwarmingswerking) 4 = Bij uitvoering 'Kompakt' niet relevant 5 = Warmwater-circulatiepomp 6 = Warmwater-circulatiepomp via WCM-FS 7 = Stookkringpomp via WCM-FS #1, #1+2 0 = Werkingsmelding (veiligheidsventiel gas) 1 = Storingsmelding 2 = Toevoerpomp (verwarmings- en WW-werking) 3 = Stookkringpomp (verwarmingswerking) 4 = Bij uitvoering 'Kompakt' niet relevant 5 = Warmwater-circulatiepomp 6 = Warmwater-circulatiepomp via WCM-FS 7 = Stookkringpomp via WCM-FS #1, #1+2 P 15 Functie ingang H1 0 = Stookkring-vrijgave 1 = Stookkring verlaging/normaal 3 = Standby met vorstbeveiliging P 17 Functie ingang H2 0 = Warmwatervrijgave 1 = Warm water verlaging/normaal 2 = Verwarming met speciaal niveau 3 = Vergrendelingsfunctie P 18 Speciaal niveau verwarming (zie hfst. 6.6) (enkel als P 17 = 2) 8 C P 31 60 1 1 1 1 83247507 1/2016-02 MaW 54-127