Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

Vergelijkbare documenten
Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt

Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 15 mei 2012

Rapport van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 6 november 2012

Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 3 juli 2012

van 23 februari 2010

van 23 december 2014

van 23 februari 2010

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 29 april 2008

van 23 februari 2010

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 17 maart 2009

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

van 25 september 2009

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 17 maart gewijzigd op 2 maart 2010

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 8 juli gewijzigd op 16 september 2009

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 5 mei 2015

Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 24 juni 2008

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 15 april 2008

van 11 december 2007

van 6 september 2011

624 ( ) Nr. 1 7 juli 2010 ( ) stuk ingediend op. Voorstel van decreet

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 19 januari 2015

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 27 januari 2009

Flexibiliteit als alternatief voor bijkomende capaciteit. Smart Energy Solutions 04/12/12

van 23 februari 2010

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 17 juli 2007

ADVIES OVER HET WIJZIGINGSBESLUIT GROENE STROOM

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 30 januari 2007

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 24 januari 2007

Toelichtingen bij het opstellen van een afzonderlijk Technisch Reglement Plaatselijk Vervoernet van Elektriciteit

VR DOC.1137/1BIS

Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 10/12/2013

ADVIES DIENST REGULERING

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 20 juli gewijzigd op 24 januari 2007

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 29 mei 2007

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 7 oktober 2003

Consultatiedocument van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

Studie Onthaalcapaciteit decentrale productie in Vlaanderen september 2012

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 20 juli 2015

Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

van 21 februari 2008

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 30 maart 2005

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 24 januari 2006

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 24 april

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 25 juli 2008

In het Belgisch Staatsblad van 31 december 2012 werd op bladzijde e.v. bovengenoemd besluit gepubliceerd.

Memorandum. Vlaamse verkiezingen 2019

Technisch Reglement Plaatselijk Vervoernet van Elektriciteit Vlaams Gewest (consultatieversie) WG Belgian Grid

Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 30 april 2014

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 22 juli 2008

VLAANDEREN PARTICULIERE KLANTEN

Toepassing van tarieven voor injectie. op het distributienet

Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 1 maart 2016

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 11 mei 2004

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 18 april 2006

Typ hier de naam van hedrijf

2. Welke sancties zijn mogelijk bij deze verschillende vormen van energiefraude?

Workshop Decentrale energievoorziening onder lokaal beheer. Géry Vanlommel 30 maart 2009

van 21 augustus 2015

Belgisch Staatsblad dd

Rapport van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 8 augustus 2006

VLAANDEREN PROFESSIONELE KLANTEN

Juridische implicaties Aanpassingen Technisch Reglement

Beleidsplatform Slimme netten

Ontwerp van decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft directe lijnen en directe leidingen

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 22 april 2003

Regulering van en toezicht op het distributienetbeheer

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 11 maart 2014

Rapport van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 23 maart 2010

Decentrale energieopwekking en slimme netten vanuit het perspectief van de regulator

VR DOC.0712/2

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 31 mei 2005

Voorstel van decreet. houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie.

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 11 mei

houdende diverse bepalingen inzake energie

Voorstel van decreet. houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie

Distributienettarieven 20/12/2016

Brussel, 23 maart _Advies_HEbesluit. Advies. Wijzigingsbesluit hernieuwbare energie Inzake groenestroomcertificaten voor biomassa

BESLISSING (B) CDC-495

VLAAMSE OVERHEID 13 JULI Decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie

Consultatieverslag van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 16 juni 2015

van 22 november 2013

De plaats van de aansluitings- en interfacepunten wordt in het aansluitingscontract vastgelegd in overeenstemming met de gel-

van 18 september 2012

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 8 juni 2005

EINDBESLISSING (B) CDC-1273

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 27 april 2006

Persmededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 5 december 2006

EINDBESLISSING (B) CDC-1251

Persmededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 3 februari 2008

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 25 oktober 2004

VLAANDEREN PARTICULIERE KLANTEN

VLAANDEREN PARTICULIERE KLANTEN

Ontwerp van decreet. houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de aansprakelijkheid van netbeheerders

Consultatienota. - Compensatie van flexibele toegang voor decentrale productie uit hernieuwbare bronnen en kwalitatieve WKK

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel /2, 3, ingevoegd bij het decreet van 14 maart 2014;

Transcriptie:

Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B-1000 Brussel Tel. +32 2 553 13 79 Fax +32 2 553 13 50 Email: info@vreg.be Web: www.vreg.be Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt van 18 december 2012 met betrekking tot artikel 6.4.13 van het Energiebesluit ADV-2012-10

Inleiding De VREG ontving op 18 september 2012 een adviesaanvraag van de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, met betrekking tot het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de groenestroomcertificaten, de warmtekrachtcertificaten en de garanties van oorsprong, zoals principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 14 september 2012 (hierna het Ontwerpbesluit ). Hierop formuleerde de VREG zijn advies ADV-2012-8, zoals gepubliceerd op http://www.vreg.be/adv-2012-8. Naar aanleiding van de principiële goedkeuring door de Vlaamse Regering op 19 oktober 2012 van een nieuwe versie van het ontwerpbesluit, waarin een wijziging van het artikel 6.4.13 van het Energiedecreet voorzien is, formuleert de VREG op eigen initiatief een bijkomend advies waarin een aantal pijnpunten bij de vooropgestelde wijziging van artikel 6.4.13 worden toegelicht en concrete voorstellen tot verbetering worden geformuleerd. Artikel 6.4.13 van het Energiedecreet luidt momenteel als volgt: 1. De aanvrager van de aansluiting draagt de noodzakelijke kosten voor de aansluiting op het elektriciteitsdistributienet of op het plaatselijk vervoernet van elektriciteit van een installatie voor de productie van hernieuwbare energie op het meest aangewezen aansluitingspunt. Onafhankelijk van het uiteindelijk bepaalde aansluitingspunt blijven de kosten voor de aanvrager in elk geval beperkt tot de aansluitingskosten, berekend voor het geval dat de aansluiting gemaakt zou worden op het dichtstbijzijnde punt van het bestaande net op een spanning van minder dan 1 kv als het aansluitingsvermogen kleiner is dan 250 kva, op een spanning groter dan of gelijk aan 1 kv en kleiner dan 30 kv als het aansluitingsvermogen groter is dan of gelijk is aan 250 kva en kleiner is dan 25 MVA, op een spanningsniveau van 30 kv of meer als het aansluitingsvermogen 25 MVA of meer bedraagt. Het verschil tussen de te betalen aansluitingskosten en de werkelijke aansluitingskosten, wordt gedragen door de netbeheerder op wiens net de aansluiting gerealiseerd wordt. De kosten die hierdoor ten laste gelegd worden van de netbeheerder, worden beschouwd als kosten tengevolge van de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerder als netbeheerder. 2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit dragen alle overige kosten voor de uitbouw van respectievelijk het distributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit voor de opname en het transport van de teruggeleverde energie bij een nieuwe aansluiting van een productie-installatie van elektriciteit uit een hernieuwbare energiebron. De vooropgestelde wijziging van artikel 6.4.13 luidt als volgt: Pagina 2 van 5

Algemeen De VREG heeft in het verleden herhaaldelijk (zie onder meer ADV-2010-5, gepubliceerd op http://www.vreg.be/adv-2010-5-0) gepleit voor een aanpassing van art. 6.4.13 van het Energiedecreet (het voormalige artikel 19 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen). De VREG heeft hierbij aangegeven dat een locationeel signaal noodzakelijk is voor een doeltreffende uitbouw van de elektriciteitsnetten. Daarom stelde de VREG een proportionele korting voor op de totale aansluitingskost, en stelde tevens voor om de maatregel door te trekken naar alle netten in Vlaanderen, en tevens een controle uit te voeren op het (permanent) hernieuwbaar karakter van de productie. Ten opzichte van de situatie in 2010 (advies ADV-2010-5) zijn volgende evoluties relevant voor het bijstellen van het advies. Vooreerst is het steunsysteem grondig bijgestuurd en wordt gepoogd om alle overdreven steun te vermijden om de kost van de certificatensystemen in te perken. Daarnaast hebben de netbeheerders een studie gemaakt (de zogenaamde Studie Onthaalcapaciteit ) die heeft aangegeven dat de doelstellingen inzake productie van hernieuwbare energie in Vlaanderen tegen 2020 haalbaar zijn, maar dat de kost voor de realisatie ervan sterk kan verschillen in functie van het beleid dat gevoerd wordt met betrekking tot de aansluitingen en de netuitbreidingen en -versterkingen. Ten derde is duidelijk komen vast te staan dat de Vlaamse decreetgever niet bevoegd is om injectietarieven te verbieden; de goedkeuring van de nettarieven is de exclusieve bevoegdheid van de federale regulator CREG. Daarbij wordt er vooralsnog van uitgegaan dat minder verregaande maatregelen (zoals de beperking van de aansluitingskost voor bepaalde soorten installaties) hierop geen inbreuk vormen. De VREG stelt vast dat er politieke bereidheid is om een wijziging aan het bewuste artikel aan te brengen, en wil daarom volgende elementen aanreiken. Eerst en vooral moet een onderscheid gemaakt worden tussen de aansluiting op het net (en de kost die daarmee gepaard gaat), en de uitbreiding/versterking van het net die noodzakelijk is om de aansluiting op, en de toegang tot, het net mogelijk te maken. In de tekst goedgekeurd door de Vlaamse regering op 19/10/2012 worden beide begrippen klaarblijkelijk verward. De VREG beschouwt paragraaf 1 als de bepaling die de aansluitingskost beperkt, en paragraaf 2 de bepaling die de netbeheerder verplicht om de noodzakelijke investeringen in zijn netten te doen (en die voor zijn rekening te nemen). Daarbij heeft de VREG in het verleden, in het kader van beroepen ingesteld door netgebruikers die een weigering kregen bij een aansluitingsaanvraag, in een aantal gevallen geoordeeld dat die weigering terecht was omdat de maatschappelijke kost voor de investeringen te zwaar wogen in verhouding tot de baat van een bijkomende aansluiting. Hiervoor baseerde de VREG zich op de ingediende investeringsplannen, waarvoor evenwel althans met betrekking tot de aansluiting van decentrale productie- geen duidelijke beoordelingscriteria voorhanden waren. Door de studie Onthaalcapaciteit is er nu een kader aangereikt dat kan worden ingezet bij het evalueren van de ingediende investeringsplannen. Artikel 6.4.13, 1 Vooreerst moet overwogen worden of paragraaf 1 überhaupt moet blijven. Ten opzichte van de situatie in 2010 bekijken we daartoe de impact van: de wijzigingen aan het steunsysteem; de gewijzigde tarifaire context. Pagina 3 van 5

De wijzigingen aan het steunsysteem hebben tot doel om de steun meer af te stemmen op de zogenaamde onrendabele top. Deze wordt gedefinieerd als het productie-afhankelijke deel van de inkomsten dat nodig is om de netto contante waarde van een investering op 0 te doen uitkomen. Voor de VREG kan de onrendabele top en de daaraan gekoppelde steun voor hernieuwbare productieinstallaties best bepaald worden door vergelijking met de kost voor een niet-hernieuwbare installatie op dezelfde locatie. In een dergelijke vergelijkingsmethodiek zou het resultaat in principe identiek zijn of men nu een beperking van de aansluitingskost combineert met een lagere onrendabele top, dan wel mits een hogere onrendabele top de maatregel tot beperking van de aansluitingskost afschaft. Indien men niet de bovenstaande vergelijking maakt, maar op basis van elk individueel investeringsproject gaat oordelen, moet in principe voor elk project de (werkelijk betaalde) aansluitingskost in rekening gebracht worden. Onafhankelijk welke modaliteiten men daarbij in rekening brengt (beperkte aansluitingskosten, al dan niet via een procentuele korting en al dan niet geplafonneerd), zal men een verschillende onrendabele top uitkomen, en het resultaat dus weer identiek zijn. Indien men een locationeel signaal invoert in de aansluitingskosten, maar dit weer wegmoffelt bij de bepaling van de onrendabele top, is het effect uiteraard erg beperkt. Het enige voordeel is dat de tarieven die de netbeheerders aanrekenen wel beter de kosten reflecteren, maar de netgebruiker zal in elk geval de meerkost betalen. Bij de discussies over de injectietarieven stelde de VREG vast dat de netbeheerders (een deel van) de kosten die zij moeten dragen op basis van artikel 6.4.13 terug recupereren via de aanrekening van een basistarief voor het gebruik van het net voor alle installaties groter dan 5 MW, evenals voor die installaties die aanzienlijke bijkomende kosten veroorzaken (waarbij voor dit laatste geen duidelijke criteria zijn gesteld). Het betreft dus een verschuiving van kosten van aansluitingstarieven naar tarieven voor gebruik van het net, waarbij het op vandaag aan de CREG toekomt hierover de eindbeslissing te nemen. De netbeheerders stelden bereid te zijn om deze tariefcomponent te schrappen op voorwaarde dat de aansluitingstarieven een lokalisatieprikkel bevatten. Een dergelijke lokalisatieprikkel wordt enkel verkregen door het schrappen van 1, dan wel door het overstappen op een procentuele korting, zoals door de VREG voorgesteld. In geval van een procentuele korting blijft dit overigens een kost die de tarieven bezwaart, ofwel voor de afnemers, ofwel voor de producenten, ofwel voor beiden, dit in de mate dat men die kosten versleutelt over de verschillende netgebruikers. De VREG heeft in zijn rapport RAPP-2012-9 (terug te vinden via http://www.vreg.be/rapp-2012-9 ) aangegeven dat een beperkt aantal projecten een groot deel van de ondersteuning krijgen. Daarom lijkt het wenselijk om in elk geval een maximum bedrag te specifiëren voor de tussenkomst van de netbeheerder. Dit maximum bedrag kan men relateren aan de gemiddelde aansluitingskost inclusief netversterkingen die in de studie onthaalcapaciteit gehanteerd werden voor groene zones, namelijk 105.000 EUR/MVA. Van dit bedrag moeten dus wel terug een aantal kosten die niets te maken hebben met de toepassing van artikel 6.4.13 door de distributienetbeheerders, afgetrokken worden, namelijk de kosten voor het transmissienet, de actualisatie van de netverliezen en de stroomopwaartse distributienetversterkingskosten. Rekening houdend met de kosten die steeds door de klant gedragen moeten worden (= kosten tot dichtstbijzijnde punt) verkrijgen we volgens de berekeningen van de netbeheerders een bovengrens voor de tussenkomst in de aansluitingskosten van ongeveer 56.000 EUR/MVA. De VREG stelt voor om geen onderscheid meer te maken tussen distributienet, plaatselijk vervoernet van elektriciteit of transmissienet. In geval men een steun wil blijven verlenen aan de aansluiting van hernieuwbare productie-installaties (bijv. 40% wat volgens de netbeheerders de gemiddelde tegemoetkoming in recente dossiers vertegenwoordigt) zou 1 als volgt kunnen luiden: Pagina 4 van 5

Een installatie voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen wordt aangesloten op het meest aangewezen aansluitingspunt van het net. Dit aansluitingspunt wordt bepaald rekening houdend met de actuele netsituatie, de technische haalbaarheid en de macro-economische kosten en baten van de verschillende aansluitingsalternatieven. Wanneer de aansluiting op verschillende netten kan worden uitgevoerd, wordt het meest aangewezen aansluitingspunt bepaald in overleg tussen de betrokken netbeheerders. De aanvrager van de aansluiting draagt de kosten van de aansluiting. Na vaststelling door de VREG dat de installatie elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen produceert of kan produceren en, in voorkomend geval, van het percentage hiervan in het totaal van de opgewekte elektriciteit door de betrokken installatie, staat de netbeheerder op wiens net de aansluiting wordt uitgevoerd een steun toe aan de aanvrager ter waarde van 40% van de totale gereglementeerde aansluitingskost, in verhouding tot het percentage elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen binnen het totaal van de door de productie-installatie geproduceerde elektriciteit, en met een maximum van 56.000 EUR/MVA opgesteld elektrisch vermogen uit hernieuwbare energiebronnen. De kosten die hierdoor ten laste gelegd worden van de netbeheerder, worden beschouwd als kosten ten gevolge van de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerder. Artikel 6.4.13 2 De VREG verwijst nogmaals naar zijn advies ADV-2010-5. De huidige paragraaf 2 heeft tot doel de netversterkingskost toe te wijzen aan de netbeheerder, die ze via zijn tarieven toerekent aan alle netgebruikers. In het kader van de discussie over de toepassing van injectietarieven kan de exacte draagwijdte van deze paragraaf ter discussie worden gesteld. De paragraaf mengt de aansluiting op het net (en de kost daarvoor) met de toegang tot het net (en de kost daarvoor), waardoor er verschillende interpretaties kunnen ontstaan. De VREG is van oordeel dat de paragraaf aldus moet worden geïnterpreteerd dat de individuele aanvrager geen kost moet dragen voor de netversterkingen, maar dat dit niet inhoudt dat er geen kosten mogen gesolidariseerd worden over het geheel van alle producenten. In die interpretatie kan de onderstaande bepaling beter geschrapt worden. voor de opname en het transport van de teruggeleverde energie De VREG stelt voor om, in lijn met de resultaten van de studie Onthaalcapaciteit, hier ook een verplichting tot investering door de netbeheerders tegenover te zetten. Op die wijze beschikt de VREG ook over een bijkomend criterium tot beoordelen van de investeringsplannen. Indien de detailstudie bij een aanvraag tot aansluiting van een productie-installatie op basis van hernieuwbare energiebronnen aangeeft dat netversterkingen en/of -uitbreidingen moeten worden uitgevoerd, moeten de betrokken netbeheerders deze werken inplannen en realiseren binnen de 5 jaar na bestelling voor elke aansluiting waarvan een studie aangeeft dat de totale kost voor de aansluiting inclusief de kost voor netversterking en uitbreiding maximaal 105.000 EUR/MVA opgesteld elektrisch vermogen uit hernieuwbare energiebronnen bedraagt. Pagina 5 van 5