Meditatie over Psalm 14 Ds. B.J. van der Graaf GN 26/7 1 Voor de koorleider. Op de wijs van De rietpijp. Een kunstig lied van David. Dwazen denken bij zichzelf: Er is geen God. Verdorven zijn ze, en gruwelijk is hun onrecht, geen van hen deugt. 2 God kijkt vanuit de hemel naar de mensen om te zien of er één verstandig is, één die God zoekt. 3 Allen zijn afgegleden, allen ontaard, geen van hen deugt, niet één. 4 Hebben ze dan geen inzicht, die kwaadstichters? Ze verslinden mijn volk of het brood is en God roepen ze niet aan. 5 Nog even, en hen overvalt een hevige angst, een angst als nooit tevoren. God zal het gebeente van je belagers verstrooien, lach maar om hen, want God heeft hen verworpen. 6 Ach, laat uit Sion redding komen voor Israël. Als God het lot van zijn volk ten goede keert, zal Jakob juichen, Israël zich verheugen. 1
Van God los? Het is een spannend zinnetje, waar deze psalm mee begint: 'Dwazen denken: Er is geen God.' Om te beginnen is er natuurlijk dat waardeoordeel: geloven dat God er niet is, is dwaasheid. Wie durft dat, in onze tijd van ontkerkelijking en secularisatie nog hardop te zeggen? Is het niet eerder andersom? Spannend is ook de vraag wat er met die woorden 'Er is geen God' wordt bedoeld. Na alle ontwikkelingen in de westerse cultuur zijn wij geneigd hier een ontkenning van het bestaan van God in te horen. Keihard atheïsme dus, onvermogen om nog langer in God of het goddelijke te geloven. Maar kun je dat dan dwaasheid noemen? Is er, ook voor gelovigen, niet alle redenen om wel eens aan het bestaan van God te twijfelen? Spannend zinnetje, zeker als we hem op deze manier lezen. Alleen is het de vraag of dat wel de bedoeling is, of er niet iets anders staat dan we op het eerste gezicht denken. Bij nader inzien blijkt het hier namelijk niet te gaan over het niet (kunnen) gelóven in God, maar om een bewust leven lós van God. De mensen die de dichter voor ogen heeft zijn Israëlieten, die weet hebben van het verbond van God en van alle beloften en geboden die hij zijn volk heeft gegeven. Ze wéten van dat verbond, maar trekken zich er bewust niks van aan. Ze zijn van God los, heel bewust. Waarom? Omdat ze machtig zijn geworden en die macht willen gebruiken om zwakke mensen te onderdrukken en uit te buiten. En ja, als je dát wilt, loopt de God van Israël je voortdurend voor de voeten, want uit alle beloften en geboden blijkt dat God nu juist wil opkomen voor die zwakken. 'De zwakke vindt zijn toevlucht bij de HEER' klinkt het in vers 5 en dat is geen illusie, maar een geloof dat rust op vaste en zekere beloften van God. Blijkbaar was het in de tijd waarin deze psalm ontstond dus zo dat de elite van het land van God los was geraakt. Ze wilden gewoon niet dat God er 2
was, omdat ze last van hem hadden in hun onrechtvaardige plannen. Als dit de juiste uitleg is, komt de psalm opeens wel heel dichtbij, vinden we niet? Ik zie vrijwel direct beelden voor me van bestuurders van woningcorporaties die zich als goden gedragen. Van graaiers in de financiële sector die in hun eigen wereld en belastingparadijzen leven. Maar als ik even iets verder doordenk besef ik dat het veel dichter bij komt. Het kan bij wijze van spreken ook over de dominee gaan, die veel van God weet maar zo zeer zijn eigen pad volgt dat hij in wezen van God los is. Het kan gaan over iedere gelovige, die zegt in Gods bestaan te geloven, maar leeft alsof God er niet is. Met andere woorden: het openingszinnetje is bedoeld als vraag aan ons allemaal: ben ik het Heer, gaat dit ook over mij? Psalm 14 brengt dus aan het licht hoe mensen van God los kunnen zijn. Maar gelukkig doet de psalm dat niet alléén! De psalm biedt ook een gelovig perspectief op deze situatie en helpt om er in geloof op te reageren. Wat is dat perspectief? Om te beginnen is er de overtuiging dat God het allemaal ziet. 'De HEER kijkt vanuit de hemel naar de mensen om te zien of er één verstandig is, één die God zoekt.' Daar zit een diepe troost in, zeker voor de zwakken die de dupe dreigen te worden van de goddelozen. God ziet het, maar dat niet alleen: hij blijft zoeken naar mensen die wél rekening met hem houden, die wel zoeken naar zijn wil (en naar zijn aanwezigheid). Het blijft zijn verlangen dat mensen zullen leven uit zijn wijsheid en rechtvaardigheid. Een andere overtuiging is, dat de HEER het kwaad tot op de bodem doorgrondt. Hij kijkt niet weg, maakt het niet mooier dan het is, maar oordeelt als volgt: 'Allen zijn afgedwaald, allen ontaard, geen van hen deugt, niet één. Hebben ze dan geen inzicht, die kwaadstichters? Ze verslinden mijn volk of het brood is en roepen de HEER niet aan.' De apostel Paulus zal deze woorden later citeren 3
om er de algemene zondigheid van de mensheid mee aan te duiden. Zo diep gaat het hier in de psalm nog niet, maar duidelijk wordt wel dat Gods de situatie tot op de bodem peilt. Maar de meest troostvolle overtuiging van deze psalm zit in de zekerheid God het er niet bij zal laten zitten. Hij zal het opnemen voor hen, die hem wél blijven zoeken, 'want God is met de rechtvaardigen', lezen we in vers 5. Ook zal hij zich over de zwakken ontfermen, want die mag zijn toevlucht zoeken bij de Heer, zo lezen we in vers 6. Deze zekerheid is een echte zekerheid, omdat hij is gebaseerd op wat God in de beloften en geboden van zijn verbond zelf verzekerd heeft. Al deze overtuigingen geven dus een hoopvol perspectief in een wereld waarin zoveel mensen blijkbaar van God los kunnen raken. We hoeven niet te wanhopen, dat het allemaal nooit zal veranderen. Met de bekende slotwoorden van het boek De Avonden: 'Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.' En vanuit die hoop reikt het slot van de psalm een gebed vol vertrouwen aan. Dit gebed gaat zo: 'Ach, laat uit Sion redding komen voor Israël. Als de HEER het lot van zijn volk ten goede keert, zal Jakob juichen, Israël zich verheugen.' Redding uit Sion, daar bidt de psalm om. Sion, dat is de plek waar God woont in de tempel, waar hij dus nooit afwezig is, waar hij zichtbaarder dan waar ook is, waar hij niet genegeerd kan worden. Als christenen mogen we geloven dat die plek nu wordt ingenomen door Jezus Christus, de redder van de wereld. In hem ís er redding gekomen, een redding die reikt tot in de diepten van zelfs de diepste goddeloosheid. Jezus werd door zijn Vader in die goddeloze wereld gezonden om ons te redden. Aan het kruis raakte Jezus zelf even van God los, maar juist zo verbond God zich met allen die van God los zijn. En zo mogen wij ook met zekerheid en hoop bidden, dat God ook in onze wereld de goddelozen niet hun vrije gang laat gaan. 4
En ja, in het licht van deze psalm kunnen we niet anders zeggen dan: het is dwaasheid om te denken dat er geen God is. Als het er op aankomt is het onmogelijk om van God los te zijn. 5