de doop? Wat leert Gods Woord ons over B. Lemkes Inhoud: / Stg. Uit het Woord der Waarheid

Vergelijkbare documenten
U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus bekleed.

De doop. BASISCURSUS deel 6

Is dan het uiterlijk waterbad de afwassing van de zonde zelf?

En nu, waarom aarzelt u? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen onder aanroeping van de Naam van de Heere.

Doopvragen, na alle formulieren zijn deze hetzelfde:

doop begraaft Romeinen 6:3-11

3 Aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees. De boekenlegger in het Boek

Wat zegt de Bijbel over de doop?

36 VRAGEN EN ANTWOORDEN OVER DE WATERDOOP....Waarom, wanneer en hoe?...

Dopen - in het Nieuwe Testament

Pinksteren Handelingen 2 : 1 t/m 47

Succesvolle gemeenten

Keuzeteksten. Onderwijzing. 1. De belofte van het verbond

D o r p s s t r a a t 105 a, A E H e k e l i n g e n - S p i j k e n i s s e. Dopen

niemand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is. Wedergeboorte We gaan lezen in het woord van God uit Johannes 3 vanaf vers 1:

Het nieuwe verbond. Stap in je geloof

Zondag 25, vraag en antwoord 65, 66, 67 en 68.

Dopen Noodzakelijk!!

Kennismaking met de bijbel

De doop in de Heilige Geest

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1)

Bespreken Zondag 26 en 27

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters,

Jezus zei tegen Petrus: "En u, als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders.", vlak voor zijn ontkenning (Lukas 22:32) Petrus

HET EVANGELIE DAT PAULUS VERKONDIGDE. hetgeen ik ook ontvangen heb...hetwelk door mij verkondigd is

Het nieuwe verbond. Stap in je geloof

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (3)

de doop zoals wij die kennen is afkomstig van niemand minder dan de Here Jezus zelf

Niveau 1 - Les 14: De kracht van een geestvervuld leven Don Krow

de doop Matt. 28: 16 -eind

Werkstuk Levensbeschouwing Kinderdoop

God dus we kunnen zeggen dat het Woord er altijd is geweest. Johannes 1:1/18

macht heb u los te laten, maar ook macht om u te kruisigen? Weet gij niet?

In welk Bijbelverhaal lezen wij over de geboorte van Izak? Waar kunnen wij in de Bijbel vinden dat Sara onvruchtbaar was?

3 Ten aanzien van Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David. De boekenlegger in het Boek

En waarom zegent Paulus onze God en Vader. De eerste reden is deze (Staten-Vertaling): Efeze 1

Jezus, het licht van de wereld

Inhoud. Inleiding... 7

- 2 - Dat is dus de reden van het niet zondigen:

Zeven struikelblokken bij het binnengaan van het Koninkrijk van God

Uit God geboren. Wat een voorrecht om uit God geboren te zijn. We lezen hierover in Joh. 1:12

Handelingen 2. Hand. 2: 36-eind HSV

Hieronder wordt eerst de orde des heils volgens het calvinisme weergeven en daarna de traditioneel evangelische.

deel 4: De doop in de Handelingen

Zondag 29 gaat over het Heilig Avondmaal (2)

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Romeinen 4, Ochtenddienst H. Avondmaal. Broeders en zusters,

Wesleyaanse geloofsfundamenten voor de 21 e eeuw

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (1)

Zondag 18, vraag en antwoord 46,47,48 en 49.

Formulier om de Heilige Doop te bedienen aan volwassen personen 1

Korte doopstudie. Uitleg over de betekenis van de doop

Wat stelt Jesaja beslist en wat gebeurt er met de mensen die de Here niet verwachten?

E.G. White (The Story of Redemption, hoofdstuk 32, blz. 242)

Orde van dienst, voor de gezamenlijke avonddienst op zondag 19 februari om uur, in de Gereformeerde Kerk. Voorganger: ds. G. de Goeijen.

de doop van Jehosjua in de Jordaan

Wat zegt God tegen Zijn ongehoorzame kudde?

Inleiding over het kernwoord zonde

Marcus 1:1-13. We gaan iets lezen uit het evangelie van Marcus.

En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus. De zeven gemeenten (Efeze)

Wijkgemeente Ichthus Noordwijk. vrije genade. LEER HEM KENNEN 15 bewaarexemplaar. Ds. F. van Roest, zondag 22 juni

- 1 - Werkelijk vrij. Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.


De Bijbel open (04-05)

KLEINE CATECHISMUS OVER DE WATERDOOP.

Omkeren in de richting van Jezus en je afkeren van de zonde. Dirk Hiemstra

Zie, Ik leg in Sion een uitverkoren en kostbare hoeksteen, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.

De op één na laatste Profeet van het Oude Verbond Wie was dat?

dieper weg, in het moeras van zonde en ongerechtigheid. De mens kan zichzelf niet redden. Daar hoor ik iemand zeggen: "Ik geloof in

1. Leven tussen vroeger & wat komen gaat: Het Koninkrijk van God

36 En terwijl zij hierover spraken, stond Hij zelf in hun midden. Pasen (de opstanding)

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Zondag 33 gaat over de waarachtige bekering.

Christelijk Centrum Groningen 17 juni 2012

HET CONCILIE VAN JERUZALEM

In het voetspoor van...

Gemeente van onze Here Jezus Christus, De leer over de doop is als volgt samen te vatten:

Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1)

Zonder bloedstorting is er geen vergeving

Leerstellige verschillen

Zondag 23 gaat over : rechtvaardig voor God.

Doop van kinderen Orde III

Gods Woord Kwam Tot De Profeet William Marrion Branham

De Dordtse Leerregels. Artikel 1 t/m 5

De zeven gemeenten (Efeze)

A. B. C. D. E. F. II. A. B. i.

Wat zal aan het einde der tijden gebeuren?

Gemeente, in Christus besneden 1. De besnijdenis door geloof * Joodse christenen te Kolosse gingen voor een heilig moeten. Niet-joodse mannen moeten

Over het zitten van de Heere Jezus aan de rechterhand van God en Zijn wederkomst.

Daar hij dan een profeet was en wist, dat God hem met een eed had gezworen. heeft hij vooruitgezien en gesproken over de opstanding van de Messias

BIJBELSE INTRODUCTIELES

Een klein beginsel 40

Handelingen 1 : 1 Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theófilus, over alles wat Jezus begonnen is te doen én te onderwijzen

DE WET. Er zijn enkele bijbelgedeelten die ons hierover meer licht kunnen geven. Laten we beginnen bij Galaten 3. Welk zaad?

Brochure. Kinderdoop of volwassendoop?

December-januari Weekthema: Op reis naar de eeuwigheid. Maandag 28 december. Gedane zaken nemen geen keer. Lezen: Hebreeën 9: 23-28

11 - Een rivier van leven Amazing Facts Storacle Guide (11/24)

Gods verbond met Abraham

Galaten 1. Begin van de brief

Transcriptie:

Wat leert Gods Woord ons over de doop? B. Lemkes Inhoud: 0. Inleiding 1. Doop en besnijdenis 2. De christelijke doop 3. De betekenis van de doop 4. Algemene bezwaren tegen de kinderdoop. Eerder uitgegeven: Apeldoorn, z.j.

INLEIDING Vele gelovigen kunnen de opvattingen over de doop, zoals die zijn vastgelegd in het doopformulier, niet meer als de juiste aanvaarden, omdat ze niet in overeenstemming zijn met Gods Woord. De kinderdoop is een oorzaak van veel strijd geweest in de christenheid en is dit vandaag nog. In dit beknopte werkje willen wij achtereenvolgens iets zeggen over: 1. doop en besnijdenis 2. de christelijke doop 3. de betekenis van de doop 4. algemene bezwaren tegen de kinderdoop. Het is onze bedoeling slechts de belangrijkste punten aan de hand van de Schrift te bespreken. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting over dit onderwerp wijzen wij u op het bekende werkje Gedachten over de doop, dat verkrijgbaar is bij de uitgever van deze brochure. Moge God velen zegenen bij het lezen van dit geschriftje. Laten allen die bereid zijn zich te buigen voor het Woord van God, ertoe komen om te onderzoeken,,of deze dingen alzo zijn. De aangehaalde teksten zijn volgens de nieuwe vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, terwijl hier en daar wordt verwezen naar de Voorhoeve-vertaling.

1. DOOP EN BESNIJDENIS Het verbond met Abraham In Gn 17:10 lezen we dat God de besnijdenis heeft ingesteld. God had met Abraham een verbond gesloten, zoals we lezen in Gn 15:18, en hem en zijn nageslacht vele zegeningen beloofd, die worden opgesomd in Gn 17:4-8. God eist een teken voor hun deel aan het verbond en wil dat al wat mannelijk was, besneden zou worden. Als er in het huis van een Israëliet een zoon geboren werd, moesten de ouders hem op de achtste dag laten besnijden. Het spreekt vanzelf dat hier geen sprake kan zijn van enig ander motief dan van het feit dat het kind wegens zijn vleselijke afkomst, zijn geboorte als Israëliet, besneden moest worden. Het was alleen een kwestie van gehoorzaamheid der ouders. De besnijdenis is een figuurlijke voorstelling van het oordeel over het vlees, de zondige natuur. Vooraanstaande theologen, w.o. Calvijn, hebben dit ook zo geleerd. Een in zonde geboren mensenkind kan niet leven in een verbond met een heilig God. Daarom gebood God dat de besnijdenis moest plaatsvinden. Het gevolg van de besnijdenis was dat ieder die besneden werd, deel kreeg aan de zegeningen van het verbond dat God met Abraham gesloten had. Dat verbond gold alleen Abraham en zijn nageslacht. Hoewel in Gn 17 zeer duidelijk gesproken wordt over het geslacht van Abraham, leest men er vaak overheen en past het toe op de gelovigen van deze tijd. Als argument hiervoor gebruikt men dan de woorden uit Hd 2:39: Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zo velen als de Here, onze God, er toe roepen zal. Het gecursiveerde woord belofte gebruikt men dan zeer lichtvaardig, door de in dit vers genoemde woorden te zien als een verlengstuk van wat God aan Abraham beloofde. Men meent dat de belofte die aan Abraham gedaan is, door Paulus genoemd in Gl 3:16, dezelfde is als die waarvan sprake is in Hd 2:39. Het is echter duidelijk dat de belofte waarvan Petrus spreekt in Hd 2:39, dezelfde is als die de Heer genoemd heeft, na Zijn opstanding, in Luk. 24:49 en Hd 1:4 (zie ook Jh. 14:16, 17 en 26 en Jh. 16:7-14). Het is de Heilige Geest die uitgestort is, zoals Petrus zegt in Hd 2:33. De belofte waarvan gesproken wordt in Gl 3:16 (in de verzen 15 en 17 genoemd verbond of testament ), slaat niet op het verbond uit Gen. 17. Dat was een verbond van twee zijden. God de almachtige aan de ene zijde en Abraham en zijn nageslacht, d.i. Israël, aan de andere zijde. Het woord belofte uit Galaten 3 heeft betrekking op de belofte die we vinden in Gen. 22:18. Daar geeft God Abraham, na de offerande van Izaäk, de belofte: En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden. (De Statenvertaling heeft voor nageslacht zaad.) Volgens Gl 3 wordt met dit nageslacht, het zaad, Christus bedoeld. Wij zijn geen kinderen van Abraham in de natuurlijke lijn. Het verbond uit Gen. 17 is dus niet met ons gesloten. Wij moeten de nadruk leggen op de woorden: indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham (Gl 3:29). Dan behoren wij tot het geestelijk zaad van Abraham en zijn op grond daarvan, volgens de belofte, erfgenamen van de geestelijke zegeningen, die ons in Christus ten deel vallen. Om Abrahams zaad te kunnen zijn, volgens de betekenis van Gl 3: 29, moet men zich bekeren, wedergeboren worden.

Woordenstrijd over de besnijdenis In Hd 15:1 lezen we dat sommigen die uit Judea gekomen waren, in Antiochië aan de broeders leerden dat zij zich moesten laten besnijden, omdat ze anders niet behouden konden worden. Paulus en Barnabas hebben zich krachtig tegen deze lering verzet. Indien de doop, zoals dat helaas veel geleerd wordt, in de plaats van de besnijdenis zou zijn gekomen, zouden Paulus en Barnabas zeker gezegd hebben: Wij hebben de doop gekregen in plaats van de besnijdenis. Dit argument zou voldoende geweest zijn om de tegenstanders de mond te stoppen. De apostel heeft dit evenwel niet gedaan, omdat besnijdenis en doop twee geheel verschillende zaken zijn. Trouwens op geen enkele andere plaats in de Schrift wordt verondersteld dat de doop de besnijdenis heeft vervangen. Wat is onze besnijdenis? Velen grijpen Ko 2:11-12 aan als een bewijs van hun stelling dat besnijdenis en doop hetzelfde zijn. We lezen daar dat wij, de gelovigen, in Christus besneden zijn met een besnijdenis die geen werk is van mensenhanden, of zoals de vertaling Voorhoeve zegt: een besnijdenis niet met handen verricht. Christus is aan het kruis tot zonde gemaakt. Hij heeft daar de zonde tenietgedaan, en in Hem is het lichaam des vlezes, d.w.z. de zonde in het vlees, de boze natuur van elke verloste zondaar, uitgetrokken, geoordeeld. Hij is besneden in Hem. Hij was,dat Heilige en zonder zonde. De zonde in het vlees van allen die geloven, is daar weggedaan. Dat de apostel direct daarop spreekt over de doop wil helemaal niet zeggen dat deze in plaats van de besnijdenis zou gekomen zijn. Dat is reeds duidelijk als wij eraan denken dat de besnijdenis in Christus wijst op Zijn dood aan het kruis. Maar als het gaat om de doop zegt de apostel dat dit een beeld is van onze begrafenis met Hem. Deze schriftuurlijke volgorde is zeer merkwaardig. Door het geloof in de Heer Jezus moet ik eerst weten dat Christus voor mijn zonden en de zonde het oordeel van de dood op het kruis heeft ondergaan. Dat is mijn besnijdenis. Eerst daarna kan ik begraven worden in de doop. Als we aannemen dat allen die volgens Hd 2 zich bekeerden, Israëlieten waren, dan waren ze allemaal besneden, maar daardoor nog niet bekeerd. Omdat zij het woord aannamen en zich bekeerden, konden zij gedoopt worden (Hd 2:41).

2. De christelijke doop De doop van Johannes Er wordt in de Bijbel voor het eerst over de doop geschreven in de Evangeliën. Daar worden ons enige sobere mededelingen gegeven over de doop van Johannes. De wijze waarop dit dopen plaatsvond, was kennelijk voor de Joden niets nieuws. Het veroorzaakte tenminste geen verwondering of opschudding. Het is bekend dat heidenen, als zij zich tot God bekeerden, vóór hun besnijdenis door de Joden gedoopt werden. Men noemde dit de proselietendoop. Johannes doopte in de Jordaan. Grote scharen uit Jeruzalem en geheel Judea kwamen om door hem gedoopt te worden. Hij predikte: Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. De aankondiging van het koninkrijk der hemelen stond in verband met de komst van de Messias, als koning van Zijn volk. Maar de toestand van de Joden was zo, dat zij geen verbinding konden hebben met de Messias. Hun zonden waren daarvoor een belemmering. Zij die door Johannes gedoopt werden, beleden hun zonden (Mt 3:6). Zij verklaarden daardoor dat zij tot God waren teruggekeerd, van hun zonden gereinigd waren en nu de Messias wilden verwachten. Niet ieder, die tot hem kwam, werd door Johannes gedoopt. De farizeeën en sadduceeën meenden daarop wel recht te hebben, omdat zij nakomelingen waren van Abraham. Wij kunnen ons indenken dat zij dit meenden, want hun afstamming van Abraham gaf hun wel recht op de besnijdenis. Maar Johannes zegt tegen hen: Beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot Vader (Mt 3:9). In de natuurlijke lijn was Abraham inderdaad hun vader, maar vleselijke afkomst geeft nooit recht op de doop. De farizeeën en sadduceeën wilden niets weten van de Messias. De geschiedenis bewijst dit. Dat de doop van Johannes geheel verschillend was van de christelijke doop blijkt heel duidelijk uit Hd 19. Toen de apostel Paulus in Efeze kwam, vond hij daar twaalf mannen die onder de gelovigen verkeerden. Uit het gesprek met hen bleek dat zij gedoopt waren met de doop van Johannes. Daarop zegt Paulus: Johannes doopte een doop van bekering en zei tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Jezus. Inmiddels was deze Jezus gekomen, gestorven, opgestaan en ten hemel gevaren. De doop van Johannes had daarom geen waarde meer. Deze twaalf discipelen hebben dit direct begrepen en lieten zich dopen in de naam van de Heer Jezus. Instelling van de christelijke doop In Mt 28:19 geeft de Heer Jezus Zijn discipelen opdracht tot dopen. In Jh. 4:2 lezen we dat de discipelen reeds gedoopt hadden in het bijzijn van hun Heer. De opdracht die zij in Mt 28 ontvangen, moet dus op een andere doop betrekking hebben. Anders had de Heer tegen Zijn discipelen kunnen zeggen dat zij op dezelfde wijze moesten voortgaan met dopen. Dat heeft Hij niet gedaan, maar Hij heeft hun een nieuwe opdracht gegeven. Hoewel in Mk 16:16 niet direct van de opdracht tot dopen gesproken wordt, lezen we daar dat de Heer Zijn discipelen erop wijst dat het geloof aan de doop moet voorafgaan. In Hd 2 is opgetekend de rede die Petrus na de uitstorting van de Heilige Geest tot de Joden uit alle volken onder de hemel heeft gehouden. Toen zij de woorden van de apostel hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? Het antwoord van Petrus luidt: Bekeert u! En nu voegt hij er niet, zoals Johannes

de doper deed, aan toe: Want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Nee, hij zegt: Een ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Uit deze verzen blijkt duidelijk dat het hier gaat om bekering, de doop in of tot de naam van Jezus Christus, en het ontvangen van de Heilige Geest. De apostelen hebben terdege rekening gehouden met de door de Heer gegeven orde: eerst bekering, dan de doop. We lezen dan ook in Hd 2:41: Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen. Doordat zij het woord aanvaardden en zich bekeerden, konden zij gedoopt worden. Ook in verdere gedeelten van Handelingen lezen we dat de apostelen en evangelisten niet van deze volgorde zijn afgeweken (zie Hd 8:12 en 36-38; 9:18; 10:47, 48; 16:33-34; 18:8 enz.). De doop kan alleen maar toegepast worden na de wedergeboorte. Dat houdt dus in dat degene die gedoopt wordt, moet gekomen zijn tot erkenning van zijn eigen verloren toestand, en dat hij het offer van Christus heeft aanvaard. Het is goed dat wij hen die zich bekeerd hebben, erop wijzen dat de doop onmiddellijk na de bekering moet worden toegepast. Dat is de schriftuurlijke weg, die ook praktisch werd gevolgd in de eerste tijd van de christenen. Men maakt hier wel eens bezwaar tegen met de verontschuldiging dat zij die zich bekeerd hebben, dit maar uit zichzelf moeten vragen. Dit is, vooral bij jonge mensen, een grote fout. Zoals men kinderen en jonge mensen moet opvoeden en leren wat zij moeten doen en nalaten, zo moet men er ook op wijzen dat de Heer wil dat iemand die tot bekering gekomen is, zich laat dopen. Hoe moet de doop geschieden? Het Griekse woord baptizein is vertaald met dopen en betekent,indompelen. In geen enkele plaats waar van dopen gesproken wordt, komt een ander stamwoord voor. Besprengen of sprenkelen is geen dopen. Een bewijs daarvoor vinden we in Lv 4:6, waar we lezen: De priester zal zijn vinger in het bloed dopen en van het bloed zeven maal sprenkelen voor het aangezicht des Heren. In deze tekst worden beide woorden naast elkaar gebruikt, waardoor het verschil duidelijk tot uiting komt. De doop kan dan ook alleen geschieden door onderdompeling. Een duidelijk bewijs dat de eerste christenen de doop door onderdompeling bedienden, is wel Hd 8:38: Beiden daalden af in het water, zowel Philippus als de kamerling, en hij doopte hem. Als we straks iets zeggen over de betekenis van de doop blijkt wel dat er voor besprenging geen plaats is.

3. Betekenis van de doop Met Hem gestorven en begraven In Rm 6 wordt vrij uitvoerig geschreven over de betekenis van de doop. In vs.3 van dit hoofdstuk lezen we dat wij,in zijn dood gedoopt zijn. In het voorgaande hebben we reeds opgemerkt dat Johannes doopte met het oog op de komst van het koninkrijk der hemelen, waarvan Christus de koning zou zijn. Maar de Joden hebben hun koning aan het kruis genageld. Christus is gestorven. De christelijke doop is niet alleen het getuigenis van de dood van Christus vóór ons, maar hij stelt ons ook voor dat wij met Hem gestorven zijn. Als wij dit weten, wil de Heer dat wij ook met Hem begraven worden. De dood heeft Christus alléén ondergaan. Door de doop erkennen wij dat we met Hem gestorven zijn. In Co 2:11 wordt eveneens duidelijk gesproken van ons sterven en begraven worden met Christus. In het hoofdstuk Doop en besnijdenis hebben we reeds opgemerkt dat wij gestorven zijn met Christus, door onze besnijdenis in Hem. In vs.12 lezen we dan:,daar gij met Hem begraven zijt in de doop. Een begrafenis vindt plaats als iemand gestorven is. Zo is het ook met de gelovige. Zodra hij weet met Christus gestorven te zijn, moet hij gedoopt, dat is met Hem begraven worden. Met Christus opgewekt Wij zijn met Hem begraven door de doop, niet om in de dood te blijven, maar om opgewekt te worden, zoals Christus opgewekt is, op grond van de majesteit des Vaders. Dan volgt daarop waartoe deze opwekking dient:,opdat wij zouden wandelen in nieuwheid des levens (Rm 6:4). Zo zijn wij door onze opstanding met Hem een nieuw schepsel in Christus Jezus geworden. We zijn daardoor in staat gesteld een nieuw leven te beginnen. Welk een genade, welk een verantwoordelijkheid. Afwassing van zonden De derde plaats waar iets gezegd wordt over de betekenis van de doop, vinden we in 1 Pt. 3. In vs.15 worden we vermaand altijd bereid te zijn tot verantwoording aan al wie ons rekenschap vraagt van de hoop die in ons is. In vs.21 spreekt de apostel over de doop. Hij zegt dat de doop niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God. Dat is zeer ernstig. Het leert ons dat iemand die gedoopt wordt, zich goed bewust moet zijn te staan in de tegenwoordigheid van God. Laten we ons dit goed realiseren. Hetgeen hier gezegd wordt, komt overeen met de woorden van Ananias die we lezen in Hd 22. In vs.16 zegt hij tot Saulus: Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam. Al zegt hij die gedoopt wordt, bij deze handeling niets, hij moet zich er terdege van bewust zijn dat de naam des Heren (Vader, Zoon en Heilige Geest) over hem aangeroepen wordt. In vs.13 heeft Ananias Saulus reeds broeder genoemd, waaruit blijkt dat hij hem reeds als zodanig erkent. Hieruit volgt dat de doop niet is een afwassing van de zonden, maar een zinnebeeldige voorstelling daarvan. In de doop geeft God aan hem die gedoopt wordt, de verzekering van de vergeving van zijn zonden. Hij zegt als het ware: Zo zeker als dit water reinigt en afwast, zo zeker is het, dat ge zijt gereinigd en gewassen van uw zonden door het bloed van Christus.

4. Algemene bezwaren tegen de kinderdoop In vele kringen hecht men grote waarde aan het dopen van pasgeboren kinderen. Hiervoor bestaat gelegenheid als één van de ouders, soms ook de grootouders, lid is van een kerkgenootschap. Het kindje dat dan gedoopt is, wordt een dooplid van de betreffende kerk genoemd. Het is heel moeilijk te begrijpen wat voor zin dit heeft. Ik hoop en vertrouw dat niemand zal denken dat ik iemand wil kwetsen of leed doen, omdat ik weet dat vele ouders het laten dopen van hun kinderen beschouwen als heilig goed. Het onbegrijpelijke is dat men zich verkeerd laat voorlichten en dat men niet zelf de Bijbel ter hand neemt en onderzoekt. God heeft ons een verantwoordelijkheid op de schouders gelegd, om aan de hand van zijn Woord te onderzoeken wat Zijn gedachten zijn. Dit geldt zeker ook voor de doop. Gelukkig zijn er de laatste tijd gelovigen, ook onder de predikanten, die het aandurven te getuigen tegen de onhoudbaarheid van het dogma der kinderdoop. Het dopen van zuigelingen was in de eerste eeuwen van de geschiedenis der christelijke kerk niet gebruikelijk, ja, zelfs geheel onbekend. Prof. Bakhuizen v.d. Brink zegt in het Handboek der Ned. Herv. kerk dat men tot Irenaeus (2e en 3e eeuw) van niets anders verneemt dan van de doop van volwassenen. De grootste voorstanders van de kinderdoop hebben moeten toegeven dat deze onbekend was bij de eerste christenen. Wij hebben reeds aangetoond dat een beroep op de besnijdenis niet opgaat. We erkennen dat de kinderen heilig zijn door hun gelovige ouders, maar ze zijn toch in zonde ontvangen. Het is duidelijk dat met,heilig slechts een uiterlijke afzondering wordt bedoeld. Van bekering en geloof is geen sprake. Wat uit het vlees geboren is, is vlees, is de duidelijke uitspraak van de Heer Jezus tot Nicodemus in Johannes 3:6. Weer anderen voeren aan dat in de Handelingen wordt medegedeeld dat hele gezinnen gedoopt werden. Wel, veronderstelt men, dan waren daar ook kinderen bij. Men wijst dan vooral op Hd 16:15, waar sprake is van Lydia en haar huis; op Hd 16:34, waar gesproken wordt van de doop van de stokbewaarder en zijn huis, en op 1 Ko 1:16, waar we lezen dat Paulus het gezin van Stephanas gedoopt heeft. Nu wordt ons nergens gezegd, en we kunnen het ook nergens uit afleiden, dat tot deze gezinnen onbekeerde kinderen behoorden. Deze bewering is dus louter op veronderstellingen gebaseerd. Van de stokbewaarder wordt zelfs uitdrukkelijk gezegd dat allen in zijn huis geloofden. Daarom konden zij, daarom moesten ze worden gedoopt. Helaas beroepen velen zich bij hun verdediging van de kinderdoop op het doopformulier. Zolang men dit formulier als grondslag wil gebruiken, zal de duisternis niet worden weggenomen. In een rapport van de generale synode der Ned. Herv. kerk wordt erkend dat het doopformulier zich ter verdediging van de kinderdoop niet of bijna niet en in elk geval zeer zwak beroept op Schriftgegevens. In het formulier voor de doop voor volwassenen is dat anders. Als men probeert de kinderdoop te verdedigen op grond van Gods Woord, zal men bij een eerlijk onderzoek moeten erkennen dat elk wapen uit de hand wordt geslagen. Men vindt in de gehele Bijbel niet één woord over het dopen van kinderen, noch pro, noch contra. Kan men zich indenken dat, als het Gods wil zou zijn de kinderen te dopen, Hij ons hieromtrent

geheel onkundig zou hebben gelaten? We brengen dan nog niet eens in het geding dat, zoals we hebben aangetoond,,besprenging niet hetzelfde is als dopen. De Heer heeft ons in de doop zulke betekenisvolle dingen gegeven. Hij heeft op tal van plaatsen door Zijn Geest, in Zijn Woord ons daarover willen onderwijzen. Laten wij er dan niet iets anders van maken en daardoor handelen in strijd met Zijn gedachten. Dat is tot droefheid van de Heer en tot schade voor onszelf. God geve ons beslistheid om in gehoorzaamheid aan Zijn Woord te handelen. Ook al kost het ons strijd en vijandschap.