Vier vingers. 'Kom, Hessel!', zei ze en haar stem trilde. 'Je wilt toch wel afscheid nemen?'



Vergelijkbare documenten

Het lam. Arna van Deelen

Het paaltje van Oosterlittens Er stond weer een pot met bonen! Elke avond kreeg de schoenmaker van Oosterlittens bonen te eten. Maar de schoenmaker

Verhaal: Jozef en Maria

De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen,

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan.

TONEELSTUK Marama en de krokodillenrivier.

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51


Het kasteel van Dracula

De jongen die niet griezelen kon

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen.

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

Een gelukkige huisvrouw

Televisie. binnenwerk_herrie 64 pagina s inclusief schutbladen_ indd 4

Voor Cootje. de vuurtoren

Het tweede avontuur van Broer Vos en Broer Konijn

De gebroeders Leeuwenhart

Gijsje zonder staart geschreven door Henk de Vos (in iets gewijzigde vorm) Er was eens een klein lief konijntje, dat Gijs heette. Althans, zo noemden

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.


Toen ze opkeek, zag ze dat ze niet meer alleen was. Bij de koeien stond een jongen met een stok. Hij had blond haar, dat rood leek in het late

LES 4. Handelingen 12:1-19; Van Jeruzalem tot Rome: Verlost uit de gevangenis blz

Help, mijn papa en mama gaan scheiden!

Bart Moeyaert. Blote handen

Charles den Tex VERDWIJNING

Vraag aan de zee. Vraag aan de tijd. wk 3. wk 2

JAN STEVENS. Voorjaarsdroom. De Wielewaal" Dordrecht 1945

De twee zaken waarover je in dit boek kunt lezen, zijn de meest vreemde zaken die Sherlock Holmes ooit heeft opgelost.

Eerste druk, Arinka Linders AVI E5 M6 Illustraties: Michiel Linders

Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: <Katelyne>

Hij had dezelfde soort helm op als in het beeld vooraf...2 Mijn vader was verbaasd dat ik alles wist...3 Ik zat recht overeind in mijn bed te

Wij zijn twee vrienden... jij en ik

Er vaart een boot op het grote meer

Stil blijft Lisa bij de deur staan. Ook de man staat stil. Ze kijken elkaar aan.

Oud wit Prins de Vos. Ik wil je.

Klein Kontakt. Jarigen. in april zijn:

Spreekbeurt Dag. Oglaya Doua

Een verhaal voor kleuters aanpassen (vereenvoudigen of verrijken)

GAAT ER OP UIT. Balder

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal

Krabbie Krab wordt Kapper

Het Verloren Ei. Geschreven door. Judie McEwen Illustraties van. Dick Rink

't gummybeertje le journal D' Hoge School redactie: Tom & Senne jaargang 3 nr. 7 frankieweyns@hotmail.

Vlinder en Neushoorn

Een felle bliksemflits zette het bos heel even in een spookachtig,

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:

Zoë Zwabber en Sam Spons Een spetterend avontuur

ISBN Daniel Nesquens Sergio Mora Tattoo-papa De Vier Windstreken. De Vier Windstreken

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

-23- Geen medelijden

Beertje Anders. Lief zijn voor elkaar. Afspraak 2

Een mooie dag; een indianenverhaal. Daphne de Bruin 2010

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon


Het Drakenfeestje Tekst Mathias Dellaert Illustraties Siri Austvik

Het raam achter het gordijn stond op een kier. Uit de nacht kwamen geluiden de kamer van Dolfje binnen. Tsjirpende krekels, brullende kikkers,

IK BEN TROTS OP MIJN SNOR!

Sofie en Regenboog HOOFDSTUK ÉÉN

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.

Tommie, Dik en Esmeralda

Uitgeverij Eenvoudig Communiceren / Lezen voor Iedereen

2

Ze zouden haar treiteren! Gegiechel achter haar rug. Gemene opmerkingen. Flauwe geintjes. Misschien wel een spin in haar cola... Ze zag het gezicht

Jan Klaassen en Katrijn in Afrika door Nellie de Kok. Samenvatting

Vermoord? vroeg Evi angstig. Ongetwijfeld. Maar de directeur... Vermoord, herhaalden we beslist. Daarna hebben ze zijn lichaam ondergedompeld in een

"Afraid of the Dead ( The Escape ) Hoofdstuk 5"

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

Boekverslag Engels The skeleton man door Joseph Bruchac

Musical De Eendenclub verdwaalt

Het Drakenfeestje. Tekst Mathias Dellaert Illustraties Siri Austvik

OPGELEGDE TEKSTEN DERDE JAAR (EERSTE JAAR TWEEDE GRAAD) Drama

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Paul van Loon. Dolfje Weerwolfje. Tekeningen Hugo van Look. Leopold / Amsterdam

De week van Springmuis.

Eerste druk, april Piety Alkema Illustraties: Studio Roede te Grootegast en Piety Alkema

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Het geheim van de olympische vlam

l Wouter mag Floor niet slaan. l Wouter mag geen alcohol drinken (geen druppel!).

Andrea Voigt. Augustus in Parijs. Uitgeverij De Geus

DE BETOVERENDE REIS. Verteld door Stiefmama

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

Het verhaal van. de bomen

Hoofdstuk 14 Botsingen

LES 10. Sluipaanval. Doe Lees 1 Samuël 24.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

Tussen koppensnellers en krokodillen

Het verhaal op reis. groep 1-2. melle de muis. Bijlagen Les 1. media. spoor

Niet in slaap vallen hoor!

Jan Klaassen en Katrijn in Afrika (groot optreden door kinderen) door Nellie de Kok

De gelukkige olifant

Het vreemde paard van Sinterklaas. door Nellie de Kok

Val. Als je been slaapt en het bloed gaat weer stromen, dan doet het pijn, ken je dat? Leslie Feinberg: Een butch zingt de blues

Ik ben maar een eenvoudige ezel, maar ik wil je graag een mooi verhaal vertellen

Transcriptie:

Vier vingers Door Christien Boomsma # Op de dag nadat mijn opa was gestorven, wist ik het zeker. Zijn appartement in de verzorgingsflat aan de Spirealaan was niet leeg. Nog altijd leefde er iets tussen de speren met apenhaar aan de muren, de bewerkte trommels in de gang, de houten maskers en zwaarden met pluimen die hij ooit mee had gebracht uit Afrika. Iets waarvan ik altijd al had gevoeld dat het er was, maar dat steeds verborgen was geweest in de schaduw van de oude man. Maar nu hij dood was, kon het zich niet meer verstoppen. Dus toen mijn moeder door de deur stapte van het huis waar hij lag opgebaard in zijn slaapkamer creepy, ja, maar dat is wat ze doen met dode mensen aarzelde ik op de drempel. Ik rook gelukkig geen lijkenlucht daar was ik een beetje bang voor geweest -, maar alleen de bijenwas, exotische kruiden en andere geurtjes die bij hém hadden gehoord. Maar er was wel iets anders. En dat andere joeg de rillingen over mijn rug. Ik wist - absoluut zeker -, dat datgene dat leefde tussen de herinneringen aan zijn verleden, ergens op wachtte. Het zocht. En ik wist zeker dat ik niet gevonden wilde worden. Mijn moeder merkte natuurlijk niks. Ze stond in de gang met vlekkerige wangen en ogen nog rood van het huilen dat deed ze veel sinds ze het had gehoord van opa. 'Kom, Hessel!', zei ze en haar stem trilde. 'Je wilt toch wel afscheid nemen?' Afscheid nemen? Ik schudde mijn hoofd. Opa was supertof geweest. Welk jongen heeft nu een opa die in Afrika heeft gewoond? Die door de binnenlanden van Kongo heeft gereisd, langs de negerstammen? Die is aangevallen door een krokodil? Een inwijdingsritueel heeft gedaan met een echte tovenaar. Die...

Christien Boomsma / Vier vingers / 2 Opa vertelde erover, elke keer als ik kwam. Toen ik klein was, kroop ik op zijn schoot en toen ik daar te groot voor was, wandelden we samen door de verzorgingsflat. Het liefst hoorde ik de verhalen over de geesten uit de jungle. Over Adzu, een gigantisch insect dat kon veranderen in een mens en dan je ingewanden opvrat. Of Popobawa - de zieleneter met één oog, vleermuisvleugels en tanden als scheermessen die 's nachts tussen de bomen vloog. En het allerengst vond ik Nkolo - de bosgeest die aan een kant gaaf was en mooi, maar aan de andere bedekt met zweren. Als je die aanraakte, ging je dood. Deed je niks aan. Verrukkelijk enge verhalen, die hij nooit meer zou vertellen. Dus wat had ik hier te zoeken? Ik kon geen afscheid nemen van iemand die er niet meer was. Maar ik wilde niet dat mama nog meer ging huilen. En dus stapte ik toch over de drempel van het huis, ook al voelde ik dat ik bekeken werd door dat íets zonder ogen. Dat wat luisterde, zonder oren. Het volgde me, toen ik over de dikke vloerbedekking naar de zijkamer liep. Het was naast me, toen ik stilstond voor zijn bed. Opa's vel was wit als een beeld uit Madam Tussauds. En hij was stil. Echt stil. Mijn moeder boog zich voorover en kuste opa het lijk dus. 'Lieve papa,' zei ze. 'Wat moet ik nu beginnen?' En ze snoot haar neus, die weer helemaal rood was. 'Dag opa,' zei ik onhandig. Hij hoorde me toch niet? Mijn moeder veegde door mijn haar. 'Ik moet wat papieren opzoeken,' zei ze. 'Het is afschuwelijk, maar het moet. Blijf jij even bij hem? Dat is misschien wel fijn.' Ik wilde schreeuwen dat ik dat níet fijn vond, maar ze verdween en ik stond naast dat dode lichaam, samen met dat... andere. 'Mama?' riep ik nog en ik wilde haar achterna. Sterker nog, ik wilde het huis uit. Wég. Maar dat... íets... was tussen mij en de deur. En ik draaide me weer om naar opa. Had hij zijn arm zonet al boven het laken gehad? Ja toch? Maar... Mijn hart sloeg over toen ik zag dat zijn hand openging. Vinger voor vinger, ook al kon het niet want opa was morsdood. En in die hand zag ik iets dat grijs was en pluizig als konijnevacht. Een klein pakketje dat verborgen had gezeten achter verstijfde vingers. Zijn fetish! Het beschermingsamulet zag eruit als een dode muis, maar het was zijn grootste schat geweest. Gátverdamme, dacht ik. Ik rende de kamer uit en de gang op. Ik denderde alle zes de trappen naar de begane grond af. En ik ging zitten wachten bij de auto tot mama terugkwam. Ik hoefde opa nooit meer te zien.

Christien Boomsma / Vier vingers / 3 Toen mama even later de auto bereikte, had ze zo'n droevig trekje om haar mond. Zo van - ik ben te verdrietig om boos te zijn, maar ik ben wel teleurgesteld in je. 'Moest dat nou Hessel?' vroeg ze zachtjes. Ik barstte uit. 'Mama! Hij bewóóg!' en mijn stem sloeg over, want ik zag het weer. Die hand, die vingers. Alsof hij wenkte. Een ogenblik was ze stil. En ik vroeg me af of ze zou gaan huilen of schreeuwen - dat kon allebei. Maar toen, - je gelooft het niet lachte ze. Niet schaterend natuurlijk, maar een glimlach. Zoiets is heel normaal, zei ze. 'De rigor mortis - lijkstijfheid - trekt weg. Een lichaam is eerst slap, dan wordt het stijf en dan, na een bepaalde tijd, wordt het weer gewoon. Dát is wat je zag.' Ze knuffelde me en ik dacht - echt - dat het voorbij was. Opa was niet bezig tot leven te komen als een van zijn Afrikaanse zombies en ik dacht zelfs niet meer aan dat iets dat ik gevoeld had. Tja... Gedurende vijfentwintig zalige minuten was alles weer goed. We reden terug van de Spirealaan naar Duisterburen. En daar kloste ik de trap op, naar mijn kamer. Ik knalde mijn tas in een hoek, liet me op mijn bed vallen, keek vijf minuten naar het plafond, draaide naar mijn zij. En... Ik verstijfde. Want daar, op de rand van mijn tas, half op de planken vloer, lag de fetish. Het grijze pakje bont van opa was uit míjn tas gerold. En dat kon niet. Het mocht niet. Ik had het niet meegenomen, want ik wilde het niet. Ik voelde een golf van misselijkheid, sprintte naar de wasbak en gaf over. Maar toen ik achter me keek, spuug in mijn mond en zweet op mijn voorhoofd, lag het er nog. Een jungletovenaar had het voor hem gemaakt en hij had het altijd bij zich gehouden. 'Je moet wel,' zei hij altijd. 'Je hebt bescherming nodig daar, want de magie uit de jungle, Hessel, is écht.' Hij had er veel geld voor betaald en de sjamaan had er een vinger in gestopt. De vinger van een kind. Dat zei hij tenminste. Maar of dat waar was? Toen opa terug kwam naar Nederland was het gescand, op het vliegveld en er zát een bot in. Maar dat kon net zo goed van een aap zijn, zei de douanebeambte. Dat zei opa ook. Maar nu lag het in mijn kamer. Het was weggeglipt uit opa's huis, toen het de kans kreeg. Naar mij. En het verborg zich in mijn schaduw.

Christien Boomsma / Vier vingers / 4 'Hessel!' Mama riep me, maar ze klonk ver weg. 'Hessel!!!' Ik fronste. Ik moest in slaap zijn gevallen, maar het kostte me moeite om me te bewegen. De hitte lag over mijn vel als een vochtige deken en maakte het moeilijk adem te halen. Ik draaide me om. Mijn huid plakte aan de matras die bobbelig aanvoelde. Ik graaide naast me en stof scheurde. Mijn vingers raakten... gras? Iets kriebelde over mijn vingers en ik zag een beestje met veel te veel poten. Ik vloog overeind. Wild keek ik om me heen. Weg was mijn slaapkamer met de poster van Batman aan de muur en het miniatuurzonnestelsel aan het plafond. De vloer was veranderd in een egale laag aangestampte modder en boven mijn hoofd zag ik een dak van bruinverkleurde bladeren. 'Wat de f...' Het zweet brak me uit en niet alleen van de hitte. Er waren geluiden: hoog gegil dat alleen van apen kon komen. Onregelmatig gezoem van insecten en geritsel van pootjes langs de muren. 'Opa?' Ik droomde. Dat moest wel. Ik droomde over opa en dit was Afrika. Kongo. Toch? Ik moest hem zoeken. Fel zonlicht viel naar binnen door een opening in de muur die de deur vormde. Iemand riep iets. Een vreemde stem en een vreemde taal. Toen begon het zingen. Stemmen jodelden, gilden. 'Ajahie eehie iee, ajahie ee.' Er kwam een trommel bij en meer stemmen vielen in. 'Ajahie!' Nog meer trommels, ritmisch, stampend. Ik bereikte de deuropening en keek. Vijf donkergekleurde mannen vormden een cirkel. Een zesde stond in het midden en danste. Hij was klein en helemaal kaal. Zijn huid spande strak over zijn schedel. Witte verf omcirkelde zijn ogen. Een rode vlek zat op zijn voorhoofd en over zijn wangen waren strepen, die doorliepen over zijn borst en armen. Verf die net zo wit was als zijn blinde ogen. Hij gilde weer - of zong. Een hoog, snerpend geluid dat me door merg en been ging. En hij had iets in zijn hand. Het was klein en bruin, en het droop vochtig rood. Bloed. Natuurlijk bloed. 'Voor de blanke wijze!' zong de tovenaar. 'Moge de geest van het kind hem beschermen! Ajahie!'

Christien Boomsma / Vier vingers / 5 Hij knielde en legde de vinger die nog droop van het bloed op een lapje grijs bont. Hij bestrooide het met kruiden... of zoiets. Hij rolde het dicht en al die tijd bleef hij zingen en de trommels bleven dreunen en het denderde dwars door mijn lijf. En buiten in de jungle krijsten de apen en... Ik zag opa. Hij was poedelnaakt, met alleen zo'n lapje - net als de leden van deze stam, maar een naakte roze blanke lijkt altijd bloter dan een kleurling. De sjamaan stapte naar voren en hing het amulet om zijn hals. 'Denk eraan!' zei hij. 'Open hem nooit, want dan ontsnapt de geest van het kind Bellu en die zal zich tegen je keren.' 'Opa!' wilde ik roepen. Maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Ik wilde naar hem toe. Ik stapte naar buiten, maar struikelde over iets dat log was en zacht en... Dood. Voor de hut lag het lichaam van een kind. Een zwart jongetje met kort kroeshaar, magere armpjes en een veel te bolle buik. Misschien zes of zeven jaar oud. Vliegen hadden zich verzameld rond de ogen en neus, en deden zich tegoed aan bloed dat achtergebleven was op de snede die over de keel liep en vuurrood openstond. Ze vlogen zoemend op doordat mijn schop het lijk in beweging had gebracht. Toen zag ik de rechterhand. Vier vingers. Een één bloederig stompje. 'Ajahie!' zong de sjamaan. Het dode kind opende zijn ogen. En ik... 'Hessel!' riep mijn moeder - het geluid kwam van heel ver weg. 'Hessel! Zit Roodbaard bij jou?' Mijn ogen vlogen open - alweer? - en voelde me bijna misselijk van opluchting toen ik ontdekte dat er geen dood kind voor mijn voeten lag, geen gillende sjamanen rond een vuur dansten. Er was geen bloed. En buiten was het al bijna donker. Een droom! 'Nee, mama! Ik zie hem nergens!' riep ik terug. Ik hoefde de rode kater niet te zoeken. Als hij in mijn kamer had gezeten, had hij nu al krijsend bij de deur gestaan, want voor Roodbaard was niets zo belangrijk als eten. Maar toen hoorde ik een krakend geluidje onder het bed en plotseling begon mijn hart te bonzen. Ik had het verschrikkelijk warm alsof ik weer terug was in de hitte van de jungle. Ik leunde over de rand van mijn bed en trok de deken opzij die het zicht blokkeerde. Ik keek. En mijn hart stond stil. Daar zat hij. Roodbaard. Tussen zijn tanden zat grijs bont, onooglijk, als een muis. Hij zette zijn nagels erin vast, beet en trok, zodat het scheurde. En ik hoorde de stem van de sjamaan als een klok in mijn

Christien Boomsma / Vier vingers / 6 hoofd. 'Je mag hem nooit openmaken, hoor je? Dan zal het kind Bellu zich tegen je keren!' Ik voelde dat het waar was. Een warme wind, stroomde door de kamer, plakkerig en klam. Ik rook stilstaand water, rottende bladeren en ik hoorde het boem-boem van verre trommels in mijn hoofd. Hij stond in de hoek van de kamer. Zijn zwarte lijf was beschilderd met witte verf, waarin ingewikkelde patronen waren getekend: cirkels en strepen. Zelfs het gezicht was wit. De snee in zijn keel droop van bloed dat in dertig jaar - zo lang was het geleden, dat opa de fetish kreeg - niet was gestopt met stromen. Het tilde een hand op: vier vingers. 'Mijn beurt,' fluisterde hij. Mijn keel brandde, alsof ik zand had ingeslikt. 'Wat wil je?' vroeg ik. 'Vrij zijn,' zei hij. 'Heel zijn.' En toen, met een gesis alsof hij een slang was: 'Máák me heel!' 'Dat kan ik toch niet!' hijgde ik. Ik begon te begrijpen dat deze hele toestand bezig was verschrikkelijk mis te gaan. Hij wees naar mij met dat bloederige stompje waar zijn vinger ooit had gezeten. 'Maak me heel,' zei hij opnieuw. 'Jij nam de fetish. Jij opende de deur.' 'Maar dat was een ongeluk!' riep ik. 'Ik heb er niet om gevraagd!' 'Ik ook niet,' zei de jongen. 'Maar jouw grootvader vroeg de tovenaar om bescherming tegen de bosgeesten. Hij wist dat de prijs de ziel van een kind was. Dat is het altijd!' 'Maar ík heb niet...' 'Jij bent zijn bloed,' zei de jongen eenvoudig. 'De band ging over op jou. En nu is die gebroken.' En daar - vanuit de schaduw - verschenen ze. Adzu, die de organen uit je lijf scheurt. Nkolo met pussende, etterende zweren. En Popobawa met zijn ene oog en tanden als een haai. Ze kwamen op me af, stap voor stap. Murmelend, mompelend en hongerig. De jongen tilde zijn hand op. 'Maak me heel.' In de binnenlanden van Kongo gaat niemand 's nachts de jungle in, zei opa. Hoe kun je weten dat Nkolo je niet aanraakt, wanneer iets langs je arm strijkt? Dat Adzu je niet steekt, of Popobawa je ziel steelt? #

Christien Boomsma / Vier vingers / 7 Het was Nkolo die het eerst kwam. Ik zag open zweren op zijn jukbeenderen en kaak. Op sommige zaten korsten, maar andere waren open. Er kwam groenig vocht uit en ik kokhalsde. Hij strekte zijn hand uit en ik schoof achteruit. Hij lachte rottende tanden bloot en ik gilde. Als hij me aanraakte, zou ik doodgaan. Of erger nog: eeuwig ronddwalen als een rottend lijk. Nét op tijd dook ik weg, onder zijn arm door en ik voelde iets langs mijn hoofd strijken. Laat het niet Nkolo zijn, alsjeblieft-alsjeblieft-alsjeblieft. Maar ik had geen tijd om na te denken. Ik moest wég! Ik spurtte naar de deur, gooide hem open, stortte me de trap af, ik... 'Hessel?' zei mijn moeder. 'Is er iets gebeurd?' Ik schreeuwde. 'Het is Nkolo!' Maar ze bleef naar me kijken met een frons op haar vermoeide gezicht. 'Heb je gedroomd?' vroeg ze. 'Over opa? Jongen...' Zij zag Nkolo niet die me volgde. Ze kwam zelfs dichterbij. Wist zij veel. Bijna had hij zijn pussende vingers op haar wang gelegd. Bíjna. 'Mama!' gilde ik. Ik sprong op haar af, duwde haar aan de kant, zodat ze achteruit viel tegen het aanrecht en schreeuwde naar het wezen. 'Laat ons met rust! 'Maak me heel!' zei het kind onverstoorbaar. Het stond bovenaan de trap en keek hoe Nkolo ons in een hoek dreef. Nog altijd had mijn moeder geen idee wat er aan de hand was, maar ze zag hoe bang ík was. 'Hessel?' vroeg ze onzeker. 'Wat is die stank, die vieze vliegen...' Nu pas zag ik dat Adzu fel zoemend om haar heen vloog. En ineens begreep ik het. Nkolo dreef ons op, tot we geen kant meer op konden. Ondertussen wachtte Adzu tot hij de darmen uit onze buik kon rukken om zich te goed te doen aan onze lever en nieren. En dan... dan kon Popobawa onze zielen uit onze lichamen trekken. Mijn moeders hand op mijn schouder. 'Hessel, wat ís er?' 'Maak me heel!' eiste het kind nogmaals. 'Dan kan ik vrij zijn.' Mijn moeder was aan het koken geweest. Ik denk hachee. Ze had vlees gesneden en het mes lag nog op het hakblok. Het was er zo eentje als slagers gebruiken: het lange lemmet een beetje gebogen. Mama zette het altijd aan voor ze draadjesvlees ging snijden. Dan was het lekker scherp.

Christien Boomsma / Vier vingers / 8 Toen deed ik het enige wat ik kon doen. Het enige dat ons kon redden van de junglegeesten. Misschien. Ik rukte me los van mijn moeder, dook onder Nkolo's arm door en sprong naar het kookeiland. Naar het mes. Het was vettig van het vlees en gevlekt door het bloed. Misschien maar goed ook. Maak me heel, eiste het kind. Niet vier vingers, maar vijf. Ik legde mijn linkerhand op het snijplankje. Ik hief het mes. Ik hoorde mijn moeder gillen toen ik het neersuisde boven mijn hand. Ik weet nog dat er pijn was. Heel veel pijn. En toen ik gillend op de grond viel, vulde de keuken zich met de geur van rottende bladeren en natte aarde. Nkolo trok zijn arm terug, Adzu landde op de schouder van het kind en Popobawa verborg zich achter zijn rug. Het jongetje knikte goedkeurend en raapte de vinger op die als een bloederig worstje op de grond was gevallen. Hij draaide hem om en om, voor hij hem voorzichtig aan zijn eigen hand paste. Hij ademde erop, balde zijn vuist en strekte zijn vingers. Vier zwart. Eén wit. Ze kwamen weer dichterbij: Nkolo, Adzu en Popobawa. Maar Nkolo probeerde me niet meer aan te raken en Popobawa verborg zijn haaientanden. Ze bleven achter me, naast me. En ik voelde hoe de jungle me vulde. Klamme hitte, het ritme van trommels. En echte magie.