REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE Beslissing d.d. 8 januari 2009 naar aanleiding van de op 8 oktober 2007 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van A, wonende te B, bijgestaan door mr. H.R.T.M. van Ojen, advocaat te Nijmegen, k l a g e r - t e g e n - C, verzekeringsarts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. G. Ruardij, advocaat te Amsterdam, v e r w e e r d e r 1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Klager heeft een klaagschrift ingediend voorzien van bijlagen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend voorzien van bijlagen. Klager heeft vervolgens gerepliceerd, met bijlagen, en verweerder gedupliceerd. Verweerder heeft nog een brief ingestuurd met een bijlage. Het mondeling vooronderzoek is gehouden op 19 juni 2008. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van 22 november 2008, alwaar zijn verschenen de gemachtigde van klager en verweerder in persoon met zijn gemachtigde. De gemachtigden hebben elk een pleitnota overgelegd. 2. DE FEITEN Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan. Sinds 1978 heeft klager een Wajong-uitkering (voorheen AAW-uitkering). Zijn echtgenote heeft sinds 13 juli 2001 een volledige WAO-uitkering. Het UWV ontving in juli 2003 een anonieme fraudemelding. Klager en zijn echtgenote zouden verschillende panden in eigendom hebben (waaronder een pand in Spanje) en zouden -naast hun uitkeringen- inkomsten uit kamerverhuur hebben. Zij gaven die inkomsten niet op bij het UWV. Het UWV startte een onderzoek naar het recht van klager op een Wajong-uitkering en van zijn echtgenote op een WAO-uitkering. In het kader van een strafrechtelijk fraudeonderzoek vond een huiszoeking plaats en werden verschillende stukken in beslag genomen. Tevens vond een herbeoordeling plaats van klager en van zijn echtgenote. Verweerder, als verzekeringsarts in dienst van het UWV, kreeg de opdracht klager opnieuw in retrospectief over de volledige periode inhoudelijk te beoordelen in het kader van een recht op uitkering. Verweerder kende klager noch zijn echtgenote van eerdere contacten. Wel had hij de beschikking over hun dossiers van het UWV. Klager werd daartoe opgeroepen voor het spreekuur van verweerder op 26 oktober 2006. Klager liet zich voor dat spreekuur afmelden en verscheen niet. Verweerder ontving vervolgens per fax een brief van mr. W.H. Beishuizen, verbonden aan de stichting Rechtsbijstand te Tilburg, gedateerd 1 november 2006. De heer Beishuizen schrijft in deze brief dat hij de behandeling van de zaken van klager en diens echtgenote heeft overgenomen van zijn collega, dat zij zich medisch niet in staat voelen om op het spreekuur te verschijnen en dat hun artsen desgevraagd dit standpunt willen bevestigen. De heer Beishuizen besluit zijn brief: ( ) verzoek ik u dringend om eerst
3 medische informatie in te winnen bij hun behandelend artsen voordat u cliënten weer oproept. Verweerder neemt dan op 2 november 2006 contact op met de huisartsenpraktijk van de huisarts van klager, en spreekt met mevrouw D. Zij deelt een huisartsenpraktijk in B met de huisarts E. Deze is de huisarts van klager. D noteert in het journaal met betrekking tot klager: ( )sds 1978 volledige OA-uitkering, kennen hem niet anders dan bizar, pseudopsychotisch, geen antwoord op gestelde vragen, uitkering van hem en zijn vrouw per 1 okt 06 geblokkeerd. Blijkens de gespreksnotitie die verweerder van dit telefoongesprek maakte deelde D verweerder mee: hij kan in elk geval niet komen bij collega E psychiatrie/korsakow psychotisch aan het zwerven geen cardiale problemen. Haar: geen medische contra-indicatie Laatste contact bij HA in opl. Was 20/10 laatste consult daarbij ook psychische klachten maar geen echte contra ind. om te verschijnen. Op 21 november 2006 stuurt verweerder klager een verzoek om een machtiging voor het opvragen van medische gegevens bij E, waarin onder meer is vermeld dat hij informatie wenst over medische historie, actuele medische bevindingen, diagnose en toekomstverwachting en advies over gezondheid en belastbaarheid. Klager ondertekent deze machtiging en stuurt deze naar verweerder. Bij brief van 28 november 2006 verzoekt verweerder aan E medische gegevens over klager te verschaffen. In deze brief vermeldt verweerder onder meer: Het betreft een nu 60 jarige man vanaf 1978 bekend met een volledige AAW/Wajong uitkering zonder bij aanvang een inhoudelijke medische beoordeling, (overgang vanuit de bijstand). Hij was werkzaam geweest in het verleden voor Duitse koppelbazen. Vanaf zijn 9 e jaar heeft hij in tehuizen gezeten, bij onderzoekingen (voormalig GMD en GAK) bleek een onbetrouwbare anamnese, geen medicatie gebruik, alleen staand naar zijn zeggen, wel bleek onrust, moeizaam in omgang, sterke alcohol foetor, emotioneel labiel, gestoorde realiteitstoets en betrekkingsideeën en diagnostisch geduid als emotioneel instabiele persoonlijkheid later geduid als alcohol abusus en psychopathie. Blijkens een recent fraude onderzoek blijkt hij wel degelijk gehuwd en heeft hij samen met zijn echtgenote een aantal huizen in exploitatie in kamer verhuur waaruit substantiële inkomsten en tevens jarenlang
4 werkzaam als onderhoudsman/reparateur en tevens bezit hij een pand in Spanje in de verhuur. Naast deze klacht tegen verweerder heeft de echtgenote van klager een klacht tegen verweerder ingediend, bekend onder nummer 214/2007. 3. DE KLACHT Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- : a. dat hij op 2 november 2006 zonder daartoe te zijn gemachtigd medische informatie over klager heeft ingewonnen bij de huisarts; b. dat hij daarbij zonder door klager gemachtigd te zijn heeft gezegd tegen de huisarts dat de uitkering van klager was geblokkeerd; c. en dat hij daarbij onzorgvuldig en onprofessioneel heeft gehandeld door klager bizar en pseudopsychotisch te noemen. d. dat hij zijn verzoek om informatie van 28 november 2006 vergezeld heeft doen gaan van irrelevante informatie betreffende klager; e. dat hij die -stemmingmakende- informatie zonder eigen onderzoek kritiekloos als vaststaand heeft gepresenteerd terwijl hij wist of moest weten dat klager de juistheid van die informatie betwistte; f. dat het verzoek om informatie van verweerder veel te ruim geformuleerd was en dus zonder machtiging. 4. HET VERWEER Het verweer komt er -zakelijk weergegeven- op neer dat verweerder van mening is dat hij zorgvuldig heeft gehandeld en dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan klachtwaardig gedrag. Voor zover nodig wordt hierna verder op het verweer ingegaan.
5 5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE 5.1 Het College wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. 5.2 Wat klachtonderdeel 3.a betreft, aangaande de door verweerder gestelde vraag of er een medische reden was voor klager om niet op het spreekuur te kunnen komen, overweegt het college het volgende. Het verweer dat de gestelde vraag geen verzoek om medische informatie inhield treft geen doel. Het ging wel degelijk om -weliswaar globale maar niettemin- medische informatie en van meer belang is dat het vertrouwelijke informatie van de huisarts betrof. In het algemeen geldt als richtsnoer dat voor een verzoek om verstrekking van medische informatie een concrete, schriftelijke machtiging van de patiënt noodzakelijk is en het verdient in het algemeen bij het inwinnen van medische informatie aanbeveling om een dergelijke machtiging te verlangen. Gelet echter op het feit dat in het onderhavige geval de gemachtigde van klager er bij verweerder op had aangedrongen om informatie in te winnen bij de behandelend artsen, mocht verweerder veronderstellen dat hij de toestemming had van klager om bij zijn huisarts te informeren of er bij hem een medisch beletsel was om op het spreekuur te komen. Het is dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder niet om een machtiging heeft gevraagd en dit klachtonderdeel is dus ongegrond. 5.3 Verweerder heeft niet duidelijk kunnen maken waarom het noodzakelijk was aan de huisarts mee te delen dat de uitkering van klager was geblokkeerd. Als het zo was dat verweerder, zoals hij ter zitting heeft aangevoerd, vaak te maken heeft met huisartsen die niet (tijdig) antwoorden op door hem gestelde vragen, dan had hij toch eerst kunnen bezien of de huisarts bereid was om antwoord te geven zonder die mededeling met betrekking tot het blokkeren
6 van de uitkering. Gesteld noch gebleken is dus dat de huisarts niet zonder meer bereid was tot antwoorden. Integendeel, volgens verweerder was het zo dat de huisarts met betrekking tot klager ongevraagd ging uitleggen waarom deze niet op het spreekuur kon verschijnen. Klachtonderdeel 3.b is dus gegrond. 5.4 Klager heeft in het kader van klachtonderdeel 3.c nog een verklaring overgelegd van huisarts D, waarin zij verklaart dat de zinsnede kennen hem niet anders dan bizar, pseudopsychotisch een citaat van verweerder in het telefoongesprek is. Verweerder heeft ter zitting nogmaals ontkend dat hij die termen heeft gebruikt en heeft aangegeven dat hij de achtergrond van klager heeft weergegeven op basis van een samenvatting in zijn dossier, zoals hij dat vervolgens (op de hierboven bij de feiten geciteerde wijze) ook heeft weergegeven in de brief van 28 november 2006 aan de huisarts van klager. Klagers gemachtigde heeft vervolgens laten weten dat, als verweerder al de termen bizar en pseudopsychtisch niet heeft gebruikt, hij naar eigen zeggen wel uitgebreid informatie heeft verstrekt als genoemd in zijn brief van 28 november 2006. Naar het oordeel van het college is er te veel twijfel mogelijk over de vraag of verweerder telefonisch de termen bizar en pseudopsychotisch heeft gebruikt, ondanks de door klager overgelegde verklaring van de huisarts, om een verder oordeel over de al dan niet tuchtrechtelijke laakbaarheid hiervan te kunnen geven. Wel is feitelijk komen vast te staan, zoals klagers gemachtigde ook heeft aangevoerd, dat verweerder de gegevens over klager heeft meegedeeld zoals vermeld in zijn latere brief. Dit is, in de bewoordingen van het hier aan de orde zijnde klachtonderdeel, onprofessioneel en onzorgvuldig te noemen. Verweerder kon er immers niet van uitgaan dat hij toestemming had om die informatie te verstrekken en de relevantie van die informatieverstrekking valt, zeker gelet op het feit dat het alleen maar ging om de vraag of verweerder medisch in staat was te verschijnen, niet in te zien. Het klachtonderdeel is dus gegrond. 5.5 Klachtonderdeel 3.d heeft betrekking op de bij brief verstrekte informatie. Anders dan verweerder heeft aangevoerd, valt niet in te zien dat het noodzakelijk en proportioneel was de uitgebreide historie met betrekking tot klager te verstrekken uit het dossier bij het UWV in
7 verband met het verzoek om verstrekking van medische informatie. Het ging verweerder, in de bewoordingen van verweerder in diezelfde brief, immers simpelweg om een kopie en of uitdraai van uw medische gegevens. Aannemelijk is dat de huisarts op basis van de verstrekte machtiging een afschrift van het volledige dossier zou hebben verstrekt en als daarover al twijfel mocht be- of ontstaan, dan had verweerder op neutrale wijze kunnen onderbouwen dat hij -gelet op het feit dat hem een herbeoordeling van een Wajonguitkering vanaf de aanvang van de verstrekking was gevraagd- behoefte had aan het volledige dossier met betrekking tot klager. Ook dit klachtonderdeel is dus gegrond. 5.6 Klachtonderdeel 3.e heeft specifiek betrekking op de door verweerder in zijn brief verstrekte informatie uit het fraudeonderzoek. Ook dit klachtonderdeel slaagt. Niet is duidelijk geworden, noch door verweerder gemaakt, welke functie het had om die informatie te verstrekken. Anders dan verweerder heeft aangevoerd, is de informatie niet noodzakelijk en al helemaal niet proportioneel te noemen. Bovendien voert klager terecht aan dat niet alles wat verweerder heeft vermeld op basis van het UWV-dossier als vaststaand mocht worden aangenomen. In het algemeen geldt dat dergelijke informatie, die verweerder overigens eerder ook al telefonisch had verstrekt, een belasting kan vormen voor de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt. 5.7 Klachtonderdeel 3.f ten slotte is ongegrond. Tegen de achtergrond van de opdracht tot herbeoordeling van het recht op een Wajonguitkering vanaf de aanvang mocht verweerder de volledige medische historie van klager noodzakelijk achten en hij heeft terecht de machtiging en zijn brief op dit onderdeel ruim geformuleerd. 5.8 Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het college als volgt. Weliswaar zijn diverse klachtonderdelen gegrond, maar de verwijtbaar geachte handelingen liggen in feite alle op hetzelfde vlak. Gelet hierop en op de overige omstandigheden van dit geval, waaronder het feit dat verweerder niet eerder een geslaagde klacht tegen zich heeft gehad, kan worden volstaan met de maatregel van waarschuwing.
8 6. DE BESLISSING Het college waarschuwt verweerder! Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. J.C.J. Dute, lid-jurist, en E.H. The-van Leeuwen, dr. A.N.H. Weel en dr. A.P.E. Sachs, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2009 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris. voorzitter secretaris Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.