VERORDENING (EU) 2015/534 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 17 maart 2015 betreffende rapportage van financiële toezichtinformatie (ECB/2015/13)

Vergelijkbare documenten
02015R0534 NL

BESLUIT (EU) 2015/530 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

RICHTSNOER (EU) 2016/1993 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132,

BESLUIT (EU) 2017/935 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Publicatieblad van de Europese Unie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

BESLUIT (EU) 2018/546 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Artikel 1. Onderwerp en werkingssfeer

VERORDENING (EU) Nr. 1163/2014 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41)

ECB-PUBLIC BESLUIT (EU) 2019/[XX*] VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK. van 18 april 2019

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

COMMISSION DELEGATED REGULATION (EU) No /.. of

ECB-PUBLIC BESLUIT (EU) [2017/XX*] VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK. van 24 april 2017

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

1 Algemene instructies voor beide sjablonen. 2 Instructies voor het sjabloon betreffende "totale activa" Februari 2015.

Richtsnoeren. betreffende de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa. 27 juni 2014 EBA/GL/2014/03

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

ECB-PUBLIC AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK. van [datum maand 2016]

(Voor de EER relevante tekst)

C 120/2 NL Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/20 Publicatieblad van de Europese Unie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

(Voor de EER relevante tekst)

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU).../... VAN DE COMMISSIE

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Richtsnoeren Samenwerking tussen autoriteiten die zijn onderworpen aan de artikelen 17 en 23 van Verordening (EU) nr. 909/2014

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie economische en monetaire zaken

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

(Voor de EER relevante tekst)

INLEIDEND HOOFDSTUK. Artikel 1. Aanvullende karakter

9480/17 ons/ass/ev DG G 1C

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECB-OPENBAAR. Aan: de leiding van belangrijke banken. Frankfurt am Main, 28 juli 2017

EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO'S

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

(Voor de EER relevante tekst)

A8-0255/2 AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT * op het voorstel van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

(Voor de EER relevante tekst)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 september 2011 (OR. en) 10765/1/11 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2009/0035 (COD)

EBA-richtsnoeren. inzake de benchmarkexercitie voor beloningen EBA/GL/2012/4

Richtsnoeren inzake de methoden voor de bepaling van de marktaandelen met het oog op rapportage

EBA-richtsnoeren. inzake het verzamelen van gegevens over grootverdieners EBA/GL/2012/5

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Publicatieblad van de Europese Unie BESLUITEN

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5,

(Voor de EER relevante tekst)

goedkeuring Evaluatie van de ECB- Verordening betreffende een vergoeding voor toezicht

Richtsnoeren EBA/GL/2018/01 16/01/2018. Bijlage Circulaire NBB_2018_07

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 2, eerste streepje,

c) overeenkomstig de artikelen 260 tot en met 263 op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of gemengde financiële holding die

EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO'S

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO'S

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

EUROPESE CENTRALE BANK

De voorbereiding op de terugtrekking is niet alleen een zaak van de EU en de nationale overheden, maar ook van bedrijven en burgers.

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Richtsnoeren voor rapportage ten behoeve van financiële stabiliteit

Juni Algemene instructies voor beide sjablonen 1

(Voor de EER relevante tekst)

- 1 - Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van [PM] 2013, kenmerk 2013/712998, tot wijziging van de Regeling staten financiële ondernemingen Wft

(Voor de EER relevante tekst)

RICHTSNOER (EU) 2017/697 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

(Voor de EER relevante tekst)

RICHTLIJN 2003/51/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

EUROPESE CENTRALE BANK

61e jaargang 9 augustus 2018

(Voor de EER relevante tekst)

Artikel 1. Wijzigingen

EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO'S

Bijlage Circulaire NBB_2017_ juni 2014 EBA/GL/2014/04. Richtsnoeren

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

(Voor de EER relevante tekst)

Richtsnoeren voor de behandeling van verbonden ondernemingen, waaronder deelnemingen

RICHTSNOER (EU) 2015/856 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO'S

Raad van de Europese Unie Brussel, 5 mei 2017 (OR. en)

Circulaire. Brussel, 2 juni Inwerkingtreding liquiditeitsdekkingsvereiste

RICHTSNOEREN VOOR TESTS, DOORLICHTINGEN OF EXERCITIES DIE KUNNEN LEIDEN TOT STEUNMAATREGELEN EBA/GL/2014/ september 2014

Publicatieblad van de Europese Unie L 247/3

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

ECB-PUBLIC. Aanbeveling voor een

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2016/0360B(COD)

Besluit van houdende regels ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni

10/01/2012 ESMA/2011/188

Raad van de Europese Unie Brussel, 5 september 2014 (OR. en)

Transcriptie:

31.3.2015 NL L 86/13 VERORDENING (EU) 2015/534 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 17 maart 2015 betreffende rapportage van financiële toezichtinformatie (ECB/2015/13) DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK, Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen ( 1 ), met name artikel 4, lid 1, artikel 4, lid 3, artikel 6, lid 2, artikel 6, lid 5, onder d), en artikel 10, Gezien Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) ( 2 ), met name artikel 21, lid 1, artikel 140 en artikel 141, lid 1, Overwegende hetgeen volgt: (1) Op kredietinstellingen zijn vereisten inzake regelmatige rapportage van toepassing overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) (hierna de CRR ) en de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie ( 4 ). De ECB verzamelt de gerapporteerde informatie uit hoofde van Besluit ECB/2014/29 ( 5 ). Deze verordening vult Besluit ECB/2014/29 aan door nadere invulling van de vereisten betreffende de rapportage van financiële toezichtinformatie. (2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 stelt uniforme vereisten vast voor alle instellingen die onderworpen zijn aan Verordening (EU) nr. 575/2013 in verband met toezichtrapportage aan bevoegde autoriteiten voor specifieke gebieden die zijn uiteengezet in artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. Eén van deze gebieden betreft geconsolideerde financiële informatie. Krachtens artikel 99, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 is rapportage van geconsolideerde financiële toezichtinformatie verplicht voor kredietinstellingen die hun geconsolideerde rekeningen opstellen conform de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ). De indiening door nationaal bevoegde autoriteiten (NBA's) bij de ECB van financiële toezichtinformatie die verplicht is uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014, welke informatie zowel belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten betreft, geschiedt thans overeenkomstig Besluit ECB/2014/29 en dient ongewijzigd voortgezet te worden, aangezien deze indiening niet binnen het werkingsbereik van deze verordening valt. (3) Het uitoefenen van de bevoegdheid om van kredietinstellingen te verlangen dat zij internationale standaarden voor jaarrekeningen toepassen, welke uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1606/2002 gelden voor toezichtrapportage krachtens artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, ligt buiten het werkingsbereik van deze verordening. Gezien artikel 150 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) doet dit geen afbreuk aan eerdere besluiten van de NBA's aangaande de uitoefening of niet-uitoefening van deze bevoegdheid. (4) Overeenkomstig artikel 99, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 aangaande kredietinstellingen die internationale standaarden voor jaarrekeningen toepassen welke uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1606/2002 gelden voor toezichtrapportage op basis van artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, vergt de rapportage van financiële toezichtinformatie op geconsolideerde basis een besluit van de bevoegde autoriteit om deze rapportage uit te breiden. Ook de ECB dient een besluit te nemen teneinde het vereiste van indiening van financiële toezichtinformatie uit te breiden naar belangrijke onder toezicht staande groepen die Verordening (EG) nr. 1606/2002 toepassen voor toezichtrapportage uit hoofde van artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013. ( 1 ) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63. ( 2 ) PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1. ( 3 ) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1). ( 4 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1). ( 5 ) Besluit ECB/2014/29 van de Europese Centrale Bank van 2 juli 2014 betreffende de verstrekking aan de Europese Centrale Bank van toezichtgegevens die de onder toezicht staande entiteiten overeenkomstig de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie aan de nationale bevoegde autoriteiten gerapporteerd hebben (PB L 214 van 19.7.2014, blz. 34). ( 6 ) Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).

L 86/14 NL 31.3.2015 (5) Overeenkomstig artikel 99, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013 aangaande kredietinstellingen die nationale kaders voor jaarrekeningen toepassen op basis van Richtlijn (EEG) nr. 86/635 ( 1 ) van de Raad, vergt de rapportage van financiële toezichtinformatie op geconsolideerde basis een voorafgaand besluit van de bevoegde autoriteit om deze rapportage uit te breiden. Ook de ECB dient een besluit te nemen teneinde het vereiste van indiening van financiële toezichtinformatie ook voor belangrijke onder toezicht staande groepen te laten gelden die op basis van Richtlijn 86/635/EEG nationale kaders voor jaarrekeningen toepassen. Overeenkomstig artikel 99, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013 is de Europese Bankautoriteit geraadpleegd. (6) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 stelt uniforme vereisten voor toezichtrapportage aangaande de gebieden binnen haar werkingssfeer. Krachtens artikel 99, lid 5 en 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013, gaat Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 slechts over geconsolideerde financiële toezichtinformatie. Rapportage van financiële toezichtinformatie op individuele basis ligt buiten haar werkingssfeer; derhalve kunnen bevoegde autoriteiten vereisten opleggen aangaande de rapportage van financiële toezichtinformatie op individuele basis. Gezien de behoefte aan vergelijkbare financiële informatie voor belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten, legt deze verordening de door belangrijke en minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten op individuele basis aan NBA's te rapporteren financiële toezichtinformatie vast. NBA's dienen deze informatie vervolgens in bij de ECB, zulks overeenkomstig artikel 140, lid 3, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17). (7) Krachtens artikel 40 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst voorschrijven dat alle kredietinstellingen die een bijkantoor op hun grondgebied hebben de bevoegde autoriteiten een periodiek verslag over hun werkzaamheden in die lidstaat van ontvangst zenden. Overeenkomstig artikel 2, lid 20, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) zijn bijkantoren die in een deelnemende lidstaat gevestigd zijn door een in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling onder toezicht staande entiteiten. Gezien de behoefte aan vergelijkbare financiële informatie voor belangrijke onder toezicht staande entiteiten legt deze verordening de informatie vast die bijkantoren die in een deelnemende lidstaat zijn gevestigd door een in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling aan NBA's moeten rapporteren. NBA's dienen deze informatie vervolgens in bij de ECB, zulks overeenkomstig artikel 140, lid 3, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17). (8) Artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat de ECB toezichtbevoegdheden heeft ten aanzien van kredietinstellingen, financiële holdings of gemengde financiële holdings, of in deelnemende lidstaten gevestigde bijkantoren van in niet-deelnemende lidstaten gevestigde kredietinstellingen. Derhalve vallen bijkantoren die zijn gevestigd in een deelnemende lidstaat door een kredietinstelling uit een derde land niet onder de toezichttaken die aan de ECB zijn opgedragen. Als gevolg daarvan zijn de rapportagevereisten van deze verordening niet van toepassing op deze bijkantoren. Bovendien dienen deze rapportagevereisten niet toegepast te worden op bijkantoren die zijn gevestigd in een deelnemende lidstaat door een kredietinstelling uit een andere deelnemende lidstaat, omdat deze rapportagevereisten bedoeld zijn voor de toepassing op het niveau van de onder toezicht staande entiteit die het bijkantoor opgericht heeft. (9) De in deze verordening vastgelegde vereisten inzake belangrijke onder toezicht staande entiteiten en van minder belang zijnde onder toezicht staande entiteiten, waaronder bijkantoren die in een deelnemende lidstaat zijn gevestigd door een in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling, moeten waarborgen dat deze onder toezicht staande entiteiten een gemeenschappelijke minimumreeks aan informatie rapporteren aan NBA's en niet gericht zijn op het opleggen van uniforme rapportagevereisten. Het kan wenselijk zijn dat NBA's de noodzakelijke hoeveelheid minimuminformatie verzamelen als onderdeel van een breder rapportagekader dat zij hebben ingevoerd overeenkomstig de betrokken Unie- of nationale wetgeving en naast toezichtdoeleinden bijvoorbeeld ook statistische doeleinden dient. (10) Voor de uitoefening van de ECB-taken is het noodzakelijk financiële informatie van minder belangrijke onder toezicht staande groepen te ontvangen, met uitzondering van die groepen die hun geconsolideerde jaarrekening opstellen overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1606/2002. Deze verordening moet derhalve de door die groepen aan NBA's te rapporteren financiële toezichtinformatie vaststellen. Met name moeten de formats, de frequentie, referentiedata en inleverdata en de tijdlimieten aangaande de indiening van de betrokken gegevens gespecificeerd worden. Deze vereisten beogen te verzekeren dat die onder toezicht staande groepen een gemeenschappelijke minimumreeks aan informatie aan NBA's rapporteren en niet gericht zijn op het opleggen van uniforme rapportagevereisten. ( 1 ) Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1). ( 2 ) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG ( PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338 ).

31.3.2015 L 86/15 NL (11) Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr.1024/2013 en artikel 21 van Verordening (EU) nr.468/2014 (ECB/2014/17) zijn zowel de ECB als de NBA's gehouden tot uitwisseling van informatie. Onverminderd de bevoegdheid van de ECB om op doorlopende basis rechtstreeks door kredietinstellingen gerapporteerde informatie te ontvangen, of rechtstreeks inzage te hebben in dergelijke informatie, zullen de NBA's de ECB met name alle informatie verstrekken die zij nodig heeft om de haar bij Verordening (EU) nr.1024/2013 opgedragen taken te vervullen. (12) Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr.468/2014 kan toestemming verleend worden aan instellingen om voor de rapportage van financiële toezichtinformatie op geconsolideerde basis een boekjaar toe te passen dat afwijkt van het kalenderjaar. Deze verordening dient eveneens voor dergelijke rapportage de toepassing toe te staan van een boekjaar dat afwijkt van het kalenderjaar. (13) De ECB heeft een openbare raadpleging gehouden met betrekking tot deze verordening en heeft de mogelijke kosten en baten geanalyseerd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: TITEL I ONDERWERP EN DEFINITIES Artikel 1 Onderwerp 1. Deze verordening stelt vereisten vast inzake de bij NBA's in te dienen rapportage van financiële toezichtinformatie door: (a) belangrijke onder toezicht staande groepen die internationale standaarden voor jaarrekeningen toepassen krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 voor toezichtrapportage op basis van artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, inclusief enige subgroep daarvan; (b) belangrijke onder toezicht staande groepen, met uitzondering van de onder punt a) bedoelde waarop op basis van Richtlijn 86/635/EEG nationale kaders voor jaarrekeningen van toepassing zijn, inclusief enige subgroep daarvan. (c) belangrijke onder toezicht staande entiteiten, inclusief bijkantoren die zijn gevestigd in een deelnemende lidstaat door een in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling; (d) belangrijk onder toezicht staande groepen met betrekking tot dochterondernemingen die zijn gevestigd in een nietdeelnemende lidstaat of een derde land; (e) belangrijke onder toezicht staande groepen die internationale standaarden voor jaarrekeningen toepassen krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 voor toezichtrapportage op basis van artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, inclusief enige subgroep daarvan; (f) minder belangrijke onder toezicht staande groepen, met uitzondering van de onder punt e) bedoelde waarop op basis van Richtlijn 86/635/EEG nationale kaders voor jaarrekeningen van toepassing zijn, inclusief enige subgroep daarvan. (g) minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten, inclusief bijkantoren die zijn gevestigd in een deelnemende lidstaat door een in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling; 2. In afwijking van de artikelen 7 en 14, zijn onder toezicht staande entiteiten die op individuele basis een vrijstelling hebben gekregen ten aanzien van de toepassing van prudentiële vereisten krachtens artikel 7 of 10 van Verordening (EU) nr. 575/2013, niet verplicht financiële toezichtinformatie te rapporteren op basis van deze verordening. 3. Indien bevoegde autoriteiten, waaronder de ECB, van instellingen vergen dat zij voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in deel twee tot en met vier en deel zes tot en met acht van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in titel VII van Richtlijn 2013/36/EU op een gesubconsolideerde basis overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013, voldoen die instellingen aan de in deze verordening vastgelegde voorschriften op een gesubconsolideerde basis. 4. NBA's en/of nationale centrale banken mogen de op basis van deze verordening verzamelde gegevens ook gebruiken voor andere taken.

L 86/16 NL 31.3.2015 5. Deze verordening doet geen afbreuk aan de standaarden voor jaarrekeningen die door onder toezicht staande groepen en entiteiten worden toegepast in hun geconsolideerde jaarrekeningen, en brengt geen wijziging aan in de standaarden voor jaarrekeningen die worden toegepast voor toezichtrapportage. Aangezien onder toezicht staande groepen en entiteiten verschillende standaarden voor jaarrekeningen toepassen, hoeft alleen informatie overlegd te worden met betrekking tot waarderingsvoorschriften, inclusief methodes voor schatting van verliezen door kredietrisico's, die gelden krachtens de betreffende standaarden voor jaarrekeningen en daadwerkelijk worden toegepast door de corresponderende onder toezicht staande groep of entiteit. In dit kader worden specifieke rapportageformats ter beschikking gesteld voor onder toezicht staande groepen en entiteiten die nationale kaders voor jaarrekeningen toepassen op basis van Richtlijn 86/635/EEG. Gegevenspunten in de formats die niet van toepassing zijn op de respectievelijke onder toezicht staande entiteiten hoeven niet gerapporteerd worden. 6. Bijkantoren die in een deelnemende lidstaat zijn gevestigd door een kredietinstelling die is gevestigd in een nietdeelnemende lidstaat kan de krachtens deze verordening van hen verlangde informatie aan de betrokken nationale bevoegde autoriteit verstrekken middels de kredietinstelling die hen heeft opgericht. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze verordening zijn, tenzij anders bepaald, de definities in Verordening (EU) nr.468/2014 (ECB/2014/17) van toepassing, samen met de volgende definities: 1. IAS en IFRS : International Accounting Standards en International Financial Reporting Standards, zoals vermeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1606/2002; 2. dochteronderneming : een dochteronderneming zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder 16), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en die een kredietinstelling is in de zin van artikel 4, lid 1, onder 1), van Verordening (EU) nr. 575/2013; 3. subgroep : een groep waarvan de moederonderneming zelf geen dochteronderneming is van een andere instelling met een vergunning in dezelfde deelnemende lidstaat, of een financiële holding, of een gemengde financiële holding die gevestigd is in dezelfde deelnemende lidstaat; 4. geconsolideerde basis : geconsolideerde basis zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder 48), van Verordening (EU) nr. 575/2013; 5. gesubconsolideerde basis : een gesubconsolideerde basis zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder 49), van Verordening (EU) nr. 575/2013. Artikel 3 Statuswijziging van een onder toezicht staande entiteit of een onder toezicht staande groep 1. Binnen het kader van deze verordening wordt een onder toezicht staande entiteit of een onder toezicht staande groep 18 maanden nadat zij van een besluit zoals bedoeld in artikel 45, lid 1, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) in kennis werd gesteld ingedeeld als belangrijk. Zij rapporteert informatie overeenkomstig titel II van deze verordening als een belangrijke onder toezicht staande entiteit of een belangrijke onder toezicht staande groep op de eerste referentiedatum nadat zij werd ingedeeld als belangrijk. 2. Binnen het kader van deze verordening wordt een onder toezicht staande entiteit of een onder toezicht staande groep ingedeeld als minder belangrijk nadat zij in kennis werd gesteld van een besluit zoals bedoeld in artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 468/2014. Vervolgens begint zij met de rapportage overeenkomstig titel III van deze verordening. TITEL II BELANGRIJKE ONDER TOEZICHT STAANDE GROEPEN EN ENTITEITEN HOOFDSTUK I Belangrijke onder toezicht staande groepen Artikel 4 Formaat en frequentie van geconsolideerde rapportage- en referentiedata, alsmede inleverdata voor belangrijke onder toezicht staande groepen die IFRS toepassen voor toezichtrapportage krachtens artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 Overeenkomstig artikel 99, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 rapporteren belangrijke onder toezicht staande groepen die IFRS toepassen krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 voor toezichtrapportage op basis van artikel 24,

31.3.2015 L 86/17 NL lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, financiële toezichtinformatie zoals voorzien in de artikelen 2, 3 en 10 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 op geconsolideerde basis. Subgroepen hiervan die IFRS toepassen krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 voor toezichtrapportage rapporteren eveneens financiële toezichtinformatie zoals voorzien in de artikelen 2, 3 en 10 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 op geconsolideerde basis. Artikel 5 Format en frequentie van geconsolideerde rapportage- en referentiedata, alsmede inleverdata voor belangrijke onder toezicht staande groepen die nationale kaders voor jaarrekeningen toepassen op basis van Richtlijn 86/635/EEG Overeenkomstig artikel 99, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013 rapporteren belangrijke onder toezicht staande groepen, met uitzondering van de in artikel 4 bedoelde groepen, waarop nationale kaders voor jaarrekeningen van toepassing zijn op basis van Richtlijn 86/635/EEG, inclusief enige subgroep daarvan, financiële toezichtinformatie zoals voorzien in de artikelen 2, 3 en 11 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 op geconsolideerde basis. HOOFDSTUK II Belangrijk onder toezicht staande entiteiten Artikel 6 Format en frequentie van rapportage op individuele basis voor entiteiten die geen deel uitmaken van een belangrijke onder toezicht staande groep 1. Belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen deel uitmaken van een belangrijke onder toezicht staande groep en die IFRS uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1606/2002 toepassen, hetzij omdat ze hun jaarrekeningen opstellen krachtens de daarin vermelde standaarden voor jaarrekeningen, hetzij omdat zij deze toepassen voor toezichtrapportage krachtens artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, rapporteren financiële toezichtinformatie aan de betreffende NBA op individuele basis. Dit geldt ook voor bijkantoren die zijn gevestigd in een deelnemende lidstaat door een kredietinstelling die is gevestigd in een niet-deelnemende lidstaat. 2. De in lid 1 vermelde financiële toezichtrapportage omvat de in artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 gespecificeerde informatie en vindt plaats volgens de in dat artikel aangegeven frequentie. 3. Belangrijke onder toezicht staande entiteiten, met uitzondering van de in lid 1 bedoelde, die geen deel uitmaken van een belangrijke onder toezicht staande groep en waarop op basis van Richtlijn 86/635/EEG nationale kaders voor jaarrekeningen van toepassing zijn, inclusief bijkantoren die zijn gevestigd in een deelnemende lidstaat door een kredietinstelling die is gevestigd in een niet-deelnemende lidstaat, rapporteren financiële toezicht informatie aan de betreffende NBA. 4. De in lid 3 vermelde financiële toezichtrapportage omvat de in artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 gespecificeerde informatie en vindt plaats volgens de in dat artikel aangegeven frequentie. 5. De hierboven in lid 2 en 4 aangegeven informatie omvat slechts informatie met betrekking tot: a) activa, passiva, aandelenvermogen, baten en lasten die door de onder toezicht staande entiteit worden verantwoord op basis van de van toepassing zijnde standaarden voor jaarrekeningen; b) blootstellingen en activiteiten buiten de balanstelling waarbij de onder toezicht staande entiteit betrokken is; c) andere transacties dan welke zijn gespecificeerd onder a) en b) die door de onder toezicht staande entiteit worden uitgevoerd; d) waarderingsvoorschriften, inclusief methodes voor schatting van verliezen door kredietrisico's, die gelden krachtens de betreffende standaarden voor jaarrekeningen en daadwerkelijk worden toegepast door de onder toezicht staande entiteit. 6. NBA's kunnen de in lid 2 en 4 gespecificeerde, aan de ECB te overleggen informatie verzamelen als onderdeel van een breder nationaal rapportagekader dat, overeenkomstig de betrokken Unie- of nationale wetgeving, ook additionele financiële toezichtinformatie omvat en naast toezichtdoeleinden bijvoorbeeld ook statistische doeleinden dient.

L 86/18 NL 31.3.2015 Artikel 7 Format en frequentie van rapportage op individuele basis voor entiteiten die deel uitmaken van een belangrijke onder toezicht staande groep 1. Belangrijke onder toezicht staande entiteiten die IFRS toepassen krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002, hetzij omdat zij hun jaarrekeningen conform de daarin opgenomen standaarden opstellen, hetzij omdat zij die toepassen vanwege toezichtrapportage krachtens artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en die deel uitmaken van een belangrijke onder toezicht staande groep, rapporteren financiële toezichtinformatie aan de betreffende NBA op individuele basis. De financiële toezichtrapportage door dergelijke entiteiten vindt plaats volgens de in artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 aangegeven frequentie en omvat de in bijlage I gespecificeerde gemeenschappelijke minimumgegevens. 2. NBA's verschaffen de ECB alle, door de NBA verzamelde additionele templates zoals gespecificeerd in bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. NBA's stellen de ECB vooraf in kennis van een door hen voorgenomen verzending van een dergelijk additioneel template. 3. Belangrijke onder toezicht staande entiteiten, met uitzondering van de in lid 1 bedoelde, waarop nationale kaders voor jaarrekeningen van toepassing zijn op basis van Richtlijn 86/635/EEG en die deel uitmaken van een belangrijke onder toezicht staande groep, rapporteren financiële toezichtinformatie aan de betreffende NBA. 4. De in lid 3 aangegeven financiële toezichtrapportage vindt plaats volgens de in artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 aangegeven frequentie en omvat de in bijlage I gespecificeerde gemeenschappelijke minimumgegevens. 5. NBA's verschaffen de ECB alle, door de NBA verzamelde additionele templates zoals gespecificeerd in bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. NBA's stellen de ECB vooraf in kennis van een door hen voorgenomen verzending van een dergelijk additioneel template. 6. De in lid 1, 2, 4 en 5 gespecificeerde informatie wordt gerapporteerd zoals omschreven in artikel 6, lid 5, van deze verordening. 7. NBA's kunnen de in lid 1, 2, 4 en 5 gespecificeerde, aan de ECB te overleggen gegevens verzamelen als onderdeel van een breder nationaal rapportagekader dat, overeenkomstig de betrokken Unie- of nationale wetgeving, ook additionele financiële toezichtinformatie omvat en naast toezichtdoeleinden bijvoorbeeld ook statistische doeleinden dient. Artikel 8 Referentiedata en inleverdata voor belangrijk onder toezicht staande entiteiten 1. De in de artikelen 6 en 7 gespecificeerde informatie met betrekking tot belangrijke onder toezicht staande entiteiten hebben de volgende referentiedata: (a) voor kwartaalrapportage: 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december; (b) voor halfjaarlijkse rapportage: 30 juni en 31 december; (c) voor jaarlijkse rapportage: 31 december. 2. Informatie met betrekking tot een periode wordt cumulatief gerapporteerd vanaf de eerste dag van het kalenderjaar tot de referentiedatum. 3. In afwijking van lid 1 en 2 geldt dat, daar waar het is toegestaan aan belangrijke onder toezicht staande entiteiten om hun jaarrekeningen op te stellen op basis van een boekjaar dat afwijkt van het kalenderjaar, NBA's de referentiedata mogen afstemmen op het einde van het boekjaar. De aangepaste referentiedata zijn drie, zes, negen en twaalf maanden na de start van het boekjaar. Informatie met betrekking tot een periode worden cumulatief gerapporteerd vanaf de eerste dag van het boekjaar tot de referentiedatum. 4. NBA's verzenden de in artikel 6 en 7 gespecificeerde informatie met betrekking tot belangrijke onder toezicht staande entiteiten naar de ECB aan het eind van de werkdag op de volgende inleverdata: (a) met betrekking tot belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen deel uitmaken van een belangrijke onder toezicht staande groep: de 40e werkdag volgende op de referentiedatum waarop de informatie betrekking heeft;

31.3.2015 L 86/19 NL (b) met betrekking tot belangrijke onder toezicht staande entiteiten die deel uitmaken van een belangrijke onder toezicht staande groep: de 55e werkdag volgende op de referentiedatum waarop de informatie betrekking heeft; 5. NBA's besluiten wanneer onder toezicht staande entiteiten financiële toezichtinformatie moeten rapporteren opdat zij kunnen voldoen aan deze deadlines. HOOFDSTUK III Rapportage door onder toezicht staande groepen ten aanzien van dochterondernemingen die zijn gevestigd in een niet-deelnemende lidstaat of een derde land Artikel 9 Format en frequentie van rapportage door belangrijke onder toezicht staande groepen ten aanzien van dochterondernemingen die zijn gevestigd in een niet-deelnemende lidstaat of een derde land 1. Moederinstellingen in een deelnemende lidstaat en instellingen die worden gecontroleerd door een financiële moederholding, of een gemengde financiële moederholding in een deelnemende lidstaat, dragen er zorg voor dat financiële toezichtinformatie met betrekking tot in een niet-deelnemende lidstaat of een derde land gevestigde dochterondernemingen als volgt aan de betrokken NBA s gerapporteerd wordt: a) voor belangrijke onder toezicht staande groepen die IFRS toepassen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1606/2002, hetzij omdat ze hun jaarrekeningen opstellen krachtens de daarin vermelde standaarden voor jaarrekeningen, hetzij omdat zij deze toepassen voor toezichtrapportage krachtens artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, op het hoogste consolidatieniveau binnen een deelnemende lidstaat, omvat financiële toezichtinformatie de in lid 1 van bijlage II bedoelde gegevens en deze vindt plaats volgens de frequentie die is aangegeven in artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014; b) voor belangrijke onder toezicht staande groepen, met uitzondering van de hierboven bedoelde, waarop nationale kaders voor jaarrekeningen op basis van Richtlijn 86/635/EEG van toepassing zijn op het hoogste consolidatieniveau binnen een deelnemende lidstaat, omvat financiële toezichtinformatie de gegevens die in lid 2 van bijlage II bedoelde gegevens en deze vindt plaats volgens de frequentie die is aangegeven in artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. 2. In afwijking van lid 1 rapporteren de in dat lid bedoelde moederondernemingen geen financiële informatie met betrekking tot dochterondernemingen waarvan de activa een totale waarde hebben van 3 miljard EUR of minder. In dit kader wordt de totale waarde van de activa vastgesteld op basis van de criteria die zijn gegeven in deel IV, titel 3, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17). 3. Indien uit een update van de lijst van onder toezicht staande entiteiten overeenkomstig deel IV, titel 2, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) blijkt dat de totale waarde van de activa van een dochteronderneming meer bedraagt dan 3 miljard EUR, wordt een dochteronderneming opgenomen in de informatie die gerapporteerd moet worden op basis van lid 1 op de eerste referentiedatum die zich 18 maanden na publicatie van de bijgewerkte lijst van onder toezicht staande entiteiten voordoet. Indien deze update uitwijst dat de totale waarde van de activa van een dochteronderneming minder of gelijk is aan 3 miljard EUR, begint de moederonderneming met het rapporteren van informatie op basis van lid 2 op de eerste referentiedatum na publicatie van de bijgewerkte lijst van onder toezicht staande entiteiten. Artikel 10 Referentiedata en inleverdata voor rapportage door belangrijke onder toezicht staande groepen ten aanzien van dochterondernemingen die zijn gevestigd in een niet-deelnemende lidstaat of in een derde land 1. De in artikel 9 gespecificeerde informatie wordt verzameld met dezelfde referentiedata als financiële toezichtinformatie met betrekking tot de daaraan gerelateerde belangrijke onder toezicht staande groep. Informatie met betrekking tot een periode worden cumulatief gerapporteerd vanaf de eerste dag van het boekjaar dat wordt gebruikt voor het rapporteren van financiële informatie tot de referentiedatum. 2. NBA's overleggen de informatie met betrekking tot in een niet-deelnemende lidstaat of een derde land gevestigde dochterondernemingen zoals gespecificeerd in artikel 9 aan de ECB aan het einde van de 55e werkdag volgend op de referentiedatum waarop deze betrekking heeft. 3. NBA's besluiten wanneer onder toezicht staande entiteiten financiële toezichtinformatie moeten rapporteren opdat zij kunnen voldoen aan deze deadline.