Botoxinjecties bij blaasproblemen Vanwege een overactieve blaas en de bijbehorende problemen heeft uw gynae- coloog of uroloog u een behandeling met botoxinjecties aangeraden. In deze folder leest u meer over deze behandeling in Maasziekenhuis Pantein. Ruim een miljoen Nederlanders heeft last van een overactieve blaas. De blaas geeft dan te snel een signaal af dat deze vol is, terwijl dat (nog) niet het geval is. Hierdoor moet u vaak en plotseling naar het toilet, heeft u moeite de urine op te houden en plast u meestal maar kleine beetjes. Oorzaken van een overactieve blaas Bepaalde zenuwen en spieren rondom de blaas zorgen ervoor dat deze zijn werk doet. Wanneer deze zenuwen of spieren ontregeld raken, functioneert de blaas niet meer goed. Dit kan komen door: Zwangerschap en bevalling. Een vergrote prostaat. Een operatie. Bijwerkingen van medicijnen. Het ouder worden. Chronische aandoeningen, zoals diabetes. Overgewicht. Het komt ook vaak voor dat er geen aanwijsbare oorzaak te vinden is. Behandeling van een overactieve blaas Er zijn meerdere manieren om een overactieve blaas te behandelen. Er wordt vaak gekozen uit de volgende behandelingsmogelijkheden: Gedragsverandering: aanpassen van uw eet- en drinkpatroon. Blaastraining: leren de plas uit te stellen en op te houden. Bekkenbodemoefeningen: leren de bekkenbodemspieren actief aan te spannen en te ontspannen, waardoor de controle over de blaas verbetert. Medicijnen: met verschillende medicijnen kan ervoor gezorgd worden dat de blaasspier zich ontspant, zodat de blaas meer urine kan vasthouden.
Behandeling door middel van botoxinjecties Wanneer oefeningen en medicijnen niet het gewenste effect hebben, kan uw arts u een behandeling met botoxinjecties aanraden. Hierbij wordt op meerdere plaatsen in de blaasspier botox ingespoten. Dit zorgt ervoor dat de blaasspier minder vaak en minder heftig samentrekt, zodat u minder snel aandrang voelt. Na gemiddeld zes tot negen maanden is de botox uitgewerkt. De klachten keren dan langzaam terug. De behandeling kan dan herhaald worden. Verdoving In de meeste gevallen vindt de behandeling plaats op de polikliniek Urologie van Maasziekenhuis Pantein. Dit wordt een poliklinische behandeling genoemd. U wordt dan alleen plaatselijk verdoofd. In sommige gevallen besluit de uroloog de operatie onder volledige narcose of met een ruggenprik uit te voeren. In dat geval wordt u behandeld in een operatiekamer. Uw arts bespreekt van tevoren met u wat in uw geval van toepassing is. Pre-operatief spreekuur Als u onder volledige narcose wordt behandeld, komt u enige tijd voor de ingreep naar het pre-operatief spreekuur (POS). Hier heeft u een gesprek met de anesthesioloog en de informatieverpleegkundige. In overleg met de anesthesioloog wordt bepaald welke verdoving u krijgt (narcose of met behulp van een ruggenprik). Ook krijgt u te horen vanaf wanneer u nuchter moet zijn en welke medicijnen u moet innemen. Meer informatie hierover vindt u in de folder Anesthesiologie van Maasziekenhuis Pantein. Voorbereiding Vertel de arts vóór de behandeling: of u medicijnen gebruikt (zoals bloedverdunnende medicatie), of u allergisch bent voor bepaalde geneesmiddelen, of u zwanger bent. De avond voor de ingreep neemt u 1 tabletje antibiotica in. Deze heeft u gekregen op het pre-operatief spreekuur. Heeft u de dag voor de ingreep griep of koorts? Neemt u dan contact op met de polikliniek Urologie op telefoonnummer 0485-84 55 72. U hoort dan of het nodig is om een nieuwe afspraak te maken.
Nuchter zijn Bij een poliklinische behandeling onder plaatselijke verdoving mag u voor de behandeling gewoon eten en drinken. Vindt uw behandeling plaats op de operatiekamer? Dan wordt tijdens het pre-operatief spreekuur met u afgesproken waar u in de dagen rondom de operatie op moet letten met eten en drinken. Wat moet u meenemen naar het ziekenhuis? Een geldig legitimatiebewijs. Het is prettig als u makkelijke kleding draagt. De opname Een poliklinische behandeling In het ziekenhuis meldt u zich op het afgesproken tijdstip bij de balie van de verpleegafdeling. Daar ontvangt een verpleegkundige u. Zij laat u de afdeling zien en brengt u naar uw kamer. Heeft u vragen, stelt u ze dan gerust aan de verpleegkundige. Nadat u zich op uw kamer heeft geïnstalleerd, meet een verpleegkundige uw temperatuur, polsslag en bloeddruk. Ook wordt uw urine naar het laboratorium gestuurd voor onderzoek. Vervolgens brengt de verpleegkundige u naar de polikliniek Urologie, waar de behandeling plaatsvindt. Een behandeling op de operatiekamer In het ziekenhuis meldt u zich op het afgesproken tijdstip bij de balie van de verpleegafdeling. Daar ontvangt een verpleegkundige u. Zij laat u de afdeling zien en brengt u naar uw kamer. Heeft u vragen, stelt u ze dan gerust aan de verpleegkundige. Nadat u zich op uw kamer heeft geïnstalleerd, meet een verpleegkundige uw temperatuur, polsslag en bloeddruk. Ook wordt uw urine naar het laboratorium gestuurd voor onderzoek. Om trombose te voorkomen krijgt u een injectie. Ter voorbereiding op de verdoving geeft de verpleegkundige u ongeveer een half uur tot een uur voor de operatie medicijnen. U mag hierna niet meer uit bed, omdat u door de medicatie duizelig en slaperig kunt worden. Een verpleegkundige vervoert u naar de operatiekamer. Hier wordt u verdoofd op de manier die met u is afgesproken tijdens het POS.
De behandeling Tijdens de behandeling ligt u op uw rug, met uw benen in beensteunen. Allereerst brengt de arts via uw plasbuis een hol buisje in tot in de blaas. Op dit buisje zit een speciale camera. Zo kan de uroloog de blaas bekijken. Via het buisje brengt de uroloog vervolgens de injectienaald in de blaas in. Op ongeveer 25 plaatsen in de blaasspier spuit de uroloog een kleine hoeveelheid Botox in. De ingreep duurt gemiddeld 30 minuten. Na de behandeling Een poliklinische behandeling Na de behandeling wordt u teruggebracht naar de verpleegafdeling. Daar kunt u rustig even bijkomen van de behandeling. De verpleegkundige voert mogelijk nog enkele controles uit. De uroloog heeft aan het einde van de behandeling een blaaskatheter ingebracht. Deze wordt na ongeveer twee uur verwijderd. Als de urine nog rood gekleurd is, blijft de katheter, in overleg met de arts, langer zitten. Als u na het verwijderen van de katheter goed kunt uitplassen, mag u naar huis. Een behandeling op de operatiekamer Na de operatie rijdt de operatieassistent u naar de uitslaapkamer. Daar wordt regelmatig gecontroleerd of u al wakker bent uit de narcose en hoe het met u gaat. Ook wordt regelmatig uw bloeddruk gemeten. U heeft een infuus in uw arm. Ook heeft de uroloog een blaaskatheter ingebracht. Als u goed wakker bent en er geen bijzonderheden zijn, brengt de verpleegkundige van de verpleegafdeling u naar uw kamer. Als u weer goed kunt eten en drinken wordt het infuus verwijderd. De katheter wordt ongeveer zes uur na de operatie verwijderd. Als u laat in de middag bent geopereerd, blijft de katheter vaak tot de volgende morgen zitten. Als u heeft geplast, controleert de verpleegkundige met een echoapparaat of er geen urine in de blaas achterblijft. Als het plassen goed gaat, mag u naar huis. Weer thuis Effect De behandeling heeft bij 80 procent van de mensen het gewenste effect. Na vier tot tien dagen zijn de positieve effecten van de behandeling merkbaar.
Risico s en complicaties Het effect van de botox op de blaasspier kan zo hoog zijn dat het na de behandeling moeilijk is om de blaas leeg te plassen. Om de blaas te legen, moet u deze dan (tijdelijk) door middel van zelfkatheterisatie leegmaken. Dit is zeldzaam en gaat vanzelf over, naarmate de botox uitgewerkt raakt. Als u zichzelf moet katheteriseren, leert u op de polikliniek Urologie hoe dat moet. Vindt u zelfkatheterisatie eng of twijfelt u erover, dan kunt u al voor de behandeling leren katheteriseren. Vraag uw behandelend uroloog naar deze mogelijkheid. Adviezen voor thuis Na een behandeling met botoxinjecties kunt u uw dagelijkse activiteiten direct hervatten. Soms zit er nog wat bloed in de urine. Maakt u zich hierover geen zorgen. Dit verdwijnt meestal vanzelf. Om te voorkomen dat het bloed in de blaas gaat stollen, is het belangrijk dat u voldoende drinkt, ongeveer anderhalve tot twee liter per dag. Wanneer neemt u contact op met het ziekenhuis? Als u een blaasontsteking krijgt. Als er bloed of bloedstolsels bij uw urine zitten en het bloedverlies na twee weken niet vermindert. Als u hevig brandende pijn hebt bij het plassen. Als u niet meer kunt plassen. Bij aanhoudende of plotseling optredende koorts (boven de 38,5 C). Wanneer bovenstaande problemen zich voordoen, neemt u dan contact op met de polikliniek Urologie, via telefoonnummer 0485-84 53 45. s Avonds en in het weekend kunt u contact opnemen met de Spoedeisende Hulp op telefoonnummer 0485 84 53 31. Ervaart u andere bijwerkingen? Meld dit dan bij uw uroloog. Controle Na de behandeling komt u eenmaal op controle bij de uroloog. Als u naar huis gaat, maakt u hiervoor een afspraak. Deze vindt vier tot zes weken na de ingreep plaats. Meer informatie Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, stel deze dan gerust aan uw behandelend arts of neem contact op met de poli Urologie op telefoonnummer 0485-84 53 45. Februari 2016 Versie 1.0 URO031