Beoordeling Bevindingen

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 14 september 2006 Rapportnummer: 2006/314

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207

Rapport. Datum: 28 december 2010 Rapportnummer: 2010/370

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Beoordeling. h2>klacht

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 27 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/329

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 22 juli 2002 Rapportnummer: 2002/218

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

V. stelde verzoeker van deze overdracht bij brief van dezelfde datum op de hoogte.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Rapport. Datum: 5 september 2006 Rapportnummer: 2006/306

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Midden-Nederland uit Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/298

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/221

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 27 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/181

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

Rapport. Datum: 24 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/334

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 3 december 1998 Rapportnummer: 1998/535

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/331

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Amsterdam. Datum: 2 november Rapportnummer: 2011/328

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Rapport. Datum: 27 april 1998 Rapportnummer: 1998/126

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 7 december 2004 Rapportnummer: 2004/470

Tevens klaagt verzoekster erover dat zij op haar diverse brieven aan de Belastingdienst geen antwoord heeft gekregen.

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Voedsel en Waren Autoriteit uit Den Haag. Datum: 4 mei Rapportnummer: 2011/131

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam:

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 22 november 1999 Rapportnummer: 1999/481

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten bv uit Den Haag. Datum: 27 april 2011

Rapport. Datum: 22 december 2008 Rapportnummer: 2008/317

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/103

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Rapport. Datum: 1 december 2010 Rapportnummer: 2010/338

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/BelastingTelefoon te Groningen. Datum: 13 december Rapportnummer: 2011/360

Rapport. Datum: 23 maart 2006 Rapportnummer: 2006/114

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 23 april 2007 Rapportnummer: 2007/069

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Datum: 28 september 2006 Rapportnummer: 2006/337

4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Brabant. Datum: 16 augustus Rapportnummer: 2013/101

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond. Datum: Rapportnummer: 2011/234

Rapport. Datum: 18 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/228

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 12 april Rapportnummer: 2012/061

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoekers, inwoners van de gemeente Cuijk, klagen erover dat het regionale politiekorps Brabant-Noord op 14 september 2008 geen enkele actie heeft ondernomen naar aanleiding van hun drie (anonieme) klachten over geluidsoverlast, veroorzaakt door een in Cuijk-Noord die dag georganiseerd voetbaltoernooi. Beoordeling Bevindingen 1. Verzoekers (verder aan te duiden als verzoeker B. en verzoekster S.), werden op zondagmorgen 14 september 2008 in hun rustige woonwijk in Cuijk rond 10.45 uur opgeschrikt door keiharde muziek. Verzoeker B. meldde rond 12.18 uur deze geluidsoverlast bij het Gemeenschappelijke Meld Centrum (GMC) van de plaatselijke politie. Hij gaf in dit telefoongesprek aan dat hij dacht dat het geluid afkomstig was van de verderop gelegen voetbalvelden in Cuijk. Verder gaf hij zijn naam door en de straat van waaruit de overlast was ervaren, maar liet weten anoniem te willen blijven en geen telefoonnummer te willen geven. De medewerkster van het GMC antwoordde hem dat er geen evenementen in Cuijk waren gemeld voor die dag, maar dat ze de melding zou doorgeven en dat de politie ter plaatse zou gaan kijken. 2. Omdat verzoekers twijfelden waar de herrie precies vandaan kwam is verzoeker B. in de auto gestapt om de bron van de herrie te lokaliseren. Zo kwam hij erachter dat de muziek niet van de sportvelden afkomstig was maar van een intercultureel straatvoetbaltoernooi dat die dag in Cuijk-Noord, een paar honderd meter van zijn huis, was georganiseerd. Direct na thuiskomst rond 13.00 uur meldde verzoeker B. de geluidsoverlast nogmaals bij het GMC, ditmaal met het noemen van de precieze locatie. Zijn eigen telefoonnummer en huisnummer gaf hij ook deze keer niet door. Door de medewerker van de politie werd hem meegedeeld dat de politie ter plaatse was geweest, maar geen overlast had geconstateerd. 3. Toen de oorverdovende herrie nog steeds aanhield belde verzoeker B. rond 14.15 uur voor de derde maal naar het GMC. Ditmaal wist de medewerkster van het GMC hem te vertellen dat de politie niet kon optreden omdat er door de gemeente een vergunning was afgegeven voor dit sportevenement. Zij verwees verzoeker voor het indienen van een klacht naar de gemeente. 4. Verzoeker B. nam de volgende dag telefonisch contact op met de gemeente Cuijk. De medewerkster van de gemeente vertelde hem dat de organisator van het voetbaltoernooi van zondag geen vergunning van de gemeente had. Dit was op grond van de Algemene Politieverordening ook niet nodig geweest. Wel had de organisator het evenement aangemeld. De gemeente had hem daarna schriftelijk geïnformeerd over de voorwaarden, waaraan hij zich diende te houden. Een van die voorwaarden was dat bij gebruik van een

3 geluidsinstallatie, deze niet meer dan 70 decibel mag voortbrengen. 5. Omdat deze informatie van de gemeente niet overeen kwam met de informatie van de politie voelden verzoekers zich voor de gek gehouden en twijfelden er ook aan of de politie naar aanleiding van de melding wel ter plekke was gaan luisteren. Daarom dienden zij op 25 september 2008 een klacht in bij de korpsbeheerder. De korpsbeheerder liet bij brief van 9 december 2008 verzoekers weten het niet optreden tegen de overlast in dit geval niet onbehoorlijk te vinden. Hij merkte daarbij op dat buitenevenementen met muziek per definitie enige overlast kunnen veroorzaken. De gemeente maakt bij het afgeven van een vergunning een afweging en stelt eventueel nadere voorwaarden. Als iemand overlast ervaart wordt door de politie overleg gevoerd om na te gaan waaruit de overlast precies bestaat. Bij anonieme meldingen kan dit niet. Daarom is men terughoudend om op te treden naar aanleiding van anonieme meldingen. Dit gevoegd bij het feit dat er een vergunning was en er verder geen andere meldingen van overlast binnen waren gekomen, deed de politiefunctionarissen besluiten niet ter plekke te gaan kijken. 6.1 In reactie op het onderzoek en de specifiek daarover gestelde vragen liet de korpsbeheerder de Nationale ombudsman bij brief van 23 juni 2009 het volgende weten. Alle meldingen die bij het GMC binnen komen worden geregistreerd in het Gemeenschappelijk Meldkamer Systeem (GMS) en geprioriteerd. Als er een evenement plaatsvindt heeft het GMC vaak een draaiboek van de plaatselijke politie gekregen met alle relevante informatie. Het opstellen van een draaiboek is geen verplichting. Bij voetbaltoernooien zijn er meestal geen draaiboeken. Of er een draaiboek was geweest in dit geval was niet meer na te gaan doordat men is overgegaan naar een ander computersysteem voor de evenementenkalender. De prioritering vindt plaats aan de hand van de aard van de melding, de betrouwbaarheid en verifieerbaarheid van de melding. Als het een evenement betreft waarvoor vergunning is verleend wordt er in principe contact opgenomen met de melder om verdere uitleg te geven over de verleende toestemming en de mogelijkheden van de politie op dat moment. 6.2 De korpsbeheerder liet verder weten dat hij naar aanleiding van het onderzoek van de Nationale ombudsman, de geluidsbanden van de meldingen bij het GMC opnieuw had laten beluisteren. Hieruit was gebleken dat verzoeker B. driemaal een melding had gedaan en steeds had aangegeven anoniem te willen blijven. Zijn naam en de straat waar hij woonde had hij wel bekend gemaakt, maar geen telefoonnummer. Verder was gebleken dat aan verzoeker B. tijdens de eerste telefonische melding was meegedeeld dat de politie ter plaatse zou gaan kijken. Tijdens de tweede melding was hem gezegd dat de politie ter plaatse was geweest maar geen overlast had geconstateerd. Deze melding berustte op een vergissing omdat de politie niet ter plaatse was gaan kijken omdat er een vergunning was verleend door de gemeente. Dit was later die dag door de betrokken politiefunctionarissen in het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) gemuteerd. Dit kon niet worden teruggekoppeld naar verzoekers omdat hun telefoonnummer en huisnummer niet

4 bekend waren. Tijdens het derde gesprek werd verzoeker B. meegedeeld dat de melding niet werd opgenomen omdat er een vergunning door de gemeente was verleend en dat hij zich met klachten hierover tot de gemeente kon wenden. 6.3. De korpsbeheerder liet verder nog weten dat het feit dat de melding anoniem was gedaan wel een rol kon spelen bij de prioritering. Verder zijn in het algemeen de evenementen in de regio bekend bij de politie omdat bureau conflict- en crisis beheersing van de gemeente Cuijk een evenementenkalender bijhoudt en ook doorzendt naar de politie. In dit geval was het evenement bij de politie bekend omdat één van de politiefunctionarissen op zaterdagavond ter plaatse van de organisatoren had gehoord over het evenement. 6.4. Omdat het GMC in de eerste twee gesprekken aan verzoeker B. had toegezegd ter plaatse te gaan kijken en dit uiteindelijk niet had gedaan achtte de korpsbeheerder de klacht van verzoekers in die zin alsnog gegrond. Echter in overweging nemende dat buitenevenementen met muziek per definitie enige overlast kunnen geven, geluidsoverlast subjectief is, de gemeente een vergunning had verleend, het tijdstip van de meldingen en er slechts door één persoon (anoniem) melding was gedaan, waardoor terugkoppeling onmogelijk was, achtte de korpsbeheerder het niet onbehoorlijk dat de politiefunctionarissen niet ter plaatse zijn gegaan. 7. Verzoekers reageerden bij brief van 7 juli 2009 op de reactie van de korpsbeheerder. Samengevat en voor zover hier relevant lieten zij weten dat in dit geval de politie noch de korpsbeheerder konden weten hoe ernstig de overlast was geweest, nu er geen onderzoek ter plaatse was gedaan. Dat geluidsoverlast in de klachtafhandelingsbrief van de korpsbeheerder wordt omschreven als iets dat subjectief beleefd wordt, achten zij niet terecht. Als er een grens wordt gesteld van 70 decibel, dan is er wel degelijk een norm vastgelegd om de overlast aan te toetsen. Verzoekers gaven aan dat zij die dag in hun woning met dubbel glas elkaar af en toe niet meer te konden verstaan. Verder gaven zij aan niet te begrijpen waarom de politie niet ter plaatse was gaan controleren. Het argument dat dat niet hoefde omdat er een vergunning was verleend sneed wat hen betreft geen hout. 8. Ook de twee betrokken politiefunctionarissen werden in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het onderzoek. Van hen werd geen reactie ontvangen. Beoordeling 9. Het vereiste van rechtszekerheid houdt onder meer in dat gerechtvaardigde verwachtingen van burgers en organisaties jegens overheidsinstanties door die overheidsinstanties worden gehonoreerd. Dit geldt zeker in die gevallen waarin met zoveel woorden toezeggingen worden gedaan.

5 10. Verzoekers klagen erover dat er naar aanleiding van hun meldingen van geluidsoverlast onvoldoende actie is ondernomen door de politie. 11. Uit het onderzoek is gebleken dat de medewerkster van het GMC verzoeker B. had toegezegd dat de geluidsmelding aan de politie werd doorgegeven en dat deze ter plaatse zou gaan controleren. Tijdens de tweede melding heeft de medewerkster van het GMC verzoeker B. gezegd dat de politie ter plaatse was geweest maar geen overlast had geconstateerd. Dit was echter niet gebeurd. De betrokken politiefunctionarissen hadden dit later in het BPS gewijzigd, maar niet teruggekoppeld naar verzoekers omdat de melding anoniem was. Tijdens het derde gesprek liet de medewerkster van het GMC verzoeker B. weten dat inmiddels gebleken was dat er een vergunning was afgegeven door de gemeente en er geen rol was voor de politie. 12. De Nationale ombudsman oordeelt dat de politie het vereiste van rechtszekerheid in dit geval meerdere malen heeft geschonden. Dit gebeurde voor de eerste keer toen gezegd werd dat de politie ter plaatse zou gaan kijken, maar dit niet deed. Bij verzoekers was toen al de gerechtvaardigde verwachting ontstaan dat er controle plaatsvond naar aanleiding van hun melding. Dat er daarna is meegedeeld dat er controle was geweest maar dat van overlast niet was gebleken, terwijl deze controle er niet was geweest, levert een tweede schending op. Een burger mag ervan uitgaan dat een overheidsinstantie de waarheid vertelt. Ten slotte heeft de politie meegedeeld dat er een vergunning was afgegeven voor het buitenevenement met muziek, waardoor de politie niet kon optreden. Dit wekte de indruk dat de politie zich goed had laten informeren en de verzoekers mochten er op vertrouwen dat deze informatie juist was. Ook deze informatie bleek bij navraag bij de gemeente niet te kloppen. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. 13. Het is de Nationale ombudsman opgevallen dat er in dit geval blijkbaar bij de politie geen bereidheid bestond om zonodig op te treden tegen de anoniem gemelde overlast. Dat terugkoppeling naar iemand die anoniem meldt op praktische problemen stuit is geheel begrijpelijk. Het was wel beter geweest dat dit praktische probleem direct telefonisch was uitgelegd aan verzoeker. Achteraf geeft de politie allerlei redenen waarom er niet ter plaatse gecontroleerd hoefde te worden. Alle genoemde redenen vormen op zich, maar ook in combinatie met elkaar onvoldoende verklaring voor het uitblijven van enige actie door de politie ten aanzien van de gemelde overlast. Of er nou sprake was van een vergunning voor het evenement of van een melding doet niet ter zake. Bij een vergunning en ook bij een melding zoals hier het geval was gelden er regels hoe hard de muziek mag zijn. Als in dit geval de norm van maximaal 70 decibel was

6 overschreden had het op de weg van de politie gelegen met de organisator in overleg te treden of de muziek te hard was en zo ja er iets aan te doen. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Brabant-Noord te Den Bosch, is gegrond wegens schending van het vereiste van rechtszekerheid. Onderzoek Op 30 januari 2009 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. en mevrouw S. te Cuijk, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Brabant-Noord te Den Bosch. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Brabant-Noord, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Brabant-Noord verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd hem een aantal specifieke vragen gesteld. Daarnaast werd de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen het regionale politiekorps Brabant-Noord en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. In het kader van het onderzoek werd betrokkenen verzocht op de bevindingen te reageren. De korpsbeheerder en de betrokken ambtenaren gaven binnen de gestelde termijn geen reactie. Verzoekers reactie was aanleiding het verslag op een enkel punt aan te passen. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie. Verzoekschrift van 29 januari 2009 met als bijlagen: a. klachtbrief van verzoekers aan de korpschef van 25 september 2008; b. brief van de gemeente aan de organisatie van het toernooi van 18 augustus 2008; c. klachtafhandelingsbrief van de korpsbeheerder van 9 december 2008; d. overzicht telefoongesprekken verzoeker en GMC.

7 2. Klachtdossier van de politie. 3. Reactie van de korpsbeheerder van 23 juni 2009 op opening onderzoek. 4. Reactie van verzoekers van 7 juli 2009 op reactie korpsbeheerder. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond