Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

29200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2004

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 13 augustus 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Eerste Kamer der Staten-Generaal Inhoudelijke Ondersteuning

Excellenties, Dames en Heren,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Privacyverklaring Meldpunt Kinderporno op Internet

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toespraak minister Hirsch Ballin bij oprichting Platform Internetveiligheid op 8 december Dames en heren,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2006 Nr. 163 1 Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Cqörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Van Egerschot (VVD), Meijer (PvdA) Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Lambrechts (D66), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van Schijndel (VVD), Karimi (Groen- Links), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA), Vergeer (SP) VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 16 mei 2006 De vaste commissie voor Justitie 1 heeft op 20 april 2006 haar overleg inzake kinderporno vervolgd met minister Donner van Justitie. Aan de orde waren daarbij: de antwoorden op vragen d.d. 13 maart 2006 van het lid Arib over seksueel misbruik onder Marokkaanse jongeren (Aanhangsel nr. 1053); de brief van de minister van Justitie d.d. 16 maart 2006 over de stand van zaken omtrent kinderporno en -misbruik d.d. 16 maart 2006 (30 300-VI, nr. 130); de brief van de minister van Justitie d.d. 21 maart 2006 inzake NFI-Onderzoek Opsporing Kinderpornografie op internet (Just5 399 943/506); de brief van de minister van Justitie d.d. 19 april 2006 over de nog openstaande vragen na het AO kinderporno d.d. 30 maart 2006 (Just5415 660/506). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Nadere gedachtewisseling De voorzitter memoreert dat dit overleg de tweede termijn is van een algemeen overleg dat terzake is gehouden op 30 maart 2006. Sommige vragen heeft de minister toen mondeling beantwoord, de resterende vragen zijn schriftelijk beantwoord in de brief d.d. 19 april 2006. Mevrouw Arib (PvdA) meende in het overleg van 30 maart begrepen te hebben dat de minister onderzoek zou laten doen naar seksueel misbruik onder Marokkaanse jongens. Dat dit probleem volgens de brief van 19 april slechts onderdeel uitmaakt van een onderzoek waartoe de minister opdracht wil geven aan het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC), is teleurstellend. Dit probleem speelt al jaren. Gezien de uitkomst van recent onderzoek terzake in Amsterdam wordt de minister nogmaals verzocht, gedegen onderzoek te laten doen naar seksueel misbruik onder Marokkaanse jongens. De meest recente brief van de minister is pas de dag voor dit overleg ontvangen. Dat is jammer en het maakt het moeilijk, inhoudelijk in te gaan op de verstrekte informatie. In eerste termijn toonde de minister zich KST97482 0506tkkst30300VI-163 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2006 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 VI, nr. 163 1

onwillig, een aantal suggesties vanuit de Kamer op te pakken. Zo wees hij het af, een verklaring omtrent het gedrag verplicht te stellen voor iedereen die met kinderen werkt. Mevrouw Arib houdt toch vast aan haar voorstel. Het belang van het kind moet naar haar mening zwaarder wegen dan de administratieve rompslomp die ermee wordt gecreëerd. Kredietkaartmaatschappijen behoren op grond van de Wet financiële dienstverlening te weten welke diensten bedrijven aanbieden. Zij zouden dus ook op de hoogte moeten zijn van bedrijven die diensten aanbieden op dit vlak. Sommige kredietkaartmaatschappijen hanteren interne gedragscodes die de samenwerking met leveranciers van kinderporno verbieden. Kan de minister alle kredietkaartmaatschappijen verplichten tot dergelijke codes? Mevrouw Gerkens (SP) betreurt het de brief van de minister zo laat te hebben ontvangen dat zij zich nauwelijks kon voorbereiden. Er zijn veel vormen van seksueel kindermisbruik en veel situaties die voor kinderen ongezond zijn. De minister probeert in zijn brief deze enigszins te onderscheiden, wat niet eenvoudig is. Toch is het jammer dat al deze vormen in dit debat aan de orde komen. De onderscheiden thema s verdienen een apart debat. De opvoeders moeten geïnformeerd worden over de gevolgen van «profile sites» en van het losbandige gedrag van jongeren op internet. Op dit moment gaapt er een generatiekloof in kennis over de mogelijkheden die internet biedt en de nadelige kanten daarvan. De minister van Economische Zaken is herhaaldelijk gevraagd om daar een publiekscampagne op te richten. De site «Surf op Safe» waarnaar de ministers van Economische Zaken en Justitie telkens verwijzen, is tamelijk onbekend. Alleen wie gericht zoekt naar safe surfen, komt er terecht. Ouders moeten bewust gemaakt worden van hun verantwoordelijkheid en hun rol in de begeleiding van hun kinderen op het internet. In antwoord op vragen over de inzet van DNA-materiaal zegt de minister dat het in het kader van de implementatie van de Wet DNA-onderzoek mogelijk is, DNA af te nemen en een DNA-profiel te maken ten behoeve van een DNA-databank. Nog onbeantwoord is de vraag of dat profiel dan ook vergeleken mag worden met data uit de zedendelictendatabank. Hoewel precieze cijfers ontbreken, ziet de minister geen enkele indicatie dat er bij de bestrijding van kinderporno sprake zou zijn van plankzaken bij de politie. De minister merkt terecht op dat de politie prioriteiten moet stellen. In de praktijk moet de regiopolitie moeilijke, zo niet onmogelijke keuzes maken. Mevrouw Gerkens heeft signalen ontvangen dat er wel degelijk zaken blijven liggen bij de regiopolitie. Zou het niet toch beter zijn om een landelijke dienst in te richten voor de aanpak van dit soort zaken? Wat het blokkeren en filteren van kinderpornosites, chatrooms en nieuwsgroepen betreft, beseft mevrouw Gerkens dat het niet zal lukken om kinderporno weg te krijgen. Het zou al winst zijn, het bekijken van kinderporno moeilijker te maken. Nu kan men er ook mee in aanraking komen, zonder er gericht naar te zoeken. Mensen kunnen er dan toch aan verslingerd raken. Wil de minister nog een keer kijken naar de mogelijkheid, het Zweedse model over te nemen, waarin websites aan de gebruikerskant geblokkeerd worden? Het grootschalige blokkeren van IP-adressen of websites zou tot grote logistieke problemen leiden, maar er kan een begin worden gemaakt met die IP-adressen die bij de politie, bij de Internet Service Providers (ISP s) en bij het Meldpunt Kinderporno steeds weer opduiken, evenals met chatrooms en nieuwsgroepen waarvan al de naam overduidelijk naar kinderporno en dergelijke wijst. De verantwoordelijkheid daarvoor moet niet bij de ISP s liggen, maar bij politie en justitie. De minister noemt het matchen van databasebestanden technisch mogelijk, maar het vergt veel opsporingscapaciteit. Mevrouw Gerkens pleit ervoor, de benodigde capaciteit dan maar in te zetten. Moet het Team Bestrijding Kinderporno niet toch worden uitgebreid met de oorspronke- Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 VI, nr. 163 2

lijk voorziene zes man, in plaats van de drie waar de minister nu van uitgaat? Verplichtstelling van de deelname aan de Financial Coalition against Child Pornography is voor de minister geen optie. De SP-fractie zou het op prijs stellen als de minister de instellingen in kwestie een duwtje zou willen geven, eventueel in samenwerking met zijn collega s van Financiën en van Economische Zaken. Voor de heer Van der Staaij (SGP) blijkt uit het reeds gevoerde debat en de ontvangen informatie duidelijk de noodzaak van een aanhoudend, breed en internationaal offensief tegen kinderporno. Het strafrecht is een van de mogelijke instrumenten. De voorgenomen verhoging van de strafmaat van zes tot acht jaar lijkt hem positief. Er zijn goede stappen gezet, maar nog lang niet voldoende. Eigenlijk moet er op alle beleidsterreinen gekeken worden wat voor bijdrage men kan leveren aan de bestrijding van kinderporno. Publiekscampagnes en conferenties terzake kunnen de boodschap overbrengen dat het dit kabinet menens is. Er is nog veel te doen om mensen bewuster te maken, bijvoorbeeld van het feit dat seksueel geweld vaak samenhangt met huiselijk geweld. Over die weerzinwekkende achtergrond moet gecommuniceerd worden. De Financial Coalition is een privaat initiatief en de minister zegt om begrijpelijke redenen dat hij niets ziet in verplichtstelling van deelname daaraan. Echter, de minister kan er wel zijn steun voor uitspreken en er een aanjagende rol in spelen. Is hij daartoe bereid? De passage in de meest recente brief over het blokkeren en filteren van sites laat geen andere conclusie toe dan dat het technisch wellicht mogelijk is, maar organisatorisch erg ingewikkeld en dat er daarom dus maar niets wordt gedaan. Het zal inderdaad onmogelijk zijn om kinderporno van het internet te verbannen, maar de beperkte mogelijkheden die er zijn, moeten wel benut worden. Kan hier toch niet meer gebeuren dan nu het geval is? Campagnes gericht op de opvoeders van kinderen lijken de heer Van der Staaij een goede zaak. Het is verbazingwekkend, welke omvang het misbruik van opnames van een enkel kind kan aannemen. Meer inzet en actie op dat punt zou zeer welkom zijn. Een aantal maatschappelijke ontwikkelingen dat zich onlangs heeft voorgedaan, is door de minister in zijn brief van 19 april terecht in een breder kader geplaatst. Over zaken zoals seksfeesten van en met jongeren, tienerseks tegen beloning en de effecten van de verschuivende moraal moet bij andere gelegenheid uitvoerig worden doorgepraat. Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA) is blij dat de meest recente brief een breder beeld geeft dan alleen wat wel of niet kan en mag. Sommige zaken zijn eenduidig verwerpelijk en strafbaar. Andere zaken liggen in een tussengebied. Hun verwerpelijkheid is onderhavig aan discussie en interpretatie. Er moet een moreel appel worden gedaan aan iedereen die hiermee te maken krijgt. Het maatschappelijke verzet moet gestimuleerd worden. Het is niet normaal om je ogen af te wenden van wantoestanden; het is wel normaal om daar waar het kan, actief bij te dragen aan het stoppen van verwerpelijke zaken. Dit moet het motto zijn. Verboden instellen of verplichtingen opleggen is niet voldoende. Mensen moeten zich bewust worden van de verantwoordelijkheid die zij zelf hebben zodra zij dit soort zaken zien, bedoeld of onbedoeld. De minister noemt in zijn brief van 19 april nadrukkelijk het taboe op homoseksuele contacten. Hij wil onderzoek op dat punt terecht niet beperken tot allochtone jongens. In alle geledingen van de samenleving rusten wel eens taboes op het hebben en houden van homoseksuele Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 VI, nr. 163 3

contacten en de ellendige gevolgen daarvan kunnen mensen uit allerlei groepen raken. Daar moet aandacht aan worden besteed. Het spijt mevrouw Azough (GroenLinks) dat zij de brief van de minister pas de dag voor dit overleg kreeg, te laat voor een gedegen voorbereiding. De brief begint met een analyse van allerlei recente ontwikkelingen op het gebied van seksuele moraal en seksueel gedrag van jeugdigen. Dat zijn belangrijke onderwerpen die een uitgebreide discussie verdienen, maar die moet wel worden losgekoppeld van het debat over kinderporno. Gaat de minister daarop zo uitgebreid in om te verhullen dat er op het vlak van kinderporno weinig actie is? Voorlichting aan ouders en opvoeders is van groot belang, gezien het feit dat veel van hen geen idee hebben van computers en internet. Ook voor jongeren is voorlichting noodzakelijk. Zij weten technisch vaak heel goed om te gaan met het internet, maar uit recente strafzaken in verband met het gebruik van webcams blijkt dat zij vaak zeer naïef zijn inzake de gevolgen van wat zij op internet doen. Prioritering bij de politie leidt tot duivelse dilemma s. De minister beweert dat er geen plankzaken zijn, mevrouw Gerkens beweert van wel. Duidelijk moet zijn dat er geen sprake mag zijn van plankzaken en dat er oplossingen moeten komen voor eventuele structurele problemen die kunnen leiden tot het blijven liggen van open zaken. Private initiatieven zijn goed, maar moeten worden aangejaagd en gestimuleerd door de overheid. Het zou een goede zaak zijn als er daadwerkelijk een coalitie kwam tussen banken, kredietkaartmaatschappijen en internet providers. Mocht dit op particulier initiatief met ondersteuning van de overheid niet binnen een bepaald termijn lukken, kan alsnog overwogen worden om toch een verplichting op te leggen. Een WODC-onderzoek naar het seksuele gedrag van jeugdigen is welkom, zeker nu daar zoveel maatschappelijk debat over is, maar het is vreemd om dan te refereren aan het Amsterdamse onderzoek. Stuurt de minister de Kamer niet met een kluitje in het riet door te zeggen dat er een onderzoek komt en dat de Marokkaanse jongens daarin worden meegenomen? De kwestie van de Marokkaanse jongens speelt al langer en verdient apart onderzoek. Er moeten immers ook doelgroepgerichte maatregelen genomen kunnen worden om het probleem op te lossen. De heer Rouvoet (ChristenUnie) heeft de minister in eerste termijn uitgenodigd om in te gaan op het grijze gebied tussen normaal gedrag en strafbaar gedrag, waarin de laatste jaren van alles is gebeurd. Dat kon niet in de meest recente brief van de minister, maar zal hopelijk in een aparte beschouwing nog wel gebeuren. Veel is al gebeurd om kinderporno te bestrijden en veel zal nog moeten gebeuren. Vooral in de samenleving zelf moet er nog veel verantwoordelijkheid genomen worden. De minister mag zich echter niet eindeloos verschuilen achter de roep om zelfregulering. De coalitie van financiële instellingen is een voorbeeld van zelfregulering die werkt, maar als het niet werkt, moet de overheid toch zelf het initiatief nemen. Een moreel appel alleen is onvoldoende. Daar mag het mee beginnen, maar de overheid moet er niet in blijven steken. Kinderporno gaat vaak gepaard met seksueel misbruik in huiselijke kring en daar staan vaak lichtere straffen op dan bijvoorbeeld op verkrachting. Zou het niet andersom moeten zijn? Er is immers sprake van verzwarende omstandigheden. Als er thuis kinderpornografisch materiaal wordt geproduceerd, zou je bijna kunnen zeggen dat er sprake is van serieverkrachting in huiselijke kring. Uiteraard beslist de rechter over de straf, maar meer inzicht lijkt op dit punt wenselijk. Kinderporno kan met behulp van artikel 240b van de Wetboek van Strafrecht worden aangepakt, maar dat heeft alleen betrekking op afbeeldingen, niet op teksten. Zaken zoals de aankondiging van tienerseks die Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 VI, nr. 163 4

sommige omroepen op teletekst staan hebben, liggen in het grijze gebied op het randje van de legaliteit. Moet daar niet naar gekeken worden? De heer Rouvoet proeft nog steeds enige terughoudendheid in het aanpakken van de mensen achter nieuwsgroepen en websites. Hij kan zich iets voorstellen bij de tegenwerping van de minister dat dan tenminste bekend is waar zij zitten, maar gezien de toename in kinderporno is het de vraag of die redenering nog hout snijdt. De discussie over voorlichting vertoont parallellen met eerdere debatten over voorlichting op scholen ten aanzien van loverboys. Die kwestie betrof eveneens kinderen op jonge leeftijd die moesten worden doordrongen van bepaalde risico s. In België loopt een project onder de titel «Safe Chat», waarbij chatsites slechts toegankelijk zijn via een elektronische identiteitskaart, inclusief een controle op de identiteit. Kent de minister dit initiatief en zijn er in Nederland plannen om het na te volgen? De heer Weekers (VVD) begrijpt uit de meest recente brief van de minister dat de internationale samenwerking op het gebied van kinderporno heel goed verloopt, maar dat de piekbelasting en grote onderzoeken leiden tot capaciteitsproblemen. Hoe denkt de minister dit op te lossen? Biedt de geplande uitbreiding van de KLPD-unit van zes naar negen man soelaas? Hoe zit het met de capaciteit in de regio s? In zedenonderzoeken wordt ook een beroep gedaan op de regionale recherche. Is die op orde? Naar aanleiding van vragen die in de eerste termijn van dit overleg gesteld zijn, heeft de minister het fenomeen «happy slapping» juridisch geduid in zijn brief van 19 april 2006. Hij ziet mogelijkheden om op te treden. Niet duidelijk is of het OM daadwerkelijk zal optreden in dit soort zaken en of daarover afspraken worden gemaakt met de bestrijders hiervan. De VVD-fractie steunt de voorgenomen verhoging van de strafmaat. Deze is vanuit strafvorderlijk oogpunt wenselijk en biedt meer opsporingsmogelijkheden. Voorts geeft de wetgever met de verhoging het signaal dat deze criminaliteitsvorm harder moet worden aangepakt. Andere fracties delen dat gevoelen, maar de minister gaat daar niet echt op in. Wanneer er een taakstraf wordt opgelegd, is volgens de minister tevens behandeling mogelijk. Dat wekt de suggestie dat behandeling vanuit de gevangenis niet mogelijk zou zijn. Kan de minister aangeven hoe effectief de diverse behandelmethodes zijn? De heer Weekers is het eens met de stelling dat deelname aan initiatieven zoals de Financial Coalition against Child Pornography niet nu al moet worden afgedwongen. Deelname is een zaak van de betrokken instellingen. Wel zou het goed zijn als de minister in samenwerking met zijn collega-ministers zou aangeven dat het kabinet initiatieven zoals deze aanmoedigt. Als zelfregulering niet blijkt te werken, kan er wetgeving terzake komen. De ministeries van Justitie en Economische Zaken werken in dezen kennelijk goed samen. Het ministerie van Financiën moet daar ook bij betrokken worden en het ministerie van Onderwijs ontbreekt nu helemaal. Dat moet veranderen. Een veilige omgang met internet dient al op de basisschool onderwezen te worden. Op basis van het onderzoek uit Amsterdam onderkent de minister dat er een probleem bestaat rondom de Marokkaanse jongens. De minister wil dit in breder perspectief onderzoeken en andere culturele elementen erbij betrekken. Gaat het dan niet weer jaren duren voordat het probleem wordt aangepakt? Er schijnt verband te bestaan tussen de fabricage van kinderporno en de verslaving aan het bekijken daarvan. Ook de heer Weekers pleit daarom voor een matching tussen het DNA van kinderpornokijkers en de databestanden van zedendelinquenten. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 VI, nr. 163 5

De heer Dittrich (D66) las in de brief van 19 april dat gedurende de eerste jaren heel erg gekeken is naar het functioneren van de jeugdstrafrechtsketen en de civiele jeugdketen en dat de minister nu de tijd gekomen acht om specifieke aandacht te besteden aan specifieke doelgroepen maatwerk dus binnen die systemen. Dat is een interessante opmerking en de heer Dittrich vermoedt dat daar inderdaad meerwaarde te halen is. Elke dader en elk slachtoffer is een individu. Als het lukt om per slachtoffer betere hulp te verlenen en per dader een effectievere straf op te leggen en tot betere preventie te komen, is dat winst. Laat het gelijkheidsbeginsel het toe, verschillende straffen op te leggen aan plegers van gelijke delicten, omdat sommigen van hen behoren tot een specifieke groep? Veel aandacht wordt in de brief besteed aan het blokkeren en filteren van websites, maar wat er nu concreet gaat gebeuren, blijft onduidelijk. Ook de heer Dittrich constateert dat er op het gebied van internet een generatiekloof bestaat tussen jongeren en hun opvoeders. Daar is extra aandacht voor nodig. De overheid kan daarin op zijn minst initiëren dat er via maatschappelijke organisaties wordt gewerkt aan de nodige bewustwording. De minister wilde naar aanleiding van het vorige overleg ingaan op de fundamentele vraag hoe voorkomen kan worden dat mensen de grens passeren waarachter er sprake is van uitbuiting, misbruik en pornografie. Het onderscheid tussen wat iedereen voor zichzelf mag weten en wat direct riskant is, wordt steeds kleiner. Dit thema is zeker niet geïntroduceerd om af te leiden van kinderpornografie. Ook in tweede termijn blijkt de minister nu weer dat in een AO over kinderporno meer zaken aan de orde worden gesteld dan kinderporno alleen. Dat is ook terecht. De overheid met zich niet blindstaren op kinderporno. De vraag wat de overheid kan doen in het grijze gebied tussen legaal en illegaal moet onderdeel zijn van de discussie. Helder is dat de overheid daarin zeker niet kan doen waar justitie goed in is, namelijk optreden tegen strafbare feiten: opsporen en vervolgen. De dag voor dit overleg is de minister van Economische Zaken met een vrij uitvoerige campagne gestart onder de naam Digibewust. In die campagne werkt een groot aantal instanties Justitie, Economische Zaken, het bedrijfsleven, de consumentenbond samen om kinderen en hun opvoeders te wijzen op de bestaande risico s en op gevaren die er kunnen schuilen in bepaalde vormen van internetgebruik. Webcams verbieden is geen optie, maar er komt binnenkort een spot op tv om te waarschuwen voor de risico s van internetgebruik. De suggestie dat het ministerie van OCW betrokken moet worden bij deze zaak heeft alle steun van de minister. Hij zal die wens doorgeven aan zijn collega-minister. Het blijft echter primair een zaak van het ministerie van VWS, dat optreedt als het coördinerende departement voor het jeugdbeleid. De minister ondersteunt activiteiten zoals die van de financiële coalitie. Hij heeft op dit moment geen behoefte om met regelgeving te komen, juist omdat er op dat terrein al veel gebeurt in Nederland. Met zijn collega s van Financiën en Economische Zaken zal hij bezien hoe dit soort activiteiten verder gestimuleerd kan worden, maar hij wijst er wel op dat het probleem met name bij instellingen ligt die hiermee niet worden bereikt. Volgens de minister valt er per definitie meer winst te behalen met de introductie van een gedragslijn, een code bij de verschillende instellingen, eventueel ondersteund door enig toezicht. Er kan op worden toegezien dat de instellingen in kwestie een zekere «due diligence» in acht nemen bij het gebruik van kanalen. Dat is effectiever dan regelgeving. Ook de minister acht dit juist in het grijze gebied de meest veelbelovende methode. Van de overheid moet niet teveel moraliteit worden verwacht. Die moet primair van maatschappelijke instellingen komen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 VI, nr. 163 6

In de onderzoeksfase mag DNA worden afgenomen in het belang van het onderzoek. Daar het hier om digitale criminaliteit gaat, is sporenonderzoek middels DNA niet aan de orde. Dat kan immers nooit in het belang van het onderzoek zijn. Iets anders is de invoering van de bepaling dat bij een veroordeling wegens misdrijven DNA afgenomen kan worden. Dat materiaal komt dan in DNA-databanken terecht en kan vergeleken worden met materiaal uit onopgeloste misdrijven. De DNA-afname is slechts een stap in een verwerkingsproces. Het materiaal moet geklasseerd en ingevoerd worden. Dat stuit op capaciteitsbeperkingen, ook bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Over het plan van aanpak terzake is al een debat gevoerd met de Kamer. Het verplichtstellen van een verklaring omtrent het gedrag voor iedereen die met kinderen werkt, acht de minister disproportioneel. Werkgevers en verenigingen kunnen een dergelijke verklaring vragen. Wil de overheid dit verplichtstellen, dan moet de minister eerst een omschrijving hebben van de verschillende functies en de branche waar het om gaat. Bij scholen kan dat nog, omdat het een vrij nauw geïdentificeerde groepering betreft. Maar de overige functies waarin men structureel in aanraking komt met kinderen, vormen een vrij diffuus geheel, verdeeld over veel verschillende werkgevers. Een algemene verplichting zou erg veel administratieve lasten veroorzaken voor een maatregel in een sector waarvan vooralsnog niet is gebleken dat daar het grote probleem ligt. De minister herhaalt, geen aanwijzing te hebben voor het bestaan van plankzaken. De uitbreiding van het KLPD-team geschiedt vooralsnog met drie personen. Verdere uitbreiding hangt af van het succes van het politiemeldpunt kinderporno. Voor de regionale recherche is kinderporno een van de vele onderwerpen waarmee rekening gehouden wordt bij beslissingen over de inzet van politiecapaciteit. Voorzover het optreden strafrechtelijk relevant is, ligt de beslissing bij de centrale leiding van het OM. Voor het overige is de prioritering in het bestaande politiebestel een kwestie van decentrale besluitvorming. Het verwijt dat er te weinig aandacht zou worden besteed aan de personen achter de websites in kwestie is onterecht. Het NFI-onderzoek betrof juist een onderzoek naar de opsporingsmethoden op internet. De internationale samenwerking is vrij goed op dit vlak. Er wordt gewerkt aan een nieuw verdrag van de Raad van Europa inzake de seksuele uitbuiting van kinderen. Het streven is om daarin specifieke bepalingen op te nemen, waarmee eventuele knelpunten kunnen worden aangepakt. Het Amsterdamse rapport over prostitutie onder Marokkaanse jongeren omvat slechts enkele bladzijden. Geconstateerd wordt dat Marokkaanse jongens in de slachtofferstatistiek oververtegenwoordigd zijn. Uit hetzelfde rapport blijkt dat er al veel onderzoek is op dat terrein, maar dat het ondanks alle cijfers moeilijk is, er een vinger achter te krijgen. Daarom wil de minister van het WODC horen wat wij wel weten en wat niet, en of er aanvullend onderzoek nodig is. Het Landelijk Informatiepunt Jeugdprostitutie is al langer bezig met het onderwerp prostitutie en praat op de dag van dit overleg met experts over de vraag hoe de aanbevelingen om te zetten en hoe om te gaan met de multiculturele aanpak van daders en slachtoffers van jeugdprostitutie. Gekeken wordt ook naar succes- en faalfactoren van lokaal jeugdprostitutiebeleid. Er is veel gaande. De minister wacht liever de uitkomst daarvan af, voordat hij allerlei onderzoeken laat uitvoeren die vermoedelijk minder noodzakelijk zijn. Groepsgericht optreden is in de praktijk al een feit, maar dat is weer een ander debat. Hier gaat het immers om slachtoffers en niet om daders. De Kamer is per brief uitgebreid ingelicht over de aanpak van risicogroepen, in het bijzonder jongeren van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst. Dat wordt ingebed in een breder programma. Op dit moment wordt er gewerkt aan een brief aan de Kamer over de bredere problematiek van Marokkaanse jongeren, inclusief de werkloosheid en signalen van Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 VI, nr. 163 7

verschillende kanten dat het probleem hier toch anders ligt dan bij andere jongeren. De risicogroepen zijn als slachtoffer en als betrokkene onderdeel van de Operatie Jong. De vraag is hoe er tot een effectievere hulpverlening kan worden gekomen. De aanbevelingen van de Operatie Jong worden in mei 2006 verwacht. De behandeling van zedendelinquenten wordt op dit moment bekeken door de Tijdelijke Commissie Onderzoek TBS. Tot voor kort bestond hier inderdaad een knelpunt. De minister meent dit knelpunt opgelost te hebben, door onder andere de AWBZ-gelden over te hevelen van VWS naar Justitie, zodat de vereiste behandelingen direct bij de ggz gekocht kunnen worden. Welke behandelprogramma s wel werken en welke niet, wordt getoetst door de daarvoor ingestelde Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, Pater-van der Meer Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie, Van Bemmel Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 300 VI, nr. 163 8