Orde van Vlaamse Balies

Vergelijkbare documenten
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

De Dublin-criteria teneinde de verantwoordelijke staat te bepalen.

Dienst uw brief van uw kenmerk Ons kenmerk datum Bijlage(n)

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 13 december 2011 in de zaak A /XIV-32.

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T

Omzendbrief betreffende de verblijfsregularisatie om medische redenen en de invloed daarvan op het recht op maatschappelijke dienstverlening

voornaamste wijzigingen vanaf 1 december 2006

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Omzendbrief betreffende de nieuwe asielprocedure en zijn gevolgen voor de maatschappelijke dienstverlening.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 31 januari 2012 in de zaak A /XIV-32.

Instructie m.b.t. de toepassing van het oude artikel 9,3 en het artikel 9bis van de vreemdelingenwet.

Hof van Cassatie van België

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 9 mei 2012 met refertenummer X.

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELAANVRAGEN

afhankelijk van hun wettelijke vertegenwoordigers en waardoor ze vaak niet zelf kunnen beslissen over de

VREEMDELINGEN. Wijzigingen in de formulieren die de gemeentebesturen moeten gebruiken

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ASIELZOEKERS

de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie en Administratieve Vereenvoudiging.

VERZOEKERS OM INTERNATIONALE BESCHERMING

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980)

Datum van inontvangstneming : 02/05/2016

Hof van Cassatie van België

Uitgeprocedeerde asielzoekers in beroep bij de Raad van State : aflevering van attesten door de Raad van State.

Meervoudige asielaanvragen

NOTA PRE-REGISTRATIE EN OPVANG BIJ MEERVOUDIGE ASIELAANVRAGEN

Indiening van een asielaanvraag... 2

KONINKLIJK BESLUIT VAN 12 OKTOBER 2010

Hof van Cassatie van België

ONTWERP VAN DECREET. tot wijziging van het decreet van 4 juni 2003 betreffende het inwerkingsbeleid

Hof van Cassatie van België

INHOUDSTAFEL. Voorwoord 3. Lijst met gebruikte afkortingen 5. Inhoudstafel 7. Hoofdstuk I Inleiding 13. Hoofdstuk II Rol van de begeleider 15

Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen.

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 12 mei 2005; A. CONTEXT VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

De nieuwe asielwetgeving VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

. ASIEL MIGRATIE

I.T. 206 ASIELPROCEDURE

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 29 april 2015 in de zaak A /XIV-35.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

WETSVOORSTEL. (Ingediend door de heer Filip De Man) TOELICHTING

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

Hof van Cassatie van België

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

TYPEFORMULIER Regularisatieaanvraag

Hof van Cassatie van België

Annulatie en schorsing Procedure volle rechtsmacht D F N F N

waarbij het cassatieberoep toelaatbaar wordt verklaard;

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie

Sociale steun/detentie / bijlage 35 tijdens beroep in het kader van een 9ter-aanvraag. Gevolgen arrest Abdida (HvJ)

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

In bezwaar of beroep

REGULARISATIE 7/2009 Samenvatting opgesteld door het advocatenkantoor

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Inhoudstafel. Omschrijving van het begrip «Asielzoeker» Stapsgewijze procedure tot de arbeidsmarkt Toegang tot sociale rechten

Hof van Cassatie van België

Ministeriële uitspraak in de beroepsprocedure met toepassing van artikel 47, 1, van de Vlaamse Wooncode betreffende de beslissing van de sociale

Rolnummer Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rechtsbijstand bij bemiddeling

II. Verloop van de rechtspleging

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002

Hof van Cassatie van België

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 3 oktober 2018 met refertenummer

Tweede Kamer der Staten-Generaal

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag,

Rolnummer Arrest nr. 39/2015 van 19 maart 2015 A R R E S T

Datum van inontvangstneming : 17/05/2016

Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 23 juli 2014 met refertenummer X.

Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.

De hervorming van de Raad van State 2014: een eerste analyse van de voornaamste nieuwigheden

Rolnummer Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Is het statuut van vluchteling verenigbaar met het statuut van terrorist? 20 september 2016

Hof van Cassatie van België

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

(B.S. 15/07/2000, p ; iwt 01/08/2000) Door het coördinatiebureau geconsolideerde tekst : versie toepasselijk vanaf 01/01/2007

Transcriptie:

Orde van Vlaamse Balies www.advocaat.be Advies OVB Evaluatie van de asielprocedure Koningsstraat 148 B 1000 Brussel T +32 (0)2 227 54 70 F +32 (0)2 227 54 79 info@advocaat.be Op vraag van de Senaatscommissie voor Binnenlandse zaken en administratieve aangelegenheden brengt de Orde van Vlaamse Balies (OVB) via haar bestuur, hierna advies uit omtrent evaluatie van de asielprocedure. 1. Preliminaire opmerkingen Twee jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving is de Orde van Vlaamse Balies ervan overtuigd dat de vooropgelegde evaluatie van de asielprocedure van essentieel belang is. De praktijk wijst immers uit dat de wetgeving en het functioneren van haar asielinstanties op een aantal vlakken kunnen verbeterd worden. Meteen verwijst de OVB naar de standpunten die tijdens de voorbereidende werkzaamheden voor de hervormingen werden overgemaakt. Uitgangspunt voor de OVB blijft ook twee jaar na de inwerkingtreding de waarborging van de fundamentele rechten van de rechtszoekende, in casu de vreemdeling. De OVB benadrukt dan ook haar zorg voor de rechten van verdediging van de vreemdeling en de nood aan wijziging van de wetgeving om optimale vrijwaring van deze rechten te voorzien. Hieronder volgt een oplijsting van pijnpunten die zich vanuit de praktijk binnen het vreemdelingenrecht laten opmerken. Preliminair wenst de OVB de nadruk te leggen op de bekommernissen aangaande de volheid van rechtsmacht van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de opname van haalbare termijnen en transparantie doorheen de gehele procedure. De Vlaamse advocatuur ervaart deze pijnpunten als cruciale hindernissen bij het uitvoeren van haar taak. De functie van de advocaat als vertrouwenspersoon en in vele gevallen enige toeverlaat van de rechtszoekende vreemdeling, kan enkel optimaal vervuld worden middels duidelijke wetgeving die de rechtszekerheid dient.

2. Bespreking per asielinstantie 2.1. Dienst voor Vreemdelingenzaken Uit de voorbereidende werken blijkt duidelijk de bedoeling van de wetgever om van het Commissariaat-generaal de enige instantie te maken die de asielaanvraag effectief behandelt. Het Commissariaat-generaal is immers de enige instantie die over onderzoeks- en opzoekingsbevoegdheden beschikt. Dit is op zich een zeer goed uitgangspunt, alleen merken we in de praktijk dat toch een groot deel van de asielaanvragen niet tot bij het Commissariaat-generaal geraakt en dus geen behandeling ten gronde krijgt maar een eindpunt kent bij de DVZ. 2.1.1. Interpretatie van het begrip nieuw element Artikel 51/8 van de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 december 1980 (hierna: Vreemdelingenwet) bepaalt dat indien voor de tweede maal asiel wordt aangevraagd, de Dienst Vreemdelingenzaken zal nagaan of nieuwe gegevens worden aangebracht die wijzen op een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. De nieuwe gegevens moeten betrekking hebben op feiten of situaties die zich hebben voorgedaan na de laatste fase in de procedure waarin de vreemdeling ze had kunnen aanbrengen. De DVZ beschikt over een uitgebreide bevoegdheid om dergelijke meervoudige asielaanvragen niet in overweging te nemen. Het aantonen van een nieuw element wordt daarbij door de DVZ geïnterpreteerd. Door de enge interpretatie worden belangrijke bewijsstukken vaak niet in overweging genomen. Tevens is geen rechte lijn te trekken in de beoordeling zelf. Deze zeer enge interpretatie van het begrip nieuw element die thans door de Dienst Vreemdelingenzaken gehanteerd wordt schaadt de rechten van de vreemdeling. Heel wat meervoudige asielaanvragen geraken niet tot bij het Commissariaat-generaal en de Dienst Vreemdelingenzaken beslist dus, zonder te beschikken over enige opzoekings- of onderzoeksbevoegdheid of het element dat aangedragen wordt door de asielzoeker een nieuw element is of niet. Bovendien staat tegen de weigering middels bijlage 13 quater geen beroep open bij een instantie met volle rechtsmacht. 2.1.2. Dublinonderzoek Tijdens het Dublin-onderzoek wordt, zoals bepaald door artikel 51/5 van de Vreemdelingenwet, vastgesteld welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De OVB betreurt de wijze waarop het Dublinonderzoek in de praktijk verloopt. Meer in het bijzonder eist de DVZ te weinig waarborgen alvorens te beslissen om een asielzoeker terug te sturen naar een land waar de asielaanvraag reeds hangende is en welk land bijgevolg verantwoordelijk is. pagina 2

Dit geeft voornamelijk problemen met landen als Polen en Griekenland waarvan men weet dat deze geen rechtszekerheid bieden wat een asielaanvraag betreft wegens de niet-toepassing van de Dublin II-verordening. 2.1.3. Communicatie De slechte communicatie die door de DVZ gevoerd wordt vormt een pertinente belemmering in het werk van de advocaten om de dossiers efficiënt op te volgen. Tevergeefs werd er meermaals bij DVZ op aangedrongen opdat de beslissingen die worden genomen in het kader van artikel 9bis en 9ter van de Vreemdelingenwet, zouden worden meegedeeld aan de advocaten die voor hun cliënten een verzoekschrift bij de dienst hebben ingediend. Zo kan het niet dat geen duidelijk bericht met beslissing en motivering naar de advocaten wordt verstuurd. De beslissing wordt door DVZ enkel medegedeeld aan het gemeentebestuur. De advocaat ontvangt enkel het bericht dat instructies zijn overgemaakt aan de gemeente. De advocaat en zijn cliënt moeten dan zelf op zoek gaan naar de inhoud van deze beslissing. Hoe kan een advocaat in dit geval zijn cliënt correct en accuraat juridisch advies geven? Hoewel dit niet de procedure an sich betreft, vraagt de OVB een wetgevend ingrijpen zodat transparantie betreffende de genomen beslissingen ook naar de advocaat toe geboden wordt. 2.1.4. Wettelijke regeling m.b.t. het statuut van de staatlozen. De beleidslijnen die DVZ hanteert om door de Rechtbank van Eerste Aanleg erkende staatlozen al dan niet te regulariseren zijn zeer onduidelijk. De Raad van State heeft ooit gesteld dat door in zijn beslissingen te stellen dat "niets belet dat de betrokkene de aanvraag indient bij de Belgische ambassade in zijn land van herkomst" de Dienst Vreemdelingenzaken blijk geeft geen rekening te houden met de omstandigheid dat de aanvrager erkend is als staatloze door een gerechtelijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden. Hoewel het statuut van staatloze op zichzelf voor de betrokkene geen recht van verblijf met zich meebrengt dient dit verblijfsrecht beoordeeld te worden in de fase ten gronde en niet in de fase van onontvankelijkheid van een aanvraag artikel 9, lid 3 Vreemdelingenwet." Arrest 136.968 van 4 november 2004. De heer Roosemont heeft tijdens een rondetafel over staatloosheid, georganiseerd door het UNHCR op 23 november 2006, een aantal krijtlijnen van het beleid van de DVZ uiteengezet (zie Revue du Droit des Etranger nr. 140 van oktober- december 2006, p.539 en 540), zo stelde hij: - dat het vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg een belangrijk element is, zij het niet het enige. - dat de vraag van belang is in hoeverre de apatride een andere nationaliteit kan verkrijgen en in hoeverre hij legaal verblijfsrecht heeft of kan bekomen in een derde land - dat rekening dient gehouden te worden met de vraag in hoeverre de betrokkene zijn staatloosheid bewust gecreëerd heeft met als enige reden verblijfsrecht in België te bekomen is ook van belang. - dat een uitspraak Rechtbank Eerste Aanleg casus-gebonden is en niet erga omnes geldt ; pagina 3

- dat openbare orde steeds een mogelijke contra-indicatie vormt voor regularisatie van verblijf; - dat in elk regularisatiedossier beslist wordt op basis van alle in het dossier aanwezige elementen, niet enkel het hoofd element (bv apatridie) Het ware wenselijk het statuut van de staatlozen wettelijk te regelen. Minstens wordt gevraagd deze beleidslijnen duidelijker te communiceren en vervolgens op transparante wijze te hanteren. 2.2. Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen 2.2.1. Gehoor Het gehoor op het CGVS zoals geregeld door de artikels 12-18 van het K.B. van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het CGVS (B.S. 27 april 2004), vormt een belangrijk moment binnen de procedure. De advocatuur ondervindt echter dat de wijze waarop deze gehoren praktisch georganiseerd worden niet optimaal is voor de vreemdeling die zich tijdens dit moment sowieso oncomfortabel voelt. Niet enkel is er soms sprake van uitputtende marathon-zittingen, maar deze verlopen tevens in zulke slechte infrastructurele omstandigheden dat het voor de betrokken partijen moeilijk is om geconcentreerd te blijven terwijl elk woord van cruciaal belang kan zijn. Van deze gehoren wordt een schriftelijke weerslag gemaakt door de interviewer. De asielzoeker zelf heeft geen enkele inspraak bij wat er genoteerd wordt. Nochtans worden deze verslagen gebruikt als basis voor de beslissing. De OVB pleit er al jaren voor dat een opname van deze gehoren dient gemaakt te worden. De weergave door de interviewer is immers per definitie subjectief. Bovendien worden door heel wat asielzoekers opmerkingen gemaakt bij de kwaliteit van de aangestelde tolken. Het opnemen van het gehoor zou een controle door een onafhankelijke derde mogelijk maken in geval van betwisting. 2.2.2. Tegensprekelijkheid van de besluitvorming Het Commissariaat-generaal beschikt over een zeer uitgebreide databank, alsook over contacten in de diverse landen van herkomst van de asielzoekers. Het gebeurt dat het Commissariaat-generaal stelt dat een bepaald stuk dat de asielzoeker voorbrengt vals is, dit zou dan blijken uit een onderzoek door de contactpersoon ter plaatse. De asielzoeker heeft evenwel geen enkele mogelijkheid om na te gaan wie dit onderzoek gevoerd heeft en hoe dit onderzoek gevoerd is. Hierdoor wordt de tegensprekelijkheid van het debat uiteraard ernstig geschonden. 2.2.3. Onderzoek naar de mogelijkheid tot toekenning van subsidiaire bescherming Met de invoering van de wet van 15 september 2006 werd aan het Commissariaat-generaal de mogelijkheid geboden om asielzoekers die niet erkend worden als vluchteling toch enige bescherming te geven, m.n. de subsidiaire bescherming. pagina 4

In de praktijk stellen we vast dat het Commissariaat-generaal van deze mogelijkheid ook effectief gebruik maakt. In de gevallen waar het Commissariaat-generaal van oordeel is dat geen subsidiaire bescherming dient verleend te worden wordt spijtig genoeg onvoldoende gemotiveerd waarom dit niet nodig is. Meestal volstaat men met te melden dat om dezelfde reden waarom de asielaanvraag wordt afgewezen ook de vraag tot subsidiaire bescherming wordt afgewezen. Voor de subsidiaire bescherming gelden evenwel andere criteria dan voor een erkenning als vluchteling. Ten einde de rechten van verdediging te waarborgen dient het Commissariaat-generaal dan ook te vermelden waarom specifiek deze subsidiaire bescherming niet mogelijk is. 2.3. Raad voor Vreemdelingenbetwistingen 2.3.1. Volheid van rechtsmacht Een belangrijk pijnpunt binnen de gehele procedure betreft de volheid van rechtsmacht van de RVV zoals bepaald door de artikels 39/69 39/77 van de Vreemdelingenwet. Zo is er enerzijds het gebrek aan volle rechtsmacht in een aantal zaken, m.n. de andere zaken dan asielzaken en anderzijds de enge interpretatie die de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen geeft aan dit begrip in de asielzaken. 2.3.1.1 Volheid van rechtsmacht in asielzaken Een volheid van rechtsmacht veronderstelt o.i. een uitgebreide onderzoek- en toetsingsbevoegdheid door de Raad en het desgevallend kunnen appreciëren en mee betrekken in haar beslissing van nieuwe feiten. Dergelijke onderzoeksmogelijkheid is slechts in beperkte mate aan de RVV toegekend wat een inperking van haar bevoegdheid betekent in vergelijking met de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen. Hiervoor wordt verwezen naar het arrest van 27 mei 2008 van het Grondwettelijk Hof (nr. 2008-081, B.S. 2 juli 2008). Het Hof besluit dat de betreffende bepaling door de RVV zo moet worden toegepast dat het de bevoegdheid met volle rechtsmacht van de Raad die kennis neemt van de beslissingen van de CGVS, niet beperkt. De voorwaarden om nieuwe gegevens ook later in de procedure in te roepen, kunnen volgens het Grondwettelijk Hof geen hindernis vormen voor de bevoegdheid met volle rechtsmacht van de RVV. De Orde van Vlaamse Balies merkt op dat dit arrest de problematiek niet heeft opgelost en verschillende vragen open laat waardoor de rechten van de verdediging geschonden worden. In de mate dat o.m. nieuwe elementen geenszins meer kunnen betrokken worden bij een verdere beoordeling, op het tijdstip van behandeling voor de Raad van Vreemdelingenbetwistingen, staat zulks op gespannen voet met de vereiste van het o.m. kunnen aanwenden van een daadwerkelijk rechtsmiddel in het licht van art. 6 lid 1 EVRM, art. 13 EVRM en in functie van art. 39 Richtlijn 2005/85/EG (Procedurerichtlijn asielzoekers). pagina 5

Artikel 6 lid 1 van het EVRM stelt naast de toegang tot de rechter ook eisen aan de rechterlijke toetsing van overheidsoptreden. Op grond van vaste jurisprudentie moet ten minste één rechterlijke instantie met volle rechtsmacht de betreffende besluiten kunnen controleren. De rechtspraak van het EHRM bevestigt dat dergelijke volle rechtsmacht betekent dat de betreffende rechter de bevoegdheid moet hebben om alle feitelijke- en rechtsvragen die betrekking hebben op het dispuut te onderzoeken (EHRM 10 februari 1983, Albert & Le Compte t. België, par. 29). De rechter moet daarbij ingaan op hetgeen een betrokkene aanvoert en heeft een motiveringsverplichting. De rechter moet daarbij kunnen oordeling over de vaststelling van de feiten als deze relevant zijn in het geschil. De controle op de bestuurlijke feitenvaststelling mag nooit zo ver gaan dat de rechter zich geheel verlaat op het oordeel van het bestuur. Artikel 13 EVRM garandeert effectieve nationale rechtsbescherming met betrekking tot de rechten neergelegd in het EVRM. Bij zeer fundamentele rechten (zoals het recht op leven en folterverbod) worden zwaardere eisen gesteld aan de rechtsbescherming zodat hieruit voor de nationale autoriteiten een (positieve) verplichting voortvloeit tot een grondig en effectief (feiten)onderzoek dat kan leiden tot het aanwijzen en mogelijk bestraffen van de verantwoordelijken en het bij dat onderzoek betrekken van de slachtoffers. De Orde van Vlaamse Balies benadrukt dat de mogelijkheid moet worden voorzien om gedurende de duur van het onderzoek stukken te kunnen toevoegen aan het dossier. Op deze manier zal de vreemdeling de mogelijkheid krijgen zijn verhaal beter te staven wanneer hij pas op een later tijdstip kan beschikken over bepaalde documenten. Tot slot impliceert volheid van rechtsmacht voor de Orde tevens de mogelijkheid voor de vreemdeling om desgevallend zijn argumenten staande de procedure te kunnen uitbreiden. 2.3.1.2 Het gebrek aan volle rechtsmacht in andere dan asielzaken In andere dan asielzaken beschikt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen slechts over een cassatiebevoegdheid. Dit maakt dat in heel wat gevallen de rechtzoekende niet beschikt over een volwaardig rechtsmiddel. Daarvoor kan verwezen worden naar wat eerder gesteld werd inzake de beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken om een asielaanvraag niet in overweging te nemen of om toepassing te maken van de Dublin II verordering. Daarnaast zijn er nog tal van andere zaken waarin een herbeoordeling van de feiten door een rechtscollege noodzakelijk is, waar dit nu ontbreekt. Denken we daarbij aan de beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken tot weigering van een visum, of de weigering van een vestigingsaanvraag. Een wettelijk ingrijpen is nodig om ook in deze zaken de rechtzoekende te laten beschikken over een effectief rechtsmiddel. pagina 6

2.3.2. Antwoord op de repliekmemorie In de huidige vreemdelingenwet wordt er aan de kandidaat vluchteling in het kader van de asielprocedure die hangende is voor de Raad voor Vreemdelingenbewistingen tegen de afwijzende beslissing van het Commissariaat Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen, niet de mogelijkheid gegeven om te antwoorden op de repliekmemorie zoals voorzien in artikel 39/69 e.v. van de Vreemdelingenwet. De verwerende partij kan het administratief dossier slechts inzien nadat de beslissing is genomen door het CGVS en vóór hijzelf beroep aantekent tegen deze beslissing. Daarna kan hij het administratief dossier maar inzien nadat een rechtsdag wordt bepaald door de RVV en vóór de dag van de zitting. Maar de kandidaat vluchteling heeft geen mogelijkheden om te antwoorden op de al dan niet nieuwe argumenten die worden aangehaald door het CGVS. Dit in tegenstelling tot het annulatieberoep tegen de beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken (Belgische Staat, Minister van Migratie- en Asielbeleid) waarbij de verzoekende partij verplicht is, indien men het vereiste belang in de procedure niet wenst te verliezen, om een replieknota op te maken. (dit overeenkomstig artikel 4, 2 van de wet van 4 mei 2007 tot wijziging van de artikelen 39/20, 39/79 en 39/81 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (B.S. 10 mei 2005, in werking getreden op 1 juni 2007.) juncto artikel 39/81 Vreemdelingenwet). In dergelijke procedures heeft de verzoekende partij weldegelijke nog de kans om te antwoorden op de argumentatie van de tegenpartij. Bijgevolg wordt in de huidige Vreemdelingenwet de rechten van verdediging van een kandidaat asielzoeker geschonden gezien deze niet meer kan antwoorden op de argumentatie van het CGVS. Daarenboven wordt ook het gelijkheidsbeginsel geschonden gezien dit wel mogelijk is m.b.t. de annulatieberoepen. 2.3.3. Kosteloze rechtspleging De installatie van een bureau voor kosteloze rechtspleging op het niveau van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is noodzakelijk. Weliswaar dienen geen rolrechten betaald te worden, maar vaak dient beroep gedaan te worden op vertalers om stukken afkomstig uit het land van herkomst te vertalen. Thans dient beroep gedaan te worden op de Rechtbank van Eerste Aanleg, wat een zeer omslachtig en zeer tijdrovende procedure is. Vaak is het dan ook niet mogelijk om binnen de termijn te beschikken over een gelegaliseerde vertaling. De OVB dringt erop aan om volledige toepassing van de kosteloze rechtspleging door te voeren. pagina 7

2.3.4. Oproepingstermijn De termijn tussen verzending van de uitnodiging en de zitting is dermate kort (artikel 39/75 Vreemdelingenwet) dat in de praktijk andere termijnen worden toegepast. De OVB stelt voor dat deze termijn van 30 dagen, zoals in de praktijk gehanteerd, ook in de wet zou worden ingeschreven. 2.3.5. Termijnen De Wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (B.S. 6 oktober 2006) voorzag in twee verschillende termijnen om beroep in te stellen: enerzijds beroep binnen de 15 dagen voor een asielaanvraag tegen beslissing van het CGVS en binnen een termijn van 30 dagen in andere gevallen. De OVB verwijst hier naar het arrest van het Grondwettelijk Hof van 27 mei 2008 dat de bepalingen inzake de te korte termijnen heeft vernietigd. Het Grondwettelijk Hof stelde dat de termijnen voor het indienen van een beroep ten gronde bij de Raad voor Vreemdelingenbetwisting tegen een asielbeslissing en die voor het indienen van een beroep tot nietigverklaring tegen andere beslissingen gelijk. Momenteel bedragen die termijnen respectievelijk vijftien en dertig dagen (art. 39/57 Vreemdelingenwet). Voor beide procedures wordt een termijn van dertig dagen voorzien. Ook de termijn van 24 u. voor beroep bij Uiterste Dringende Noodzakelijkheid (UDN) werd vernietigd. De OVB staat achter de vooropgestelde reparatie die de termijnen merkelijk verlengt zodat deze het in de praktijk haalbaar maken dat de rechten van de vreemdeling worden gewaarborgd. 2.3.6. Verschijning ter zitting Wanneer de DVZ zijn beslissing heeft ingetrokken moet de mogelijkheid tot schriftelijke verschijning worden opengesteld. De huidige praktijk geeft aan dat bij dergelijke intrekking door de DVZ en het vervolgens niet verschijnen, het verzoek zonder belang wordt verklaard. Dit geeft een geheel vertekend beeld en doet uitschijnen dat het verzoekschrift niet meer wordt gesteund. 2.3.7. Vervollediging verzoekschrift Zoals bepaald door artikel 39/69 van de Vreemdelingenwet worden beroepen waarbij geen zes afschriften gevoegd zijn, niet op de rol geplaatst. Evenzo worden niet op de rol geplaatst: beroepen zonder afschrift van de bestreden akte of van het stuk waarbij de behandeling ter kennis is gebracht van de verzoekende partij. Men krijgt 24u. de tijd om het beroep te vervolledigen indien er iets ontbreekt. Deze korte tijdspanne voldoet niet om te kunnen regulariseren en de OVB pleit ervoor in de wet op te nemen dat een langere tijd wordt toegekend. pagina 8

2.4. Raad van State: filterprocedure Voor een beroep bij de Raad van State wordt een nieuwe filterprocedure toegepast, zoals ingevoegd door art. 8 van de Wet tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen van 15 september 2006 (B.S. 6 oktober 2006). Dit betekent dat de Raad vooraf nagaat welke beroepen toelaatbaar zijn. De Raad van State zal het asieldossier maar onderzoeken als aan één van de criteria is voldaan. De OVB kant zich tegen het gemaakte onderscheid tussen het gewone en het vreemdelingencontentieux. Het is voor de OVB onaanvaardbaar dat in vreemdelingenzaken strenge voorwaarden opgelegd worden ten einde de voorziening in cassatie toelaatbaar te verklaren, daar waar de criteria in het gewone contentieux veel soepeler zijn. Dit onderscheid leidt er immers toe dat in vreemdelingenzaken slechts manifeste schendingen van de wet of fundamentele rechten toelaatbaar zullen worden verklaard, terwijl in het gewone contentieux minder grove schendingen de zeefprocedure kunnen doorstaan. Dit onderscheid is ongegrond en niet te rechtvaardigen, zeker wanneer men uitgaat van de hoge graad van kwetsbaarheid van de betrokken categorie van rechtzoekenden. De OVB benadrukt de nood aan een mogelijkheid om in het kader van deze filterprocedure gehoord te worden. 2.5. Rechtsmiddelen: beroep bij de rechterlijke macht Artikel 71 van de vreemdelingenwet bepaalt dat tegen een maatregel tot opsluiting met het oog op repatriëring beroep kan ingesteld worden door een verzoekschrift neer te leggen bij de raadkamer van de correctionele rechtbank. Het gaat hierbij enkel om een beperkte toetsing omtrent de wettelijkheid van de opsluiting. In de praktijk doen zich echter problemen voor nu het bevel tot opsluiting meerdere malen kan hernieuwd worden na geweigerde pogingen tot repatriëring. Het verzoekschrift wordt dan telkens zonder voorwerp aangezien ondertussen een nieuw bevel tot repatriëring werd verleend. Op deze wijze wordt art. 71 uitgehold en is in de praktijk geen beroep mogelijk aangezien de genomen beslissingen aan de rechterlijke toetsing onttrokken wordt. De OVB ziet geen enkele reden om telkens een nieuw bevel te geven, zolang het eerste bevel nog van kracht is. 2.6. Terminologie De OVB wijst erop dat in de wetgeving verkeerdelijk nog melding wordt gemaakt van de achterhaalde benaming Bureau voor consultatie en verdediging (art. 35 Vreemdelingenwet). Deze moet gewijzigd worden in Bureau voor juridische bijstand. pagina 9

2.7. Discretionaire bevoegdheid minister van Binnenlandse zaken Het is essentieel in functie van het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van het vertrouwen van een burger in een overheid en in functie van een rechterlijke toetsing van alle administratieve beslissingen, dat wettelijke criteria in de wet worden aangereikt, minstens dat in het artikel 9bis van de Vreemdelingenwet een omschrijving wordt gegeven van het begrip buitengewone omstandigheden. Het overlaten van een discretionaire bevoegdheid aan de minister van Binnenlandse Zaken staat haaks op een door een rechtbank uit te oefenen wettigheidtoezicht. Transparante wetgeving veronderstelt duidelijke aflijning van begrippen en het nagenoeg uitsluiten van divergerende interpretaties. Deze discretionaire bevoegdheid rechtvaardigen vanuit de stelling dat de minister van Binnenlandse Zaken diens beslissingen motiveert (met mededeling van de rechtsmiddelen), is niet toereikend. Zo de wettelijke criteria ontbreken, zal iedere daaropvolgende motivering prima facie niet afdoende zijn. 2.8. Taalkeuze De OVB betreurt het dat een welbepaalde taal wordt opgelegd voor behandeling van de gehele procedure. Artikel 39/18 van de Vreemdelingenwet bepaalt dat in afwijking van het eerste lid, op straffe van nietontvankelijkheid, de asielzoeker het verzoekschrift en de overige procedurestukken moet indienen in de taal die is bepaald bij het indienen van de asielaanvraag overeenkomstig artikel 51/4. Wanneer de asielzoeker niet van meet af aan voor een bepaalde taal kiest, wordt hem als het ware een taal opgedrongen. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het feit dat de verspreiding van kandidaat vluchtelingen gebeurt onafhankelijk van de taal die gekozen wordt voor de procedure. Het is dan ook niet ondenkbaar dat de vreemdeling in een ander taalgebied verblijft dan de taal waarin de procedure wordt gevoerd. De Orde van Vlaamse Balies meent dat hier afbreuk wordt gedaan aan de rechten van verdediging. Het spreekt voor zich dat de asielzoeker zich de taal van zijn verblijfplaats machtig maakt en niet die van de procedure (indien dit een andere landstaal is). Hierdoor verkeert hij in de onmogelijkheid zijn eigen procedure op de voet te volgen en te begrijpen. Niettegenstaande de asielzoeker in de loop van de procedure het recht heeft zich te laten bijstaan door een tolk, heeft zijn advocaat, die mogelijk een andere landstaal spreekt dan die van de procedure, dit recht niet. De Orde van Vlaamse Balies pleit dan ook voor ongebondenheid aan de taal. pagina 10

3. Slotopmerking De OVB laat zich bij deze evaluatie leiden door praktijkervaringen van gedreven advocaten die dagdagelijks de vrij technische asielprocedure naar de praktijk omzetten. Zij zijn het die als gesprekspartner en vertrouwenspersoon ondervinden welke menselijke drama s het gevolg kunnen zijn van een genomen beslissing. Men kan in dit geval niet genoeg de nadruk leggen op de kwetsbaarheid van de betrokken categorie van rechtszoekenden. De wetgeving dient een houvast te vormen binnen het begeleidingsproces doorheen de procedure. Te korte termijnen, onhaalbare administratieve verplichtingen en weinig transparante beslissingen maken het de advocaat daarbij niet makkelijk. Evaluatie van de asielprocedure behelst verschillende aspecten. In deze nota werden de belangrijkste ervan besproken maar werd verder niet geraakt aan de vele praktische, infrastructurele en administratieve problemen die ondervonden worden bij de opvolging van deze dossiers. Het uitblijven van de omzendbrief met regularisatiecriteria is in deze bespreking niet aan de orde maar kadert wel binnen dezelfde geest van beleidskeuzes of het gebrek eraan die de rechtszekerheid van een zeer precaire groep rechtszoekenden ondermijnt. pagina 11