ACHTERUITRIJ SENSOR Bedradingsinstructies en gebruikershandleiding 1. Kenmerken Voortaan voelt u zich veilig wanneer u achteruit rijdt met uw wagen. Gemakkelijk parkeren in stad, speciaal voor kleine parkeerplaatsen (bumpertegen-bumper situatie) (= vermindering van de uw parkeertijd). Voorkomt ongelukkige aanrijdingen met dieren of mensen en vermijdt beschadiging van het voertuig door botsingen. Super brede detectiehoek ; vermijdt een zijdelingse impact ; ideaal voor het parkeren in de garage. Modern ontwerp, compact qua afmetingen, gebruikt de recentste technologie. Gemakkelijk om het comfort te verbeteren. Geen boringen nodig. Simpele bedrading en gemakkelijke installatie. De akoestische sensor is water- en stofbestendig en staat borg voor duurzaamheid. OM DE BESTE RESULTATEN TE VERKRIJGEN, GELIEVE DE HANDLEIDING AANDACHTIG TE LEZEN 15
2. Inhoud (zie figuur 1) Voor Omschrijving Aantal Opmerking werp 1 Elektronische Besturingseenheid 1 Met dubbelzijdige plakstrook (ECU) 2 Sensor met 2 meter afgeschermde 1 Met 2-pinconnector kabel 3 Sensor met 3 meter afgeschermde 1 Met 2-pinconnector kabel 4 Buzzer met 1 met PVCbedrading 1 Met 2-pinconnector 5 Voedingskabel met 2 meter PVCbedrading 1 Met 4-pinconnector (naar ECU) en 2-pinconnector (naar Buzzer) 6 Onderdelentas 1 set Bevat de volgende voorwerpen 6-1 Rubberen bescherming 2 Voor montage buffer sensor 6-2 Draadtang (kaliber #18-22) 2 Voor verbinding tussen voorziene elektrische leiding en draden van achteruitrijlichten. 6-3 Draadbinder (zwart) 3 Voor bedrading optuiging 6-4 Draadbinder (wit) 3 Voor bedrading optuiging 6-5 Houder 2 Voor sensor montage (met schroeven) 6-6 Draadbinder (klein, wit) 2 Voor bevestiging sensorkabel op houder 6-7 Zelf-tappende schroef 3 x 8mm 4 Schroefhouder vast voor bevestiging sensor 6-8 Zelf-tappende schroef 4 x 10mm 8 Schroefhouder op bumper 6-9 Dubbelzijdige plakband 4 Voor montage sensoren (verlijmd) 7 Bedradingsinstructies & Gebruikershandleiding 1 Deze handleiding NOOT : Indien u de eerste montagemethode volgt, zijn de voorwerpen 6-5 tot 6-8 niet nodig. 16
17
3. Installatie en bedrading BELANGRIJK : De montage positie van de sensors is van kritiek belang en kan rechtstreeks de werking van het systeem beïnvloeden. Montagemethode 1 (Bevestig de sensor met dubbelzijdige plakband) Stap 1 : Zoek waar u de sensors zult monteren. De meest geschikte plaats om sensors te monteren is, voor een normaal voertuig, tussen de bumper en de achterlichten. Of monteer de sensors links en rechts onder het kofferdeksel (zie Fig. 2A). Monteer de sensors niet op de bumper. Bepaal de afstand tussen de twee sensors en de afstand tot het wegdek. Stap 2 : Maak het oppervlak schoon waar u de sensors zult monteren, schuif het rubberen bescherming (voorwerp 6-1) over het onderste van de sensor en bevestig daarna de sensors met de dubbelzijdige plakband. Leid de kabels door het gat tussen de auto en het kofferdeksel in het voertuig (zie Fig. 2B) Stap 3 : Bepaal de montagepositie van de ECU en de buzzer, rekening houdend met de kabellengte en de beschikbare plaats. En vergewis u ervan dat u de buzzer kunt horen tot aan de bestuurderspositie. Bevestig de ECU en de buzzer met de meegeleverde plakband. NOOT :1. Wij bevelen deze montagemethode aan, vermits deze het gemakkelijkste is. 2. Kleef de sensor op het kofferdeksel op een hoogte van minstens 65cm, te meten vanaf het wegdek. Indien het monteeroppervlak schuin is of niet vlak, gebruik dan de bijgeleverde plakband om de montagehoek af te vlakken, zodat deze hoek zo klein mogelijk wordt. 18
Installatieschema 1 : 19
Montagemethode 2 (Bevestig de sensor met de houder) Stap 1 : Monteer de sensor en houder met de zelftappende schroef (voorwerp 6-7) plak vervolgens de kabel op de kleine openingen in de houder met draadbinder (voorwerp 6-6) (zie Fig. 2E). Zoek waar u de sensorhouders zult monteren. De meest geschikte plaats om deze te monteren is, voor een normaal voertuig, onder de bumper. Bepaal de ruimte tussen de twee sensors en de hoogte vanaf het wegdek (zie Fig. 2F) Stap 2 : Maak het oppervlak schoon waar u de sensors zult monteren, monteer de sensorhouders met de zelftappende schroeven (part item 6-8). Leid de kabels door de opening van de wagen en de bumper naar het afvoerkanaal onder het chassis of door de opening van de koffer naar binnenin de wagen. Stap 3 : Bepaal de montagepositie van de ECU en de buzzer, rekening houdende met de kabellengte en de beschikbare plaats. En vergewis u ervan dat u de buzzer kunt horen tot aan de bestuurderspositie. Bevestig de ECU en de buzzer met het meegeleverde plakband. NOOT :1. Oefen geen grote kracht uit op de sensor. 2. Bevestig de ECU en de buzzer niet buiten op de wagen. 3. Monteer de sensor met de houder op de bumper op een hoogte van minimum 30cm. De houder wordt 48 naar boven gebogen. Waar nodig kan u de houder buigen om de detectiehoek in te stellen. (Zorg ervoor dat u het wegdek niet detecteert.) 20
Installatieschema 2 : 21
Bedradingsinstructies (zie bedradingsschema Fig. 2I) 1. Er bestaan 3 vrouwelijke pluggen op de besturingseenheid (ECU). De bedrading van de voeding, de buzzer, de sensors en de ECU is als volgt. #1 Voeding & buzzer verbindingsconnector (4pin) Steek de 4 pin plug (voorwerp 5) in de 4-pinconnector op de ECU. De 2 pin plug aan de andere kant van de kabel moet verbonden worden met de 2 pin plug afkomstig van de buzzer. De "Rode" en "Zwarte" draden moeten als volgt aangesloten worden : (Rood) "+" kant van de voeding. Sluit deze aan op de "Positieve" draad van de achterlichten met behulp van een draadtang (voorwerp 6-2) (Zwart) "-" kant van de voeding. Sluit deze aan de "Negatieve" draad van de achterlichten met behulp van een draadtang (voorwerp 6-2) #2 Sensor mannelijke connector (2 pin) Plug de 2-pin mannelijke plug van de langste sensorkabel (voorwerp 3) in de 2 pin vrouwelijke connector op de ECU. #3 Sensor mannelijk connector (2 pin) Plug de 2-pin mannelijke plug van de kortste sensorkabel (voorwerp 2) in de 2 pin vrouwelijke connector op de ECU. NOOT : connectoren #2 en #3 zijn onderling verwisselbaar. 2. Nadat u de onderstaande procedures "Werking en Testen" heeft doorlopen, kunt u alle lussen samenbinden met draadbinders. 22
4. Werking en Testen Stap 1 : (Werkt de elektronische buzzer?) Nadat u alles geïnstalleerd heeft, verplaatst u de wagen naar een plaats waar er zich geen hindernissen binnen het bereik van de sensor bevinden. Start de motor van de wagen en zet de versnellingspook in de "achteruit" stand. D.w.z. "schakel het systeem AAN". De buzzer zal eenmaal biepen om de gebruiker te waarschuwen dat de werking normaal is. (De buzzer bevindt zich in de achterkoffer) NOOT : 1. Om een ontlading van de batterij te voorkomen, zet u best het systeem niet AAN tenzij de motor draait. Stap 2 : (Nakijken of het systeem verschillende specifieke geluiden maakt wanneer de wagen een hindernis nadert) Wanneer de wagen binnen een straal van 90cm van een hindernis komt, zal de elektronische buzzer met trage tussenpozen beepen om te verwittigen dat er zich dichtbij een hindernis bevindt. Wanneer deze hindernis dichter dan 60cm komt, zal de buzzer sneller beginnen te beepen. Indien deze afstand kleiner dan 40cm is, zal de buzzer continu biepen. (Zie Fig.-4A) NOOT : 1. Hou uw snelheid op minder dan 5km/uur wanneer u een hindernis nadert. 2. Wanneer u de buzzer van snelle tussenpozen hoort overgaan naar een continu beepsignaal, druk dan onmiddellijk uw rempedaal in om uw wagen te doen stoppen. 3. Bij het achteruit rijden, zal, indien de hindernis tot minder dan 40cm genaderd wordt, de buzzer overschakelen op een continu beepsignaal. Indien de hindernis zich daarna verwijdert, zal dit signaal (continue beep) aangehouden blijven tot de hindernis zich buiten het detectie bereik van 90cm bevindt. Deze hysterisfunctie komt tegemoet aan de behoefte van betere veiligheid tegemoet. 4. Indien u in achteruit op een helling gaat, kan het zijn dat dit een vals alarm teweegbrengt. Maar let toch altijd zeer goed op in deze situaties. (Zie Fig. 3B & Fig. 3C) 5. Indien u problemen ondervindt tijdens het gebruik en het testen, zie tabel "Probleemoplossing" hieronder. 6. Indien u de bovenstaande procedure succesvol heeft afgewerkt, is de installatie ten einde en is het systeem klaar voor gebruik. 23
WAT U MOET WETEN : Dit systeem is ontworpen om de bestuurder een overzicht te geven wanneer hij achteruit rijdt. Het is zeer belangrijk om te onthouden dat het systeem de aandacht van de bestuurder niet vervangt. De bestuurder mag er dus niet uitsluitend op vertrouwen. Onthoud steeds dat een veilige rijstijl de volledige verantwoordelijkheid van de bestuurder eist. Het kan in sommige omstandigheden zijn dat het systeem niet nauwkeurig reageert, of dat het detectiegebied versmald wordt. Deze omstandigheden zijn : (1) Kleine en zeer dunne voorwerpen zoals een speld en een touw (2) Conische voorwerpen (3) Hoekige, reflectieve voorwerpen (4) Katoen, sneeuw en andere hindernissen die geluidsgolven absorberen (5) Indien het element van de sensor bedekt is met sneeuw, ijs, slijk of andere voorwerpen (6) Wanneer de sensor interferenties ontvangt van andere ultrasone zenders (7) Op wegen met een slecht oppervlak, met kasseistenen, met een schuin oppervlak en wegen met hoog onkruid. 24
5. Probleemoplossing Probleem Veroorzaakt door Het probleem oplossen Er zijn bepaalde problemen met de voedingsdraden Het systeem werkt, zelfs als de versnelling niet in de "achteruit"-stand staat Er is geen buzzersignaal als de wagen in "achteruit" staat (De achteruitrij lichten zijn AAN) Twee korte "beep"- signalen in plaats van het normale "beep"-signaal van 1 seconde, van zodra u in "achteruit" schakelt. 1. De ECU krijgt geen voedingsspanning. 2. Slechte verbinding tussen de buzzer en de ECU 3. De ECU is beschadigd. 1. Slechte verbinding tussen één van de sensors en de ECU. 2. Een sensor is beschadigd. Controleer of de Rode en Zwarte draad van de 4-pin voedingsdraad aangesloten is op de achteruitrij lichten. Dit wil zeggen dat het systeem geschakeld wordt indien de wagen in "achteruit" staat. 1.Controleer de Rode en Zwarte draad van de 4 pinconnector met een multimeter. 2.Controleer of er een goede geleiding bestaat tussen de buzzer en de ECU. 3.Vervang de ECU door een nieuwe. 1.Maak de beide sensorpluggen los. Zet de pluggen elk afzonderlijk terug om zo te ontdekken welke van de sensoren het probleem veroorzaakt. 2.Controleer de geleiding tussen de plug en de connector. Indien een sensor beschadigd is, moet u die vervangen door een nieuwe sensor. 25
Probleem Veroorzaakt door Het probleem oplossen 1. Slechte verbinding tussen de sensors en de ECU. Drie korte "beep"-signalen in plaats van het normale "beep"-signaal van 1 seconde, van zodra u in "achteruit" schakelt. Er bevinden zich hindernissen achter de wagen die in achteruit staat, maar de buzzer klinkt onstabiel. De buzzer geeft vals alarm terwijl de wagen in achteruit staat en er geen hindernis bestaat. Het systeem werkt abnormaal op een bepaalde plaats, en werkt goed op een andere plaats. 2. De beide sensors zijn beschadigd. 1. De geleiding van sommige draden is niet goed. 2. Dit probleem doet zich voor in een bepaalde situatie. 1. De sensor detecteert het wegdek. 2. De sensors zijn niet vast genoeg bevestigd. 3. De plastic omhulsels van de sensors resoneren. De sensor ontvangt interferenties van een andere ultrasone zender. 1.Controleer alle bedrading om te kijken of sommige draden open zijn. Trek de sensors uit en steek ze er opnieuw in om te controleren of er goed contact is. 2.Indien een of twee sensoren beschadigd is of zijn, moet u die vervangen door een of twee nieuwe sensors. 1.Controleer de voeding en de geleidbaarheid tussen de buzzer en de sensor met de ECU. 2.Controleer of the systeem werkt in een bepaalde situatie zoals beschreven in deze handleiding onder punt 6. "Werking" 1.Buig de houder een beetje naar omhoog en probeer opnieuw. Plaats de sensoren wat hoger indien mogelijk 2.Bevestig de sensors vast genoeg. 3.Verplaats de sensors en probeer opnieuw. In dit geval is het systeem goed, maar de interferentiebron moet verwijderd worden. 26
6. Algemene specificaties * Bedrijfs spanning : 9,6V - 16V * Vermogenverbruik : Minder dan 0,5W * Bijkomende functie : Indicatie "storing sensor" en "kortsluiting systeem" * Systeemconfiguratie : Dubbele Sensor Een besturingseenheid met twee sensors Detectiebereik : 90 ± 5 cm, 90 90 verticaal en horizontaal 27