In de leeuwenkuil. Hoe bouwde de koning van Medo Perzië zijn wereldrijk bestuurlijk gezien uit? Daniël 6:1-3 1 Darius, de Meder, ontving het koningschap toen hij ongeveer tweeënzestig jaar oud was. 2 Het behaagde Darius over het koninkrijk honderdtwintig stadhouders aan te stellen, die over heel het koninkrijk verdeeld zouden zijn, 3 en over hen drie rijksbestuurders, van wie Daniël er een was. Aan hen moesten die stadhouders verantwoording afleggen, opdat de koning niet benadeeld werd.
Wat viel bij de afwikkeling van Staatszaken op en welke gedachte ontstond bij koning Darius? Daniël 6:4 4 Toen overtrof deze Daniël de rijksbestuurders en de stadhouders, omdat er een uitzonderlijke geest in hem was. De koning overwoog hem over heel het koninkrijk aan te stellen.
Wie zagen de aanwezigheid van Daniël als een bedreiging en welk plan hadden wij opgevat? Daniël 6:5-6 5 Daarop gingen de rijk bestuurders en de stadhouders zoeken naar een grond voor een aanklacht tegen Daniël inzake het koninkrijk, maar zij konden geen enkele grond voor een aanklacht, of iets verkeerds vinden, omdat hij betrouwbaar was en er geen nalatigheid of iets verkeerds bij hem te vinden was. 6 Toen zeiden deze mannen: Wij zullen tegen deze Daniël geen enkele grond voor een aanklacht vinden, tenzij wij iets tegen hem vinden in de wet van zijn God. Daniëls vlekkeloos gedrag vergrootte de afgunst van zijn vijanden.
Met welk plan kwamen de bestuurders bij de koning en wat zou de straf bij overtreding zijn? Zie Daniël 6:7-10 Daarop bedachten de bestuurders en vorsten na een beraadslaging een plan waardoor ze hoopten de ondergang van de profeet te bewerkstelligen. Ze besloten om de koning te vragen een gebod uit te vaardigen waarbij niemand in het gehele rijk iets aan een god of een mens mocht vragen, uitgezonderd aan Darius de koning, en dit gedurende dertig dagen. Overtreding van dit gebod moest gestraft worden door de overtreder in de leeuwenkuil te werpen.
Waar maakten deze mensen gebruik van om toestemming te krijgen voor deze wet? Zie Daniël 6:5-6 Dus maakten de vorsten zulk een gebod gereed en legden dit voor aan Darius om het te ondertekenen. Door een beroep te doen op zijn ijdelheid, haalden ze hem over met de gedachte, dat de uitvoering van deze wet zijn naam en gezag veel groter zou maken. Onwetend van de sluwe bedoeling van de vorsten merkte de koning niets van hun vijandschap in dit gebod, en terwijl hij bezweek voor hun vleierij, tekende hij het bevel.
Bij wie zocht Daniël hulp en wie waren bij het huis van Daniël om te spioneren? Daniël 6:11-12 11 Toen Daniël te weten kwam dat dit bevelschrift ondertekend was, ging hij zijn huis binnen. Nu had hij in zijn boven vertrek open vensters in de richting van Jeruzalem. Op drie tijdstippen per dag ging hij op zijn knieën, bad hij en dankte hij voor het aangezicht van zijn God, precies zoals hij voordien had gedaan. 12 Toen kwamen deze mannen eensgezind bij zijn huis en troffen Daniël aan, terwijl hij bad en smeekte om genade voor het aangezicht van zijn God.
Daniël had twee keuzen. Trouw aan zijn Schepper en trouw aan de mens. Waar koos hij voor? Zie Daniël 6:11-12 Hij trachtte niet zijn daad te verbergen. Hoewel hij zich bewust was van de gevolgen van zijn trouw aan God, aarzelde hij niet. Hij wilde ter wille van hen die uit waren op zijn ondergang, het niet doen voorkomen alsof zijn verbinding met de hemel was verbroken. In alle gevallen waar de koning recht had om te gebieden, wilde Daniël gehoorzaam zijn; maar de koning en zijn wet konden hem niet afbrengen van zijn trouw aan de Koning der koningen.
Wat toonde Daniël door zijn handelswijze aan en kunnen wij leren van de keuze van Daniël? Zie Daniël 6:11-12 Op deze wijze maakte de profeet vrijmoedig, en toch rustig en nederig, bekend dat geen aardse macht het recht heeft zich te plaatsen tussen de ziel en God. Omgeven door afgodendienaars was hij een getrouwe getuige voor deze waarheid. Zijn onwankelbare trouw aan het goede was een helder schijnend licht in de zedelijke duisternis van dat heidense hof. Nog steeds vormt Daniël voor de wereld een waardig voorbeeld van christelijke onbevreesdheid en trouw.
Wanneer had de koning door dat zijn staatslieden misbruik van de situatie hadden gemaakt? Zie Daniël 6:13-15 13 Meteen kwamen zij naar voren en zeiden in de tegenwoordigheid van de koning over het verbod van de koning: Hebt u niet een verbod ondertekend dat iedereen die binnen dertig dagen een verzoek zou richten aan welke god of mens ook, behalve aan u, o koning, in de leeuwenkuil zou worden geworpen? De koning antwoordde en zei: Dat woord staat vast volgens de wet van Meden en Perzen, die niet mag worden herroepen. 14 Toen antwoordden en zeiden zij in de tegenwoordigheid van de koning: Daniël, een van de ballingen uit Juda, heeft op u, o koning, en op het verbod dat u ondertekend hebt, geen acht geslagen, maar op drie tijdstippen per dag doet hij zijn gebed. 15 Toen de koning dit woord hoorde, nam hij het zichzelf zeer kwalijk en hij zette zijn hart erop om Daniël te verlossen. Tot zonsondergang spande hij zich in om hem te redden.
Welk bevel moest de koning uitvoeren, maar naar wie verwees de koning als hoop voor Daniël? Zie Daniël 6:17 17 Toen gaf de koning bevel en men haalde Daniël en wierp hem in de leeuwenkuil. De koning nam het woord en zei tegen Daniël: Uw God, Die u voortdurend vereert Híj zal u verlossen.
Hoe bracht de koning die nacht door en welke vraag stelde de koning de volgende ochtend? Zie Daniël 6:19-21 19 Toen vertrok de koning naar zijn paleis. De nacht bracht hij vastend door. Geen enkele vorm van vermaak liet hij bij zich brengen. Zijn slaap was ver van hem geweken. 20 Vroeg in de morgen, toen het licht werd, stond de koning op. Haastig vertrok hij naar de leeuwenkuil. 21 Toen hij in de nabijheid van de kuil gekomen was, riep hij naar Daniël, met droeve stem. De koning nam het woord en zei tegen Daniël: Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, Die u voortdurend vereert, u van de leeuwen kunnen verlossen?
Kon Daniël antwoord geven op deze vraag van de koning, die Daniël in zijn hart had gesloten? Zie Daniël 6:22-23 22 Toen sprak Daniël tot de koning: O koning, leef in eeuwigheid! 23 Mijn God heeft Zijn engel gezonden en Hij heeft de muil van de leeuwen toegesloten. Ze hebben mij geen letsel toegebracht, omdat ik voor Hem onschuldig ben bevonden. Ook tegen u, o koning, heb ik geen misdaad begaan.
Toen Daniël uit de kuil was gehaald en geen letsel had, welk bevel gaf de koning vervolgens? Zie Daniël 6:24-24 24 Toen werd de koning zeer verheugd daarover, en hij beval Daniël uit de kuil te trekken. Toen Daniël uit de kuil was getrokken, werd er geen enkel letsel bij hem aangetroffen, omdat hij op zijn God had vertrouwd. 25 Vervolgens beval de koning en men haalde die mannen die Daniël openlijk hadden beschuldigd, en men wierp hen, hun kinderen en hun vrouwen, in de leeuwenkuil. Zij hadden de bodem van de kuil nog niet bereikt, of de leeuwen maakten zich van hen meester en verbrijzelden al hun beenderen.
Wat liet de koning de hele wereld weten? Zie Daniël 6:26-27 26 Toen schreef koning Darius aan alle volken, natiën en talen die op heel de aarde woonden: Moge uw vrede toenemen! 27 Er wordt door mij bevel gegeven dat men in heel het machtsgebied van mijn koninkrijk zal beven en sidderen voor het aangezicht van de God van Daniël, want Hij is de levende God, en houdt voor eeuwig stand. Zijn koninkrijk gaat niet te gronde, en Zijn heerschappij duurt tot het einde.