NIEUWSBRIEF 27 - SOCIAAL SECRETARIAAT DIENSTBETOON RSZ VERSOEPELT RICHTLIJNEN CO2-BIJDRAGE BEDRIJFSWAGENS De RSZ heeft zijn richtlijnen voor de toepassing van de patronale CO 2 -bijdrage op bedrijfsvoertuigen verregaand versoepeld vanaf het 2e kwartaal 2014. Hiermee komt de RSZ in ruime mate tegemoet aan de jarenlange vraag van de Confederatie Bouw om de toepassing te herzien, gelet op de specifieke situatie van de bouwsector. Voor heel wat bouwbedrijven kan dit zowel financieel als administratief neerkomen op een aanzienlijke lastenverlaging wat hun bedrijfswagens betreft. Voortaan maakt de RSZ een onderscheid tussen de zogenaamde utilitaire en andere voertuigen. Utilitaire voertuigen zijn voertuigen die de fiscus als lichte vracht kwalificeert. De fiscus belast hier het voordeel in hoofde van de werknemer op basis van de werkelijk waarde en niet forfaitair. Voor deze voertuigen is de CO 2 -bijdrage enkel nog verschuldigd indien de werknemer er pure privé-verplaatsingen mee doet ( s avonds, in het weekend, tijdens de vakantie,...). Het gebruik van utilitaire voertuigen door werknemers om zich van hun woonplaats naar het werk te begeven en omgekeerd is dus niet langer aan de CO 2 -bijdrage onderworpen. Bovendien wordt voor utilitaire voertuigen het privé-gebruik niet langer verondersteld. Dit betekent dat de werkgever niet meer moet bewijzen dat er geen privé-gebruik is. Het is aan de inspectiediensten om dit vast te stellen. Ook voor de andere voertuigen is er een belangrijke wijziging. Hier zijn de woon-werkverplaatsingen slechts aan de CO 2 -bijdrage onderworpen als het gaat om verplaatsingen naar een vaste plaats van tewerkstelling. Er is sprake van een vaste plaats van tewerkstelling wanneer aan de twee volgende voorwaarden is voldaan: de werknemer levert er effectief prestaties van enige omvang en hij rijdt tijdens het jaar minstens 40 dagen (al dan niet opeenvolgend) naar die plaats. Is er geen vaste plaats van tewerkstelling, dan is de CO 2 -bijdrage enkel verschuldigd als het voertuig puur privé gebruikt wordt ( s avonds, in het weekend,...). De bewijslast dat er geen dergelijk privé-gebruik is, blijft wel bij de werkgever liggen. Is er wel een vaste plaats van tewerkstelling, dan is de CO 2 -bijdrage verschuldigd tenzij voldaan is aan de voorwaarden van collectief vervoer, die niet gewijzigd zijn. Een laatste versoepeling betreft het zeer occasioneel privé-gebruik (bijvoorbeeld een werknemer die in een weekend uitzonderlijk een voertuig mag gebruiken om te verhuizen). Dit geeft geen aanleiding tot aanrekening van de CO 2 -bijdrage. De nieuwe RSZ-instructies zijn consulteerbaar via www.socialsecurity.be/instructions/nl/instructions/table_of_content/dmfa/2014-02/content/special_contributions/companycar.html Een aangifteformulier privé-gebruik bedrijfswagens kunt u terugvinden via onze website www.dienstbetoon.be - Modeldocumenten - Arbeidsovereenkomsten - 1 -
BESTRIJDING VAN DE LOONKLOOF MANNEN/VROUWEN - VERPLICHTING TOT OPSTELLING VAN EEN ANALYSEVERSLAG VOOR DE GROTERE ONDERNEMINGEN De wet ter bestrijding van de loonkloof mannen/vrouwen van 12 juli 2013 legt drie verplichtingen op aan de werkgevers: de opdeling van de loongegevens in de sociale balans volgens het geslacht van de werknemers; met deze nieuwe verplichting werd automatisch rekening gehouden bij de aanmaak van de sociale balansen door ons sociaal secretariaat het opstellen van een tweejaarlijks analyseverslag van de bezoldigingsstructuur van de mannelijke en vrouwelijke werknemers (voor de ondernemingen die ten minste 50 werknemers tewerkstellen); het voeren van een verplicht overleg om tot een genderneutraal bezoldigingsbeleid te komen (actieplan). Enkel deze eerste verplichting was onmiddellijk uitvoerbaar; voor de tweede en derde verplichting was het wachten op uitvaardiging van een koninklijk en ministerieel besluit. Dit gebeurde onlangs, waardoor beide verplichtingen nu in werking kunnen treden. Belangrijk is te noteren dat het eerste analyseverslag betrekking moeten hebben op het boekjaar dat afgesloten wordt in 2014. 1. Het analyseverslag Elke onderneming die gewoonlijk gemiddeld ten minste 50 werknemers tewerkstelt, heeft de verplichting om tweejaarlijks een analyseverslag over de bezoldigingsstructuur van de werknemers over te maken aan de ondernemingsraad. De werkgevers die ten minste 100 werknemers tewerkstellen, moeten voor het opstellen van hun analyseverslag het volledige modelformulier gebruiken. Dit analyseverslag omvat de volgende inlichtingen: de bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen. Voor de deeltijdse werknemers worden deze uitgedrukt naar voltijdse equivalenten; de patronale premies voor extralegale verzekeringen; het totaal van de andere extralegale voordelen bovenop het loon die werden toegekend aan de werknemers of een gedeelte van de werknemers. Deze inlichtingen zijn uitgesplitst volgens het geslacht van de werknemers en worden meegedeeld volgens een indeling op basis van de volgende parameters: het functieniveau ingedeeld volgens de functieklassen zoals vermeld in het functieclassificatiesysteem dat in de onderneming van toepassing is of, bij ontstentenis, de residuaire classificatie van uitvoerend personeel, kaderpersoneel en leidinggevend personeel; de anciënniteit van minder dan tien jaar, van tien tot minder dan twintig jaar en van twintig jaar of meer die door de werknemer werd opgebouwd binnen de onderneming; het kwalificatie- of opleidingsniveau van de werknemer, naargelang het diploma van een niveau is equivalent aan lager of middelbaar onderwijs, bachelor of master. - 2 -
De kleinere ondernemingen die ten minste 50 maar minder dan 100 werknemers tewerkstellen, moeten voor het opstellen van hun analyseverslag het beknopte modelformulier gebruiken. Dit analyseverslag omvat de volgende inlichtingen: de bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen. Voor de deeltijdse werknemers worden deze uitgedrukt naar voltijdse equivalenten; het totaal van de andere extralegale voordelen bovenop het loon die werden toegekend aan de werknemers of een gedeelte van de werknemers. Deze inlichtingen, telkens uitgesplitst volgens het geslacht van de werknemers, worden meegedeeld volgens een indeling op basis van de volgende parameters: de anciënniteit van minder dan tien jaar of van tien jaar of meer die door de werknemer werd opgebouwd binnen de onderneming; het kwalificatie- of opleidingsniveau van de werknemer, naargelang het diploma van een niveau is equivalent aan lager of middelbaar onderwijs, bachelor of master. De gevraagde (uitgesplitste ) inlichtingen moeten niet meegedeeld worden indien het aantal betrokken werknemers minder is dan of gelijk is aan 3. Op die manier wordt toeschrijving van loongegevens aan een individuele werknemer vermeden. 2. Voor het eerst in het boekjaar afgesloten in 2014! In principe moet het analyseverslag om de twee jaar worden opgesteld. In afwijking hiervan moet het eerste analyseverslag handelen over één enkel boekjaar en met name het boekjaar afgesloten in 2014. Daarna zal het analyseverslag om de 2 jaar verstrekt moeten worden en handelt de analyse dan ook over de bezoldiging van twee boekjaren. Wanneer opmaken? Het analyseverslag is een aanvulling op de jaarlijkse voorlichting waarbij de ondernemingsraad ingelicht wordt over de toestand en de evolutie van de onderneming tijdens het voorbije jaar, als omtrent de objectieven die in het vooruitzicht worden gesteld voor het volgende jaar, en de perspectieven voor de daaropvolgende jaren. Net zoals de jaarlijkse voorlichting moet dit analyseverslag dan ook besproken worden in de loop van de drie maanden die volgen op het afsluiten van het boekjaar. 3. Het actieplan Het analyseverslag moet overgemaakt worden aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis ervan aan de vakbondsafvaardiging. Deze oordelen op basis van dit verslag of de onderneming een genderneutraal beleid voert of niet. Is dit niet het geval, dan moet een actieplan opgesteld worden om tot een dergelijk beleid te komen. Nu de modaliteiten en modelformulieren voor het analyseverslag gekend zijn, kan dus ook deze derde verplichting die voorvloeit uit de loonkloofwet in werking treden. 4. Wettelijke referenties Wet van 12 juli 2013 ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen (B.S. 26/07/2013-2de editie). Koninklijk besluit van 25 april 2014 en Ministerieel Besluit van 25 april 2014 (B.S van 15 mei 2014, 2de editie). NIEUWE VOORWAARDEN VOOR DE TERUGBETALING VAN DE VERPLAATSINGSKOSTEN & DE MOBILITEITSVERGOEDING BOUW (PC 124) IN VOEGE VANAF 1 JULI 2014-3 -
Op 12 juni is in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf, in uitvoering van het sectoraal akkoord 2013-2014, de nieuwe CAO afgesloten met betrekking tot de terugbetaling van de verplaatsingskosten en de mobiliteitsvergoeding. Hierin zijn de volgende nieuwigheden opgenomen die op 1 juli 2014 in voege treden : 1 TERUGBETALING VERPLAATSINGSKOSTEN VANAF DE 1STE KM De terugbetaling van de verplaatsingskosten gebeurt voortaan vanaf de 1ste km in alle situaties waarbij de werknemer zich met eigen of openbaar vervoer naar het werk begeeft. De minimumafstand was al in de vorige CAO verlaten voor de verplaatsingen met de trein en in het geval de werkgever geen collectief vervoer organiseerde en de arbeider zich op vraag van de werkgever met zijn eigen vervoermiddel van bij hem thuis rechtstreeks naar de mobiele bouwplaats moest verplaatsen. De minimumafstand van 10 km werkelijke totale afstand per dag (5 km enkel) blijft wel behouden voor de betaling van de mobiliteitsvergoeding. 2 INVOERING FIETSVERGOEDING De arbeider die zich met de fiets verplaatst, ontvangt voortaan een fietsvergoeding in plaats van een terugbetaling van de reiskosten en de mobiliteitsvergoeding. Deze bedraagt EUR 0,22 per werkelijk afgelegde kilometer. 3 AFGIFTE DETAIL MOBILITEIT De nieuwe CAO verplicht de werkgever om voortaan maandelijks (in plaats van per trimester) een detail af te geven wat betreft de toegekende mobiliteitsvergoeding. Het detail vermeldt per dag het aantal werkelijk afgelegde kilometers en het toegekende bedrag. Het wordt samen met de loonfiche afgegeven. De arbeider individueel of de syndicale afvaardiging collectief kunnen de werkgever vrijstellen van deze verplichting. De akkoorden die op het niveau van de onderneming daarover in het verleden zijn afgesloten (individueel of collectief) moeten herbevestigd worden tegen 30 september 2014 (behoud of niet van de vrijstelling). Nieuwe modellen van akkoord met de syndicale afvaardiging of van individuele overeenkomst zijn beschikbaar via de website van ons sociaal secretariaat www.dienstbetoon.be - Modellen - Arbeidsovereenkomst. 4 MOBILITEITSPLAN De CAO herhaalt het engagement om op ondernemingsniveau een mobiliteitsplan uit te werken in overleg met de syndicale afvaardiging en de werknemers. Daarbij moet rekening gehouden worden met de volgende elementen: de plaats van de bouwplaats, de woonplaats van de arbeid(st)ers en de vakbekwaamheden nodig op de bouwplaats. ANPCB 218 BEDIENDEN - VERPLAATSINGSKOSTEN - VERHOGING VAN LOONPLAFOND. In het ANPCB 218 is de werkgever enkel tot tussenkomst in de verplaatsingskosten van de bedienden (PC 218) die hun eigen vervoermiddel gebruiken om naar het werk te gaan, verplicht als hun jaarlijkse brutoloon een bepaald plafond niet overschrijdt. - 4 -
Dit plafond werd vroeger vastgesteld op 24.000,-EUR maar werd op 1 juli 2014 opgetrokken tot het bedrag van 26.250,-EUR bruto. Het jaarlijkse brutoloon wordt berekend door het maandelijkse brutoloon met 12 te vermenigvuldigen en daaraan de veranderlijke loonelementen toe te voegen zoals commissielonen, premies en 13e maand. Er wordt geen rekening gehouden met onkostenvergoedingen en het dubbel vakantiegeld. Het jaarplafond geldt voor zowel voltijdse als deeltijdse bedienden (geen proratisering). Door de verhoging van het loonplafond komen er mogelijk meer bedienden in aanmerking voor een tussenkomst in de reiskosten dan vroeger. Vooral voor de bedienden die met eigen vervoer naar het werk komen en wiens brutomaandwedde tussen 1.846,-EUR en 2.019,-EUR ligt, wordt de tussenkomst in de eigen vervoerskosten nu verplicht. Wij verzoeken u om na te gaan wie van uw bedienden zich met het eigen vervoer naar het werk begeeft. Indien een tussenkomst in de reiskosten verplicht wordt, dan dient u ons dit te laten weten. Het volstaat om dit op de volgende prestatiestaat aan te duiden (met opgave van het aantal kilometers enkele afstand tussen de woon- en de werkplaats). Wij herinneren er bovendien aan dat de bijdrage van de werkgever in de verplaatsingskosten van de bedienden die het openbaar vervoer gebruiken om naar hun werk te gaan door geen enkel loonplafond beperkt wordt. STUDENTENARBEID IN DE BOUWSECTOR Met de schoolvakantieperiode voor de deur zal het aantal studenten dat in de bouw gaat tewerkgesteld worden, tijdelijk toenemen. Net zoals vroeger kan een jongere van minstens 15 jaar oud die school loopt, tijdens de vakantiemaanden als student in de bouw tewerkgesteld worden. Met volgende aspecten dient bij een tewerkstelling van een student in ieder geval rekening gehouden te worden: Er moet een studentenovereenkomst afgesloten worden. Een model van een studentenovereenkomst kan via onze website opgevraagd worden (www.dienstbetoon.be > Modeldocumenten > Arbeidsovereenkomsten). De studentenovereenkomst is een sociaal document, wat betekent dat de studentenovereenkomst niet alleen tijdens de tewerkstelling maar ook gedurende de 5 jaar die volgen op de tewerkstelling, door de werkgever moet bijgehouden worden; Voor de studenten die als arbeider in de bouw worden tewerkgesteld, geldt volgend studentenbarema vanaf 1 juli 2014: - EUR 9,775 per uur voor studenten die een bouwopleiding volgen; - EUR 8,967 per uur voor studenten die geen bouwopleiding volgen. Dit uurloon blijft tot 30 juni 2015 geldig in de bouw. In de DIMONA-aangifte aan de RSZ moeten er ten aanzien van een student een aantal specifieke aanduidingen gemaakt worden: zo moet de aard van het contract weergegeven worden, evenals het rijksregisternummer, de vermelding van de plaats van tewerkstelling, de begin- en einddatum van het contract, de nummers van de C3.2 A-controlekaarten van de lopende en de volgende maand voor een - 5 -
student-bouwvakarbeider, het aantal dagen dat de student tewerkgesteld zal worden,...; Klanten van Dienstbetoon kunnen de DIMONA-aangifte door ons laten uitvoeren. Hiervoor dient u het formulier DIMONA--aangifte (dat u terug kan vinden bij de modeldocumenten) in te vullen, en ten laatste 1 werkdag voor de indiensttreding terug aan ons te bezorgen. Voor de studenten die tijdens het jaar gedurende maximaal 50 arbeidsdagen met een studentenovereenkomst tewerkgesteld worden, geldt een beperkte onderwerping aan de RSZ: op hun loon is een solidariteitsbijdrage ten laste van de werkgever verschuldigd ten belope van 5,43%; zelf wordt de student geconfronteerd met een RSZ-inhouding van 2,71% op zijn loon. Onder deze voorwaarden moet er geen bedrijfsvoorheffing op het loon ingehouden worden; Indien de student meer dan 50 dagen per jaar werkt, zal er een RSZ-werknemersbijdrage van 13,07% moeten ingehouden worden. De werkgeversbijdrage voor de werkgever is in dit geval het normale tarief van de sociale zekerheidsbijdrage. Als werkgever kunt u een bewijs van het totaal aantal gewerkte dagen van dit jaar bij de student opvragen. De student kan dit zelf bekomen via de website: www.mysocialsecurity.be/student aan de hand van zijn elektronische identiteitskaart. Voor studenten-arbeiders is de zegelbijdrage niet meer verschuldigd (dus geen 9,12% getrouwheidszegels en/of 2,10% weerverletzegels meer); Bepaalde gevaarlijke of risicovolle taken mogen niet door een student worden uitgevoerd. Een uitgebreidere informatie over studentenarbeid in de bouwsector is op te vragen via de website www.confederatiebouw.be/antwerpen > Voor onze leden > Personeelsbeheer > Aanwerving personeel > Studenten Meer informatie? Contacteer Dienstbetoon - tel. 03/203.44.11 Indien u de DIMONA-aangifte door ons laat uitvoeren, meldt dit dan voor 15 uur aan ons op werkdagen, zodat wij de DIMONA-aangifte nog tijdig kunnen indienen bij de RSZ-diensten. DIMONA-aangiftes voor werknemers die uit dienst gaan, moeten ten laatste de werkdag na de uitdiensttreding verricht worden DIMONA-aangiftes die ons via Prisma On line worden toegezonden, worden om het uur via onze FTP-verbinding met de RSZ aan de RSZ doorgezonden (7 dagen op 7) Dienstbetoon VZW, erkend sociaal secretariaat 710 Theodoor Van Rijswijckplaats 7 bus 1 2000 Antwerpen Tel: 03 203 44 11 Fax: 03 232 63 75 Indien u deze nieuwsbrief wenst te ontvangen op een ander emailadres, vragen wij om dit te melden op ons algemeen mail-adres info@dienstbetoon.be disclaimer De verstrekte informatie wordt u op vrijwillige basis verleend. We proberen steeds de juridische actualiteit met de grootste aandacht en zorgvuldigheid te behandelen. Gelet op onze middelenverbintenis als sociaal secretariaat, wijzen we elke aansprakelijkheid af voor schade van welke vorm dan ook die voortvloeit uit het gebruik van de aangeboden informatie. De aangeboden informatie is uitsluitend bestemd voor informatievergaring. Openbaarmaking, vermenigvuldiging, verspreiding en/of verstrekking van de op deze website verstrekte informatie aan derden buiten onze wil om, is niet toegestaan. - 6 -