PGS 15: Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen

Vergelijkbare documenten
PGS 15: Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen

PGS 15: Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen

PGS 15: Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen

EVO PGS-15 Checklist

Checklist Gebruik en Opslag gevaarlijke stoffen Houtbewerking, bouwnijverheid en installatietechniek

Stappenplan PGS 15: Richtlijn voor opslag verpakte gevaarlijke stoffen

CDG-Checklist 1: Voorschriften ten aanzien van de opslag van gewasbeschermingsmiddelen uit de PGS15

PGS 15. December 2011 versie 1.0 ten opzichte van PGS 15: Dupa Veiligheidstechniek

PGS 15: Opslag verpakte gevaarlijke stoffen Versie 1.0 (september 2016) Hoi-Yee Man 12 december 2017 Open

Checklist voor Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking niet zijnde vuurwerk, nitraathoudende kunstmeststoffen en andere ontplofbare stoffen

Veilig werken met gassen en correcte opslag.

Opslag van gasflessen. (Volgens PGS 15)

De belangrijkste veranderingen in de PGS juni 2016 Dina Rezvanova Rijkswaterstaat/Infomil

6 - OPSLAG VAN GASFLESSEN

CHECKLIST OPSLAG GEVAARLIJKE STOFFEN > kg of liter. Begrippen

Themabijeenkomst VBE PGS 15. Richtlijn opslag verpakte gevaarlijke stoffen

Korte Checklist. 1. Organisatorische aspecten Zorg voor een brandveilige bedrijfsvoering!

PGS 15 in de praktijk Wanneer is een brandcompartiment PGS 15-proof?

Algemene gebruiksvoorschriften behorende bij de omgevingsvergunning voor de activiteit brandveilig gebruik.

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) 15 UT voorschriften voor opslag en omgaan met gevaarlijke stoffen en gasflessen gebaseerd op de PGS 15

Integrale controle opslag gevaarlijke stoffen. Meer dan PGS15 alleen

* UM * UM Van Andelstraat 3b. Steenbergen, 24 augustus Geachte heer/mevrouw,

L3G B.02 - Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, Bijlage 1. Toepassingsgebied/ondergrenzen en vrijstellingen PGS 15 (versie 2016)

U kunt met uw kinderen snel en goed altijd alle uitgangen bereiken

*UM * UM P. Bakker Steenbergen BV De heer P. Bakker Van Andelstraat 3b 4651 TA STEENBERGEN NB

PGS 15 OPSLAG VAN VERPAKTE GEVAARLIJKE STOFFEN. Jos van Bree QHSE Management advies.nl

BESLUIT AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING

Herziening PGS 15. CTGG-dag 27november Macco Korteweg Maris Beleidsmedewerker (transport)veiligheid

Vragenlijst controle autobedrijven

* *

Module 3. Magazijn en opslag Vraag Antwoord Mogelijke maatregelen Prioriteit Toelichting

Omgaan met gevaarlijke stoffen

(ONTWERP)BESLUIT AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING

odijmond REGIO WATERLAND

Gevaar conform de klasse zonder bijkomend gevaar. Klasse 6.1. Klasse 9. Klasse 3. Klasse 8. Klasse 5.1

CHECKLIST PROJECT TRANSPORTBEDRIJVEN

Instructie Veilig Werken met Gevaarlijke Stoffen

OPNAME-RAPPORT APK-KEURING GEBOUWEN. Opsteller. Namens. Datum onderzoek. Aanwezig Naam Namens. Naam bouwwerk. Straat. Gemeente. Bestemming bouwwerk

Basisinspectiemodule Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen (PGS 15)

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Errata bij PGS 15 d.d 28 juni 2005

Errata bij PGS 15 d.d 28 juni 2005

Actualisatie PGS 15. Dré Mevissen

SPLITSING UNITS A-1 EN A-4 WOONBOULEVARD HOOGSTAD TE VLAARDINGEN

College van Burgemeester en Wethouders van Enschede Postbus AA Enschede

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer. voor de inrichting. G. Hindriks, Oosterwijk WZ 24 H te Nieuw-Dordrecht

EXPLOSIEVEILIGHEIDSDOCUMENT Beoordeling van explosiegevaren door gas en damp van binnen arbeidsplaatsen

In dit document zijn de letterlijke teksten van relevante wetsartikelen opgenomen.

Afdeling 4.1. Op- en overslaan van gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen

Plan van aanpak 2012 Risico-inventarisatie Brandveiligheid: acties/afspraken/borging

Bijlage 1: Voorschriften. Inhoudsopgave

Controlelijst brandveiligheid kinderdagverblijven/ basisscholen Naam instelling : Locatie adres : Contactpersoon : Telefoonnummer :

Arbeidsomstandighedenregeling. Hoofdstuk 4. Veiligheid tankschepen en gevaarlijke stoffen. Paragraaf 4.1 Veiligheid aan op of in tankschepen

Brandpreventie. Werk nr Datum: HOOFDGEBOUW (2014)

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Atkqkqrorav

Transport gevaarlijke stoffen

Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen conform PGS 15 bij Elha Cosmetics BV te Burgerveen

6 Opslag van gasflessen

College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landgraaf Postbus AA Landgraaf

Overzicht maatregelen bij AIM-sessie Atbkd25i9m7

Bodem+, Kennis van bodemzaken

Controlelijst brandveiligheid

Checklist Brandveilig gebruik horecabedrijven. Gegevens van u en uw horecabedrijf. Naam Horecabedrijf. Adres

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland Postbus AW Den Haag

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Asatgpng2x2

Controlelijst brandveiligheid

Aandachtspuntenlijst PGS 15

Wat is nieuw in de PGS 15. Gerard Pouw, Kenniscentrum InfoMil Paula Bohlander, Programmamanger PGS NEN Robbert van t Veer, Antea Group

Actualisatie PGS 15. Dré Mevissen

PGS 15. Paginanummer (bijv 3 of 3.1) Soort commen -taar 1. Figuur, tabel, par, vs, 9/12 Gaastra advocaten. Leeswijzer/ inleiding

Hercontrole (Loze) brandmelding Telefoonnummer: Omschrijving voorschrift NvT NG V AP OT Vluchtwegen / uitgangen

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Sunny-Egg-Systems BV te Rogat

Explosieveiligheid in PGS 15-opslagen voor verpakte gevaarlijke stoffen

NIEUWBOUW BEDRIJFSPAND OSSEBROEKEN 13 BEILEN

V e i l i g h e i d s t e c h n i e k. www. dupa.nl info@dupa.nl +31 (0)

INSTRUCTIE INGEVOLGE ARTIKEL 10 VAN HET BESTRIJDINGSMIDDELENBESLUIT 1987 (VERPLICHT IN DE BEWAARPLAATS OP TE HANGEN)

Telefoonnummer adres

Maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit, Waarderpolder Brouwhuis B.V. Emrikweg 19 te Haarlem

Aanvraaggegevens. Publiceerbare aanvraag/melding. Aanvraagnummer Ingediend op Gefaseerd. Blokkerende onderdelen weglaten

12. Gevaarlijke stoffen: opslag, verkoop en gebruik

Aspen Opslagvoorzieningen volgens PGS 15 mei 2019

Bedrijfsbrandweer en PGS 15. Sector Milieu & Industrie: Frank Lelieveld (VRR) Geerlof Bijsterbosch (VRU)

BESCHIKKING WET MILIEUBEHEER

Protocol Bedrijfsnoodplan en bedrijfshulpverlening

SCHRIFTELIJKE RICHTLIJNEN VOLGENS HET ADR. Te nemen maatregelen in geval van een ongeval of een noodsituatie

CONTROLELIJST VEILIGHEID BIJ EVENEMENTEN

Opslag Gevaarlijke stoffen

Beantwoording nog openstaande aanvullende vragen naar aanleiding van vergunningaanvraag diverse opslagen (OLO )

Handleiding gevaarlijke stoffen voor de schoonmaakbranche

WERKEN IN BESLOTEN RUIMTEN BRON: ARBOUW

EXPLOSIEVEILIGHEIDSDOCUMENT Beoordeling van explosiegevaren door stof van installaties en arbeidsplaatsen

Samenvatting pgs: opslag gevaarlijke stoffen

Fiche 9 (Analyse): Artikel 52 van het ARAB

Voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning m.b.t. art. 2.1 lid 1 onder e Wabo (milieu)

Welkom ATEX: is het explosieveiligheidsdocument nog actueel? ATEX ATEX= Atmosphères Explosibles

Concept BHV Plan. Harpdreef ZX Etten leur

Naleven van de regels, de normaalste zaak van de wereld

NIEUWBOUW KINDERDAGVERBLIJF DE ARK AGRA MATIC BV

... V O O R S C H R I F T E N I N H O U D BEGRIPPEN...2

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland p/a DCMR Milieudienst Rijnmond Postbus 843, 3100 AV Schiedam

Transcriptie:

PGS 5: Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen Voldoet uw opslagruimte voor verpakte gevaarlijke stoffen? J NEE / Bevindingen Dow Toelichting 3.. opslaan van verpakte gevaarlijke stoffen 3..2 hoeveelheden groter dan tabel. 3..3 erkvoorraad 3..4 geen aftap of overtap werkzaamheden 3..5 lege ongereinigde verpakkingen 3.2. niet-brandgevaarlijk dak 3.2.2 Vloer, wanden en dak van onbrandbaar materiaal 3.2.3 oppervlakte van maximaal 000 m² 3.2.4 BDBO > 60 minuten Verpakte gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen moeten, vs 3.. met uitzondering van de noodzakelijke werkvoorraad, worden opgeslagen in een daarvoor bestemde. In de mogen daarnaast uitsluitend aanverwante stoffen worden opgeslagen. Van de verpakte gevaarlijke stoffen van klasse 9 moeten uitsluitend de milieugevaarlijke stoffen in een worden opgeslagen. Van de verpakte gevaarlijke stoffen van klasse 5.2 mag onder de voorwaarden van hoofdstuk 9 ten hoogste 000 kg worden opgeslagen. Gasflessen (zie hoofdstuk 6) moeten, gescheiden van overige gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen, worden opgeslagen in een aparte. De volgende klassen verpakte gevaarlijke stoffen mogen niet in de bovengenoemde aanwezig zijn: klasse (ontplofbare stoffen en voorwerpen); klasse 6.2 (infectueuze stoffen) met uitzondering van categorie I3 en I4; Voorschrift klasse 7 (radioactieve 3.. is niet van stoffen). toepassing indien de in tabel.2 genoemde hoeveelheden niet worden overschreden. Onder een werkvoorraad verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen als genoemd in voorschrift 3.. wordt verstaan de voorraad verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMRstoffen welke ten behoeve van de bedrijfsvoering/productie in een roductieruimte/werkruimte of nabij een procesinstallatie of afvulinstallatie is opgesteld. De werkvoorraad moet strikt noodzakelijk zijn; Per gevaarlijke stof mag ten hoogste één aangebroken verpakkingseenheid aanwezig zijn, plus één reserve; De werkvoorraad mag zich niet bevinden in een rijroute van vorkheftrucks of andere transportmiddelen; De werkvoorraad mag het vluchten niet belemmeren; Gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die als werkvoorraad in een productie- of werkruimte of nabij een procesinstallatie aanwezig zijn, moeten worden bewaard in deugdelijke verpakking, die bestand is tegen de desbetreffende gevaarlijke stof; Indien de werkvoorraad bestaat uit een hoeveelheid van meer dan 50 l dan moet de verpakking zijn geplaatst boven een lekbak of een gelijkwaardige voorziening. Hiervan kan worden afgeweken als (het desbetreffende deel van) de vloer van de desbetreffende productie/werkruimte ten minste vloeistofkerend is. Voor brandbare vloeistoffen is echter altijd een lekbak of een andere gelijkwaardige voorziening In een vereist. mogen geen aftap of overtapwerkzaamheden plaatsvinden. Lege, ongereinigde verpakkingen worden opgeslagen als volle verpakkingen Het dak van een mag niet brandgevaarlijk zijn conform NEN 6063 De vloer van een, een eventueel noodzakelijke afdekking van de (hoofd)draagconstructie, alsmede de afdekking aan de binnenzijde van de van wanden en dak moeten zijn vervaardigd van materiaal, beoordeeld over ten minste de eerste 0 mm van die afdekking, dat tenminste voldoet aan Euroklasse (onbrandbaar) volgens NEN-EN 350-. Een is een brandcompartiment met een oppervlakte van maximaal 000 m² De BDBO tussen een en een andere ruimte (waaronder ook een andere, veelal aangeduid als geschakelde loodsen, en naar de buitenruimte) moet ten minste 60 minuten bedragen. De wanden, het dak en de draagconstructie van de moeten een brandwerendheid van ten minste 60 minuten bezitten. Deuren, ventilatieopeningen, leidingdoorvoeren of rookluiken in deze constructie mogen geen afbreuk doen aan de vereiste brandwerendheid.

3.2.6 uitstromende vloeistoffen Indien meerdere en naast elkaar zijn gelegen moeten tevens maatregelen genomen worden om te voorkomen dat een incident zich van de ene naar de andere kan verplaatsen, bijvoorbeeld t.g.v. een uitstromende vloeistof 3.2.7 zelfsluitende deur Indien in een voorschrift is bepaald dat voor het bepalen van de vereiste BDBO een constructie met een bepaalde brandwerendheid moet zijn uitgevoerd, moet een in deze constructie aangebrachte deur zelfsluitend zijn uitgevoerd. Een dergelijke deur mag uitsluitend in geopende stand zijn vastgezet, indien een voorziening is aangebracht die in geval van brand de deur automatisch sluit 3.2.8 BDBO d.m.v. afstand 3.2.9 inpandige Voor uitpandige opslagen geldt dat: de BDBO van 60 minuten ook behaald kan worden met afstand In een inpandige mag ten hoogste: 2 500 kg verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen aanwezig zijn of 0 000 kg verpakte gevaarlijke stoffen van uitsluitend klasse 8, verpakkingsgroep II of III, zonder bijkomend gevaar aanwezig zijn. Op een verdieping van een gebouw mag maximaal 500 kg of l gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. 3.2.0 verdieping < 500 kg of liter 3.2.2 vluchten niet belemmerd 3.3 Kwaliteit vloeren De vloeren van de, laad- en losvoorziening en overslaggedeelte zijn: - vloeistofdicht uitgevoerd en voorzien van een CUR/PBV 44 aanbeveling; - vloeistofkerend uitgevoerd in combinatie met: - toezicht, aantoonbaar inspectie, onderhoud en reparatie uitgevoerd; - incidentenmanagement: o anwezigheid van absorptiemiddelen; o Opleiden / voorlichten van personeel; o Instructie van personeel (procedure incidentenmanagement is aanwezig). 3.4 kwaliteit stellingen 3.5 arding en bliksem-beveiliging 3.6 Explosieveiligheid Een mag niet in een vluchtroute zijn gelegen vs 3.2.2 en mag het vluchten niet belemmeren. Indien de producten worden opgeslagen in stellingen, moeten de stellingen aan onderstaande eisen voldoen: - bestand tegen de gevaarlijke stoffen; - niet zwaarder belast dan waarvoor de stelling is ontworpen; - de stelling is tegen aanrijden beveiligd - de stelling verkeert in een goede staat (geen vervormingen) - de stelling wordt jaarlijks visueel geïnspecteerd op doelmatigheid, juist gebruik en eventuele beschadigingen. De resultaten worden geregistreerd. Voor aarding en bliksembeveiliging wordt een apart document opgesteld. Zodra het document beschikbaar is geldt deze ook voor PGS 5. In een moeten de wettelijke eisen ten aanzien van explosieveiligheid in acht worden genomen. Deze eisen zijn in de rbeidsomstandighedenwet- en regelgeving. Een gevarenzone-indeling kan hiervan onderdeel uitmaken. UN-gekeurde verpakkingen voor brandbare stoffen in en als bedoeld in PGS 5 hoeven niet als secundaire gevarenbron te worden beschouwd. 3.7. Ventilatie ls er noodzaak is om vrijkomende dampen af te voeren uit een, moeten doeltreffende maatregelen worden genomen 3.8. Hemelwater Een in de buitenlucht gesitueerde moet zodanig zijn geconstrueerd dat hemelwater niet op de vloer van de kan geraken dan wel dat hemelwater regelmatig van de vloer kan worden verwijderd 3.9. Productopvang Een moet zodanig zijn geconstrueerd dat gelekte of gemorste gevaarlijke vloeistoffen redelijkerwijs niet uit de voorziening kunnen stromen. Daartoe moet de een opvangcapaciteit hebben van ten minste 0% van de inhoud van de grootste emballage, doch (als dat meer is) ten minste 0% van de inhoud van de totale emballage. Bij deze berekening gelden alleen vloeistoffen mee. Lege verpakkingen hoeven bij de berekening niet te worden meegenomen. 3.. Verpakking 3..2 Etikettering De verpakking van de in een aanwezige gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen moet zodanig zijn dat: niets van de inhoud uit de verpakking onvoorzien kan ontsnappen; het materiaal van de verpakking niet door gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen kan worden aangetast, dan wel met die gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen een reactie kan aangaan dan wel een verbinding kan vormen; de verpakking tegen normale behandeling bestand is. De etikettering van de in een aanwezige gevaarlijke vs 3..2 stoffen en/of CMRstoffen moet zodanig zijn dat de gevaarsaspecten van de gevaarlijke stof duidelijk tot uiting komen. 3..3 verpakking in buitenlucht 3..4 voorziening tegen beschadiging De verpakking van in de buitenlucht opgeslagen gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen moet bestand zijn tegen alle mogelijke weersinvloeden. Voorzieningen moeten zijn getroffen om beschadiging van verpakkingmateriaal ten gevolge van transportactiviteiten te voorkomen.

3.2. Onverenigbare combinaties 3.3. Gebruik 3.3.2 deugdelijke constructie 3.3.3 breekbare verpakking 3.3.4 geen gemotoriseerde transportmiddelen 3.3.5 controle op lekkages of beschadiging 3.4. morsingen niet in m-verg 3.4.2 Instructie niet in m-verg 3.4.3 maatregelen bij calamiteit 3.5. Rook- en vuurverbod niet in m-verg Verpakte gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen die met elkaar gevaarlijke reacties kunnen aangaan waarbij sterke verhoging van temperatuur of druk optreedt of waarbij gassen kunnen ontstaan die giftiger of brandbaarder zijn dan op grond van de eigenschappen van de gevaarlijkste stof van de opgeslagen stoffen is te verwachten, moeten gescheiden van elkaar worden opgeslagen. Dit voorschrift is niet van toepassing voor stoffen die vallen onder het regime van gelimiteerde hoeveelheden (LQ) of vrijgestelde hoeveelheden (E) (resp. paragraaf 3.4 en 3.5 van het DR). Indien verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen gestapeld worden opgeslagen, moet de verpakking op veilige wijze gestapeld zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de sterkte van de verpakking Pallets met verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die zijn gestapeld, moeten van een deugdelijke constructie zijn. Voor iedere wijze van verpakking moet afhankelijk van gewicht en sterkte van de verpakking een maximale stapeling worden vastgesteld Breekbare (glazen) enkelvoudige verpakking mag niet worden gestapeld In een mogen geen gemotoriseerde transportmiddelen aanwezig zijn, anders dan ten behoeve van en slechts gedurende de tijd van het laden en lossen De moet regelmatig worden gecontroleerd op lekkages of beschadiging van de aanwezige verpakkingen Gemorste of gelekte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die in een zijn vrijgekomen moeten zo snel mogelijk worden opgeruimd. Daartoe moeten in of nabij de materialen aanwezig zijn om deze stoffen te immobiliseren, te neutraliseren of te absorberen. De aard en hoeveelheid van deze materialen moeten zijn afgestemd op de aard en hoeveelheid van de opgeslagen gevaarlijke stoffen en/of CMRstoffen, en de grootte van de aanwezige verpakkingen. Indien een verpakking lekt, moet deze lekkage onmiddellijk worden verholpen, bijv. door lekkende vaten in overmaatse vaten te plaatsen. Bij lekkage moet ontwikkeling en verspreiding van giftige of explosieve stoffen of stankstoffen tot een minimum worden beperkt door doelmatige ventilatie, beperking van verspreiding van de vloeistof en snelle opname door absorptiemateriaal Ten behoeve van de veiligheid van de werknemers moet binnen de inrichting een instructie aanwezig zijn die de te nemen maatregelen bij een lekkage of een incident met gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen beschrijft. De bedrijfsleiding moet deze instructie actueel houden en werknemers hierover inlichten Op een duidelijk zichtbare plaats bij de toegang tot de inrichting of bij de portier moet een duidelijk leesbare instructie zijn aangebracht over de te nemen maatregelen in het geval van een calamiteit. Deze instructie moet gegevens bevatten van instanties of personen waarmee in het geval van een calamiteit contact moet worden Binnen een en tevens binnen een afstand van 2 m daarbuiten mag niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn. an de buitenzijde van de moet op daartoe geschikte plaatsen met betrekking tot dit verbod een pictogram overeenkomstig NEN 30 zijn aangebracht 3.5.2 Blustoestellen Voor elke 200 m2 vloeroppervlakte van een moet ten minste één draagbaar blustoestel aanwezig zijn met een vulling van ten minste 6 kg of 6 l blusstof. Het blustoestel moet tegen weersinvloeden zijn beschermd. De keuze van het type blustoestel moet zodanig zijn dat deze geschikt is om een beginnende brand van de opgeslagen stoffen te blussen 3.6. Signalering en instructie an de buitenzijde van een, nabij de toegangsdeur(en) moeten op duidelijk zichtbare plaatsen waarschuwingsborden worden geplaatst, welke het gevaar van de opgeslagen gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen aanduiden 3.6.2 MSDS Binnen de inrichting zijn veiligheidsinformatiebladen (VIB's) ook wel material safety data sheet (MSDS'en) van de gevaarlijke stoffen beschikbaar. 3.7. Vakbekwaamheid niet in m-verg Indien meer dan 2500 kg gevaarlijke stoffen worden opgeslagen, moet bij het verrichten van werkzaamheden met gevaarlijke stoffen een door het bedrijf aangesteld deskundige aanwezig zijn.

3.8. Journaal en registratie 3.9. intern noofplan niet in m-verg 3.9.2 evaluatie intern noodplan 3.20. toegankelijkheid onbevoegden 3.2. toegangsdeuren en vluchtroutes niet in m-verg niet in m-verg niet in m-verg 3.22. Noodverlichting niet in m-verg 3.23. Verwarming niet in m-verg 3.24. Nooddouche en oogspoelvoorziening 3.25. Persoonlijke beschermingsmiddel en Indien in een inrichting meer dan 2.500 kg gevaarlijke stoffen worden opgeslagen, moet van de opslag van gevaarlijke stoffen die in de inrichting aanwezig zijn een actueel journaal (met datum) worden bijgehouden. Het ligt in de inrichting ter inzage en is direct toegankelijk voor hulpverlenende diensten. Het journaal moet ten minste de volgende onderdelen bevatten: - naam; - DR-klasse en verpakkingsgroep; - UN-nummer en modelnummers van de gevaarsetiketten; - hoeveelheid van de opgeslagen stof; - bij CMR stoffen de chemische naam en de vermelding CMR - Het journaal moet zijn voorzien van een instructie met de namen en telefoonnummers van personen waarmee hulpverlenende diensten in het geval van een calamiteit contact kunnen opnemen. Het journaal moet tevens een actuele tekening bevatten waarop het volgende is aangegeven: - de lay-out van de inrichting; - de plaats van de gebouwen en de te onderscheiden activiteiten; - de plaats waar de gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen; Indien in de inrichting meer dan 0 000 kg verpakte gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen worden opgeslagen, meer dan 000 kg zeer giftige verpakte stoffen (DR-klasse 6. Verpakkingsgroep I) worden opgeslagen of gasflessen met giftig/bijtende of giftige inhoud met een totale waterinhoud van meer dan 250 l worden opgeslagen, moet in de inrichting een actueel intern noodplan aanwezig zijn, waarin de getroffen organisatorische en technische maatregelen ter bestrijding van een redelijkerwijs te verwachten ongeval of incident zijn omschreven. In het noodplan moet onder andere een lijst met telefoonnummers zijn voor gebruik bij incidenten Ten minste eenmaal per drie jaar moet het intern noodplan worden geëvalueerd, beproefd en zonodig gewijzigd. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met veranderingen die zich in de inrichting hebben voorgedaan, en met nieuwe kennis en inzichten Een open is afschermd door muren (gebouwen), hekken, sloten e.d. Indien dit niet het geval is moet het toegankelijke deel van de zijn afgeschermd door een vast en ten minste,8 m hoog hek- of gaaswerk van onbrandbaar materiaal met tenminste 2 toegangsdeuren. Indien in een de afstand van het verst gelegen punt tot de deur minder bedraagt dan 5 m, kan met één deur worden volstaan. Een toegangsdeur tot een betreedbare moet van buitenaf met een slot en sleutel of op een andere gelijkwaardige wijze afsluitbaar zijn, doch van binnenuit zonder sleutel kunnen worden geopend. Een toegangsdeur moet bij afwezigheid van deskundig personeel ter plaatse van de zijn afgesloten, tenzij de toegangsdeur verbinding geeft met een aanmaak-, verwerkings- of verkoopruimte. Een moet met ten minste twee vluchtroutes hebben, die zoveel als mogelijk in tegenoverstelde zijden zijn gesitueerd zijn. Indien in een de afstand van het verst gelegen punt tot de deur minder bedraagt dan 5 m, kan met één deur worden volstaan. Deuren in deze vluchtroute draaien niet tegen de vluchtrichting in. Een nooddeur kan geen schuifdeur zijn. Een betreedbare moet zijn voorzien van adequate noodverlichting en vluchtrouteverlichting conform NEN-EN 838 Indien verwarming plaatsvindt, moet dit door een centrale verwarmingsinstallatie of verwarmingstoestellen waarvan de verbrandingsruimte niet in open verbinding staat of kan worden gebracht met de en waarvan de delen, die in direct contact staan met deze plaats geen hogere oppervlaktetemperatuur hebben dan 250 C, en waarbij aanraking van de opgeslagen stoffen met deze delen is uitgesloten of door een verwarmingstoestel dat voldoet aan NEN 078 en aan NPR 3378-23 (nl). Indien stoffen behorende tot verpakkingsgroep I worden vs 3.24. opgeslagen, meer dan 2 500 kg verpakte gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of indien in de vorkheftrucks worden gebruikt, moeten in of nabij een betreedbare een nooddouche en een oogspoelvoorziening aanwezig zijn die te allen tijde goed bereikbaar zijn. Een nooddouche moet zijn aangesloten op het waterleidingnet en voldoende capaciteit hebben. Een oogspoelvoorziening moet: voldoende snel bereikbaar zijn in geval van een ongeval; eenvoudig bedienbaar zijn; zodanig zijn uitgevoerd dat zonodig beide ogen voldoende lang gespoeld kunnen worden; zodanig zijn uitgevoerd dat indien de ogen worden gespoeld, deze wel snel worden gereinigd, maar niet worden beschadigd. Indien in een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van een werknemer aanwezig is of kan ontstaan, moeten voor werknemers die aan dat gevaar blootstaan of kunnen blootstaan persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende aantal beschikbaar zijn en moet ervoor worden gezorgd dat werknemers, indien daartoe aanleiding is, die middelen gebruiken. Persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden onderhouden, gerepareerd en hygiënisch worden gehouden

3.26. Bedrijfshulpverlening 3.27. Hygiëne, good housekeeping niet in m-verg niet in m-verg Conform de rbeidsomstandighedenwet en het rbeidsomstandighedenbesluit vs 3.26. moet elke organisatie beschikken over een deskundige bedrijfshulpverleningsorganisatie. Het verlenen van deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening houdt in elk geval in: a. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; b. het beperken en het bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen; c. het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting; d. het alarmeren van en samenwerken met hulpverleningsorganisaties in verband met de in de onderdelen a t.m. c bedoelde bijstand. De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de voornoemde taken naar De werkgever behoren kunnen stelt regels vervullen. en procedures vast voor het omgaan met verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen, reiniging van de werkplek en persoonlijke hygiëne waaraan de medewerkers zich moeten houden. De werkgever ziet toe op de naleving van deze procedures en regels. De werkgever richt voorzieningen in en verstrekt middelen (werkkleding) aan werknemers voor een optimale hygiëne op plaatsen waar gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen aanwezig zijn. Indien op de arbeidsplaats gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen aanwezig zijn, wordt de grootst mogelijke zorgvuldigheid en ordelijkheid in acht genomen en er is sprake van 'good housekeeping'. erk- en opslagruimten worden zo schoon mogelijk gehouden. In werk- en opslagruimten wordt niet gerookt, gegeten of gedronken en geen voedsel bewaard. H 4 Opslag meer dan 0 ton 4.2. Bereikbaarheid J NEE / Bevindingen Dow Toelichting De moet goed bereikbaar zijn voor voertuigen ten behoeve van de bestrijding van calamiteiten. Toegangsdeuren tot een en eventuele aansluitpunten voor blussystemen moeten te allen tijde vrij worden gehouden. 4.3. Scheiding tussen de vakken De in een aanwezige verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen moeten in vakken zijn opgeslagen. Scheiding tussen vakken kan plaatsvinden door: een gangpad van ten minste 3,5 m, of; een scheidingsconstructie met een brandwerendheid van ten minste 30 min. 4.3.2 Scheiding tussen de vakken 4.4. Vakindeling en maximale oppervlakte 4.4.2 Vakindeling en maximale oppervlakte 4.5. Beschermingsniveau s 4.5.2 Beschermingsniveau s Indien een scheidingsconstructie tussen twee vakken is aangebracht, mogen verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen niet hoger worden gestapeld dan tot 0,5 m onder de bovenrand van een scheidingsconstructie. Bovendien mogen verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen niet worden opgeslagen binnen 0,5 m van de open zijde van het vak. Indien in een vak stoffen van klasse 3 in niet-metalen verpakking, of vloeistoffen met een vlampunt tussen 60 C en 00 C in niet-metalen verpakking zijn opgeslagen, moeten voorzieningen zijn getroffen om te voorkomen dat product of bluswater kan uitstromen naar naastgelegen vakken. De grootte van een overeenkomstig voorschrift 4.3. afgescheiden vak mag ten hoogste 300 m² bedragen In afwijking van voorschrift 3.2.3 geldt dat de vloeroppervlakte van een zoals bedoeld in dit hoofdstuk ten hoogste 2 500 m² mag bedragen In een moet, afhankelijk van de eigenschappen van de opgeslagen gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen, het verpakkingsmateriaal en de hoeveelheid opgeslagen stoffen, een bepaald zijn gerealiseerd conform tabel 4.. Bij het vaststellen van het vereiste, moeten per de in tabel 4.2 genoemde grenswaarden zijn aangehouden, waarboven met een stofklasse of verpakkingsmateriaal rekening moet worden gehouden, waarbij geldt dat in het geval van een bijkomend gevaar het gevaar met de laagste grenswaarde bepalend is.

4.6. Bluswateropvangvoorzieningen 4.6.2 Bluswateropvangvoorzieningen 4.6.3 Bluswateropvangvoorzieningen Indien in een conform voorschrift 4.5. moet zijn gerealiseerd, moet de nominale bluswateropvangcapaciteit worden bepaald met behulp van de in bijlage F vermelde parameters. Indien stoffen zijn opgeslagen van klasse 6. of een overeenkomstig bijkomend gevaar hebben, stoffen van klasse 9 (milieugevaarlijk) of CMRstoffen, moet de werkelijke grootte van de bluswateropvangvoorziening ten minste gelijk zijn aan de nominale opvangcapaciteit (00 %). Indien stoffen zijn opgeslagen van klasse 8, moet de werkelijke grootte van de bluswateropvangvoorziening ten minste 50 % bedragen van de nominale capaciteit. Indien stoffen van klasse 3 zijn opgeslagen, moet de werkelijke grootte van de bluswateropvangvoorziening ten minste 25 % bedragen van de nominale capaciteit. fhankelijk van de wijze waarop een vak is gescheiden van andere vakken moet een veiligheidsfactor worden gehanteerd (zie bijlage F). Indien in een conform voorschrift 4.5. 2 moet zijn gerealiseerd, moet de nominale bluswateropvangcapaciteit worden berekend aan de hand van inzettijd van de lokale brandweer of bedrijfsbrandweer. Indien de brandweer aantoonbaar binnen 5 min inzetbaar is, bedraagt de nominale opvangcapaciteit 0,5 m3/ m2 vak. Indien de brandweer aantoonbaar binnen 6 min inzetbaar is, bedraagt de nominale opvangcapaciteit 0,3 m3/m2 vak. fhankelijk van de wijze waarop een vak is gescheiden van andere vakken moet een veiligheidsfactor worden gehanteerd (zie bijlage F). Indien de bluswaterafvoer van meerdere en is aangesloten op één centrale opvangvoorziening kan de opvangcapaciteit worden gedimensioneerd op de grootste. Dit geldt niet indien de bluswateropvangvoorziening in de zelf is gerealiseerd. 4.7. Productopvang In de moet de productopvangcapaciteit zijn berekend aan de hand van tabel 4.3. 4.8. Brandbeveiligingsins tallaties 4.8.2 Beoordeling, certificatie en goedkeuring van brandbeveiligingsinst allaties 4.8.3 UPD bij 4.8.4 goedkeuring bevoegd gezag bij 4.8.5 inspectierapport bij 4.8.6 jaarlijkse inspectie bij Indien overeenkomstig voorschrift 4.5. in een moet zijn gerealiseerd, moet een geschikte brandbeveiligingsinstallatie aanwezig zijn die bedrijfsgereed is. Indien overeenkomstig voorschrift 4.5. in een 2 moet zijn gerealiseerd, moet een brandbeveiligingsinstallatie aanwezig zijn die bedrijfsgereed is en die ten minste bestaat uit de volgende voorzieningen en maatregelen: in de moet een snel branddetectiesysteem zijn geïnstalleerd; de lokale brandweer moet binnen 5 min inzetbaar zijn, dan wel binnen de inrichting moet een bedrijfsbrandweer aanwezig zijn; in de moet een rook- en warmteafvoerinstallatie (R) zijn aangebracht; in de inrichting moet nabij de een voorraad schuimvormend middel aanwezig zijn omdat bij een mogelijke blussing moet worden uitgegaan van toepassing van schuim; de in tabel 4.4 genoemde maximale oppervlakten voor en vakgrootte moeten worden gehanteerd. Indien in een voor verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen waarin conform voorschrift 4.5. moet zijn gerealiseerd, en waarbij een brandbeveiligingsinstallatie 2.2, 2.3, 2.4, 2.6 of 2.7 uit bijlage F is toegepast, moet de vergunninghouder beschikken over een uitgangspuntendocument (UPD) Indien in een voor verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen waarin conform voorschrift 4.5. moet zijn gerealiseerd, en waarbij een brandbeveiligingssysteem 2.5, 2.8, of 2.9 uit bijlage F is toegepast, moet de vergunninghouder alle van belang zijnde uitgangspunten ten behoeve van een goed ontwerp en/of een goede werking van het brandbeveiligingssysteem vastleggen en laten goedkeuren door het bevoegd gezag Een voor verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen waarin conform voorschrift 4.5. moet zijn gerealiseerd, en waarbij een brandbeveiligingsinstallatie 2.2, 2.3, 2.4, 2.6 of 2.7 uit bijlage F is toegepast, mag niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat een goedkeurend inspectierapport door een voor deze verrichting geaccrediteerde inspectie -instelling is afgegeven Iedere twaalf maanden na aanleg van een brandbeveiligingsinstallatie zoals bedoeld in voorschrift 4.8.5 moet door een inspectie-instelling als bedoeld in voorschrift 4.8.5 worden beoordeeld of de brandbeveiligingsinstallatie functioneert en is onderhouden conform de door het bevoegd gezag goedgekeurde uitgangspunten. De inspectierapporten zijn binnen de inrichting aanwezig. Een mag niet in gebruik zijn indien uit een inspectierapport blijkt dat een brandbeveiligingsinstallatie niet voldoet aan de door het bevoegd gezag goedgekeurde uitgangspunten zoals bedoeld in voorschrift 4.8.3. Het goedkeurend inspectierapport of het certificaat moet binnen de inrichting aanwezig zijn