Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Vergelijkbare documenten
Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2015 STUDIEBETWISTINGEN DEEL 1

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

zitting van 2 oktober 2014 rolnummer 2014/210 zitting van 16 oktober 2014 rolnummer 2014/256 zitting van 23 oktober 2014 rolnummer 2014/303

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

Zitting van 16 januari 2014 rolnummer 2013/406. Zitting van 17 februari 2014 rolnummer 2014/004. Zitting van 6 maart 2014 rolnummer 2014/008

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

Zitting van 15 januari 2015 rolnummer 2014/536. Zitting van 17 februari 2015 rolnummer 2015/019. Zitting van 21 mei 2015 rolnummer 2015/071

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Milieuhandhavingscollege

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Zitting van 16 januari 2014 rolnummer 2013/409. Zitting van 17 februari 2014 rolnummer 2014/001. Zitting van 7 maart 2014 rolnummer 2014/021

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 13 december 2011 in de zaak A /XIV-32.

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2016 STUDIEBETWISTINGEN DEEL 1

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

zitting van 12 augustus 2014 rolnummer 2014/094 zitting van 14 augustus 2014 rolnummer 2014/105 zitting van 21 augustus 2014 rolnummer 2014/110

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

U I T S P R A A K

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Leidraad voor aanvragen van vrijstellingen (EVK - EVC) Departement HB. PBA Bedrijfsmanagement: Accountancy-Fiscaliteit in avondonderwijs

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2012/06/ / 3 JULI Inzake :..., wonende te, bijgestaan door, advocaat te,

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Rolnummer 786. Arrest nr. 14/95 van 7 februari 1995 A R R E S T

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2012/157/, Inzake : de heer, wonende te, bijgestaan door Mter, advocaat te,

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Hof van Cassatie van België

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2013/10/ / 3 JULI 2013

U I T S P R A A K

II. Verloop van de rechtspleging

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2015 STUDIEBETWISTINGEN DEEL 5

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Milieuhandhavingscollege

.~": -- tot de verloning van de directeur. Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN ENERGIE, WONEN, STEDEN EN SOCIALE ECONOMIE,

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Rolnummer Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

A R R E S T. nr van 22 december 2017 in de zaak A /X tegen :

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2015 STUDIEBETWISTINGEN DEEL 6

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO / 2013 / 04 / / 8 MAART 2013., wonende te, bijgestaan door, advocaat te,

Gehoord de uiteenzetting van appellante en haar raadsman ter zitting; Gelet op de neergelegde stukken en het grievenschrift van appellante.

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO / 2013 / 03 / / 18 FEBRUARI 2013., wonende te, bijgestaan door, advocaat te,

die woonplaats kiest bij advocaat N. DE CLERCQ, kantoor houdende te BRUGGE, Stockhouderskasteel, Gerard Davidstraat 46 bus 1 tegen :

Arrêt du 28 avril 2003 dans l affaire B 2001/ Langue de la procédure : le français

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR. INBURGERING. WONEN. GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRI J DING

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Reglement betreffende de erkenning van eerder verworven competenties binnen de Universitaire Associatie Brussel

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2017/214/(...)

Transcriptie:

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 15 januari 2015 Beslissingen i.v.m. studiebetwistingen Rolnr. 2014/532-15 januari 2015... 2 Rolnr. 2014/540-15 januari 2015... 5 Rolnr. 2014/541-15 januari 2015... 8

Rolnr. 2014/532 15 januari 2015 Rolnr. 2014/532-15 januari 2015 Inzake... Verzoekende partij Tegen een beslissing van de... Verwerende partij 1. Behandeling van de zaak De zaak van... werd behandeld op de openbare zitting van 15 januari 2015. Gehoord werden: - de verzoekende partij:... - de verwerende partij:... Nadat de Raad de partijen heeft gehoord, heeft hij de zaak in beraad genomen. De Raad heeft acht geslagen op het verzoekschrift, de antwoordnota, de wederantwoordnota en de bij deze stukken toegevoegde documenten. 2. Voorwerp van het verzoekschrift Verzoeker tekent beroep aan tegen de beslissing van de vicerector studentenbeleid waarbij verzoekers intern beroep ontvankelijk, maar ongegrond werd verklaard. 3. Samenvatting van de feiten Verzoeker heeft een aanvraag tot erkenning van elders verworven competenties ingediend bij verwerende partij. Het beroep betreft de weigering van bekwaamheidsbewijzen voor de competenties met betrekking tot de opleiding master in de architectuur, behoudens voor de competenties The student is able to integrate visual and graphical competencies in the research process en The student is able to develop a research based design project. Verzoeker stelde op datum van 16 november 2014 een intern beroep in bij de vicerector studentenbeleid van de onderwijsinstelling. Bij beslissing van de vicerector studentenbeleid van 4 december 2014 werd het intern beroep ontvankelijk, maar ongegrond verklaard. De bestreden beslissing luidt dat tijdens het interview de competenties rond drie domeinen (analyse, techniek en design) werden getest, en dat daarbij zowel algemene als specifieke vragen werden gesteld, waarop de verzoeker veelal onvoldoende antwoord kon geven. De beroepsinstantie motiveert dat, hoewel niet alle competenties steeds nodig zijn in een architecturale setting, deze wel deel uitmaken van de leerdoelstellingen van de resterende opleidingsonderdelen van de master waarvoor verzoeker een vrijstelling nastreeft. Er wordt overwogen dat de kennis van de technische aspecten van bouwen, een architecturale visie en een kritische analyse van de eigen prestaties cruciaal in de opleiding zijn, dat het ingediende dossier veelal onvoldoende was en dat de beoordelingscommissie niet werd overtuigd door de toelichting die door de verzoeker werd gegeven. De bestreden beslissing stelt voorts dat de authenticiteit van de voorgelegde documenten niet in vraag gesteld werd, maar dat uit het interview is gebleken dat er onvoldoende competenties met betrekking tot constructies en Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 2

Rolnr. 2014/532 15 januari 2015 structurele aspecten in design zijn aangetoond en dat het dossier geen informatie bevat die tot het tegendeel doet besluiten. De beslissing op intern beroep werd bij e-mail van 4 december 2014 aan verzoeker overgemaakt. Bij aangetekend schrijven van 9 december 2014 diende verzoeker een verzoekschrift in bij de Raad. 4. Ontvankelijkheid van het verzoekschrift Verwerende partij maakt geen opmerkingen inzake de ontvankelijkheid van het beroep. De Raad ziet evenmin redenen om zulks ambtshalve te doen. Het beroep is ontvankelijk. 5. Grond van de zaak Uit het verzoekschrift kan worden opgemaakt dat de verzoeker zich in een enig middel beroept op de schending van het motiveringsbeginsel, in samenhang met het redelijkheidsbeginsel. Argumenten van de partijen Verzoeker stelt in essentie dat hij op basis van volgende elementen in zijn dossier aantoont de vereiste competenties te hebben behaald, en bijgevolg aan hem het diploma van architect moet worden toegekend: - portfolio als bewijs van verzoekers internationale en nationale ervaring met verwijzing naar projecten waarvoor verzoeker geheel dan wel gedeeltelijk verantwoordelijk was; - negen aanbevelingsbrieven van objectieve en onpartijdige deskundigen; - curriculum vitae met verwijzing naar opleiding (o.a. Palestijns diploma bachelor gelijkgesteld met de Vlaamse graad van bachelor in de architectuur), ervaring, competenties en vaardigheden; - masterdiploma in Urban Studies; - werkzaam als architect bij belangrijke Belgische architectenkantoren. Verwerende partij repliceert in de antwoordnota dat verzoeker probeert aan te tonen dat hij voldoende capaciteiten heeft om te werken als architect, maar dat zulks niet relevant is. Verwerende partij voert aan dat verzoeker nalaat de beoordeling te weerleggen dat hij bepaalde competenties niet bezit. Zij wijst erop dat het in de EVC-procedure op de verzoekende partij aankomt om aan te tonen bepaalde competenties, verbonden aan de leerdoelstellingen van opleidingsonderdelen uit de master in de architectuur, te hebben verworven. Verzoeker werd er, volgens verwerende partij, op gewezen dat er verworven competenties moeten aangetoond worden die verband houden met de afgesproken opleidingsonderdelen, wat verzoeker heeft nagelaten te doen. Ter zitting werpt verzoeker nog op dat het redelijkheidsbeginsel is geschonden doordat de beoordeling van de gevraagde bekwaamheidsbewijzen niet op een voldoende kwalitatieve en grondige wijze is gebeurd, in hoofdorde omdat het interview te kort was om een volledige beoordeling op te kunnen steunen. Dit middel is niet ontvankelijk, daar het niet in het verzoekschrift voor de Raad werd opgeworpen terwijl de Raad niet inziet wat verzoeker er zou kunnen hebben van weerhouden om zulks te doen. Hetzelfde geldt voor het argument van verzoeker dat de vragen van de beoordelingscommissie eerder vanuit een academisch en ingenieursperspectief werden gesteld terwijl verzoeker reeds actief is op de arbeidsmarkt en zijn antwoorden vanuit dat referentiekader heeft gegeven. Beoordeling door de Raad De Raad herinnert eraan dat hij zijn appreciatie over het al dan niet toekennen van een bewijs van bekwaamheid voor specifieke competenties niet in de plaats kan stellen van de bevoegde Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 3

Rolnr. 2014/532 15 januari 2015 instanties. De Raad kan in het licht van artikel II.291 van de Codex Hoger Onderwijs enkel nagaan of de bestreden beslissing niet onregelmatig tot stand is gekomen c.q. niet (kennelijk) onredelijk is. Een EVC-procedure is er, in tegenstelling tot de EVK-procedure, op gericht om op basis van werkervaring verworven competenties te laten erkennen, wat leidt tot een bewijs van bekwaamheid voor specifieke competenties. Op basis van een bewijs van bekwaamheid (steunende op competenties) kunnen dan vrijstellingen voor bepaalde opleidingsonderdelen bij een betrokken onderwijsinstelling worden aangevraagd en bekomen, wat dan weer een andere beoordeling is. Dit impliceert dat de EVC-beoordelingscommissie haar onderzoek en beoordeling kan en moet richten op competenties. Uit het dossier blijkt in casu dat met verzoeker een lijst van opleidingsonderdelen werd overeengekomen, waarvoor hij via de EVC-procedure de verbonden competenties wenste aan te tonen teneinde een vrijstelling te bekomen. De Raad stelt vast dat de bevoegde instantie tot het oordeel is gekomen dat verzoeker, behoudens voor 2 competenties, niet heeft aangetoond de betrokken competenties te hebben verworven. De argumentatie van verzoeker bestaat erin dat hij stelt in staat te zijn te werken als architect, maar de Raad leest in het verzoekschrift geen precieze weerlegging van de bevindingen omtrent het al dan niet verworven hebben van de competenties, noch geeft verzoeker precieze aanwijzingen waaruit blijkt dat hij de relevante competenties zou hebben bereikt. De stukken van verzoeker (algemene portfolio, een curriculum vitae, het masterdiploma in Urban Studies en referenties) zijn onvoldoende precies om het oordeel van de bevoegde instantie over de niet-toegekende bewijzen van bekwaamheid te weerleggen. Binnen de grenzen van zijn controlebevoegdheid kan de Raad niet tot het oordeel komen dat de bestreden beslissing kennelijk onredelijk is. Het enig middel is ongegrond. 1. De Raad verwerpt het beroep. BESLUIT 2. De Raad doet geen uitspraak over de kosten, aangezien hij daarvoor niet bevoegd is. Tegen dit besluit is een beroep bij de Raad van State mogelijk overeenkomstig artikel 14, 2 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en het Koninklijk Besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State. Dit beroep dient schriftelijk en aangetekend te gebeuren binnen de dertig dagen na kennisgeving van deze beslissing en ondertekend te zijn door een advocaat. Bij het beroep moeten zijn gevoegd een kopie van het aangevochten besluit, de bijgevoegde stukken dienen genummerd en geïnventariseerd te zijn, en zes eensluidend verklaarde afschriften van het beroep. Aldus beslist op 15 januari 2015 te Brussel. De voorzitter, De bijzitters, Jim Deridder Jan Geens Henri Verhaaren De secretarissen, David Keyaerts Nele Laseure Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 4

Rolnr. 2014/540 15 januari 2015 Rolnr. 2014/540-15 januari 2015 Inzake... Tegen de... Verzoekende partij Verwerende partij 1. Behandeling van de zaak De zaak van... werd behandeld op de openbare zitting van 15 januari 2015. Gehoord werden: - de verzoekende partij:... - de verwerende partij:... Nadat de Raad de partijen heeft gehoord, heeft hij de zaak in beraad genomen. De Raad heeft acht geslagen op het verzoekschrift, de antwoordnota, de wederantwoordnota en de bij deze stukken gevoegde documenten. 2. Voorwerp van het verzoekschrift Verzoekster tekent beroep aan tegen een aantal door haar betwiste beslissingen en tegen het uitblijven van een beslissing op intern beroep. 3. Samenvatting van de feiten Verzoekster was tijdens het academiejaar 2012-2013 ingeschreven in de opleiding Master in de psychologie. Bij beslissing van de directeur studentenadministratie d.d. 21 januari 2014 werd een door verzoekster gevraagde afwijking van eerder aan haar opgelegde studievoortgangsbewakingsmaatregel, met name de weigering van verdere inschrijving gedurende vijf jaar wegens het herhaaldelijk niet-slagen voor het opleidingsonderdeel..., afgewezen. Op 27 januari 2014 stelde verzoekster een intern beroep in bij de vicerector studentenbeleid van de onderwijsinstelling. Dit intern beroep werd bij beslissing van 28 januari 2014 onontvankelijk verklaard, op grond van de vaststelling dat het intern beroep buiten de decretale vervaltermijn van vijf kalenderdagen was ingesteld. Bij besluit nr. 2014/008 van 6 maart 2014 vernietigde de Raad de beroepsbeslissing op grond van de vaststelling dat de initieel bestreden beslissing de beroepsmodaliteiten niet correct had vermeld. In uitvoering van voormeld besluit van de Raad, nam de vicerector studentenbeleid op 14 maart 2014 een nieuwe beslissing, waarbij verzoeksters intern beroep ontvankelijk, maar ongegrond werd verklaard. De beroepsbeslissing bevestigde de eerste beslissing van de directeur studentenadministratie d.d. 21 januari 2014 zodat de door verzoekster gevraagde afwijking van de opgelegde studievoortgangsbewakingsmaatregel opnieuw wordt afgewezen. De beroepsbeslissing motiveerde dat de weigering werd opgelegd op basis van de vaststelling dat verzoekster gedurende de academiejaren 2009-2010, 2010-2011 en 2012-2013 was ingeschreven voor het opleidingsonderdeel..., zonder hiervoor te slagen. In de contacten Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 5

Rolnr. 2014/540 15 januari 2015 die er waren geweest met verzoekster en met haar advocaat, werden geen redenen gezien om de initiële beslissing te wijzigen. Tegen deze beslissing tekende verzoekster opnieuw beroep aan bij de Raad. Bij besluit nr. 2014/043 van 22 april 2014 verwierp de Raad het beroep als onontvankelijk wegens gebrek aan ondertekening van het verzoekschrift. Op 1 december 2014 diende verzoekster opnieuw een intern beroep in bij de vicerector studentenbeleid van de onderwijsinstelling. Zij ontvangt geen beslissing inzake dit intern beroep, en wendt zich met een verzoekschrift van 23 december 2014 opnieuw tot de Raad. 4. Ontvankelijkheid van het verzoekschrift In haar antwoordnota voert verwerende partij aan dat er geen beslissing ten aanzien van verzoekster werd genomen die aanleiding zou kunnen geven tot een interne beroepsprocedure, en dat het verzoekschrift evenmin duidelijk maakt wat thans het voorwerp zou kunnen uitmaken van een beroep bij de Raad. Hieruit meent de Raad te kunnen afleiden dat verwerende partij minstens vraagtekens plaatst bij de ontvankelijkheid van verzoeksters beroep ratione materiae. In haar wederantwoordnota spreekt verzoekster deze argumenten niet tegen. De bedenkingen van verwerende partij moeten, desnoods ambtshalve, worden bijgevallen. De Raad kan in de door partijen voorgebrachte stukken geen initiële studievoortgangsbeslissing ontwaren waartegen verzoekster nog op ontvankelijke wijze een intern beroep zou kunnen instellen. De laatste studievoortgangsbeslissing die ten aanzien van verzoekster werd genomen dateert van 21 januari 2014 en de interne bevestigende beroepsbeslissing dateert van 14 maart 2014; hierbij wordt de verdere inschrijving in de opleiding geweigerd, en die beslissing is definitief geworden na het voormelde besluit nr. 2014/043 van de Raad. De Raad kan niet anders dan vaststellen dat er daarna ten aanzien van verzoekster geen nieuwe aanvechtbare studievoortgangsbeslissing meer werd genomen, ten gevolge waarvan er evenmin enig decretaal voorgeschreven intern beroep uit te putten valt. Het door verzoekster ingestelde beroep tegen het uitblijven van een beslissing op intern beroep mist derhalve grondslag, en is zonder voorwerp. Het beroep is onontvankelijk. 1. De Raad verwerpt het beroep. BESLUIT 2. De Raad doet geen uitspraak over de kosten, aangezien hij daarvoor niet bevoegd is. Tegen dit besluit is een beroep bij de Raad van State mogelijk overeenkomstig artikel 14, 2 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en het Koninklijk Besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State. Dit beroep dient schriftelijk en aangetekend te gebeuren binnen de dertig dagen na kennisgeving van deze beslissing en ondertekend te zijn door een advocaat. Bij het beroep moeten zijn gevoegd een kopie van het aangevochten besluit, de bijgevoegde stukken dienen genummerd en geïnventariseerd te zijn, en zes eensluidend verklaarde afschriften van het beroep. Aldus beslist op 15 januari 2015 te Brussel. De voorzitter, De bijzitters, Jim Deridder Jan Geens Henri Verhaaren Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 6

Rolnr. 2014/540 15 januari 2015 De secretarissen, David Keyaerts Nele Laseure Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 7

Rolnr. 2014/541 15 januari 2015 Rolnr. 2014/541-15 januari 2015 Inzake... Hebbende als raadsman... Verzoekende partij Tegen een beslissing van de... Verwerende partij 1. Behandeling van de zaak De zaak van... werd behandeld op de openbare zitting van 15 januari 2015. Gehoord werden: - de verzoekende partij:... - de verwerende partij:... Nadat de Raad de partijen heeft gehoord, heeft hij de zaak in beraad genomen. De Raad heeft acht geslagen op het verzoekschrift, de antwoordnota, de wederantwoordnota en de bij deze stukken gevoegde documenten. 2. Voorwerp van het verzoekschrift Verzoekster tekent beroep aan tegen de beslissing van de vicerector studentenbeleid genomen in het kader van het intern beroep waarbij verzoeksters intern beroep ontvankelijk, maar ongegrond werd verklaard. 3. Samenvatting van de feiten Verzoekster is tijdens het academiejaar 2014-2015 ingeschreven in het voorbereidingsprogramma en de master in het management. Het beroep heeft betrekking op de beslissing tot het opleggen van een voorbereidingsprogramma ten belope van 10 studiepunten (twee opleidingsonderdelen) voor de opleiding master in het management. Verzoekster stelde op datum van 5 december 2014 een intern beroep in bij de vicerector studentenbeleid van de onderwijsinstelling. Bij beslissing van de vicerector studentenbeleid van 18 december 2014 werd het intern beroep ontvankelijk, maar ongegrond verklaard. De interne beroepsinstantie motiveert dat de toelatingsvoorwaarden tot de masteropleiding met ingang van het academiejaar 2011-2012 werden aangepast, en dat er enkel in overgangsmaatregelen was voorzien voor studenten die reeds voor het academiejaar 2011-2012 waren ingeschreven. Er wordt overwogen dat verzoekster in het academiejaar 2010-2011 niet was ingeschreven in de master in het management, zodat enkel de voorwaarden van toepassing konden zijn zoals die golden vanaf het academiejaar 2011-2012. De bestreden beslissing overweegt verder dat het diplomasupplement van verzoekster uit september 2013 foute informatie bevat en geen onbeperkt recht kan genereren om onder deze voorwaarden voor een bepaalde opleiding te kunnen inschrijven. Bij een inschrijving voor een bepaald academiejaar, zo stelt de bestreden beslissing, moet steeds worden voldaan aan de toelatingsvoorwaarden zoals die op dat moment van toepassing zijn. Verzoekster kon Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 8

Rolnr. 2014/541 15 januari 2015 aldus op basis van de toelatingsvoorwaarden van 2014-2015 niet rechtstreeks worden toegelaten tot de masteropleiding, en zij werd hierop gewezen tijdens twee contacten met de studietrajectbegeleider. De beslissing op intern beroep werd bij e-mail van 18 december 2014 aan verzoekster overgemaakt. Bij aangetekend schrijven van 23 december 2014 diende verzoekster een verzoekschrift in bij de Raad. 4. Ontvankelijkheid van het verzoekschrift Verwerende partij betwist niet de ontvankelijkheid van het beroep. De Raad ziet evenmin aanleiding om ter zake ambtshalve opmerkingen te maken, zodat het beroep ontvankelijk is. 5. Grond van de zaak Uit het verzoekschrift kan worden opgemaakt dat verzoekster partij zich in een enig middel beroept op de schending van het vertrouwensbeginsel, het redelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel patere legem. Argumenten van de partijen Verzoekster voert aan dat in het diplomasupplement bij haar bachelordiploma bepaalde rechten werden toegekend, met name de rechtstreekse toegang tot de master in het management (meer bepaald: zonder een voorbereidingsprogramma), die volledig in de lijn van de verwachtingen lagen. Zij stelt dat verwerende partij aldus bepaalde verwachtingen heeft gecreëerd, die zij nu schendt, waarbij er ook onvoldoende rekening werd gehouden met verzoeksters specifieke situatie. Aan de bestreden beslissing wordt ten slotte verweten dat er onvoldoende overgangsmaatregelen werden getroffen, zodat verzoekster, hoewel zij in het oude en zwaardere bachelorsprogramma haar diploma behaald heeft, onterecht een voorbereidingsprogramma moet volgen. Verwerende partij repliceert in de antwoordnota dat het diplomasupplement geen onbeperkt recht op toegang verleent tot de master in het management. Zij stelt dat verzoekster zich pas bij de start van het academiejaar 2014-2015 wenste in te schrijven hoewel ze reeds in september 2013 haar bachelordiploma heeft verworven. Verwerende partij werpt verder nog tegen dat verzoekster werd geïnformeerd over de toelatingsvoorwaarden en dat zij de toelatingsvoorwaarden heeft aanvaard door haar effectieve inschrijving. In haar wederantwoordnota voegt verzoekster nog toe dat zij haar keuze voor de minor Beleid en Economie heeft gemaakt precies omdat zij kon doorstromen naar de master in het Management. Zij besluit dat zij alle opleidingsonderdelen, met uitzondering van de bachelorproef omwille van een studie-uitwisseling in Japan, aflegde onder het oude programma dat wel toegang verschafte tot de master Management. Beoordeling Verzoekster wordt middels een nieuwe individuele bestuursbeslissing verplicht tot het volgen van een voorbereidingsprogramma. Uit de voorgebrachte stukken blijkt dat het diplomasupplement bij het diploma waarin de graad van bachelor in de taal- en regiostudies: japanologie aan de verzoekende partij wordt toegekend zijnde een individuele rechtscheppende bestuurshandeling uitdrukkelijk vermeldt dat het bachelordiploma rechtstreeks toegang verleent tot de opleiding master in het management, en dit zonder enige beperking in de tijd, zodat de iure een beslissing voorligt die verzoekster vrijstelt van het volgen van een voorbereidingsprogramma om toegang te krijgen tot de master in het management. Wat de concrete juridische draagwijdte van de vermelding en toekenning van een recht in het diplomasupplement betreft, wijst de Raad op de artikelen 3 en 3bis van het Besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot vaststelling van de vorm van de diploma s en de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 9

Rolnr. 2014/541 15 januari 2015 inhoud van het bijhorend diplomasupplement uitgereikt door de instellingen voor hoger onderwijs in Vlaanderen 1. Het diplomasupplement is onlosmakelijk met het diploma zijnde een rechtscheppende akte zelf verbonden, en in het diplomasupplement moet verplicht worden vermeld tot welke opleidingen het diploma een rechtstreekse toegang verleent. Het diploma, evenals het daarmee onlosmakelijk verbonden diplomasupplement, is dus een rechtscheppende akte, waaruit door verzoekster rechten kunnen worden geput. In die zin heeft de verwerende partij aan verzoekster een prima facie onbeperkt recht tot rechtstreekse toegang tot de master in het management toegekend. Naar oordeel van de Raad is dit toegekende recht op rechtstreekse toegang thans definitief verworven. De Raad stelt vast dat artikel... van het onderwijs- en examenreglement (verder: OER) 2013-2014 (eerste academiejaar na de uitreiking van het diploma), evenals artikel... van het OER 2014-2015 (thans gewenste inschrijvingsjaar) 2, bepaalt dat in het programmaboek de diploma s worden vermeld die rechtstreeks toegang geven tot een bepaalde masteropleiding. De vermelding in het diplomasupplement en de toekenning van het recht op rechtstreekse toegang tot de master in het management stemmen niet overeen met de in 2013 en thans geldende toelatingsvoorwaarden uit het programmaboek. De Raad is van oordeel dat deze onregelmatigheid of vergissing van verwerende partij evenwel niet dermate ernstig is, dat daarmee de beslissing tot toekenning van het recht op rechtstreekse toegang in het diplomasupplement als onbestaande beschouwd moet worden. Daarnaast ziet de Raad geen aanwijzingen van bedrog of fraude in hoofde van verzoekster. Dit alles heeft tot gevolg dat het onregelmatig toegekende recht tot rechtstreekse toegang in casu enkel nog kan worden ingetrokken of opgeheven met een nieuwe beslissing binnen de termijn waarbinnen een beroep bij de Raad mogelijk was. De Raad stelt vast dat, in alle denkbare hypotheses, de vervaltermijn voor het instellen van een extern beroep tegen het toekennen van het diploma (en daarmee onlosmakelijk verbonden, het diplomasupplement en de inhoud daarvan) is verstreken, zodat het toegekende recht op rechtstreekse toegang tot de master in het management door verwerende partij niet meer expliciet of impliciet kan worden ingetrokken of opgeheven. Met andere woorden, de beslissing tot het opleggen van een voorbereidingsprogramma, hoe miniem ook, doet minstens impliciet afbreuk aan de beslissing tot het toekennen van een recht op rechtstreekse toegang in september 2013. Er anders over oordelen zou tot gevolg hebben dat verwerende partij onbeperkt de mogelijkheid zou hebben om de door haar toegekende rechten in het gedrang te brengen, wat naar het oordeel van de Raad ingaat tegen het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van verworven rechten. Het eerste onderdeel van het middel is gegrond. Het tweede middelonderdeel kan niet tot een ruimere vernietiging leiden en kan derhalve verder onbesproken blijven. 1. Het beroep is ontvankelijk en gegrond. BESLUIT 2. De Raad vernietigt de beslissing van 18 december 2014 van de vicerector genomen in het raam van het intern beroep. 3. De bevoegde instantie van verwerende partij neemt uiterlijk op 23 januari 2015 een nieuwe beslissing rekening houdend met de hoger vermelde overwegingen. 4. De Raad verzoekt verwerende partij om hem in kennis te stellen van het gevolg dat aan het besluit wordt gegeven. 1 In uitvoering van artikel II.252 Codex Hoger Onderwijs. 2 In uitvoering van artikel II.221, 1, 7 en 8 Codex Hoger Onderwijs. Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 10

Rolnr. 2014/541 15 januari 2015 5. De Raad doet geen uitspraak over de kosten, aangezien hij daarvoor niet bevoegd is. Tegen dit besluit is een beroep bij de Raad van State mogelijk overeenkomstig artikel 14, 2 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en het Koninklijk Besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State. Dit beroep dient schriftelijk en aangetekend te gebeuren binnen de dertig dagen na kennisgeving van deze beslissing en ondertekend te zijn door een advocaat. Bij het beroep moeten zijn gevoegd een kopie van het aangevochten besluit, de bijgevoegde stukken dienen genummerd en geïnventariseerd te zijn, en zes eensluidend verklaarde afschriften van het beroep. Aldus beslist op 15 januari 2015 te Brussel. De voorzitter, De bijzitters, Jim Deridder Jan Geens Henri Verhaaren De secretarissen, David Keyaerts Nele Laseure Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen 11