Leidraad Samenwerking met publieke media-instelling

Vergelijkbare documenten
Brochure publiek-private samenwerking

Beleidsbrief publiek-private samenwerking met mediabedrijven en culturele instellingen 2012

Samenwerking van publieke Omroepen met andere partijen. De mogelijkheden op grond van de Mediawet

Praktijkhandreiking aanhakende reclame

3. Voor de relevante bepalingen wordt verwezen naar bijlage 1.

Roadshow 2017 De OLON, NLPO en het CVDM heten u van harte welkom bij de bijeenkomst voor lokale omroepen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na het opschrift van Afdeling 2.3. worden de volgende artikelen ingevoegd:

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Aard en strekking besluit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Kenmerk: / Betreft: Toestemming voor nevenactiviteit Het aanbieden van rondleidingen aan groepen door het gebouw van L1 in cluster 3

6. De activiteit is derhalve een nevenactiviteit als bedoeld in artikel 2.132, tweede lid, van de Mediawet 2008.

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit toestemming nevenactiviteiten

Besluit. A. Verloop van de procedure

Besluit toestemming nevenactiviteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

gelet op artikel 2.89, tweede lid, van de Mediawet 2008, alsmede artikel 14a, onder c, van het Mediabesluit 2008,

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure

Voorlichtingsbijeenkomst sponsoring & vermijdbare uitingen

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Feiten

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Kenmerk: / Betreft: afwijzing aanvraag nevenactiviteit Het exploiteren van twee digitale reclameschermen langs de Rijksweg.

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Aanhakende reclame. Versie 1.1 Juni 2011, Commissariaat voor de Media

Besluit toestemming nevenactiviteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Besluit toestemming nevenactiviteiten

DGP/ /

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Het Commissariaat voor de Media, gelet op de artikelen 134 en 135 van de Mediawet, gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 25331/

Voorlichting Beleidsregels nevenactiviteiten december 2015

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

gezien het daartegen op 3 september 2014, bij het Commissariaat binnengekomen op 5 september 2014, door de NOS ingediende bezwaarschrift,

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 27908/ mr. Nienke Meester +31 (0)

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer /619583

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 25868/

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 25611/

COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA Hoge Naarderweq 78 JIIII 1217 AH Hilversum Postbus BK Hilversum

4. Voor de relevante bepalingen wordt verwezen naar bijlage 1.

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

2. Bij bericht van 8 mei 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer Canon WO II 20552/

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer DGP/ /

Bij van 23 oktober 2013 heeft de NPO om goedkeuring verzocht voor de nevenactiviteit Het uitgeven van het Top 2000 magazine (editie 2013).

Bestuurlijk rechtsoordeel

2. Bij bericht van 20 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

AANGETEKEND Teleac/NOT

2. Bij berichten van 4 maart 2014 en 28 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 25745/

14 februari 2013 Nevenactiviteit toestemming het verhuren van personeel en materiaal aan derden

2. Bij bericht van 29 januari 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 27959/ mr. drs. Ronald van den Broek +31 (0)

EO t.a.v. Directie en Bestuur Postbus BA Hilversum. Geachte Directie en Bestuur,

Besluit. A. Verloop van de procedure

Bij van 8 april 2010 verzocht u ons om goedkeuring voor Deelneming in het productiebedrijf Stokvis Content B.V.

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer DGP/ /

2. Bij bericht van 24 maart 2015 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

Besluit. A. Verloop van de procedure

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer - ZKZ do mr. D. Oudenaarden (035)

Algemene Omroepvereniging AVRO t.a.v. Directie en Bestuur Postbus JA HILVERSUM. Onderwerp Beoordeling melding nevenactiviteit

Besluit. A. Verloop van de procedure

AANTEKENEN Algemene Omroepvereniging AVRO T.a.v. het bestuur Postbus JA HILVERSUM. Geacht bestuur,

Besluit. A. Verloop van de procedure

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer /618794

Hierbij ontvangt u ons besluit inzake het beschikbaar stellen van audiovisueel materiaal ten behoeve van het project Leraar24.

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer / mr. Margreet Verhoef +31 (0)

Bij van 12 oktober 2010 verzocht u ons om goedkeuring voor de nevenactiviteit verhuren van een medewerker.

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer DGP/ /

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 24582/ mr. drs. Ronald van den Broek +31 (0)

2. Bij bericht van 25 september 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

2. Bij bericht van 13 maart 2014 heeft het Commissariaat om aanvullende informatie verzocht.

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer DGP/IG/ b /614669

Transcriptie:

Leidraad Samenwerking met publieke media-instelling (Consultatie juli 2016) Commissariaat voor de Media Juli 2016 Samenwerking met publieke media-instelling 2

Hoofdlijnen De veranderingen in de mediasector volgen elkaar in hoog tempo op. Publieke mediainstellingen hebben behoefte aan samenwerking met partijen binnen en buiten het publieke bestel. De ontwikkelingen in de sector zijn voor het Commissariaat aanleiding geweest om de regels met betrekking tot samenwerkingen van en met publieke media-instellingen te herzien en de mogelijkheden om samen te werken te verruimen. In het najaar van 2015 is een aantal bijeenkomsten georganiseerd om na te gaan waar de sector behoefte aan heeft. Verschillende samenwerkingsvormen De sector heeft aangegeven dat er onduidelijkheid bestaat over de verschillende vormen van samenwerken. Wanneer ziet bijvoorbeeld een samenwerking op de realisatie van de publieke media-opdracht en wanneer niet? De Leidraad gaat in op de vijf verschillende vormen van samenwerking (en de daarbij behorende regels): I. Samenwerking in het kader van de publieke media-opdracht Samenwerkingen in de vorm van nevenactiviteiten: II. Samenwerking in de vorm van een eenmalig project III. Samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit IV. Gelijkwaardige samenwerking in de vorm van een nevenactiviteit V. Overige samenwerkingen Verruiming samenwerkingsmogelijkheden Deze Leidraad vervangt de eerdere Beleidsbrief (Beleidsbrief publiek-private samenwerking met mediabedrijven en culturele instellingen 2012) en de Brochure (Brochure publiek-private samenwerking van juli 2012) over samenwerkingen. Ten opzichte van het eerdere beleid worden in deze Leidraad de mogelijkheden om samen te werken verruimd. Zo wordt de kring van samenwerkingspartners voor eenmalige projecten en gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit verruimd. Het is voortaan voor publieke media-instellingen mogelijk om deze samenwerkingen aan te gaan met erkende onderwijsinstellingen. Op grond van de geldende regelgeving geldt deze verruiming overigens niet voor samenwerkingen in de vorm van experimentele nevenactiviteiten. Voorts wordt de duur van gelijkwaardige exclusieve samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit verruimd van drie naar vier boekjaren. Vanuit zijn kernwaarden onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid houdt het Commissariaat toezicht op samenwerkingen, zodat de belangen van publieke en private partijen zijn gewaarborgd. De Mediawet en de onderliggende regels staan een samenwerking van en met een publieke media-instelling niet in de weg. Wel gelden er regels voor samenwerkingen, waarop het Commissariaat toezicht houdt. Dit om te voorkomen dat een publieke mediainstelling bijvoorbeeld zijn redactionele onafhankelijkheid verliest of de samenwerking derden een concurrentievoordeel biedt. Samenwerking met publieke media-instelling 3

Voorbeelden en stroomschema Aan de hand van voorbeelden en een stroomschema kan snel en eenvoudig worden vastgesteld van welke vorm van samenwerken sprake is en welke regels van toepassing zijn. Samenwerking met publieke media-instelling 4

Inhoudsopgave 1. INLEIDING Aanleiding Doel Leidraad Begrippen Rol en werkwijze Commissariaat Leeswijzer Leidraad Hebt u vragen? 2. SAMENWERKING Publiek publiek Publiek privaat Samenwerking in de mediasector en het begrip publiek-private samenwerking Voorbeelden samenwerkingen (algemeen) 3. SAMENWERKINGSVORMEN EN REGELS 3.1. Vijf samenwerkingsvormen: 3.2. 1. Algemene regels publieke media-instellingen - Dienstbaarheidsverbod - Redactionele onafhankelijkheid - Sponsorregels - Verbod op aanhakende reclame 3.2.2. Regels nevenactiviteiten - Relatietoets, marktconformiteit en kostendekkendheid - Schriftelijke overeenkomst - Geen reclame voor nevenactiviteiten tijdens uitzendingen - Nadere regels - Verantwoordingsplicht 3.3. I. Samenwerking in het kader van de publieke media-opdracht - Regels - Toezicht Commissariaat (achteraf) - Voorbeelden samenwerkingen in het kader van de publieke media-opdracht 3.4 II. Samenwerking in de vorm van een eenmalig project - Verruiming van het type samenwerkingspartners - Regels: Samenwerking met publieke media-instelling 5

- Omvang en duur - Toezicht Commissariaat (achteraf) - Voorbeelden samenwerkingen in de vorm van een eenmalig project 3.5. III. Samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit - Regels: - Keuze samenwerkingspartner - Evaluatie - Omvang en duur - Toezicht Commissariaat (vooraf marginaal en achteraf) - Voorbeeld van een samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit - Register 3.6. IV. Gelijkwaardige samenwerking in de vorm van een nevenactiviteit - Verruiming van het type samenwerkingspartners - Regels: - Geen marktconformiteit en kostendekkendheid toets - Gelijkwaardigheid in geval van samenwerking met één partij - Gelijkwaardigheid in geval van samenwerking met meerdere partijen - Keuze samenwerkingspartner - Duur - Gelijkwaardige ontvlechting - Toezicht Commissariaat (vooraf en achteraf) - Voorbeelden van gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit - Register 3.7. V. Overige samenwerkingen - Regels - Toezicht Commissariaat (vooraf en achteraf) - Voorbeelden van overige samenwerkingen - Register 4. PROCEDURE Hoe, wat, wanneer 5. STROOMSCHEMA 6. JURIDISCH KADER Samenwerking met publieke media-instelling 6

1. INLEIDING Aanleiding De Leidraad samenwerking met publieke media-instelling (hierna: Leidraad) geeft informatie over verschillende vormen van samenwerkingen van en met publieke mediainstellingen. Wat mag daarbij wel en wat niet? De belangstelling voor en de behoefte aan samenwerking tussen publieke mediainstellingen en private partijen neemt de laatste jaren toe. Het Commissariaat merkt dat samenwerkingen tussen publieke media-instellingen en private partijen niet altijd van de grond komen. Dit heeft verschillende oorzaken. De sector heeft aangegeven dat meespeelt dat niet altijd duidelijk is welke regels van toepassing zijn. Doel Leidraad Het Commissariaat wil met deze Leidraad ten eerste een duidelijk overzicht bieden van de regels voor samenwerking van en met publieke media-instellingen. Deze Leidraad laat de verschillende mogelijkheden zien die de Mediawet 2008 (hierna: de Mediawet) en de daarop gebaseerde regelgeving biedt voor samenwerkingen. Naast uitleg over de regels, bevat de Leidraad voorbeelden. Deze voorbeelden en een stroomschema (zie hiervoor hoofdstuk 5) maken het mogelijk om snel en eenvoudig te beoordelen of de gewenste samenwerking in overeenstemming met regels is. Ten tweede worden in deze Leidraad de regels verruimd. Zo worden de regels voor eenmalige (samenwerkings)projecten en gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit verruimd. Op grond van deze Leidraad kunnen deze samenwerkingen ook met erkende onderwijsinstellingen worden aangegaan (te weten onderwijsinstellingen die door OCW zijn erkend en zijn opgenomen in de registers met erkende onderwijsinstellingen van OCW: zie voor informatie hierover paragraaf 3.4 en paragraaf 3.6. Daarnaast wordt de aanvankelijke duur van exclusieve samenwerkingen in de vorm van nevenactiviteiten verruimd van drie naar vier boekjaren. Begrippen De in deze Leidraad gebruikte begrippen hebben dezelfde betekenis als in de Mediawet en de daarop gebaseerde regelgeving (zie hoofdstuk 6 voor het juridisch kader). Rol en werkwijze Commissariaat Publieke media-instellingen en private partijen kunnen samenwerken. Een samenwerking moet wel passen binnen de Mediawet. Vanuit zijn kernwaarden onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid houdt het Commissariaat toezicht op de naleving van de Mediawet en de daarop gebaseerde regelgeving, zodat de belangen van publieke en private partijen zijn gewaarborgd. Samenwerking met publieke media-instelling 7

Hiermee draagt het Commissariaat bij aan de verwezenlijking van het principe van de vrijheid van informatie, één van de pijlers onder de democratische rechtsstaat. De drie kernwaarden van het Commissariaat worden ondersteund door drie basisprincipes die gelden voor alle media-instellingen waarop het Commissariaat toezicht uitoefent. Dit zijn de basisprincipes transparantie, rechtmatigheid en integriteit. De waarden die het Commissariaat beoogt te beschermen zijn niet vanzelfsprekend gegarandeerd. Het is de taak van het Commissariaat om deze waarden te borgen. Het Commissariaat kan daarom achteraf, en in sommige gevallen ook vooraf, een samenwerking toetsen. Ook kan het Commissariaat in de voorfase met samenwerkende partijen in gesprek gaan over de voorgenomen samenwerking en informatie geven over de regelgeving. Het Commissariaat wil met deze aanpak bereiken dat publieke media-instellingen ook bij samenwerkingen die geen voorafgaande toestemming vereisen voldoende duidelijkheid hebben over de regels. Hoofdstuk 3 gaat in op wanneer een samenwerking voorafgaande toestemming nodig heeft en wanneer niet. Als de indruk bestaat dat een (voorgenomen) samenwerking niet past binnen de Mediawet en de daarop gebaseerde regelgeving dan betekent dit niet automatisch dat de samenwerking niet door kan gaan. Mogelijk is de samenwerking in aangepaste vorm wel toegestaan. Het voorkomen of oplossen van de strijdigheid met de wet- en regelgeving staat voor het Commissariaat centraal en er wordt pas ingegrepen als een gerealiseerde samenwerking daadwerkelijk in strijd is met de wet- en regelgeving. Dit is bijvoorbeeld zo als de redactionele onafhankelijkheid van een publieke media-instelling in het geding komt. Leeswijzer Leidraad Hoofdstuk 2 gaat in op publiek-publieke en publiek-private samenwerkingen in het algemeen. Vervolgens wordt ingegaan op samenwerkingen in de mediasector en het begrip publiek-private samenwerking. Hoofdstuk 3 beschrijft de vijf verschillende samenwerkingsvormen, te weten: I. Samenwerking in het kader van de publieke media-opdracht (paragraaf 3.3.) Samenwerkingen in de vorm van nevenactiviteiten: II. Samenwerking in de vorm van een eenmalig project (paragraaf 3.4.) III. Samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit (paragraaf 3.5.) IV. Gelijkwaardige samenwerking in de vorm van een nevenactiviteit (paragraaf 3.6.) Samenwerking met publieke media-instelling 8

V. Overige samenwerkingen (paragraaf 3.7.) Hoofdstuk 3 behandelt ook de specifieke regels die gelden voor de verschillende vormen van samenwerking en de rol van het Commissariaat. Hoofdstuk 4 gaat over hoe samenwerkingen bij het Commissariaat moeten worden gemeld. In hoofdstuk 5 vindt u een stroomschema, zodat in één oogopslag te bepalen is van wat voor samenwerking sprake is. Ten slotte vindt u het juridisch kader in hoofdstuk 6. Hebt u vragen? Hebt u naar aanleiding van deze Leidraad vragen of opmerkingen? Neem dan contact op met het Commissariaat. Iedere werkdag van 11:00-12:00 uur is er telefonisch spreekuur. U kunt dan bellen naar (035) 773 77 00. Buiten het spreekuur kunt u vragen stellen via cvdm@cvdm.nl. Ook kan het Commissariaat in de voorfase met samenwerkende partijen in gesprek gaan over de voorgenomen samenwerking en informatie geven over de regelgeving. Graag informeert het Commissariaat u bij vragen over de regels rondom samenwerkingen en eventuele risico s. Samenwerking met publieke media-instelling 9

2. SAMENWERKING Publiek publiek Publieke partijen kunnen samenwerken met verschillende partijen. Bijvoorbeeld samen met een andere publieke partij. Dit heet dan een publiek-publieke samenwerking. Deze Leidraad zal hier verder niet op ingaan. De Leidraad ziet op publiek-private samenwerkingen. Publiek privaat Wat betekent publiek-private samenwerking? Een eenduidige algemene definitie voor samenwerkingen tussen publieke en private partijen bestaat niet. Een publiek-private samenwerking is een samenwerking tussen een publieke partij en een private (markt)partij waarbij gezamenlijk een activiteit of project wordt gerealiseerd. Bij een publiek-private samenwerking behouden de verschillende partijen hun eigen identiteit en eigen verantwoordelijkheid op basis van een heldere taak- en risicoverdeling. Publiek-private samenwerking komt voor in verschillende sectoren en markten. Het kan bijvoorbeeld gaan om samenwerking in infrastructurele projecten zoals de aanleg van wegen, maar ook om samenwerkingen in de mediasector. Samenwerking in de mediasector en het begrip publiek-private samenwerking Samenwerkingen van en met publieke media-instellingen zijn tot nu toe door het Commissariaat aangeduid als publiek-private samenwerkingen (PPS). Dit begrip is niet gedefinieerd in de geldende wet- en regelgeving en vanuit de sector is aangegeven dat dit begrip verwarrend werkt. Daarom wordt het begrip publiek-private samenwerking in de mediasector in deze Leidraad verder toegelicht. Onder publiek-private samenwerking in de mediasector wordt verstaan: een samenwerking tussen een publieke media-instelling (landelijk, regionaal of lokaal) en een private partij in het kader van bijvoorbeeld een project of activiteit. In het vervolg van deze Leidraad zal de publiek-private samenwerking kortweg worden aangeduid als samenwerking. Voorbeelden samenwerkingen (algemeen) Een samenwerking tussen een landelijke publieke media-instelling en een landelijk dagblad die ziet op het op de markt brengen van een tijdschrift. Een samenwerking tussen een regionale publieke media-instelling en een mediabedrijf die ziet op het tot stand brengen van een nieuwswebsite, waarbij sprake is van een gezamenlijke redactie en het gezamenlijk beheren van de website. Samenwerking met publieke media-instelling 10

3. SAMENWERKINGSVORMEN EN REGELS 3.1. Vijf samenwerkingsvormen Er zijn vijf manieren om samen te werken: VI. Samenwerking in het kader van de publieke media-opdracht (paragraaf 3.3.) Samenwerkingen in de vorm van nevenactiviteiten: VII. Samenwerking in de vorm van een eenmalig project (paragraaf 3.4.) VIII. Samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit (paragraaf 3.5.) IX. Gelijkwaardige samenwerking in de vorm van een nevenactiviteit (paragraaf 3.6.) X. Overige samenwerkingen (paragraaf 3.7.) Samenwerkingsvorm twee tot en met vijf zijn samenwerkingen in de vorm van nevenactiviteiten. Deze samenwerkingen vinden dus niet plaats in het kader van de uitvoering van de publieke media-opdracht. Voor alle vijf samenwerkingsvormen gelden algemene regels. Daarnaast kunnen er specifieke regels van toepassing zijn. Het is daarom van belang voorafgaand aan de samenwerking vast te stellen van welke vorm van samenwerking er sprake is. Zie hiervoor ook het stroomschema. Het is altijd mogelijk om vooraf met het Commissariaat in gesprek te gaan over de voorgenomen samenwerking, waarbij het Commissariaat informatie geeft over samenwerkingsvormen en de regelgeving. Samenwerking met publieke media-instelling 11

3.2.1. Algemene regels publieke media-instellingen Voor alle activiteiten van publieke media-instellingen gelden algemene regels en deze regels gelden ook bij samenwerkingen. Het gaat om de volgende regels: - Dienstbaarheidsverbod; - Redactionele onafhankelijkheid; - Sponsorregels; - Verbod op aanhakende reclame. - Dienstbaarheidsverbod Publieke media-instellingen mogen niet gericht zijn op het maken van winst en ook niet dienstbaar zijn aan het maken van winst door derden. Dit wordt het dienstbaarheidsverbod genoemd. Het dienstbaarheidsverbod staat in artikel 2.141 van de Mediawet en bepaalt dat een publieke media-instelling met al zijn activiteiten niet dienstbaar mag zijn aan het maken van winst door derden. Dit moet zo worden gelezen dat publieke media-instellingen niet dienstbaar mogen zijn aan meer dan normale winst door derden of dat derden andere concurrentievoordelen behalen. Met de term 'normale winst wordt gedoeld op de winst of voordelen die de derde behaald zou hebben wanneer het doen of nalaten van de publieke media-instelling wordt weggedacht. Zolang er sprake is van marktconform en normaal economisch handelen is er geen sprake van overtreding van het dienstbaarheidsverbod. Meer informatie over het dienstbaarheidsverbod volgt uit de uitgebreide beschikkingenpraktijk en de jurisprudentie hierover. Zie de website van het Commissariaat voor onze beschikkingenpraktijk over het dienstbaarheidsverbod. Aanbevelingen om dienstbaarheid te voorkomen Een publieke media-instelling gaat voorafgaand aan samenwerkingsafspraken na of haar samenwerkingspartner (zelf of via een andere partij) de samenwerking commercieel wil exploiteren. Als dat het geval is dan maakt de publieke media-instelling daar beperkende afspraken over. Een publieke media-instelling behoudt de vrijheid om media-aanbod uit te zenden wanneer zij dit wil en maakt hierover schriftelijke afspraken. Voorkomen moet worden dat een publieke media-instelling (op bepaalde tijden) mediaaanbod moet uitzenden waarmee zij zich dienstbaar maakt of een derde haar activiteiten kan afstemmen op het door de publieke media-instelling uit te zenden media-aanbod. Een publieke media-instelling maakt schriftelijke afspraken over de verdeling van alle inkomsten uit een samenwerking, waaronder bijvoorbeeld inkomsten uit Samenwerking met publieke media-instelling 12

reclame-acquisitieactiviteiten en televoting, evenals over het opvangen van eventuele tegenvallende resultaten. De publieke media-instelling voert een boekhouding die volledig gescheiden is van die van de samenwerkingspartner. Voor aanvang van de samenwerking maakt de publieke media-instelling met de samenwerkingspartner afspraken over de wijze van beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst en een deugdelijke verdeling van activa en passiva (ontvlechting van de samenwerking). - Redactionele onafhankelijkheid Publieke media-instellingen moeten redactioneel onafhankelijk zijn. Dit betekent dat publieke media-instellingen zelfstandig de vorm en inhoud van hun media-aanbod moeten kunnen bepalen en dat zij daar zelf verantwoordelijk voor zijn. De redactionele onafhankelijkheid van een publieke media-instelling mag niet in gevaar komen door een samenwerking met een private partij. Aanbevelingen om redactionele onafhankelijkheid te waarborgen In de samenwerkingsovereenkomst wordt vastgelegd dat de publieke mediainstelling altijd vorm en inhoud van het media-aanbod bepaalt. Hieraan zal dan ook in de praktijk uitvoering moeten worden gegeven. In de samenwerkingsovereenkomst wordt vastgelegd dat de publieke mediainstelling de laatste zeggenschap heeft over het media-aanbod. Voorkomen moet worden dat een samenwerkingspartner, bijvoorbeeld vlak voor uitzending, wijzigingen kan aanbrengen in het media-aanbod. - Sponsorregels Voor publieke media-instellingen gelden regels met betrekking tot sponsoring. Sommige programma s mogen niet worden gesponsord. Bijvoorbeeld programma s die bestaan uit nieuws, actualiteiten en programma s voor kinderen jonger dan 12 jaar. Andere programma s mogen wel worden gesponsord, zoals programma s van culturele of educatieve aard. Als media-aanbod wordt gesponsord dan moet duidelijk aan het publiek worden vermeld dat dat zo is en wie de sponsor is. Deze vermelding moet op neutrale wijze plaatsvinden en aan het begin of het eind van het programma worden getoond. In gesponsord media-aanbod mogen producten of diensten van de sponsor onder bepaalde voorwaarden worden getoond. Het tonen van producten of diensten mag niet als de sponsor (ook) een bijdrage in geld heeft gegeven. Samenwerking met publieke media-instelling 13

Sponsorbijdragen moeten rechtstreeks van de sponsors en door middel van een schriftelijke overeenkomst worden verkregen of aanvaard. De Regeling sponsoring publieke media-instellingen 2016 geeft een nadere uitwerking van deze sponsorregels. Aanbevelingen sponsorregels De publieke media-instelling gaat voor elke bijdrage (of die nu financieel is of bestaat uit het leveren van goederen of diensten) van een private partij aan een programma na of sprake is van sponsoring en, voor zover daarvan sprake is, of sponsoring voor het betreffende programma is toegestaan. (Het kan zijn dat een bijdrage aan een programma moet worden aangemerkt als een bijdrage van ondergeschikte betekenis en dat daarmee geen sprake is van sponsoring. Zie voor de betekenis van bijdrage van ondergeschikte betekenis de Regeling sponsoring publieke media-instellingen 2016. De publieke media-instelling sluit met de sponsor een schriftelijke sponsorovereenkomst, waarin de sponsorbijdrage wordt vastgelegd en de bijdrage van de sponsor wordt aanvaard. - Verbod op aanhakende reclame Programma s van publieke media-instellingen mogen geen reclame- of telewinkelboodschappen bevatten of vermijdbare andere uitingen die onmiskenbaar tot gevolg hebben dat de afname van producten of diensten wordt bevorderd. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk onder de voorwaarden dat de uitingen passen binnen de context van het programma, geen afbreuk doen aan de formule of de integriteit van het programma, deze niet overdreven of overdadig zijn en als er niet wordt aangeprezen. Aanhakende reclame buiten het media-aanbod kan ervoor zorgen dat een uiting in het media-aanbod die op zichzelf was toegestaan, alsnog een vermijdbare uiting wordt. Van aanhakende reclame is sprake als reclame inhoudelijk aansluit bij de inhoud van het programma. Publieke media-instellingen hebben de (zorg)plicht om te voorkomen dat er aanhakende reclame plaatsvindt. De publieke media-instelling heeft de taak om de reclameblokken rond een programma schoon te houden van aanhakende reclame en te voorkomen dat er in welke vorm van reclame dan ook verwezen wordt naar het door haar daarvoor of daarna uitgezonden programma. Dit geldt in het bijzonder als een relatie bestaat tussen de media-instelling en degene die verantwoordelijk is voor de aanhakende reclame. Aanhakende reclame kan ook een rol spelen bij de beoordeling of de publieke mediainstelling dienstbaar is aan het maken van winst door derden. Meer informatie is te vinden in de Brochure aanhakende reclame en de Regeling toegestane vermijdbare uitingen. Samenwerking met publieke media-instelling 14

Aanbevelingen De publieke media-instelling sluit in de samenwerkingsovereenkomst aanhakende reclame contractueel uit en spreekt af dat de samenwerkingspartner alleen na toestemming van de publieke media-instelling promotionele activiteiten die verband houden met de samenwerking mag verrichten. De publieke media-instelling wijst de samenwerkingspartner expliciet op het verbod op aanhakende reclame en de hierover gemaakte afspraken. De zorgplicht om aanhakende reclame te voorkomen brengt ook met zich mee dat de publieke media-instelling de samenwerkingspartner of andere derden die hij inschakelt voor het programma (bijvoorbeeld gasten bij een live-programma) instrueert over de geldende regels. Samenwerking met publieke media-instelling 15

3.2.2 Regels nevenactiviteiten Naast bovenstaande regels voor publieke media-instellingen, gelden er specifieke regels voor nevenactiviteiten. Deze regels gelden ook voor samenwerkingen in de vorm van nevenactiviteiten. Ter verduidelijking wordt opgemerkt dat ook samenwerkingen in het kader van de publieke media-opdracht aan de algemene regels zoals het dienstbaarheidsverbod, de redactionele onafhankelijkheid, sponsorregels en het verbod op aanhakende reclame moeten voldoen. Als een samenwerking een nevenactiviteit betreft dan moet tevens aan de regels voor nevenactiviteiten worden voldaan. Wanneer er sprake is van een samenwerking in het kader van de publieke media-opdracht of van een samenwerking in de vorm van een nevenactiviteit wordt hierna toegelicht in de paragrafen 3.3., 3.4., 3.5., 3.6. en 3.7. Nevenactiviteiten moeten voldoen aan de volgende regels. Relatietoets De relatietoets betekent dat de nevenactiviteit verband moet houden met, of ten dienste moet staan van de realisatie van de publieke media-opdracht en dat de nevenactiviteit direct gerelateerd is aan het media-aanbod van de betreffende publieke media-instelling. In de Beleidsregels nevenactiviteiten 2016 is nader uitgewerkt wanneer aan de relatietoets wordt voldaan. Marktconformiteit De publieke media-instelling moet marktconforme tarieven rekenen voor de producten of diensten die ze levert betreffende een nevenactiviteit. Publieke media-instellingen betreden een commerciële markt met hun nevenactiviteiten en dit mag er niet toe leiden dat het gelijke speelveld op de markt wordt verstoord. De marktconformiteit wordt bepaald door beoordeling van de kostprijs van de nevenactiviteit, de licentievergoeding en verkoopprijs van de nevenactiviteit en van de markt die met de nevenactiviteit wordt betreden. In de Beleidsregels nevenactiviteiten 2016 wordt nader ingegaan op de marktconformiteit van nevenactiviteiten. Klik hier voor de Beleidsregels nevenactiviteiten 2016. Kostendekkendheid Een nevenactiviteit moet kostendekkend zijn. Dit betekent dat een nevenactiviteit zichzelf moet financieren en er een integrale kostentoerekening tegen marktconforme tarieven plaatsvindt. Publieke middelen mogen alleen worden ingezet voor de publieke mediaopdracht en dus niet voor een nevenactiviteit. Het vereiste van kostendekkendheid is nader uitgewerkt in de Beleidsregels nevenactiviteiten 2016. Klik hier voor de Beleidsregels nevenactiviteiten 2016. Samenwerking met publieke media-instelling 16

Schriftelijke overeenkomst Nevenactiviteiten van publieke media-instellingen moeten door middel van een schriftelijke overeenkomst worden aangegaan. Dit geldt ook voor samenwerkingen in de vorm van nevenactiviteiten. De schriftelijke overeenkomst moet onder andere afspraken bevatten over wat er gebeurt in het geval van (tussentijdse) beëindiging van de overeenkomst. Geen reclame voor nevenactiviteiten tijdens uitzendingen Het is niet toegestaan om in het programma van een publieke media-instelling reclame te maken voor nevenactiviteiten, behalve in de reclameblokken. In dat laatste geval moet ervoor worden gewaakt geen aanhakende reclame te maken. Zie hiervoor de Brochure aanhakende reclame. Voor een vastlegging (cd s/dvd s) mag aan het einde van het programma dat op de cd/dvd is vastgelegd reclame worden gemaakt, mits de cd/dvd niet eerder dan één maand na de laatste oproep in de handel verkrijgbaar is en de publieke media-instelling uitsluitend als uitgever wordt genoemd. Oproepen tot koop (betreffende nevenactiviteiten) is niet toegestaan. De regels over reclame gelden ook voor samenwerkingen in de vorm van nevenactiviteiten. Op grond van de Mediawet mag het media-aanbod van de publieke mediadiensten, behalve als daar toestemming voor is gegeven door het Commissariaat, geen oproepen bevatten over nevenactiviteiten. In de Beleidsregels nevenactiviteiten 2016 is aangegeven voor welke situaties het Commissariaat die toestemming verleent. Klik hier voor de Beleidsregels nevenactiviteiten 2016. Zie ook de Regeling toegestane vermijdbare uitingen 2016. Klik daarvoor hier. Wel is er ruimte om bijvoorbeeld aan te geven wat de prijs en of beschikbaarheid is van kaarten van een cultureel evenement. Dit volgt uit het Mediabesluit 2008. Hierin is bepaald dat media-aanbod van informatieve of educatieve aard vermijdbare uitingen mag bevatten die bestaan uit het recenseren van boeken, video s, cd s en soortgelijke culturele uitingen, evenals van toneel-, muziek-, en filmuitvoeringen, tentoonstellingen en soortgelijke evenementen van kunstzinnige aard. Het blijft ook hier echter altijd verboden om op te roepen tot koop. Nadere regels Het Commissariaat kan nadere regels verbinden aan het verrichten van nevenactiviteiten, bijvoorbeeld als de activiteit hoge financiële risico s met zich meebrengt. Ook kan het Commissariaat een maximum stellen aan de duur waarvoor toestemming wordt gegeven. Verantwoordingsplicht Publieke media-instellingen moeten in hun begrotingen en jaarverslagen vermelden welke nevenactiviteiten en dus ook samenwerkingen in de vorm van nevenactiviteiten zij verrichten, hebben verricht of van plan zijn te gaan verrichten en wat de inbreng daarin Samenwerking met publieke media-instelling 17

is. Het van toepassing zijnde Handboek financiële verantwoording geeft een nadere beschrijving van de voorgeschreven wijze van verantwoording (de Handboeken financiële verantwoording zijn te vinden op de website van het Commissariaat). De verantwoordingsplicht zorgt ervoor dat de publieke media-instellingen transparant te werk gaan en dat zij al hun activiteiten publiekelijk verantwoorden. Zoals aangegeven zijn er vijf (hoofd)vormen van samenwerking, te weten: I. Samenwerking in het kader van de publieke media-opdracht (paragraaf 3.3.) Samenwerkingen in de vorm van nevenactiviteiten: II. Samenwerking in de vorm van een eenmalig project (paragraaf 3.4.) III. Samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit (paragraaf 3.5.) IV. Gelijkwaardige samenwerking in de vorm van een nevenactiviteit (paragraaf 3.6.) V. Overige samenwerkingen (paragraaf 3.7.) Hiervoor is toegelicht welke regels altijd gelden voor publieke media-instellingen en welke regels gelden voor nevenactiviteiten. Hieronder worden de vijf vormen van samenwerking besproken, waarbij steeds per vorm wordt aangegeven welke specifieke regels er gelden. Samenwerking met publieke media-instelling 18

3.3. I. Samenwerking in het kader van de publieke mediaopdracht De eerste vorm van samenwerking is de samenwerking in het kader van de publieke media-opdracht. Wanneer is hiervan sprake? De samenwerking moet dan rechtstreeks verband houden met of ten dienste staan van de publieke media-opdracht. Deze vorm van samenwerken kan op verschillende manieren. Een voorbeeld hiervan is het aangaan van een huurovereenkomst tegen marktconform tarief van studioruimte van een commerciële partij voor het opnemen van een televisieprogramma of het tegen marktconform tarief laten produceren van programma s of het afnemen van diensten van persbureaus ten behoeve van de eigen programma s. In deze voorbeelden is sprake van reguliere bedrijfsvoering van publieke media-instellingen. Deze reguliere bedrijfsvoering is als het ware dienend aan de uitvoering van de publieke media-opdracht en wordt daarom aangemerkt als een samenwerking in het kader van de uitvoering van de publieke media-opdracht. Regels Voor samenwerkingen in het kader van de publieke media-opdracht gelden geen aanvullende regels naast de algemene regels. Toezicht Commissariaat Het Commissariaat houdt geen voorafgaand toezicht op samenwerkingen in het kader van de publieke media-opdracht. Deze samenwerkingen worden niet vooraf bij het Commissariaat gemeld en partijen kunnen zonder voorafgaande toestemming hiermee beginnen. Dit geldt op voorwaarde dat binnen de samenwerking alleen maar activiteiten worden verricht die zien op de uitvoering van de publieke media-opdracht. Als dat niet zo is en als bijvoorbeeld in het kader van een samenwerking ook nevenactiviteiten worden verricht, dan gelden er aanvullende regels en moet de publieke media-instelling in sommige gevallen de activiteit wél vooraf aanmelden bij het Commissariaat. Zie hiervoor paragraaf 3.4 en verder. Bij twijfel over de aard van de samenwerking kan de publieke media-instelling contact opnemen met het Commissariaat. Het Commissariaat kan achteraf toetsen of de samenwerking voldoet aan de algemene regels. Samenwerking met publieke media-instelling 19

Voorbeelden van samenwerkingen in het kader van de publieke media-opdracht Het door een publieke media-instelling en een private partij gezamenlijk produceren van een programma (een coproductie). Het door een publieke media-instelling en een mediabedrijf gezamenlijk inrichten en in stand houden van een website, inclusief het voeren van een gezamenlijke redactie, in het kader van de publieke media-opdracht. Samenwerking met publieke media-instelling 20

3.4. II. Samenwerking in de vorm van een eenmalig project Behalve samenwerking in het kader van de publieke media-opdracht kan een samenwerking plaatsvinden in de vorm van nevenactiviteiten. Zoals een samenwerking in een eenmalig project. Het eenmalige project is dan een nevenactiviteit. Hierbij valt te denken aan een samenwerking in de vorm van een festival of evenement. Als er sprake is van een samenwerking in de vorm van een eenmalig project geldt dat geen voorafgaande melding bij het Commissariaat hoeft plaats te vinden, wanneer deze beperkt is in omvang en duur. Verruiming van het type samenwerkingspartners Voorheen gold dat samenwerking in de vorm van een eenmalig project mogelijk was met culturele instellingen en mediabedrijven. De kring van samenwerkingspartners wordt in de Leidraad verruimd. De sector heeft aangegeven behoefte te hebben aan samenwerking met onderwijsinstellingen en hieraan wordt tegemoet gekomen. Voortaan kunnen samenwerkingen die zien op eenmalige projecten ook worden aangegaan met erkende onderwijsinstellingen. Onder een erkende onderwijsinstelling wordt verstaan een instelling die is erkend door OCW en is opgenomen in een van de drie registers van OCW met erkende onderwijsinstellingen zoals te vinden op de website https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hoger-onderwijs/vraag-en-antwoord/waar-vindik-een-overzicht-van-erkende-opleidingen. Het gaat om die instellingen die zijn opgenomen in het: - Register niet bekostigde educatie; - Centraal Register Beroepsopleidingen; - Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs. De publieke media-instelling mag zelf kiezen met welke erkende onderwijsinstelling wordt samengewerkt. Regels Eenmalige projecten (in de vorm van nevenactiviteiten) moeten voldoen aan de algemene regels die altijd gelden voor publieke media-instellingen zoals het dienstbaarheidsverbod, de redactionele onafhankelijkheid, de sponsorregels en het verbod op aanhakende reclame. Daarnaast moeten eenmalige projecten voldoen aan de algemene regels voor nevenactiviteiten, te weten de relatietoets, de marktconformiteit, de kostendekkendheid, geen reclame voor nevenactiviteiten tijdens uitzendingen, mogelijke nadere regels en de verantwoordingsplicht. Klik voor deze regels hier. Voor eenmalige projecten in de vorm van nevenactiviteiten geldt onderstaande aanvullende regel. Samenwerking met publieke media-instelling 21

- Beperking duur en omvang Er is sprake van een eenmalig project als het project beperkt is tot een totale duur van maximaal één week per kalenderjaar. Dit betekent dat als gedurende één kalenderjaar een eenmalig samenwerkingsproject plaatsvindt met een maximale duur van één week en het jaar daarop hetzelfde evenement wordt georganiseerd, dit niet hoeft te worden gemeld. In dat volgende kalenderjaar wordt het gewoon weer als een eenmalig project gezien. Het is uiteraard mogelijk voor een publieke media-instelling om gedurende één kalenderjaar meerdere verschillende eenmalige projecten te organiseren. Toezicht Commissariaat Eenmalige (samenwerkings)projecten die voldoen aan de algemene regels en aan bovenstaande regels voor eenmalige projecten hoeven niet van tevoren te worden gemeld bij het Commissariaat. Dit in tegenstelling tot alle andere vormen van nevenactiviteiten die wel vooraf gemeld moeten worden. Hierdoor kan met een eenmalig project direct van start worden gegaan. Het Commissariaat heeft op deze manier gezorgd dat het makkelijker wordt om eenmalige projecten aan te gaan. Hoewel in dit geval dus geen voorafgaande toetsing van het Commissariaat plaatsvindt, moet de samenwerking wel voldoen aan bovenstaande regels. Het is de verantwoordelijkheid van de publieke media-instelling zelf om ervoor te zorgen dat dit het geval is. Het Commissariaat kan achteraf toetsen of de samenwerking terecht is aangemerkt als eenmalig project, en dus niet gemeld hoefde te worden. Ook kan achteraf, al dan niet op basis van een signaal of handhavingsverzoek, worden getoetst of de samenwerking voldoet aan de regels. Voorbeelden van samenwerkingen in de vorm van eenmalige projecten Samenwerking met publieke media-instelling 22

Een eenmalige samenwerking van een publieke media-instelling met een mediabedrijf ten behoeve van een festival dat een weekend duurt.* Een samenwerking tussen een publieke media-instelling en een erkende onderwijsinstelling ten behoeve van een drie dagen durend evenement.* *Een samenwerking in de vorm van een eenmalig projecten mag maximaal een week duren. Als niet voldaan wordt aan dit vereiste, dan is er mogelijk sprake van een andere vorm van samenwerken. Dit betekent dus niet automatisch dat de samenwerking niet door kan gaan. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat bovenstaande voorbeelden gaan over samenwerkingen in de vorm van een eenmalig project en niet over samenwerkingen in het kader van de publieke media-opdracht. Samenwerking met publieke media-instelling 23

3.5. III. Samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit Een manier om samen te werken is de samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit. Deze mogelijkheid bestaat per 1 januari 2014. Deze nevenactiviteit is opgenomen in artikel 2.132, vierde lid, van de Mediawet en betreft het bij wijze van experiment van beperkte omvang en duur verrichten van een nevenactiviteit die bestaat uit het leveren van goederen of diensten, met inbegrip van rechten en verplichtingen aan mediabedrijven ten behoeve van de versterking en verbetering van de nieuws- en informatievoorziening of culturele instellingen. De aard van experimentele nevenactiviteiten kan heel divers zijn, bijvoorbeeld het leveren van goederen en diensten, het inbrengen van kennis, personeel, financiering, distributiefaciliteiten, programmamateriaal en gebruiksrechten op merken en logo s. Een experimentele nevenactiviteit is bedoeld als laagdrempelige mogelijkheid om maximaal een jaar te experimenteren met samenwerkingsprojecten waarvan het de bedoeling is ze een structurele vorm te geven. Dit is het verschil met samenwerking in de vorm van een eenmalig project, welke een maximale duur kent van een week. Samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit is bedoeld voor het opzetten van meer structurele samenwerkingsprojecten. Een experimentele nevenactiviteit wordt niet vooraf door het Commissariaat getoetst. Wel moet van deze activiteit vooraf melding worden gedaan bij het Commissariaat, waarna meteen met de uitvoering van de nevenactiviteit van start kan worden gegaan. Regels Samenwerkingen in de vorm van experimentele nevenactiviteiten moeten voldoen aan de algemene regels die altijd gelden voor publieke media-instellingen zoals het dienstbaarheidsverbod, de redactionele onafhankelijkheid, de sponsorregels en het verbod op aanhakende reclame. Daarnaast moeten experimentele nevenactiviteiten voldoen aan de algemene regels voor nevenactiviteiten, te weten de relatietoets, de marktconformiteit, de kostendekkendheid, geen reclame voor nevenactiviteiten tijdens uitzendingen, mogelijke nadere regels en de verantwoordingsplicht. Klik voor deze regels hier. Voor samenwerkingen in de vorm van experimentele nevenactiviteiten gelden onderstaande aanvullende regels. Samenwerking met publieke media-instelling 24

- Keuze samenwerkingspartner en wijze van evaluatie In de Mediaregeling 2008 is verder uitgewerkt welke regels er gelden voor experimentele nevenactiviteiten. Hieronder worden deze regels kort toegelicht. Bij een samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit moet in de melding een onderbouwing worden gegeven waarom met de specifieke partner wordt samengewerkt. Ook moet bij de melding worden beschreven op welke wijze de nevenactiviteit wordt geëvalueerd. - Samenwerkingspartner: mediabedrijf of culturele instelling Op grond van de geldende regelgeving kan alleen gebruik worden gemaakt van het regime voor experimentele nevenactiviteiten als sprake is van een samenwerking met een mediabedrijf of een culturele instelling. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de verruiming om samen te werken met erkende onderwijsinstellingen niet geldt voor een samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit. Deze verruiming geldt alleen voor samenwerkingen in de vorm van een eenmalig project en voor gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit. Dat samenwerkingen in de vorm van experimentele nevenactiviteiten alleen mogen worden aangegaan met mediabedrijven en culturele instellingen volgt uit artikel 2.132, vierde lid, van de Mediawet 2008. Mediabedrijven zijn ondernemingen die zich bezighouden met de productie en het verspreiden van media-inhoud (digitaal of op papier) aan (delen van) het algemene publiek. Zij doen dat op basis van redactionele besluitvorming. Dit betekent dat zij redactionele verantwoordelijkheid hebben en effectieve controle kunnen uitoefenen op de keuze van het media-aanbod. Bij samenwerking met mediabedrijven geldt daarbij dat de samenwerking gericht moet zijn op versterking en verbetering van de nieuws- en informatievoorziening. Culturele instellingen zijn instellingen die zich bezighouden met de ontwikkeling, productie, distributie, presentatie, behoud en/of beheer van een cultureel product. Ook kan een culturele instelling een inhoudelijk ondersteunende functie vervullen binnen de culturele markt, bijvoorbeeld op het vlak van educatie. Voorbeelden van markten waarin culturele instellingen werkzaam kunnen zijn: podiumkunsten, film, beeldende kunst en vormgeving, musea, cultureel erfgoed, bibliotheek, letteren, architectuur. - Experiment van beperkte omvang en duur Wat betreft de omvang van het experiment geldt dat een publieke media-instelling die gebruik wil maken van het regime dat geldt voor experimentele nevenactiviteiten maximaal 150.000 (in totaal) in de experimentele nevenactiviteit mag investeren. Daarbij geldt wat betreft de duur dat met een experimentele nevenactiviteit maximaal 1 jaar kan worden geëxperimenteerd. Succesvolle experimentele nevenactiviteiten kunnen na deze periode, na toestemming van het Commissariaat, met een jaar worden verlengd. Samenwerking met publieke media-instelling 25

Als er niet wordt voldaan aan de vereisten van de duur en omvang, is het niet zo dat de activiteit niet is toegestaan. De activiteit kan in zo n geval alleen niet profiteren van het regime voor experimentele nevenactiviteiten, zoals het voordeel van geen voorafgaande toetsing (zie hieronder). Mogelijk kan de activiteit wel worden gekwalificeerd als een overige samenwerking. Toezicht Commissariaat Een experimentele nevenactiviteit dient vooraf aan het Commissariaat te worden gemeld. Er vindt geen toetsing vooraf plaats; de publieke media-instelling die in samenwerking met een private partij een experimentele nevenactiviteit uitvoert, doet hiervan melding bij het Commissariaat en kan daarna direct van start gaan. Het Commissariaat kan achteraf, al dan niet op basis van een signaal of handhavingsverzoek, toetsen of de samenwerking voldoet aan de regels. Voorbeeld van samenwerking in de vorm van een experimentele nevenactiviteit Een samenwerking tussen een publieke media-instelling en een culturele instelling bij het opzetten van een pop-up tentoonstelling voor de duur van drie maanden.* *In dit voorbeeld is uitgegaan van een duur van drie maanden van het experiment, waardoor de samenwerking niet is aan te merken als een eenmalig project, die een maximale duur van een week kent. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat bovenstaande voorbeelden zien op samenwerkingen in de vorm van een experimentele nevenactiviteit en niet op samenwerkingen in het kader van de publieke media-opdracht. Register Op de website van het Commissariaat staat een register waarin alle gemelde experimentele nevenactiviteiten zijn opgenomen. Zie hiervoor: register experimentele nevenactiviteiten. Samenwerking met publieke media-instelling 26

3.6. IV. Gelijkwaardige samenwerking in de vorm van een nevenactiviteit Als een activiteit niet plaatsvindt in het kader van de publieke media-opdracht en als ook niet kan worden geprofiteerd van de regels voor samenwerkingen in de vorm van eenmalige projecten of experimentele nevenactiviteiten dan is het nog steeds mogelijk dat de samenwerking is toegestaan. In dat geval kan er sprake zijn van een gelijkwaardige samenwerking in de vorm van een nevenactiviteit, de vierde vorm van samenwerken. Gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit worden vooraf door het Commissariaat getoetst. Opgemerkt wordt dat hier wordt gedoeld op (gelijkwaardige) samenwerkingen die niet plaatsvinden in het kader van de uitvoering van de publieke media-opdracht (deze samenwerkingen worden namelijk niet vooraf door het Commissariaat getoetst). Verruiming van het type samenwerkingspartners Op grond van het eerdere beleid, te weten Beleidsbrief publiek-private samenwerking met mediabedrijven en culturele instellingen en de Brochure uit 2012 konden alleen samenwerkingen met mediabedrijven en culturele instellingen profiteren van het regime voor gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit. De sector heeft aangegeven behoefte te hebben aan samenwerkingen met onderwijsinstellingen. Om tegemoet te komen aan deze behoefte wordt in deze Leidraad de kring van samenwerkingspartners verruimd. Publieke media-instellingen kunnen voortaan gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit aangaan met erkende onderwijsinstellingen. Onder een erkende onderwijsinstelling wordt verstaan een instelling die is erkend door OCW en is opgenomen in een van de drie registers van OCW met erkende onderwijsinstellingen zoals te vinden op de website https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hoger-onderwijs/vraag-en-antwoord/waar-vindik-een-overzicht-van-erkende-opleidingen. Het gaat om die instellingen die zijn opgenomen in het: - Register niet bekostigde educatie; - Centraal Register Beroepsopleidingen; - Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs. De publieke media-instelling mag zelf kiezen met welke erkende onderwijsinstelling wordt samengewerkt. Samenwerking met publieke media-instelling 27

Regels Gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit moeten voldoen aan de algemene regels die altijd gelden voor publieke media-instellingen zoals het dienstbaarheidsverbod, de redactionele onafhankelijkheid, de sponsorregels en het verbod op aanhakende reclame. Daarnaast moeten gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit voldoen aan de algemene regels voor nevenactiviteiten, te weten de relatietoets, geen reclame voor nevenactiviteiten tijdens uitzendingen, mogelijke nadere regels en de verantwoordingsplicht. Klik voor deze regels hier. - Geen marktconformiteit- en kostendekkendheid toets Voor gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit geldt dat deze in beginsel de toets van marktconformiteit en kostendekkendheid doorstaan indien in de melding van de nevenactiviteit aannemelijk is gemaakt dat de samenwerking gelijkwaardig is. Klik voor meer informatie over de gelijkwaardigheid hier. Het Commissariaat gaat er vanuit dat aan de eisen van marktconformiteit en kostendekkendheid bij gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit is voldaan, omdat dan kan worden aangenomen dat een reële prijs wordt betaald voor de inbreng van de publieke media-instelling (de marktconformiteit). Gedurende de eerste vier boekjaren wordt de activiteit als kostendekkend beschouwd als is voldaan aan het criterium van gelijkwaardige inbreng. Bij voorzetting van de nevenactiviteit na vier boekjaren moet deze kostendekkend worden verricht. Dit betekent dat een nevenactiviteit zichzelf moet financieren en er een integrale kostentoerekening voor marktconforme tarieven plaatsvindt. Publieke middelen mogen alleen worden ingezet voor de publieke media-opdracht en dus niet voor een nevenactiviteit. De kostendekkendheid is nader uitgewerkt in de Beleidsregels nevenactiviteiten 2016 en klik voor meer informatie over kostendekkendheid hier. Voor gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit gelden onderstaande regels. - Gelijkwaardigheid in geval van samenwerking met één partij Gelijkwaardigheid betekent dat de inbreng en zeggenschap van partijen ten behoeve van de samenwerking gelijkwaardig is. De verhouding van inbreng en zeggenschap van de publieke media-instelling en de private verhouding moet 50% - 50% zijn. De publieke media-instelling moet aannemelijk maken, bijvoorbeeld door middel van een schriftelijk uitleg, dat zowel de zeggenschap van de bij de samenwerking betrokken partijen als de inbreng van die partijen gelijkwaardig is. Voor de toetsing of sprake is van gelijke inbreng kijkt het Commissariaat naar alle vormen van inbreng, zowel van financiële, materiele, personele als van immateriële zaken. Indicatoren dat sprake is van gelijke inbreng zijn: gelijke rechten, gelijke verdeling van Samenwerking met publieke media-instelling 28

kosten en opbrengsten (zoals reclames en subsidies) en de gelijke inbreng van kennis, knowhow, menskracht en gelijke promotieverplichtingen. Een immateriële zaak die wordt ingebracht kan bijvoorbeeld de waarde van een merknaam zijn. De publieke media-instelling zal in dat geval in de melding van de samenwerking een inschatting op moeten doen waarin wordt uitgelegd wat de waarde van de merknaam is en waarom. Een ander voorbeeld van immateriële inbreng is het beschikbaar stellen van personeel. Denk bij materiële zaken bijvoorbeeld aan het beschikbaar stellen van krediet, bedrijfsruimte of technische middelen. Het gaat erom dat de inbreng van materiele en immateriële zaken per saldo gelijkwaardig is. Bij een overeenkomst tussen een publieke media-instelling en één andere partij, bijvoorbeeld een mediabedrijf, moet de verhouding van inbreng en zeggenschap 50% - 50% zijn. De sector heeft aangegeven het soms lastig te vinden uit te leggen waarom de inbreng en zeggenschap over en weer gelijkwaardig is. Het is voor partijen die willen gaan samenwerken altijd mogelijk om in de voorfase met het Commissariaat in gesprek te gaan over de regelgeving en eventuele aandachtspunten. - Gelijkwaardigheid in geval van samenwerking met meerdere partijen Het is ook mogelijk een gelijkwaardige samenwerking in de vorm van een nevenactiviteit aan te gaan met meerdere partijen. Bijvoorbeeld een samenwerking tussen een publieke media-instelling, een cultureel bedrijf én een mediabedrijf. Bij een samenwerking tussen meer dan twee partijen, moet de verhouding van 50% 50% publieke inbreng en zeggenschap gewaarborgd blijven. Als er andere verhoudingen gelden dan bestaat het risico op marktverstoring of onevenredige bevoordeling van betrokken private partijen en daarom is dit niet toegestaan. - Keuze samenwerkingspartner De publieke media-instelling moet bij de melding van de samenwerking aangeven hoe de keuze van de partij waarmee zij samen wil werken tot stand is gekomen. Aangetoond moet worden dat zorgvuldig is omgegaan met de belangen van derden. Dit geldt des te meer als er sprake is van een exclusieve samenwerking. - Exclusieve gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit: nieuwe toetsing na vier boekjaren Voor exclusieve gelijkwaardige samenwerkingen in de vorm van een nevenactiviteit te weten een samenwerking tussen partijen waarbij is afgesproken dat andere partijen niet kunnen deelnemen aan de samenwerking geldt dat deze na een duur van vier boekjaren opnieuw worden getoetst door het Commissariaat. Als een samenwerking van start gaat en partijen expliciet de mogelijkheid hebben opengelaten dat ook andere partijen met de samenwerking mee kunnen doen, dan is er geen sprake van een exclusieve samenwerking. Samenwerking met publieke media-instelling 29