formalisering arbeidsvoorwaardenakkoord per l januari 1997

Vergelijkbare documenten
vast te stellen de 19e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt:

Werktijdenregeling provincie Gelderland

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

4 Arbeidsduur en werktijden

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Wijziging CAR-UWO nieuwe werktijdenregeling gemeente Zoetermeer

Gelet op artikel 27 lid 1, aanhef en sub b van de Wet op de ondernemingsraden (instemmingsrecht);

Bijlage gemeente Houten: IS

Gemeente Leidschendam-Voorburg - Wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling Griffie gemeente Leidschendam-Voorburg

Werktijden 2 Vaststelling van werkroosters geschiedt voor voltijders met inachtneming van de volgende voorwaarden:

Wijziging CAR/UWO, verandering regeling werktijden. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Samenwerking Kempengemeenten,

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Toelichting artikel 1.1, onder n en p

4 ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN/ 4a UITWISSELEN VAN ARBEIDSVOORWAARDEN

Werktijdenregeling 2014 Gemeente Hellevoetsluis. Het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis

Gemeente Den Haag. - mede gelet op het gestelde in artikel 125 Ambtenarenwet juncto artikel 160 Gemeentewet,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winsum;

gelet op de artikelen 4:1, 4:2, 4:3, 4:4, 4:5 en 4:6 van de CAR-UWO, zoals die per 1 januari 2014 luiden;

Provinciaal blad. vast te stellen de Algemene werktijdenregeling provincie Noord-Holland 2008

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

4 ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN/ 4a UITWISSELEN VAN ARBEIDSVOORWAARDEN

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005.

Verordening van 6 november 2012 tot wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling

ECCVA/U Lbr. 08/197 CvA/LOGA 08/41

CVDR. Nr. CVDR417372_1. Werktijden en vakantieverlof

ECCVA/U Lbr: 13/062 CvA/LOGA 13/13

Regeling bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst gemeente Overbetuwe 2014

REGELING WERKTIJDEN EN VERLOF GEMEENTE MARUM 2015

Nr: 3 Burgemeester en wethouders van de gemeente Menameradiel;

4a UITWISSELEN VAN ARBEIDSVOORWAARDEN

Wijziging van het Ambtenarenreglement 's-gravenhage en de Arbeidsovereenkomstenverordening inzake seniorenbeleid.

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE PUTTEN

JUS. Jaarurensystematiek. een inhoudelijke toelichting bij de invoering in de gehandicaptenzorg. JaarUrenSystematiek (JUS)

Werktijdenregeling Tilburg University

Normjaartaak onderwijsondersteunend personeel (OOP) in het primair onderwijs

Regeling Werktijden gemeente Oldambt 2010

Ledenbrief 15/052 CvA/LOGA 15/10, d.d. 23 juni 2015 inzake wijzigingen CAR-UWO i.v.m. wijzigingen Wet arbeid en zorg Eijsden-Margraten

BEZOLDIGINGSREGELING

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Jaarurensystematiek CAO-Sport

Generatiepact Brummen

Gemeente Spijkenisse: Bijlage 2a Regeling Flexibele Werktijden en Verlof

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Leiderdorp;

Werktijdenregeling Gemeenschappelijke Regeling MijnGemeenteDichtbij

Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden:

Bijlage 1 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 1 CAR teksten

A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

LOGA. Landelijk Oveiieg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden. Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad CMUV (070)

B. De toelichting op artikel 6:4:1a wordt gewijzigd en komt te luiden:

CONSIGNATIEREGELING OMGEVINGSDIENST GRONINGEN

: Werk- en diensttijdenverordening politie ==================================================================== 1. Algemene bepalingen.

In onderstaande tabel is de jaarlijkse arbeidsduur van een reeks jaren weergegeven:

Bijlage 2 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 2 CARUWO teksten

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

CVDR. Nr. CVDR19688_5

Burgemeester en wethouders van Coevorden en de werkgeverscommissie van Coevorden; gelet artikel 4:1 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

Provinciaal blad van Noord-Brabant

PROVINCIAAL BLAD. Provincie Zeeland Vaststelling Werktijdenregeling provincie Zeeland 2014

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

Regeling arbeidsduur en werktijden gemeente Waddinxveen 2014

Werktijdenregeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2014

Bijzondere werktijdenregeling bedienaren kunstwerken provincie Noord Holland (gebaseerd op artikel D.2, tweede lid, van de CAP)

AANGEPASTE CAO TEKST Op de volgende pagina s staat de vanaf 1 januari 2017 geldende cao artikelen in dit verband.

GEMEENTEBLAD. Nr Werktijdenregeling gemeente Lingewaal 2016

Aanvullende rechtspositieregeling voor de ambtenaar in een instelling voor kunsteducatie

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van

Hoofdstuk 6 Vakantie, vakantietoelage en (zwangerschaps- en bevallings)verlof

Regeling werktijden en verlof gemeente Brummen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen,

GEMEENTEBLAD. Nr Werktijdenregeling 2015 e.v. gemeente Best

gelezen het voorstel d.d. 15 maart 2018 met dossiernummer 1833;

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no.

Invoering 36-urige werkweek Rijk en wijziging overwerkvergoeding en toelage onregelmatige dienst

Aanpassing van de CAO Energie als gevolg van de invoering van het Benefit Budget

gelet op de bereikte overeenstemming met het (bijzonder) Georganiseerd Overleg;

Negenenveertigste wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling

Ministerie van Binnenlandse Zaken

Regeling werktijden, vakantie en verlof OOP Pontes Scholengroep

WERKT IJD ENR EG ELING

ECWGO/U Lbr. 16/061 CvA/LOGA 16/15

Regeling bezoldiging. Artikel 1. Begripsbepalingen. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

Toelichting op de jaarurensystematiek

Generatiepact Rijswijk

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Paragraaf 8 Afbouwtoelage. Artikel 3.40 afbouwtoelage

Wet lexibel werken en Wet werken na de AOW gerechtigde leeftijd

Vakantieregeling TU Delft 1

Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling

j. volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder k van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

IKAP-Regeling rijkspersoneel

CAO UITVAARTBRANCHE Aangepaste cao tekst inzake werkdruk, roosters en beschikbaarheid geldend vanaf 1 januari 2017

Wijzigingen in de CAR/UWO, Wet arbeid en zorg. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Samenwerking Kempengemeenten,

Gemeente Haarlemmermeer / 1. Aïschrih. aan: Lbr

Reglement Flexibele Werktijden Damen Shipyards Den Helder b.v. 2017

taatsblad ~an het Koninkrijk der Nederlanden

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Verordening regelende de bezoldiging van de ambtenaren in dienst van de gemeente Leek

Hieronder worden eerst de bepalingen uit de Wet arbeid en zorg behandeld en daarna volgen de aanvullende bepalingen uit de CAO.

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Artikel 6.28 doorbetaling bij ouderschapsverlof

Transcriptie:

CvA ACOP AC CCOOP CMHF BRIEF AAN DE LEDEN 1996601519 f a v burgemeester en wethouders nummer ons kenmerk Lbr. 96/51 - CvA/Loga 96/6 ARZ/601519 nadere informatie bij 3738884 onderwerp datum 7 maart 1996 LOGA Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden Ap GEHANDELD 1 1 m 1996 WSrvSWEfflflNG formalisering arbeidsvoorwaardenakkoord 1995-1997 per l januari 1997 samenvatting In deze Loga-brief wordt u geïnformeerd over de formalisering van het arbeidsvoorwaardenakkoord 1995-1997, wat de onderdelen van het akkoord betreft die ingaan per l januari 1997. In de bijlagen zijn de wijzigingsbesluiten van de CAR en de CAR/UWO gevoegd, die kunnen dienen als raads- c.q. collegebesluit, alsmede een voorbeeld-spaarovereenkomst. VNG Extra exemplaren jan deze ledenbnef zijn te besteilen op nummei (070) 3738548 i 3738551 tegen vergoeding van f 1 - per pagina Kopieren t b v intern gebruik door leden VNG is toegestaan Postbus 30435 2500 GK Den Haag Bezoekadres Nassaulaan 1 2 Tel (070) 3 73 83 93 Fax (070) 3 63 56 82

LOGA CvA ACOP AC CCOOP CMHF De leden (t.a.v. burgemeester en wethouders) Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden doorklesnummer (070) 3738884 onderwerp CAR/UWO formalisering arbeidsvoorwaardenakkoord 1995-1997 per l januari 1997 uw kenmerk ons kenmerk ARZ/601519 Lbr 96/51 CvA/Loga 96/6 datum 7 maart 1996 bijlage(n) 4 1. Inleiding In onze brief van 20 december 1995 (Lbr. 95/259 CvA/Loga 95/32) inzake de formalisering van het arbeidsvoorwaardenakkoord 1995-1997 is ingegaan op de wijzigingen van de CAR en ÜWO die per l april 1996 van kracht worden. In deze brief worden die onderdelen van het akkoord behandeld die per l januari 1997 ingaan. Deze onderdelen betreffen de afspraken die in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (Loga) gemaakt zijn over de verdere arbeidsduurverkorting tot 36 uur per week en de mogelijkheden voor flexibilisering. De mogelijkheden voor flexibilisering vloeien voort uit de invoering van een bandbreedte met betrekking tot de arbeidsduur, wijziging van de drempel bij overwerk en wijziging van de toelage onregelmatige dienst. Bij deze Loga-brief zijn vier bijlagen gevoegd. Bijlage l bevat de wijzigingen van de CAR en ÜWO, inclusief een korte toelichting voor zover noodzakelijk. Bijlage 2 bevat de wijzigingen van de CAR zonder toelichting en bijlage 3 die van de CAR en ÜWO, eveneens zonder toelichting. Bijlage 4 is een voorbeeld-spaarovereenkomst (zie onderdeel 4.3). Met deze bijlagen willen wij u "panklare" raads- c.q. collegebesluiten aanreiken, voor zowel een CAR- als een UWO-gemeente. Omdat een toelichting op CAR en ÜWO geen vaststelling behoeft, het gaat namelijk niet om een verordening, vindt u de toelichtende teksten niet in de bijlagen 2 en 3. Deze bijlagen kunnen hierdoor dienen als onderdeel van een raadsc.q. collegebesluit. Postbus 30435 2500 GK Den Haag Nassaulaan 12 2514 JS Den Haag Tel (070) 3 73 83 93 Fax (070) 3 63 56 82

- 2-2. Het karakter van de afspraken Zoals in onze Loga-brief van 20 december 1995 reeds is verwoord, kennen de verschillende onderdelen van het akkoord een zodanig sterke samenhang dat partijen het verantwoord hebben gevonden wijzigingen van CAR, ÜWO en aangelegenheden die tot het lokaal domein behoren, in het akkoord op te nemen. Sociale partners hebben dan ook in het akkoord neergelegd dat afspraken die behoren tot het zogeheten UWO-domein van wezenlijk belang zijn voor gemeenten die niet bij de ÜWO zijn aangesloten. Formeel gezien binden de afspraken die behoren tot het UWO-domein deze gemeenten immers niet. Partijen adviseren gemeenten die zich niet bij de ÜWO hebben aangesloten dan ook dringend wijzigingen van de ÜWO door te voeren in de lokale rechtspositieregelingen. Dit advies geldt op overeenkomstige wijze voor de afspraken uit het akkoord die tot het lokaal domein behoren. In al deze gevallen zijn partijen van oordeel dat ter zake geen lokaal overleg gevoerd behoeft te worden Dit is uiteraard anders wanneer een van beide partijen aangeeft dat - ondanks het zwaarwegend Loga-advies - toch overlegd dient te worden Dezelfde overwegingen brengen Loga-partijen ertoe de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht dringend te adviseren ook de wijzigingen van de CAR, de ÜWO en het lokaal domein, waar zij niet aan gebonden zijn, in hun rechtspositieregelingen op te nemen. 3. De onderwerpen van de rechtspositionele aanpassingen In het arbeidsvoorwaardenakkoord 1995-1997 zijn de volgende onderwerpen opgenomen die per l januari 1997 geïmplementeerd worden (tussen haakjes wordt eerst verwezen naar de desbetreffende passage uit het arbeidsvoorwaardenakkoord; daarna wordt het domein aangegeven): - invoering van de 36-urige werkweek (punt 4) (CAR/UWO-domein); - hanteren van een bandbreedte bij de feitelijke arbeidsduur per week (punt 5) (CAR-domein); - verschuiven van de werktijden en de arbeidsduur (punt 6) (CAR/UWOdomein); - wijzigen van de berekening van overwerk (punt 7) (CAR/UWO-domein), - wijzigen van de toelage onregelmatige dienst (punt 8) (CAR-domein); - bevriezen van de vakantieaanspraken gedurende de periode l januari 1997 tot en met 31 december 1998 (punt 12a) (CAR-domein); - leeftijdsverlof (punt 12b) (lokaal domein). 4. Invoering van de 36-urige werkweek 4.1 Arbeidsduur In de regelgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen arbeidsduur en werktijden. De arbeidsduur is gerelateerd aan de omvang van de betrekking en de werktijden bepalen op welke tijden de arbeid moet worden verricht. Met ingang van l januari 1997 wordt de arbeidsduur voor een volledige betrekking teruggebracht van ten hoogste 38 uur naar ten hoogste 36 uur

- 3 - per week (artikel 1:1, lid l, punt k). De arbeidsduur per week kan daarbij varieren binnen bepaalde marges maar op jaarbasis mag de arbeidsduur niet meer bedragen dan een maximaal aantal uren per jaar. Bij het bepalen van de arbeidsduur per jaar is al rekening gehouden met de feestdagen zoals die met name zijn genoemd in artikel 4:2:1, derde lid van de ÜWO Indien een gemeente meer feestdagen kent, moeten deze dagen op de arbeidsduur per jaar in mindering worden gebracht. De wijze waarop dat moet gebeuren, staat beschreven in bijlage l onder de toelichting van artikel 1:1, lid l punt j en k Voor een deeltijder moet de aldus berekende arbeidsduur met de deeltijdfactor worden vermenigvuldigd. De manier waarop de 36-urige werkweek wordt vormgegeven, kan per gemeente of binnen een gemeentelijke organisatie verschillen. Ten behoeve van de invoering van de ADV zijn door het College voor Arbeidszaken en door de bonden brochures uitgebracht waarin de verschillende aspecten van ADV worden belicht. Binnenkort verschijnt een brochure van het A+0 fonds Gemeenten waarin Loga-partijen hun gezamenlijke visie hebben neergelegd In het Loga is afgesproken dat, om de invoering van de 36-urige werkweek te realiseren, bestaande afspraken over ADV kunnen komen te vervallen 4.2 Arbeidsduur per dag en werktijden In het Loga is afgesproken dat de omvang van de arbeidsduur per dag maximaal negen uur bedraagt. Één dag per week mag de arbeidsduur op 10 uur worden vastgesteld (artikel 4:1, lid 4). Het gaat hierbij om vooraf vastgestelde arbeidsduur, dus exclusief overwerk en consignatiedienst. De arbeidsduur per dag kan (gedeeltelijk) in werktijden worden vastgelegd. De wijze waarop de werktijden worden vastgelegd kan verschillen. De werktijden kunnen volledig, al dan niet variabel, of slechts gedeeltelijk, in de vorm van bloktijden, worden vastgelegd. Het is ook mogelijk dat voor individuele ambtenaren geen werktijden worden vastgelegd. In een dergelijke situatie wordt alleen vastgelegd wat de geldende arbeidsduur is. Indien de werktijden voor de ambtenaar worden vastgelegd, dienen deze minimaal een maand van tevoren aan de ambtenaar te worden bekendgemaakt (artikel 4:2, lid 2, punt b) 4 3 Spaarmogelijkheid In het Loga is afgesproken dat, op verzoek, het college van burgemeester en wethouders en de ambtenaar kunnen afspreken dat de ambtenaar meer uren werkt dan de maximale arbeidsduur per jaar. De "te veel" gewerkte (te sparen) uren worden op een later tijdstip in de vorm van aaneengesloten roostervrije tijd opgenomen (artikel 4:3). Zowel het college van burgemeester en wethouders als de ambtenaar hebben het recht een voorstel te doen gebruik te maken van de spaarmogelijkheid. Het college van burgemeester en wethouders kan een dergelijk verzoek om organisatorische redenen afwijzen. Uiteraard heeft ook de ambtenaar om hem moverende redenen de mogelijkheid niet akkoord te gaan met een desbetreffend verzoek van het college. Eventueel kan in overleg een ander aantal uren worden overeengekomen.

- 4 - Afspraken met betrekking tot deze spaarvariant worden in een individueel spaarcontract vastgelegd. Het aantal te sparen uren is gelimiteerd. Het maximum bedraagt 1/9 deel van de voor de ambtenaar geldende arbeidsduur per week. Dat wil zeggen: een ambtenaar met een formele arbeidsduur van 36 uur per week kan maximaal vier uur per week sparen. De ambtenaar kan ten hoogste het aantal uren sparen dat resulteert in een periode van roostervrije tijd van maximaal één jaar, verminderd met de voor hem voor dat jaar geldende vakantie-uren. De maximale periode van afwezigheid als gevolg van de roostervrije tijd, inclusief het verlof, zal hierdoor niet meer bedragen dan één jaar. Om organisatorische redenen kan overeengekomen worden dat de ambtenaar een beperkt deel van de roostervrije tijd als aaneengesloten periode opneemt. Het spaarcontract bevat afspraken over het aantal te sparen uren per week, het totaal aantal bij elkaar te sparen uren en afspraken over de periode gedurende welke de roostervrije tijd wordt opgenomen. De regelgeving bepaalt hoe te handelen bij ziekte en (tussentijds) ontslag als er wordt gespaard (artikelen 4:3:1 en 4:3:2). In principe worden geen spaaruren uitbetaald, tenzij er sprake is van overmacht. De opgebouwde spaaruren worden altijd uitbetaald in geval van ontslag wegens arbeidsongeschiktheid en bij overlijden. Een voorbeeld-spaarovereenkomst is als bijlage bij deze Loga-brief gevoegd. Dit voorbeeld is geen onderdeel van de CAR of ÜWO; het kan worden gebruikt als er spaarafspraken worden gemaakt. De gehanteerde formulering sluit aan bij de bepalingen zoals opgenomen in de CAR en ÜWO (artikelen 4:3 e.v.) 4.4 Deeltijder De Loga-partijen zijn overeengekomen dat de afspraken met betrekking tot de arbeidsduurverkorting op iedereen van toepassing zijn. Tevens zijn zij overeengekomen om via lokale afspraken de mogelijkheid te scheppen om de deeltijdaanstelling op verzoek van de ambtenaar te handhaven op het niveau van voor l januari 1997. Het college van burgemeester en wethouders kan het verzoek van de ambtenaar hieromtrent afwijzen op financiële en/of organisatorische gronden. 5. Bandbreedte De Loga-partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsduur per week, uitgaande van een volledige betrekking, gemiddeld 36 uur per week bedraagt (formele arbeidsduur) De arbeidsduur kan binnen aangegeven marges feitelijk afwijken van 36 uur (feitelijke arbeidsduur). De marges die hierover zijn afgesproken treft u aan in een nieuw artikel 4:1. Voor de voltijdambtenaar kan de arbeidsduur varieren tussen 30 en 42 uur per week. De bandbreedte is exclusief overwerk en consignatiedienst. De bandbreedte kan gebruikt worden om te komen tot een betere afstemming tussen het werkaanbod enerzijds en de inzet van personeel anderzijds. Het personeel werkt meer uren dan de formele arbeidsduur in die weken dat er zich een piekbelasting in het werkaanbod voordoet en minder uren dan de formele arbeidsduur in die weken dat er minder werkaanbod is.

- 5 - Indien het college van burgemeester en wethouders gebruik wenst te maken van de bandbreedte, dan dient zij dit tenminste één maand voor aanvang van de desbetreffende week aan de ambtenaar mee te delen (artikel 4:1, lid 2 CAR). Deze verplichting is in de CAR opgenomen om de ambtenaren zekerheid te bieden indien de gemeente in het licht van de bedrijfsvoering de feitelijke arbeidsduur wenst te flexibiliseren. 6. Verschuiving van arbeidsduur en werktijden Indien de gemeentelijke bedrijfsvoering wordt geflexibiliseerd, zal de ambtenaar duidelijkheid willen hebben over de voor hem geldende arbeidsduur en werktijden. Het sociale leven is immers veelal nauw afgestemd op deze arbeidsduur en werktijden. Een wijziging hiervan kan dan ook gevolgen hebben in de privé-sfeer van individuele ambtenaren. Toch zal het in incidentele gevallen kunnen voorkomen dat de arbeidsduur of de werktijden moeten worden verschoven De Loga-partijen zijn overeengekomen dat ingeval de vastgestelde arbeidsduur en/of werktijden worden verschoven anders dan op verzoek van de ambtenaar, een verschuivingstoelage kan worden gegeven. Deze bepaling wordt in de CAR opgenomen (artikel 3:4). In de ÜWO wordt vervolgens een bepaling opgenomen in welke gevallen de verschuivingstoelage moet worden gegeven en welk percentage moet worden vergoed (artikel 3 4:1). In geval van verschuiving van de werktijden kan het recht op een verschuivingstoelage alleen ontstaan indien de oorspronkelijke feitelijke arbeidsduur per week dan wel de oorspronkelijke werktijden waren vastgelegd. 7. Overwerkvergoeding De Loga-partijen streven naar terugdringing van het overwerk. Het begrip overwerk is gekoppeld aan de omvang van de arbeidsduur. De ambtenaar heeft recht op een vergoeding voor werkzaamheden, in dienstopdracht verricht, buiten de feitelijke arbeidsduur per week Deze feitelijke arbeidsduur per week kan - gezien de bandbreedte - voor een voltijdambtenaar varieren tussen 30 en 42 uur. Een en ander houdt in dat pas op het moment dat in dienstopdracht de feitelijke arbeidsduur wordt overschreden, er sprake kan zijn van overwerk. Indien alleen een verschuiving van werktijden plaatsvindt, maar de feitelijke arbeidsduur per week ongewijzigd blijft, is er geen sprake van overwerk. De vergoedingssystematiek bij overwerk wordt gewijzigd. De vergoeding bestaat uit verlof gelijk aan het aantal overwerkuren en uit een bedrag. Vanaf l januari 1997 wordt voor de vergoeding in verlof geen drempel van een half uur meer gehanteerd, dat wil zeggen dat in principe al het overwerk in verlof wordt gecompenseerd. Het bedrag van de vergoeding verricht voor overwerk op andere dagen dan zaterdag of zondag wordt met ingang van l januari 1997 slechts toegekend indien en voor zover het overwerk meer bedraagt dan twee uur per week (artikel 3:2:1). In artikel 3'2: l wordt in een nieuw lid 4 aangegeven dat voor de vaststelling van deze twee uur allereerst de uren in aanmerking worden genomen, waaraan het laagste overwerkpercentage is verbonden. Voor het overwerk verricht op zaterdag en zondag wordt daarentegen altijd een financiële vergoeding

- 6 - toegekend. De Loga-partijen adviseren de lokale overlegpartners om de regelgeving met betrekking tot de vergoeding voor consignatiediensten zodanig op te stellen dat, in geval van daadwerkelijke dienst gedurende deze dienst, de drempel van twee uur niet wordt toegepast. 8 Toelage onregelmatige dienst In het Loga is afgesproken dat de toelage onregelmatige dienst (TOD) wordt gewijzigd. Met ingang van l januari 1997 is het mogelijk dat het college van burgemeester en wethouders één aaneengesloten periode van drie uur eenmaal per week aanwijst, waarover geen recht op TOD bestaat (artikel 3:3). Indien de ambtenaar echter ook op andere tijdstippen dan de maximaal drie aangewezen uren moet werken, behoudt hij het recht op een toelage onregelmatige dienst, ook over de uren die vallen binnen de aangewezen periode. Loga-partijen zijn nog in overleg over de precieze toepassing van deze bepaling. Hierover wordt u op een later tijdstip nog nader geïnformeerd. 9. Bevriezen van de vakantieaanspraken gedurende de periode l januari 1997 tot en met 31 december 1998 Als gevolg van de systematiek om de arbeidsduur per jaar in uren uit te drukken, wordt het vakantieverlof met ingang van l januari 1997 niet meer uitgedrukt in dagen maar in uren (artikel 6:2). Hiertoe wordt het aantal vakantiedagen vermenigvuldigd met de factor 7,2 (te weten de gemiddelde arbeidsduur per dag bij een 36-urige werkweek). Dit geldt zowel voor het reguliere verlof als voor het buitengewoon verlof. De Loga-partijen hebben afgesproken dat gedurende de periode van l januari 1997 tot en met 31 december 1998 het jaarlijkse vakantieverlof met een dag wordt teruggebracht. Daarmee wordt het "basis"vakantieverlof voor 1997 en 1998 vastgesteld op ten minste 158,4 uur per kalenderjaar (dit verlof moet nog vermeerderd worden met ander verlof zoals leeftijdsverlof e.d.). 10. Leeftijdsverlof De Loga-partijen zijn overeengekomen het lokale overleg te adviseren om voor nieuw in dienst tredend personeel, twee leeftijdsverlofdagen (ofwel 14,4 uur) te laten vervallen. Bovendien adviseren zij het lokale overleg een regeling te maken die het uitbetalen van maximaal 21,6 uren (drie dagen) leeftijdsverlof mogelijk maakt. Het college van burgemeester en wethouders kan een verzoek van de ambtenaar hiertoe alleen afwijzen indien vanuit financieel en/of organisatorisch oogpunt daartegen bezwaren bestaan. Huidige lokale afspraken versus nieuwe bepalingen in het akkoord In de meeste gevallen is het niet noodzakelijk op lokaal niveau overgangsbepalingen tot stand te brengen. Is dat wel het geval, dan zal daarvoor de lokaal geldende procedure gevolgd moeten worden. Voor de verschuivingstoelage en de bepalingen met betrekking tot de

- 7 - bandbreedte geldt dat dit nieuwe onderwerpen zijn die voortvloeien uit het arbeidsvoorwaardenakkoord 1995-1997. Het is echter mogelijk dat gemeenten al regelgeving hadden opgesteld met betrekking tot deze onderwerpen. Indien ten aanzien van deze twee onderwerpen lokaal andere regelingen zijn afgesproken die van kracht zijn vóór l januari 1997, blijven de lokale regelingen ook na l januari 1997 bestaan. In het lokale overleg kunnen partijen voorstellen tot aanpassing van die regelingen aan de orde stellen. Indien partijen daarover geen overeenstemming bereiken, kan de procedure worden gevolgd die voor dergelijke omstandigheden geldt. (Voor gemeenten aangesloten bij de ÜWO is van toepassing hetgeen in hoofdstuk 12 van de ÜWO is beschreven.) Wij willen u er nogmaals op wijzen dat het hier slechts gaat om de regelingen met betrekking tot de verschuivingstoelage en de bandbreedte Voor zover het andere onderwerpen betreft waarbij lokale regelingen afwijken van de regelingen zoals die zijn/worden opgenomen in de CAR of ÜWO, geldt steeds dat de regeling zoals bepaald in de CAR en voor zover van toepassing in de ÜWO, moet worden gevolgd. Indien de lokale regeling afwijkt ten opzichte van de CAR/UWO-regeling dient hiervoor overgangsrecht te worden overeengekomen. Hiervoor moeten de lokaal geldende procedures worden gevolgd. X/ LANDELIJK OVERLEG GEMEENTELIJKE ARBEIDSVOORWAARDEN fyj.c. Koning, retaris

Vereniging van Nederlandse Gemeenten Bijlage l bij CvA/Loga-brief ARZ/601519 CAR en ÜWO-teksten met toelichting Artikel 1:1 lid 1: de onderdelen c, f, g en h vervallen. Artikel 1:1 lid 1: de onderdelen d en e worden vernummerd tot c en d. Artikel 1:1 lid 1: de onderdelen i t/m s worden vernummerd tot p t/m z. Artikel 1:1 lid 1: nieuw invoegen de onderdelen e, f, g, h, i, j, k, l, m, n en o. e arbeidsduur: de vooraf vastgestelde omvang van het aantal uren in een bepaalde periode gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht; f arbeidsduur per dag: de arbeidsduur zoals die voor de ambtenaar voor een bepaalde dag is vastgesteld; g formele arbeidsduur per week' de arbeidsduur volgens de aanstelling; h feitelijke arbeidsduur per week: de arbeidsduur zoals die voor de ambtenaar voor een bepaalde week is vastgesteld; i senlorenarbeidsduur: de voor een ambtenaar, die in aanmerking komt voor het bepaalde in hoofdstuk 5 geldende arbeidsduur per week, die gelijk is aan de arbeidsduur volgens de aanstelling; j arbeidsduur per jaar: de naar jaarbasis herleide formele arbeidsduur per week, gecorrigeerd voor feestdagen; k volledige betrekking: een betrekking waarbij de arbeidsduur per jaar ten hoogste 1836 uur bedraagt en de formele arbeidsduur per week 36 uur bedraagt; l overwerk: werkzaamheden door de ambtenaar in dienstopdracht verricht buiten de feitelijke arbeidsduur per week, m werkdag: een dag waarop de ambtenaar arbeid moet verrichten; n werktijd: de periode tussen vastgestelde tijdstippen gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht; o uurloon: 1/156 gedeelte van het - zo nodig naar een volledige betrekking herberekende - salaris van de ambtenaar per maand; Toelichting bij g en h: De feitelijke arbeidsduur per week kan gelijk zijn aan de formele arbeidsduur per week, maar kan daar ook van afwijken, indien gebruik is gemaakt van de mogelijkheid die in een nieuw artikel 4:1 (bandbreedte) is vastgelegd. Toelichting bij j en k: Een volledige betrekking heeft een arbeidsduur van ten hoogste 1836 uur per jaar. In deze berekening zijn meegenomen het aantal werkdagen verminderd met het aantal, niet jaarlijks op zaterdag of zondag vallende, feestdagen per jaar, gecorrigeerd met de kans dat zij periodiek op een zaterdag of zondag vallen. Het gaat hier gemiddeld om 5 6/7 dag per jaar. De in aanmerking genomen feestdagen zijn Nieuwjaarsdag (gemiddeld per jaar 5/7 dag), 2e paasdag (7/7), Koninginnedag (5/7), Hemelvaartsdag (7/7), 2e pinksterdag (7/7) en de beide kerstdagen (10/7)

De berekening is dan als volgt: 365,25 dagen x 5/7-5 6/7 = 255 dagen. 255 x 7,2 uren (= 36 uren : 5) = 1836 uren. Indien lokaal nog andere feestdagen zijn aangewezen (zoals bijv. bevrijdingsdag, Goede Vrijdag, l mei, maar ook andere dagen zoals de biddag voor het gewas, carnavalsmaandag en/of -dinsdag, vrije dagen voor de plaatselijke kermis etc.) moeten deze, op overeenkomstige wijze, in mindering worden gebracht op de in dit lid genoemde maximale arbeidsduur. De vermindering bedraagt 5/7 vermenigvuldigd met 7,2 uur bij een feestdag die elk jaar op een andere dag van de week valt en 7,2 uur bij een feestdag die elk jaar op dezelfde dag van de week valt, niet zijnde een zaterdag of zondag. Een volledige betrekking kent een formele arbeidsduur van 36 uur per week. Door gebruik te maken van de mogelijkheden van het nieuwe artikel 4:1 (bandbreedte) kan de feitelijke arbeidsduur in een bepaalde week afwijken van de formele arbeidsduur. Toelichting bij n: De arbeidsduur kan in de vorm van werktijden zowel geheel worden vastgelegd als ook gedeeltelijk. Indien de werktijden gedeeltelijk zijn vastgelegd, spreekt men bijvoorbeeld van bloktijden. Toelichting bij o: Als gevolg van de invoering van de 36-urige werkweek wordt het uurloon gewijzigd van 1/165 gedeelte van het salaris naar 1/156 gedeelte van het salaris. De berekening hiervoor luidt als volgt: 36 x 52 weken : 12 maanden = 156 uur per maand. Artikel 1:5 wordt toegevoegd. Artikel 1:5 Bij de berekening van uren onder meer bij het bepalen van de omvang van de betrekking, worden deze tot op één decimaal afgerond. Om tot de decimaal te komen wordt de gangbare afbreekregel gehanteerd. Toelichting Bij het berekenen van de nieuwe deeltijdbetrekking als gevolg van de invoering van de ADV maar ook bij het berekenen van verlof zullen uren uitgerekend worden tot meerdere decimalen achter de komma. Op grond van het bepaalde in artikel 1:5 moeten uren aan het einde van de berekening worden afgerond tot op één decimaal achter de komma. Onder de gangbare afbreekregel wordt verstaan dat tot en met vier wordt afgerond naar beneden en vanaf vijf wordt afgerond naar boven. Artikel 3:1: Aan artikel 3:1 wordt een zesde lid toegevoegd luidende: 6. Het salaris wordt berekend, gebaseerd op de formele arbeidsduur per week, en uitgekeerd per maand. Artikel 3:2: De eerste zin wordt vervangen door: "De ambtenaar heeft recht op een vergoeding voor overwerk." De rest van het artikel blijft gehandhaafd. Artikel 3:2:1: Lid l en 8 vervallen, de leden 2 tot en met 7 worden vernummerd tot l tot en met 6 en lid 9 wordt vernummerd tot lid 7.

- 3 - In lid l (oud 2) wordt "vijfde" vervangen door: "vierde". In lid 3 (oud 4) wordt "derde" vervangen door. "tweede" en wordt "vijfde" vervangen door: "vierde". Artikel 3:2:1 lid 4 (lid 5 oud): punt a: De eerste volzin wordt vervangen door: "Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt voor elk van de in aanmerking komende uren berekend naar een percentage van het uurloon van de ambtenaar met dien verstande dat het bedrag van de vergoeding voor overwerk verricht op andere dagen dan zaterdag of zondag, of een dag genoemd in artikel 4 2:1, derde lid, slechts wordt toegekend indien en voor zover dit overwerk meer bedraagt dan twee uur per week". punt b: Vervangen zinsnede "4:1:l" door "4:2:l" punt c: Vervangen zinsnede "4:1:1" door "4:2:1" (3x). toevoegen punt d: "Voor de bepaling van de twee uur die, op grond van het gestelde onder punt a, niet voor het bedrag van de vergoeding in aanmerking komen, worden allereerst de uren in aanmerking genomen waarvoor op grond van dit lid het laagste percentage geldt." Toelichting: Het volgende voorbeeld kan de nieuwe overwerkregeling verduidelijken. Een ambtenaar werkt in één week in totaal 10 uur over De verdeling is: maandag direct na afloop van de voor hem vastgestelde werktijd van 19.00 tot 21 00 uur (twee uur), dinsdag direct na afloop van de voor hem vastgestelde werktijd van 17.00 tot 20 00 uur (drie uur); zaterdag van 9.00 tot 12.00 uur (drie uur); zondag van 9.00 tot 11.00 uur (twee uur). Krachtens het nieuwe vernummerde lid l heeft de ambtenaar recht op een vergoeding bestaande uit verlof en een bedrag De vergoeding in verlof is gelijk aan het aantal uren overwerk en bedraagt aldus 10 uur. Het bedrag van de vergoeding wordt aldus bepaald. Op grond van punt a van het vierde lid dient het bedrag van de vergoeding voor overuren verricht op zaterdag en zondag volledig uitbetaald te worden. Dit betekent dat over de drie uren overwerk verricht op zaterdag de vergoeding van 75% wordt uitgekeerd Over de twee uren overwerk verricht op zondag dient een vergoeding van 100% te worden uitgekeerd. Vervolgens moet, conform punt d, bepaald worden' welke overige overuren zijn gemaakt, welke daarvan een lage of een hogere vergoeding kennen; welke uren met een lage vergoeding buiten beschouwing blijven voor de vergoeding in geld

- 4 - In het gegeven voorbeeld kan het volgende overzicht worden opgesteld: maandag: l uur (19.00 tot 20.00 uur) 25% l uur (20.00 tot 21.00 uur) 50% dinsdag 2 uur (17.00 tot 19 00 uur) 25% l uur (19.00 tot 20 00 uur) 50% Resumerend zijn er drie overwerkuren die in principe in aanmerking zouden komen voor een geldelijke vergoeding van 25% en twee overwerkuren die in principe in aanmerking zouden komen voor een vergoeding van 50%. Twee van de drie uren die 25% vergoeding kennen, worden buiten beschouwing gelaten Concluderend: maandag l uur è 25%: geen vergoeding l uur a 50%: vergoeding van 50% dinsdag l uur a 25%: geen vergoeding l uur a 25%: vergoeding van 25% l uur a 50%' vergoeding van 50% zaterdag 3 uur a 75%: vergoeding van 75% zondag 2 uur a 100%: vergoeding van 100% De artikelen 3:4 tot en met 3:5:8 worden vernummerd tot 3:5 tot en met 3:6:8. De nieuwe artikelen 3:4 en 3:4:1 worden ingevoegd. Toevoegen voor artikel 3:4: "Verschuivingstoelage". Artikel 3:4: Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat bij verschuiving van de feitelijke arbeidsduur per week of bij verschuiving van de vastgestelde werktijden, anders dan op verzoek van de ambtenaar, aanspraak op een vergoeding ontstaat. In een nader vast te stellen regeling wordt bepaald wanneer recht ontstaat op een verschuivingstoelage. Artikel 3:4:1: 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3:4 heeft de ambtenaar recht op een vergoeding, indien binnen 72 uur voor aanvang van de oorspronkelijk vastgestelde a. feitelijke arbeidsduur per week, deze arbeidsduur wordt verschoven; b. werktijd, deze werktijd wordt verschoven. 2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ingeval een verschuiving van de oorspronkelijk vastgestelde arbeidsduur per week en/of de oorspronkelijk vastgestelde werktijd plaatsvindt zonder dat het dienstbelang dit vereist, gedurende de periode gelegen tussen een maand en 72 uur voor aanvang van de betreffende week dan wel de werktijd 3. De hoogte van deze vergoeding bedraagt voor elk verschoven uur 25% van het uurloon. Toelichting Er ontstaat recht op een verschuivingstoelage indien de vooraf feitelijk vastgestelde arbeidsduur en/of de vastgestelde werktijden, anders dan op verzoek van de ambtenaar, worden verschoven binnen een aangegeven tijdsbestek. Indien de verschuiving plaatsvindt binnen 72

- 5 - uur voor aanvang, ontstaat er altijd recht op de verschuivingstoelage. Als de verschuiving tussen een maand en 72 uur voor aanvang plaatsvindt, ontstaat er alleen recht op de verschuivingstoelage als de verschuiving plaatsvindt zonder dat het dienstbelang dit vereist. Bijvoorbeeld: de ambtenaar is in week 14 voor 36 uur en in week 15 voor 38 uur ingeroosterd Binnen 72 uur voor aanvang, dus bijvoorbeeld op zaterdag, wordt de arbeidsduur voor deze weken verschoven, week 14 wordt 40 uur en week 15 wordt 34 uur. De ambtenaar heeft dan recht op een verschuivingstoelage over vier uur, te weten de vier uur die van week 15 worden verschoven naar week 14. In deze situatie is er geen sprake van overwerk. Hoofdstuk 4 Arbeidsduur en werktijden Toelichting In dit hoofdstuk wordt een onderscheid gemaakt tussen arbeidsduur en werktijden. Arbeidsduur heeft te maken met de omvang van de betrekking, bij een volledige betrekking is deze 36 uur per week. Bij de arbeidsduur wordt een onderscheid gemaakt tussen de formele en de feitelijke arbeidsduur. Zie hiervoor de toelichting bij artikel l 1. Naast de arbeidsduur wordt in dit hoofdstuk gesproken over de werktijd. Onder werktijd wordt verstaan de periode tussen vastgestelde tijdstippen gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht. De werktijd kan geheel of gedeeltelijk worden vastgelegd. Indien de werktijden gedeeltelijk zijn vastgelegd, spreekt men bijvoorbeeld van bloktijden. Artikel 4:1 wordt vernummerd tot artikel 4:2. Er wordt een nieuw artikel 4:1 ingevoegd. Artikel 4:1: 1 Burgemeester en wethouders kunnen de feitelijke arbeidsduur per week vaststellen op een andere omvang dan de formele arbeidsduur per week waarbij de afwijking maximaal het onderstaande aantal uren mag bedragen: - 2 uur bij een formele arbeidsduur per week van O tot 12 uur; - 4 uur bij een formele arbeidsduur per week van 12 tot 24 uur; - 6 uur bij een formele arbeidsduur per week van 24 tot en met 3 6 uur. De voor de ambtenaar geldende arbeidsduur per jaar mag niet worden overschreden behoudens bij toepassing van artikel 4:3. 2 Indien burgemeester en wethouders de feitelijke arbeidsduur per week op een andere omvang vaststellen dan de formele arbeidsduur per week, wordt dit ten minste één maand voor aanvang van de betreffende week aan de ambtenaar meegedeeld. 3 De ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar is aangesteld of wordt ontslagen heeft een arbeidsduur, die naar rato van de arbeidsduur per jaar over het aantal te werken maanden wordt berekend. 4 De arbeidsduur per dag bedraagt ten hoogste negen uur. Indien de bedrijfsvoering dit vereist kan de arbeidsduur eenmaal per week op 10 uur gesteld worden 5 Bij de brandweer en de wat de van toepassing zijnde dienstroosters betreft daarmee vergelijkbare onderdelen, kunnen van het vierde lid afwijkende afspraken worden overeengekomen.

- 6 - Toelichting De mogelijkheid wordt gecreëerd om lokaal van een feitelijke wekelijkse arbeidsduur gebruik te maken die zich beweegt binnen bepaalde marges ten opzichte van de formele arbeidsduur per week (bandbreedte). Voor voltijders (36 uur) is deze bandbreedte zes uur, zodat de feitelijke arbeidsduur per week tussen de 30 en 42 uur kan worden vastgesteld. Deeltijders die een formele arbeidsduur per week hebben waarvan de omvang ligt tussen 24 en 36 uur, kennen eveneens een bandbreedte van zes uur. Voor deeltijders die een formele arbeidsduur per week hebben waarvan de omvang ligt tussen 12 uur en 24 uur, is een bandbreedte vastgesteld op vier uur. Voor deeltijders met een aanstelling voor minder dan 12 uur per week, geldt een bandbreedte van twee uur. Met deze bandbreedte wordt een instrument geboden om flexibel met de wekelijkse arbeidsduur om te gaan. De bandbreedte maakt het mogelijk dat in drukke perioden langer wordt gewerkt dan de formele arbeidsduur per week en in minder drukke tijden minder. Op jaarbasis dient men uit te komen op de maximale arbeidsduur per jaar die hoort bij de omvang van de betrekking (voltijders maximaal 1836 uur). De ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar Is aangesteld of wordt ontslagen heeft een maximale arbeidsduur die naar rato van het aantal te werken maanden wordt berekend (lid 3) Indien voor deze ambtenaar gebruik gemaakt wordt of is van de bandbreedte, zal rekening gehouden moeten worden met de voor hem geldende maximale arbeidsduur. Bijvoorbeeld: een ambtenaar verzoekt op l augustus ontslag met ingang van l oktober. Indien deze ambtenaar gedurende het hele jaar werkzaam zou zijn, zou zijn arbeidsduur 1836 uur bedragen. In verband met zijn ontslag met ingang van l oktober, moet zijn arbeidsduur naar rato van het aantal maanden dat hij werkt worden berekend: 1836 x 9/12 = 1377 uur. Het rooster tot l augustus zag er als volgt uit: twee weken van 42 uur, vier weken van 40 uur, twee weken van 38 uur, twee weken van 28 uur (i v.m. feestdagen) en de overige 20 weken 36 uur. Dit resulteert in een feitelijke arbeidsduur van 1096 uur. Gedurende zijn opzegtermijn (9 weken) moet deze ambtenaar nog 1377-1096 = 281 uur volmaken. Deze uren kunnen bijvoorbeeld als volgt worden verdeeld: drie weken van 30 uur, één week van 31 uur en vijf weken van 32 uur. Artikel 4:2 (oud artikel 4:1) komt als volgt te luiden: 1 In een nader door burgemeester en wethouders vast te stellen regeling worden algemene regels omtrent de werktijden vastgesteld. Voor zover ingevolge deze regeling wisselende werktijden gelden, wordt daarvoor een rooster opgesteld. 2 Bij de regeling van de werktijd wordt in acht genomen: a dat geen arbeid wordt verricht op zaterdagen en zondagen, tenzij afwijking van deze regel in het belang van de dienst noodzakelijk is, b dat de werktijden ten minste één maand voor aanvang aan de ambtenaar bekend worden gemaakt; c dat de werktijd behoorlijk door pauze wordt onderbroken. 3 Bij de brandweer en de wat de van toepassing zijnde dienst-

- 7 - roosters betreft daarmee vergelijkbare onderdelen, kan een van het tweede lid afwijkende regeling worden getroffen. Toelichting Op grond van de bepalingen in artikel 4:1 noet de arbeidsduur, indien deze afwijkt van de formele arbeidsduur per week, ruim van tevoren (tenminste één maand voor aanvang) aan de ambtenaar worden bekendgemaakt. Op grond van de bepalingen in artikel 4:2 kunnen de werktijden worden vastgesteld. Indien aan de ambtenaar wisselende werktijden worden opgedragen, moeten de werktijden in een rooster worden vastgesteld De werktijden moeten dan ruim van te voren (eveneens ten minste één maand) aan de ambtenaar bekendgemaakt worden Beide bepalingen noodzaken een goede planning. Bij het vaststellen van de werktijden hoort rekening te worden gehouden met de bepalingen van de Arbeidstijdenwet (ATW). De artikelen 4:1:1 en 4:1:2 worden vernummerd tot 4:2:1 en 4:2:2. Artikel 4:2:1 (oud artikel 4:1:1), lid 2 De zinsnede "artikel 4:1, tweede lid, onder b" wordt vervangen door "artikel 4:2, tweede lid, onder a". Artikel 4:2:1 (oud 4:1:1), de leden 4 en 5 worden vernummerd tot 5 en 6. Aan artikel 4:2:1 (oud artikel 4:1:1) wordt een nieuw lid 4 (oud artikel 6:4:3,) toegevoegd: Tekst nieuw lid 4' 4 Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, geldt, hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, ook voor kerkelijke of nationale, landelijke, regionale of plaatselijk erkende feest- of gedenkdagen die door burgemeester en wethouders zijn aangewezen als dagen, waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten Een nieuw artikel 4:3 wordt toegevoegd. Artikel 4:3 l Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder: a spaaruren: de overeengekomen uren gedurende welke de ambtenaar werkzaamheden verricht die de voor hem vastgestelde feitelijke arbeidsduur per week te boven gaan, niet zijnde overwerk, en die over een langere periode dan één jaar worden gespaard; b. spaarperiode: een periode waarin de spaaruren worden gespaard; c. roostervrije tijd: de periode waarin de spaaruren aaneengesloten worden opgenomen. 2. Op zijn verzoek dan wel op verzoek van burgemeester en wethouders, kan de ambtenaar, gedurende een afgesproken spaarperiode, ten hoogste gemiddeld 1/9 deel van de voor die spaarperiode geldende formele arbeidsduur per week aan spaaruren opbouwen met inachtneming van het bepaalde in het derde lid. De hierover te maken afspraken worden schriftelijk vastgelegd. De ambtenaar ontvangt hiervan een afschrift 3. Een ambtenaar kan ten hoogste het aantal spaaruren opbouwen dat resulteert in een periode van roostervrije tijd overeenkomend

met de arbeidsduur per jaar verminderd met de voor hem voor dat jaar geldende vakantie-uren. 4. Voor het bepaalde in het tweede lid geldt dat de feitelijke arbeidsduur en de spaaruren tezamen niet meer mogen bedragen dan 42 uur per week. 5. In afwijking van het gestelde in het tweede lid kan de ambtenaar ten aanzien van wie op grond van artikel 5:1 of 5:3 de senlorenarbeidsduur is verminderd, ten hoogste gemiddeld 1/9 deel van de teruggebrachte senlorenarbeidsduur aan spaaruren opbouwen. 6. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels stellen. Toelichting lid 2 De werkgever en de werknemer hebben beiden het recht een voorstel te doen om gebruik te maken van de spaarmogelijkheid. De werkgever kan zo'n verzoek van de werknemer om organisatorische redenen afwijzen. Wanneer de werkgever het voorstel doet, heeft de werknemer uiteraard de mogelijkheid om hem moverende redenen niet akkoord te gaan. Een ambtenaar met een volledige betrekking kan maximaal vier uren per week (36 x 1/9) sparen. Een ambtenaar, die is aangesteld voor minder dan gemiddeld 36 uur per week, kan naar evenredigheid sparen. Indien gebruik wordt gemaakt van de spaarmogelijkheid, wordt hiermee de formele arbeidsduur per week niet gewijzigd. Voor het schriftelijk vastleggen van de te maken afspraken met betrekking tot het sparen, kan gebruik worden gemaakt van de voorbeeld-spaarovereenkomst zoals die door het LOGA is vastgesteld. lid 3 De maximale periode van roostervrije tijd die bij elkaar gespaard mag worden, komt overeen met de voor de ambtenaar geldende arbeidsduur per jaar verminderd met het voor de ambtenaar voor dat jaar geldend aantal vakantie-uren (plus leeftijdsverlof e.d.). De maximale periode van afwezigheid als gevolg van de roostervrije tijd, inclusief verlof, zal hierdoor ten hoogste dan één jaar bedragen. lid 4 Het is niet de bedoeling dat de maximale bandbreedte en het maximaal aantal te sparen uren bij elkaar 46 uur per week kunnen bedragen. Ook als er wordt gespaard, dient de arbeidsduur te blijven binnen de maximale grens van de feitelijke arbeidsduur, te weten 42 uur per week. lid 5 De ambtenaar die gebruik maakt van de 56- of 60-jarigenregeling kan ten hoogste 1/9 deel van de teruggebrachte arbeidsduur aan spaaruren opbouwen Bijvoorbeeld: een ambtenaar voor wie de oorspronkelijke arbeidsduur van 36 uur met een vijfde is teruggebracht op grond van de 56-jarigenregeling, kan nog slechts 1/9 deel van 28,8 uur sparen, te weten 3,2 uur per week. De artikelen 4:3:1 tot en met 4:3:3 worden toegevoegd Artikel 4:3:1 1. Gehele of gedeeltelijke verhindering wegens ziekte de betrekking te vervullen tijdens de spaarperiode schort de opbouw van de spaaruren op vanaf het moment dat de ziekte een aaneengesloten

- 9 - periode van twaalf weken heeft geduurd tot het moment van volledig herstel. 2. Gehele of gedeeltelijke verhindering wegens ziekte de betrekking te vervullen op het moment dat de roostervrije tijd ingaat, schort de opname van de roostervrije tijd op tot het moment van volledig herstel. 3. Gehele of gedeeltelijke verhindering wegens ziekte de betrekking te vervullen gedurende de opname van de roostervrije tijd, schort de roostervrije tijd op vanaf het moment dat de ziekte een aaneengesloten periode van zes weken heeft geduurd tot het moment van volledig herstel. Artikel 4:3:2 1. In geval van ontslag, op grond van artikel 8:1, wordt roostervrije tijd zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In overeenstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn zo nodig worden verlengd. Indien het voor de ambtenaar, in verband met het aanvaarden van een andere betrekking, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, worden de niet opgenomen spaaruren uitbetaald ingevolge het bepaalde in artikel 4:3:3. 2. In het geval van ontslag op grond van artikel 8.4, 8:6 of 8:7, wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag de roostervrije tijd op te nemen 3. In geval van ontslag op grond van artikel 8:12 is de ambtenaar verplicht om met ingang van de dag dat het voornemen disciplinair ontslag te verlenen aan de ambtenaar is meegedeeld, de roostervrije tijd op te nemen. Aansluitend op deze periode zal het ontslag op grond van artikel 8:12 volgen. Het ontslag gaat in de eerste dag na afloop van de roostervrije tijd. 4 In geval van ontslag op grond van artikel 8:5 worden de reeds gespaarde spaaruren uitbetaald ingevolge het bepaalde in artikel 4:3:3. 5. In het geval van overlijden van de ambtenaar worden aan de nabestaanden, met inachtneming van het bepaalde van artikel 8'14 2, de reeds gespaarde spaaruren uitbetaald ingevolge het bepaalde in artikel 4:3:3. Toelichting Het uitgangspunt is dat de spaaruren niet worden uitbetaald, tenzij de werknemer niet in staat is om de spaaruren om te zetten in roostervrije tijd (bij arbeidsongeschiktheid en overlijden). Indien een ambtenaar een functie aanvaardt bij een andere werkgever, kan de werknemer, gedurende de verlengde opzegtermijn waarin hij de roostervrije tijd opneemt, doorgaans al met zijn nieuwe functie starten. In het geval dat dit niet mogelijk is en het opnemen van de roostervrije tijd een belemmering is voor het starten van de nieuwe functie, kunnen de spaaruren worden uitbetaald Indien de partijen overeenkomen dat de nieuwe werkgever nog geen salaris betaalt maar de gewerkte uren omzet in spaaruren, ontstaat materieel gezien een situatie dat de werknemer zijn opgebouwde spaaruren bij zijn oude werkgever "meeneemt" naar zijn nieuwe werkgever. Artikel 4:3:3: Indien spaaruren worden uitbetaald, worden zij uitbetaald naar het

- 10 - op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar. Artikel 5:1 lid 1: De zinsnede "werktijd per week" wordt vervangen door "senlorenarbeidsduur 11 (2x). De zinsnede "met behoud van de arbeidsduur" wordt vervangen door "met behoud van de formele arbeidsduur". De zinsnede "werktijdvermindering 11 wordt vervangen door "arbeidsduurvermindering" In de laatste volzin wordt "acht" vervangen door "7,2" Aan artikel 5:1 wordt een nieuw lid 3 toegevoegd: 3 Bij de vaststelling van de feitelijke arbeidsduur per week en de toepassing van artikel 4.3 wordt uitgegaan van de met een vijfde teruggebrachte seniorenarbeidsduur. Toelichting Indien een ambtenaar gebruik maakt van de 56-jarigenregeling, waardoor de seniorenarbeidsduur met een vijfde wordt teruggebracht, moet voor het hanteren van de bandbreedte worden uitgegaan van de teruggebrachte arbeidsduur. Bijvoorbeeld, voor een ambtenaar wordt de formele arbeidsduur teruggebracht van 36 naar 28,8 uur. De bandbreedte wijzigt hierdoor niet. Echter wordt voor een ambtenaar de seniorenarbeidsduur teruggebracht van 25 naar 20 uur dan wijzigt de bandbreedte wel, namelijk van +/- zes uur naar +/- vier uur. Artikel 5:3 lid 1: De zinsnede "werktijd per week" wordt vervangen door "seniorenarbeidsduur" (2x). De zinsnede "met behoud van de arbeidsduur" wordt vervangen door "met behoud van de formele arbeidsduur". De zinsnede "16 uur" wordt vervangen door "14,4 uur". Artikel 5:3 lid 2: "werktijd" wordt vervangen door "seniorenarbeidsduur" (5x). In artikel 5:3 worden de leden 4 t/m 13 vernummerd tot 5 t/m 14. Toevoegen aan artikel 5:3 een nieuw lid 4: 4 Bij de vaststelling van de feitelijke arbeidsduur per week en de toepassing van artikel 4:3 wordt uitgegaan van de met de helft teruggebrachte seniorenarbeidsduur per week. Toelichting Bij de 60-jarigenregeling geldt dezelfde bepaling als bij de 56- jarigenregeling. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 5:1, derde lid. Artikel 5:3 lid 5 (nieuw): "werktijd" wordt vervangen door "seniorenarbeidsduur" (2x). Artikel 5:3 lid 6 (nieuw): "werktijd" wordt vervangen door "seniorenarbeidsduur". De zinsnede "vierde lid" wordt vervangen door "vijfde lid".

- 11 - Artikel 5:3 lid 7 (nieuw): De zinsnede "vierde lid" wordt vervangen door "vijfde lid" (2x). Artikel 5:3 lid 8 (nieuw): "werktijd" wordt vervangen door "seniorenarbeidsduur" (2x). Artikel 5:3 lid 9 (nieuw): De zinsnede "vierde tot en met zesde lid" wordt vervangen door "vijfde tot en met zevende lid". Artikel 5:3 lid 10 (nieuw): De zinsnede "zevende lid" wordt vervangen door "achtste lid". Artikel 5:3 lid 11 (nieuw): De zinsnede "zesde en zevende lid" wordt vervangen door "zevende en achtste lid". De zinsnede "vierde en vijfde lid" wordt vervangen door "vijfde en zesde lid". Artikel 5:3 lid 12 (nieuw): "werktijd" wordt vervangen door "seniorenarbeidsduur". Artikel 5:3 lid 13 (nieuw): De zinsnede "zesde en zevende lid" wordt vervangen door "zevende en achtste lid". Artikel 5:3 lid 14 (nieuw): "werktijd" wordt vervangen door "seniorenarbeidsduur". Artikel 5:4 lid 1: "werktijd" wordt vervangen door "seniorenarbeidsduur" (3x). Artikel 5:5: "werktijd" wordt vervangen door "seniorenarbeidsduur" (2x). Toelichting: Als gevolg van wijzigingen in de definities zoals opgenomen in artikel 1:1 is in het gehele hoofdstuk 5 het begrip "werktijd" vervangen door het begrip "seniorenarbeidsduur" Artikel 6:1:1: lid 3 vervalt. Artikel 6:2 wordt vervangen door: De duur van de vakantie van de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt ten minste 165,6 uren per kalenderjaar met dien verstande dat de duur van de vakantie van de ambtenaar met een volledige betrekking in 1997 en 1998 tenminste 158,4 uur per kalenderjaar bedraagt. Toelichting Het aantal vakantiedagen is vermenigvuldigd met de factor 7,2 Op grond van het arbeidsvoorwaardenakkoord 1995-1997 worden voor de jaren 1997 en 1998 de verlofuren met 7,2 uren per jaar verminderd. Indien de ambtenaar is ingeroosterd voor meer of minder dan 7,2 uur per dag, zal het verlof met het aantal ingeroosterde uren waarop de ambtenaar verlof wil genieten, worden verminderd.

- 12 - De situatie kan zich voordoen dat een ambtenaar gedurende de weken dat hij voor 42 uren is ingeroosterd, verlof wil. Dit kost de ambtenaar relatief veel verlofuren. Daar staat tegenover dat, als de ambtenaar verlof wil in weken waarbij zijn feitelijke arbeidsduur slechts 30 uur bedraagt, het verlof slechts met relatief minder uren wordt verminderd. Indien, als gevolg van verlof in weken met een feitelijke arbeidsduur van 42 uur, de ambtenaar bijvoorbeeld slechts weinig verlofuren resteren, kan het de ambtenaar worden toegestaan om gedurende de weken dat hem een feitelijke arbeidsduur van minder dan 36 uur is opgedragen, deze arbeidsduur te realiseren over minder dan vijf dagen waardoor de ambtenaar aaneengesloten vrije tijd kan creëren. Artikel 6:2:1, lid 2: De duur van de vakantie van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week, wordt naar evenredigheid verminderd. Artikel 6:2:1, lid 4: De zinsnede "twee werkdagen" wordt gewijzigd in: "14,4 uren" Artikel 6:2:1, lid 5 en lid 6 komen te vervallen; de oude leden 7 en 8 worden vernummerd tot 5 en 6: Toelichting: De vaste feestdagen zoals vermeld in artikel 4:2:1 zijn reeds verrekend met de arbeidsduur per jaar. Hierdoor hoeft er geen bepaling meer te worden opgenomen indien een ambtenaar toch moet werken op een feestdag. Deze ambtenaar bereikt eerder de voor hem vastgestelde arbeidsduur per jaar. Artikel 6:2:1, lid 6 (nieuw): In afwijking van het gestelde in artikel 6-2 wordt, met ingang van de dag waarop de seniorenarbeidsduur van de ambtenaar op grond van artikel 5 l of 5:3 wordt teruggebracht, de duur van de vakantie naar evenredigheid verminderd en vervalt het recht op vermeerdering van vakantie als bedoeld in het derde lid van dit artikel. Artikel 6:2:3, lid 1: De laatste volzin van dit lid komt te vervallen. Artikel 6:2:3, lid 2: De zinsnede: ", met dien verstande dat het resterende gedeelte tot hele dagen naar boven worden afgerond en" komt te vervallen. Artikel 6:2:3, lid 4: De zinsnede: "gelden deze werkdagen als volle vakantiedagen" wordt vervangen door "wordt het aantal vakantie-uren van de ambtenaar verminderd met het aantal uren waarmee het aantal vakantie-uren verminderd zou worden ingeval de ambtenaar niet gedeeltelijk wegens ziekte verhinderd zou zijn geweest." Artikel 6:2:3, lid 5 wordt vervangen door: Voor vakantie-uren waarop de ambtenaar aanspraak heeft, maar die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn verleend wordt een vergoeding gegeven. Deze vergoeding is gelijk aan het uurloon van de

- 13 - ambtenaar voor elk niet verleend vakantie-uur. Toelichting: Alle bepalingen met betrekking tot de afronding van dagen kunnen vervallen. Hiervoor in de plaats is een bepaling opgenomen in artikel 1:5 Artikel 6:2:5, lid 1: De tweede volzin wordt als volgt gewijzigd: Indien ten gevolge daarvan de ambtenaar op een bepaalde werkdag slechts gedeeltelijk vakantie genoot, worden de genoten vakantieuren van die werkdag niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal genoten vakantie-uren. Artikel 6:2:6, lid 1: In de laatste volzin wordt "dagen" vervangen door: "uren". Artikel 6:2:6, lid 2: "vakantiedagen" wordt vervangen door: "vakantie-uren" en "dagen" wordt vervangen door* "uren". Artikel 6:2:6, lid 3: "vakantiedagen" wordt vervangen door: "vakantie-uren". "dagen" wordt vervangen door: "uren". Artikel 6:4:2, lid 3: De zinsnede " die krachtens artikel 4:1 vastgestelde werktijden op gemiddeld vijf dagen per week zijn betrekking vervult" wordt vervangen door "met een volledige betrekking". Artikel 6:4:2, lid 3, punt a: De zinsnede " 30 werkdagen" wordt vervangen door "216 uren". Artikel 6:4:2, lid 3, punt b: De zinsnede " 6 werkdagen" wordt vervangen door "43,2 uren". Artikel 6:4:2, lid 4 wordt vervangen door: 4 Van het buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur per week van minder dan 36 uur of waarvoor de seniorenarbeidsduur op grond van artikel 5:1 of 5:3 is verminderd, wordt het aantal uren genoemd in het derde lid onder de a en b, naar evenredigheid verminderd Artikel 6:4:2 lid 5: De zinsnede "die krachtens artikel 4.1 vastgestelde werktijden op gemiddeld vijf dagen per week zijn betrekking vervult" wordt vervangen door: "met een volledige betrekking" De zinsnede "34 werkdagen" wordt vervangen door "244,8 uren". De zinsnede "44 werkdagen" wordt vervangen door "316,8 uren". De laatste volzin wordt vervangen door: "Het buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur per week van minder dan 36 uur of waarvoor de seniorenarbeidsduur op grond van artikel 5:1 of 5:3 is verminderd, wordt het aantal uren genoemd in het derde lid onder a en b, naar evenredigheid verminderd."