501 TITEL I DEEL II Hoofdstuk II TOEWIJZING VAN DE AANVANGSBETREKKINGEN TOEWIJZING VAN DE BETREKKINGEN Betrekkingen toegewezen door middel van proeven A. ORGANISATIE B. DIPLOMA Tenzij anders bepaald in Titel III - Deel III, worden de aanvangsbetrekkingen toegewezen door middel van proeven. De proeven worden overeenkomstig het ARPS - Bundel 502 georganiseerd (1). De deelname aan de proeven is ondergeschikt aan het bezit van een (van de) vereist(e) diploma('s) voor de toe te kennen betrekking, zoals is bepaald in Titel III - Deel III. Een laureaat wordt geschrapt van de kandidatenlijst als naderhand blijkt dat hij niet in het bezit is van een (van de) vereiste diploma('s) en als de notificatie die hem is gedaan ten laatste plaats vindt binnen een termijn van 60 dagen te rekenen vanaf de datum van het definitief proces verbaal van de proef waaraan hij ten onrechte heeft deelgenomen. Indien evenwel is bepaald dat bedienden van de Maatschappij dit diploma (2) niet hoeven voor te leggen, dient onder bedienden van de Maatschappij te worden verstaan de bedienden die, op de uiterste inschrijvingsdatum voor de proeven, statutair zijn of tenminste al zes maanden in de hoedanigheid van tijdelijke gewerkt hebben. Alleen die tijdelijke bedienden die bij hun eerste aanwerving, hetzij als tijdelijke, hetzij als dagloner, aan de reglementaire aannemingsvoorwaarden voldeden (leeftijdsgrens, geslaagd voor de eventueel voorgeschreven proef, enz...), kunnen als bedienden van de Maatschappij worden beschouwd. C. RANGSCHIKKING VAN DE GESLAAGDE KANDIDATEN De laureaten van de proeven worden volgens het behaalde puntenaantal gerangschikt rekening houdend met de prioriteitsrechten die men bezit op de uiterste datum voor het indienen van de aanvragen om deelneming en met de hieronder vermelde bijzonderheden : (1) (2) In afwachting van de publicatie van deze reglementering, blijven de bepalingen van de berichten 36P/1962 en 20PS/1995 van toepassing. Deze vrijstelling geldt met het oog op deelname aan openbare proeven die toegang geven tot graden van de rangen 5 tot 9 en georganiseerd volgens het organiek stelsel (Titel III - Deel III van deze bundel).
Bundel 501 - Titel I - Deel II Hoofdstuk II - Blz. 2 a) Gesloten proeven De laureaten van deze proeven worden in drie groepen gerangschikt volgens volgende voorrangsorde : 1e) de statutaire bedienden; 2e) de tijdelijke bedienden met 2 jaar dienst en meer (1) (2) ; 3e) de tijdelijke bedienden met minder dan 2 jaar, maar met tenminste 6 maanden dienst (1) (2). b) Openbare proeven andere dan die voorbehouden aan de universitairen De laureaten van deze proeven worden in vier groepen gerangschikt, in volgende voorrangsorde : 1e) de statutaire bedienden; 2e) de tijdelijke bedienden met 2 jaar dienst en meer (1) (2) ; 3e) de tijdelijke bedienden met minder dan 2 jaar, maar met tenminste 6 maanden dienst (1) (2) ; 4e) de kandidaten die niet tot de Maatschappij behoren en de tijdelijke bedienden met minder dan 6 maanden dienst. De laureaten van deze laatste groep die ingeschreven zijn onder de codenummers 3 en 4 (zie Deel II - Hoofdstuk I hiervoor) krijgen een verhoging van 5% van het bekomen aantal punten. De laureaten worden in chronologische volgorde van de processen-verbaal van de proeven ingeschreven op de kandidatenlijsten. Evenwel worden de laureaten hernomen onder het nummer 1e) van de proeven waarvan sprake onder littera a) en b) hiervoor bij voorrang gerangschikt. Daarna komen, in voorkomend geval, achtereenvolgens de laureaten hernomen onder de nummers 2e), 3e) en 4e). (1) (2) De tijdelijke bedienden die ontslagen zijn wegens afschaffing van betrekking, worden gerangschikt bij de collega s in dienst, volgens de datum van hun eerste indienstneming. Alleen die tijdelijke bedienden die bij hun eerste aanwerving hetzij als tijdelijke, hetzij als dagloner aan de reglementaire aanwervingsvoorwaarden voldoen (leeftijdsgrens, geslaagd voor de eventueel voorgeschreven proef, enz...) worden bedoeld.
c) Openbare proeven voor de aanwerving van universitairen Bundel 501 - Titel I - Deel II Hoofdstuk II - Blz. 3 Het door de bedienden van de Maatschappij (1) behaalde puntenaantal wordt verhoogd met 10 %. Bij gelijkheid van punten onder de laureaten, gaat de voorrang naar de bedienden van de Maatschappij. d) Eindbepaling D. GELDIGHEIDSDUUR Wanneer het op basis van de bijzonderheden vermeld onder a), b) en c) en de in Titel III - Deel III opgenomen rubrieken niet mogelijk is om twee kandidaten onderling te rangschikken, wordt er voorrang gegeven aan de oudste. De geldigheidsduur van de kandidaturen voor de door middel van proeven toegekende aanvangsbetrekkingen is vastgesteld op vijf jaar voor de bedienden van de Maatschappij (1), en op twee jaar voor de andere laureaten. Voor de laatstgenoemden wordt de geldigheidstermijn evenwel van twee op vijf jaar gebracht vanaf het moment dat ze de hoedanigheid van statutaire bediende verwerven voor het verstrijken van de bovenvernoemde geldigheidsduur van 2 jaar. In het tegenovergestelde geval wordt de geldigheidsduur van vijf tot twee jaar teruggebracht voor de kandidaat die de hoedanigheid van bediende van de Maatschappij (1) verliest in de loop van de geldigheidsduur die op hem van toepassing was. Deze termijn gaat in op de eerste van de maand die volgt op de datum waarop het proces-verbaal van de proef werd afgesloten (2). Voor de laureaten die aan de beurt zijn voor een aanwerving voordat ze de reglementaire minimumleeftijd voor aanneming hebben bereikt, gaat de geldigheidstermijn in op de eerste van de maand die volgt op de datum waarop ze deze leeftijd bereiken. Indien het uitstel bij het geneeskundig onderzoek bij indienstneming met zich brengt dat de geldigheidstermijn van de kandidatuur is overschreden, wordt van deze termijn afgeweken voor zover er een post van de gevraagde betrekking vacant blijft of ondertussen aan de kandidaat had kunnen worden toegewezen. Hetzelfde geldt als de kandidaat, in voorkomend geval, voor het geneeskundig onderzoek bij indienstneming ongeschikt is verklaard of is (1) (2) Als bedienden van de Maatschappij worden beschouwd de bedienden die op de uiterste inschrijvingsdatum voor de proeven statutair zijn of tenminste 6 maanden als tijdelijke gewerkt hebben. Alleen die tijdelijke bedienden die bij hun eerste aanwerving, hetzij als tijdelijke, hetzij als dagloner aan de reglementaire aannemingsvoorwaarden voldeden (leeftijdsgrens, geslaagd voor de eventueel voorgeschreven proef enz...) kunnen als bedienden van de Maatschappij worden beschouwd. De geldigheidsduur van de, in voorkomend geval, georganiseerde herkansingsproef, is dezelfde als deze waarvan de laureaten van de eerste proef genieten.
Bundel 501 - Titel I - Deel II Hoofdstuk II - Blz. 4 uitgesteld, maar door een beslissing in hoger beroep geschikt wordt verklaard.
501 TITEL I DEEL III Hoofdstuk VII TOEWIJZING VAN DE AANVANGSBETREKKINGEN INDIENSTNEMING Stage of proeftijd A. PRINCIPES De kandidaat wordt in stage aangesteld tenzij het een vaste statutaire bediende van de Maatschappij betreft, in welk geval hij op proef wordt aangesteld. De stage of proeftijd is een periode gedurende welke de bediende moet bewijzen dat hij bekwaam is om de hem opgedragen (of op te dragen) beroepsbezigheden uit te oefenen. De bediende in stage of op proef krijgt onder leiding van zijn onmiddellijke chef een theoretische en een praktische vorming. Bovendien, zoals bepaald in Titel III - Deel III van deze bundel, volgt hij de cursussen van het vakonderwijs en/of krijgt hij een fundamentele beroepsopleiding eventueel voor zijn graad voorzien en waarvan de modaliteiten (inhoud, duur, voorwaarden om te slagen, enz. ) worden uitgewerkt in een "Leerplan". B. DUUR Tenzij anders bepaald in Titel III - Deel III, is de duur van de stage of proeftijd op twaalf maanden vastgesteld. Deze periode vangt aan op de werkelijke aanstellingsdatum. De afwezigheden en de hierna vermelde perioden worden niet gerekend tot de duur van de stage of proeftijd : a) afwezigheid wegens ziekte of verwonding, inbegrepen de periode gedurende welke de bediende in de wachtafdeling is opgenomen; b) verlof zonder bezoldiging, beschikbaarheidsverlof, politiek verlof, syndicaal verlof of onderbreking van de beroepsloopbaan (Statuut van het Personeel Hoofdstuk VIII); c) periode gedurende welke de bediende is ontzet uit zijn ambt, overeenkomstig hoofdstuk XIV van het Statuut van het Personeel (Tuchtstatuut) evenals de ongewettigde afwezigheden; d) periode gedurende welke de bediende tijdelijk is belast met andere beroepsbezigheden (1). Met deze periode wordt echter wel rekening gehouden wanneer de tijdelijke uitgeoefende bezigheden onder dezelfde beroepsspecialiteit vallen als die van de beklede graad (b.v. : schrijnwerker-meubelmaker belast met de taken van gespecialiseerd (1) Met inbegrip van de perioden gedurende welke de bediende tijdelijk ongeschikt werd verklaard voor zijn normale functies.
Bundel 501 - Titel I - Deel III Hoofdstuk VII - Blz. 2 meubelmaker). De gevallen met betrekking tot deze bepaling dienen voor beslissing voorgelegd aan de diensten van het personeel. C. VERSLAGEN D. REGULARISATIE Voor de bedienden die deeltijds werken, wordt de proefperiode verlengd zodat de proef het normaal aantal voorziene volledige prestaties omvat. In de loop van de zesde maand van tewerkstelling maakt de onmiddellijke chef onder wiens bevoegdheid de bediende in stage of op proef werkt, een verslag op. Een analoog verslag wordt om de zes maanden opgemaakt wanneer de stage- of proefperiode langer dan twaalf maanden duurt. Bij het verstrijken van de vereiste stage- of proefperiode maakt de voornoemde onmiddellijke chef een eindverslag op. Hij vermeldt in het (de) semestriële verslag(en) en in het eindverslag van de stage of de proeftijd de inlichtingen die het mogelijk maken te oordelen of de bediende bekwaam is de hem opgedragen (of op te dragen) beroepsbezigheden uit te oefenen. Wanneer als gevolg van een in de loop van de stage of de proeftijd toegestane overplaatsing in dezelfde graad, het de nieuwe onmiddellijke chef niet mogelijk is, gelet op de duur tijdens welke hij de bediende onder zijn bevelen gehad heeft, het verslag na afloop van de stage of de proeftijd met volledige kennis van zaken op te maken, mag het indienen van dat verslag ten hoogste zes maanden worden uitgesteld. Deze bepaling wordt ambtshalve toegepast als de tijdsspanne waarin de onmiddellijke chef de bediende onder zijn bevelen heeft gehad, minder dan 3 effectieve maanden bedraagt. Die maatregel leidt tot de voortzetting van de stage of de proef boven de duur die vastgesteld is in onderhavig hoofdstuk, maar betekent geen verlenging van de stage of proef. De bediende tekent elk verslag voor gezien. Indien hij meent bezwaar te moeten maken, handelt hij overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk XIII van het Statuut van het Personeel (Syndicaal statuut). De stage- of proeftijdverslagen worden via de hiërarchische weg aan het bureau van het personeel overgemaakt. De bediende die zijn stage of proeftijd op bevredigende wijze heeft beëindigd, wordt in zijn betrekking geregulariseerd. Daartoe moet hij het voorwerp uitmaken van een gunstig eindverslag van de stage of proefperiode. Bovendien bepaalt Titel III - Deel III van deze bundel, in voorkomend geval, voor elke betrekking de bijzondere regularisatievoorwaarden. De regularisatie wordt bevestigd door het afgeven van een nieuw Bewijs van indienstneming aan de bediende.
Bundel 501 - Titel I - Deel III Hoofdstuk VII - Blz. 3 E. VERLENGING F. ONGESCHIKTHEID Een verlenging van de stage of proeftijd kan worden toegestaan aan de bediende : a) van wie het eindverslag over de stage of proeftijd ongunstig is; b) die niet geslaagd is voor de regularisatieproef of -ondervraging en van wie de proeftijd of stage nog niet werd verlengd. Behalve wanneer het anders wordt bepaald in Titel III - Deel III duurt deze verlenging zes maanden; ze wordt toegestaan door de diensten van het personeel wanneer, indien de beoordeling van de onmiddellijke chef in het geval a) of de behaalde uitslag in het geval b), toelaten dat mag worden verwacht dat de wijze van dienen zal verbeteren of de uitslag van een nieuwe proef of ondervraging voorafgaand aan de regularisatie bevredigend zal zijn. Een stage- of proeftijdverslag (zie littera C hiervoor) wordt opgemaakt op het einde van de periode van de verlenging. Aan de stage of proeftijd van de bediende wordt een einde gemaakt, zelfs voordat ze verstreken zijn, ingeval van : a) beroepsongeschiktheid van de bediende (kennelijke ongeschiktheid, gebrek aan ijver, ongunstig verslag in de loop van de stage of proeftijd, zakken voor de proef of de ondervraging voorafgaand aan de regularisatie); b) lichamelijke ongeschiktheid van de bediende, waardoor hij niet in staat is de beroepsbezigheden van zijn graad uit te oefenen. De beroeps- of de lichamelijke ongeschiktheid leidt tot : a) de afdanking van de stagedoende bediende onder de voorwaarden van het statuut en de reglementen over de Neerlegging der betrekking ; b) de wederopname van de bediende op proef in een betrekking van zijn vroegere graad. De diensten van het personeel kunnen de afdanking van de stagedoende bediende intrekken : a) als die bediende een vorige stage in een andere graad heeft onderbroken om de stage te doen waarvoor hij ongeschikt wordt bevonden;
Bundel 501 - Titel I - Deel III Hoofdstuk VII - Blz. 4 b) als de redenen van de ongeschiktheid niet noodzakelijk de ongeschiktheid voor de uitoefening van zijn vroegere beroepsbezigheden meebrengen. De stagedoende bediende die aan deze twee voorwaarden voldoet, wordt in een betrekking van zijn vroegere graad wederopgenomen. In dat geval begint een nieuwe stageperiode.
501