GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Vierde Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK

Vergelijkbare documenten
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer. een uitspraak en een besluit van de Inspecteur der omzetbelasting te Y, de inspecteur.

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. BELASTINGKAMER 13 juni 1986 Nr. 253/85

Gehoord ter zitting van 12 april 1983 belanghebbende, vergezeld van voornoemde gemachtigde, alsmede de inspecteur;

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

GERECHTSHOF AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987

op het beroep van X te Y, belanghebbende, tegen een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst ondernemingen Z de Inspecteur.

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I. Griffie 3050/81 Type: ev. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer;

een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1980 opgelegd door de Inspecteur der directe belastingen te Y, de inspecteur.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL. van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

Het gerechtshof te Arnhem, tweede meervoudige belastingkamer;

Het gerechtshof te Arnhem, eerste enkelvoudige belastingkamer;

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Meervoudige Belastingkamer;

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

Overwegende dat de inspecteur het verschuldigde griffierecht tijdig heeft

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

van de mondelinge uitspraak op het beroepschrift van X te Z

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen P, de Inspecteur.

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/ Uitspraak op het hoger beroep van

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996.

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

FutD met annotatie van Fiscaal up to Date V-N 2002/ V-N 2002/41.22

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, tweede meervoudige Belastingkamer;

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619


Gerechtshof te 's-gravenhage tweede meervoudige belastingkamer 19 maart 1998 nr. 96/0667 UITSPRAAK

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

op het beroep - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - van X te Z, belanghebbende,

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

Het gerechtshof te Arnhem, eerste meervoudige belastingkamer;

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838


ECLI:NL:GHARN:2006:AW2040

ECLI:NL:GHLEE:2005:AT2841 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.

1.2. Bij uitspraken op de tijdig ingediende bezwaarschriften van appellant tegen de aanslagen heeft de Inspecteur de aanslagen gehandhaafd.

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

GERECHTSHOF s-hertogenbosch

G E R E C H T S H O F A R N H E M.

Het gerechtshof te Arnhem, tweede enkelvoudige belastingkamer;

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser

HET GERECHTSHOF AMSTERDAM, Eerste Meervoudige Belastingkamer

LJN: BX7144, Gerechtshof 's-hertogenbosch, 11/00755

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

Hoge Raad der Nederlanden


ECLI:NL:GHLEE:2003:AJ0346 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659

Uitspraak d.d. 10 januari 1986 MI Griffie 3699/85 Type: ws. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer.

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

De Hoge Raad der Nederlanden,

Uitspraak 21 september rolnr. 50/82 M I. Griffie 2849/79. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer;

ECLI:NL:GHARN:1999:AA1481

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 99/00565

HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Enkelvoudige Belastingkamer;

Gerechtshof te 's-gravenhage derde enkelvoudige belastingkamer d.d. 27 maart 1991 nummer: 3477/89-E-3. UITSPRAAK

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:RBHAA:2007:BA6728

Hoge Raad der Nederlanden

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, tweede meervoudige belastingkamer;

ECLI:NL:GHARL:2014:7457

Transcriptie:

Kenmerk: 842/89 BC GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Vierde Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van de Inspecteur der directe belastingen te Y, de inspecteur. 1. Loop van het geding Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 16 februari 1989 ingediend door W te V als gemachtigde van belanghebbende en aangevuld bij brief van 14 juni 1989. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 6 februari 1989 betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting voor het tijdvak 1 januari 1984 tot en met 31 december 1986 groot f 15.120,--. Na bezwaar is de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Het beroep strekt uiteindelijk tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een bedrag van f 699,--. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. Ter zitting van 16 maart 1990 zijn verschenen de gemachtigde alsmede de inspecteur, tot bijstand vergezeld van A belastingambtenaar. 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. Belanghebbende is onderaannemer van grond- en kabelwerken. De omzet van het bedrijf bedroeg in 1985 f 578.000,-- in 1986 f 843.000,-- en in 1987 f 473.000,--. Belanghebbende had in 1986 8 werknemers. 1

2.2. In oktober, november en december 1986 heeft belanghebbende per kas respectievelijk f 5.000,--, f 3.000,-- en f 5.000,-- uitbetaald aan een of meer niet met name genoemde personen. 2.3. In 1988 is bij belanghebbende vanwege de inspecteur een boekenonderzoek loonbelasting ingesteld. Bij dit onderzoek, dat betrekking had op de periode 1983 tot en met 1986, werd geconstateerd dat de loonboekhouding correct was bijgehouden. De controlerend ambtenaar en de gemachtigde kwamen tijdens de controle overeen dat een deel van een in 1984 verstrekte reiskostenvergoeding als loon diende te worden aangemerkt omdat de kilometeradministratie ontbrak. De controlerend ambtenaar stelde de inspecteur tevens voor de onder 2.2. bedoelde betalingen als loon aan te merken, omdat niet was aangetoond dat het om steekpenningen ging. De naheffingsaanslag heeft voor f 699,-- betrekking op de ten dele als loon aangemerkte reiskostenvergoedingen - dit deel is niet in geschil - en voor het restant op de voormelde door de inspecteur als loon beschouwde betalingen per kas. 2.4. In het bezwaarschrift tegen de aanslag heeft de gemachtigde meegedeeld dat de onder 2.2. vermelde bedragen waren betaald in verband met het verwerven van een opdracht. Bij brief van 30 december 1988 heeft de inspecteur de gemachtigde verzocht hem "volledig te informeren omtrent de genieter(s) van het bedrag van f 13.000,--, de data waarop de betalingen zijn verricht en de precieze omschrijving van de werkzaamheden, waarvoor de betaling een tegenprestatie zou zijn geweest". De gemachtigde heeft daarop bij brief van 9 januari 1989 meegedeeld dat om commerciële redenen geen gegevens konden worden verstrekt omtrent de genieter van de bewuste bedragen. 3. Geschil In geschil is de juistheid van de aanslag voor zover deze betrekking heeft op de onder 2.2. vermelde betalingen. 2

4. Standpunten van partijen Het Hof verwijst hiervoor naar de gedingstukken. In zijn beroepschrift heeft belanghebbende onder meer gesteld dat de onder 2.2. vermelde bedragen zijn uitbetaald aan één persoon, in dienst bij een opdrachtgever van belanghebbende, welke persoon binnen het bedrijf van de opdrachtgever een beslissende invloed had met betrekking tot het gunnen van de opdracht aan belanghebbende; dat in de branche waarin belanghebbende werkzaam is, betaling van steekpenningen gebruikelijk is en dat de kasbetalingen ook als steekpenningen zijn verantwoord. Ter zitting hebben partijen nog verklaard: de gemachtigde: Ik concludeer nader tot vermindering van de aanslag tot een bedrag van f 699,--. De in het vertoogschrift opgenomen gegevens betreffende het in 1985 en 1986 betaalde bruto loon zijn onjuist. De loonkosten bedroegen in 1985 f 73.232,-- en in 1986 f 210.816,--. Gelet op deze stijging van de loonkosten is er geen reden om te veronderstellen dat een deel van het uitbetaalde loon niet in de administratie zou zijn verwerkt. Indien belanghebbende zijn personeel extra -belastingvrij- had willen belonen, had hij gebruik kunnen maken van de zogenaamde geschenkenregeling bij feestdagen en dergelijke. De steekpenningen zijn betaald voor een order van f 442.000,--. Indien belanghebbende de order niet zou hebben verworven zou de levensvatbaarheid van zijn bedrijf in gevaar zijn gekomen. Belanghebbende voelt zich tegenover degene die hem de order heeft bezorgd verplicht diens naam niet bekend te maken. Belanghebbende heeft bewust gekozen voor een betaling in termijnen. door de inspecteur: Door gebruik van de geschenkenregeling bij feestdagen had belanghebbende slechts f 6.000,-- belastingvrij aan het personeel kunnen uitkeren. De boekhouding van belanghebbende was inderdaad correct. Dat kan echter niet 3

voldoende redenen zijn de betalingen niet als loon aan te merken. Voor de inkomstenbelasting zijn de uitgaven als bedrijfskosten beschouwd. 5. Beoordeling van het geschil 5.1. Uit de onder 2.4. vermelde vaststaande feiten volgt dat belanghebbende niet volledig heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting tot het verschaffen van inlichtingen als bedoeld in artikel 48, letter a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Wet). Ingevolge artikel 29, lid 1 van de Wet is het daarom aan belanghebbende om te bewijzen dat de aanslag onjuist is. 5.2. De inspecteur heeft niet weersproken en zulks volgt ook uit het omzetverloop als vermeld onder 2.1. dat belanghebbende in 1986 een grote order heeft verworven, welke voor hem van groot belang was, en dat de betaling van steekpenningen in de branche van belanghebbende gebruikelijk is zodat deze feiten vast staan. De inspecteur heeft verder niet weersproken dat de onder 2.2. vermelde betalingen als steekpenningen zijn verantwoord en heeft erkend dat de boekhouding op correcte wijze werd gevoerd. Ook aan deze vermeldingen in de boekhouding komt daarom bewijskracht toe. Gelet op een en ander acht het Hof overtuigend aangetoond dat belanghebbende in 1986 in totaal f 13.000,-- aan steekpenningen heeft betaald. De aanslag moet daarom worden verminderd tot het hierna te vermelde bedrag. 5. Beslissing Het Hof: - vernietigt de uitspraak van de inspecteur; vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van f 699,--; verstaat dat de inspecteur het betaalde griffierecht van f 75,-- aan belanghebbende vergoedt. Aldus gedaan in raadkamer van 27 mei 1990 door Mr. Bijnen, voorzitter, Mrs. Wiegel en Van den Berge, leden, in tegenwoordigheid van Mr. Polman als gerechtsauditeur en Mr. Padt als griffier. Padt Bijnen 4

AANGETEKEND VERZONDEN 11 SEP. 1990 AAN PARTIJEN. 5