Interne Geneeskunde Diabetes Zelfregulatie voor mensen met diabetes die één keer per dag insuline spuiten i Patiënteninformatie Slingeland Ziekenhuis
Algemeen Deze folder geeft u algemene en veilige richtlijnen over zelfregulatie bij diabetes mellitus als u één keer per dag langwerkende insuline of middellangwerkende insuline gebruikt. Mogelijk gebruikt u daarnaast ook bloedglucoseverlagende tabletten. Daar gaan we in deze folder niet op in. Zelfregulatie wil zeggen dat u zelf de dosering insuline of uw voeding aanpast als dat nodig is, bijvoorbeeld als u ziek bent of gaat sporten. Uitgangspunt hierbij is dat u leeft zoals u graag wilt leven en dat u leert hoe u uw insulinedosering hierop kunt aanpassen. Voor u aan zelfregulatie begint, moet u weten hoe de insuline die u gebruikt, werkt. Een belangrijke voorwaarde voor zelfregulatie is dat u begrijpt hoe uw bloedglucosewaarden tot stand komen. Daarbij is het belangrijk dat u leert van uw eigen ervaringen. In deze folder zijn schema's met richtlijnen opgenomen. U dient de getallen in de schema's aan te passen aan uw eigen streefwaarden en ervaringen. De werking van insuline Insuline zorgt ervoor dat de glucose in het bloed wordt opgenomen in de lichaamscellen. Daardoor wordt de bloedglucosespiegel in het bloed lager. Soorten insuline U gebruikt langwerkende of middellangwerkende insuline. Hieronder beschrijven we deze soorten. Langwerkende insuline De werking van deze insuline begint ongeveer 1 à 2 uur na het inspuiten en bereikt een gelijkmatig effect over ongeveer 24 uur. Voorbeelden van langwerkende insuline: Lantus, Levemir, Toujeo, Tresiba. U spuit deze insuline over het algemeen 's ochtends óf 's avonds voordat u gaat slapen.
Middellangwerkende insuline De werking van middellangwerkende insuline begint ongeveer 1 à 2 uur na het inspuiten. De middellangwerkende insuline bereikt het maximale effect 4 à 12 uur na het inspuiten. De totale werkingsduur hangt onder andere af van de dosis: hoe meer gespoten, des te langer duurt het effect. Over het algemeen werkt deze insuline 12 tot 24 uur. Voorbeeld van middellangwerkende insuline: Insulatard. U spuit deze insuline over het algemeen 's ochtends óf 's avonds voordat u gaat slapen. Uw bloedglucosewaarde meten Om erachter te komen of de dosering insuline juist is of dat u meer of minder insuline nodig heeft, is het nodig om te weten wat uw bloedglucosewaarden zijn. Hiervoor meet u uw bloedglucosewaarden op de volgende momenten: 1 = nuchter (vóór het ontbijt) 2 = 1,5 uur na het ontbijt 3 = 1,5 uur na de lunch 4 = 1,5 uur na de avondmaaltijd 5 = voor het slapen gaan U meet de bloedglucosewaarde 1,5 uur na de maaltijd omdat de bloedglucosewaarde dan het hoogst is. Daarnaast dient u altijd uw bloedglucose te meten bij een hypoglykemie of als u zich niet goed voelt. De juiste bloedglucosewaarden De nuchtere bloedglucosewaarde geeft de basissituatie weer. De streefwaarde hiervan ligt tussen de 4 en 7 mmol/l. Na een maaltijd neemt de glucose in het bloed eerst langzaam toe en daalt daarna weer langzaam. De hoogste bloedglucosewaarde veroorzaakt door de voeding, meet u 1,5 uur na de maaltijd. Deze hoort tussen de 4 en 8 mmol/l te liggen.
Instellen basisschema (middel)langwerkende insuline met de diabetesverpleegkundige Voordat u met zelfregulatie kunt beginnen, is het van belang dat uw basisschema goed is ingesteld. Dat wil zeggen dat u weet met welke dosering u de juiste bloedglucosewaarden krijgt in een normale situatie. Uw behandelaar overlegt met u met welke dosering u begint om uw basisschema in te stellen. De diabetesverpleegkundige begeleidt u bij het instellen van dit basisschema. Het maken van een dagcurve Om te weten wat uw bloedglucosewaarden zijn, bepaalt u regelmatig uw bloedglucosewaarden. U maakt hiervoor een (5 punts) glucosedagcurve (zie 'Uw bloedglucosewaarden meten'). Dit doet u in overleg met de diabetesverpleegkundige. Zij geeft aan of u de dosering insuline dient aan te passen, welke dosering u gaat gebruiken en wanneer u opnieuw uw bloedglucosewaarden meet. Zij geeft u ook uitleg waarom u de dosering op die manier aanpast. Zo krijgt u zelf inzicht in het tot stand komen van de bloedglucosewaarde en het aanpassen van de dosering insuline. Zelfregulatie in een normale situatie Als uw basisschema goed is ingesteld, kunt u bij afwijkende bloedglucosewaarden zelf uw dosering insuline gaan aanpassen. U leert door te oefenen. U zult merken dat u steeds beter weet welke dosering insuline voor u goed is. Als u zelf uw dosering insuline wilt aanpassen, zijn de volgende punten van belang: Het streven is om de bloedglucosewaarde de volgende ochtend nuchter, tussen de 4 en 7 mmol/l te krijgen. U meet één of twee keer per week de nuchtere bloedglucosewaarde. Afhankelijk van deze waarde past u de volgende dag de insuline aan.
Breng altijd kleine veranderingen aan. Hieronder staat een schema voor het aanpassen van uw dosering. Let op, dit zijn richtlijnen: Bloedglucosewaarde (mmol/l) Lager dan 4 Aanpassingsdosis 2 à 4 eenheden minder 4-7 Geen aanpassing 7-15 2 eenheden meer 15-20 4 eenheden meer 20-25 6 eenheden meer Meestal kunt u na twee of drie dagen het maximale effect van de verandering beoordelen. Controleer het effect van de aanpassing door uw nuchtere bloedglucosewaarde te bepalen. Als blijkt dat u te veel heeft aangepast, gaat u terug naar de vorige dosis. Eens in de 4 weken maakt u een (5 punts) glucosedagcurve. U noteert de bloedglucosewaarden in het diabetesdagboekje. Neem uw diabetesdagboekje altijd mee naar de controlebezoeken aan het diabetesteam. Zelfregulatie in andere omstandigheden Hieronder beschrijven we bepaalde omstandigheden waarbij het wenselijk is om meer of minder insuline te spuiten of extra koolhydraten te eten. U vindt richtlijnen die u kunt toepassen om tot een juiste bloedglucosewaarde te komen. Heeft u behoefte aan extra informatie over voeding in bepaalde omstandigheden, dan kunt u contact opnemen met een diëtist van het ziekenhuis. Lichamelijke inspanning Door lichamelijke inspanning kan de bloedglucose dalen. Onder lichamelijke inspanning verstaan we: tuinieren, een fietstocht maken, sporten etc. Om een hypoglykemie te voorkomen, kunt u zo nodig voor of tijdens de inspanning circa 15 gram koolhydraten per half uur gebruiken. Bijvoorbeeld 1 portie fruit, 1 plak koek of een mini-candybar.
Neem bij zware inspanning zo nodig 15-30 gram koolhydraten per half uur. Diarree Bij diarree (zonder koorts) is het moeilijk een vaste verlaging van de insuline te adviseren. Een verlaging van 20% lijkt acceptabel. Controleer de bloedglucosewaarde. Probeer zoveel mogelijk normaal te eten en te drinken. Ziekte Bij ziekte en bij klachten van een te hoge bloedglucosewaarde (dorst, veel plassen, misselijkheid en braken), heeft het lichaam vrijwel altijd extra behoefte aan insuline. Als u ziek bent, ook als u geen eetlust heeft, moet u doorgaan met de insuline-injecties. Bij slechte eetlust moet u ervoor zorgen voldoende te drinken. Vruchtensap, zoals appelof sinaasappelsap, kan dienen als vocht- en energiebron. Vooral bij koorts kan de bloedglucosewaarde snel oplopen. Globaal geldt dat u bij elke graad koorts boven 37,5 C, de insuline met 10 tot 25% moet verhogen. Let vooral op bij diep en zwaar ademhalen, sufheid, braken of buikpijn. Dit zijn tekenen van 'verzuring' van het lichaam. Als het niet lukt om de bloedglucosewaarden onder controle te krijgen en u voelt zich steeds zieker worden, dan verzoeken wij u dringend contact op te nemen met een diabetesverpleegkundige. De diabetesverpleegkundige is op werkdagen van 08.30 tot 17.00 uur bereikbaar op telefoonnummer (0314) 32 96 69. In spoedeisende situaties buiten deze tijden belt u verpleegafdeling F1, telefoonnummer (0314) 32 92 76. Onderzoek of behandeling Krijgt u een onderzoek waarbij u nuchter moet zijn, laxeermiddelen moet gebruiken en/of een voorbereidingsdieet moet volgen? Dan dient u uw medicatie aan te passen. Hierover zijn folders beschikbaar. Heeft u deze folder niet ontvangen, vraag dan een medewerker van de afdeling of polikliniek naar de folder die voor u van toepassing is. Dit is afhankelijk van de soort medicatie.
De folders zijn ook verkrijgbaar bij Bureau Patiëntenvoorlichting en te raadplegen op www.slingeland.nl. Ga naar 'Patiëntenfolders' en kies 'Diabetes'. De betreffende folders heten: Gebruik bloedglucoseverlagende tabletten voor en na een onderzoek of behandeling Gebruik insuline-injecties voor en na een onderzoek of behandeling Gebruik insulinepomp voor en na een onderzoek of behandeling Kies de folder(s) die voor u van toepassing is/zijn. Algemene adviezen Hieronder vindt u een aantal algemene adviezen waarmee u uw diabetes goed onder controle kunt houden. Hypoglykemie (bloedglucosewaarde lager dan 3,5 à 4 mmol/l) Bij een bloedglucosewaarde lager dan 3,5 à 4 mmol/l is er sprake van een hypoglykemie. Verschijnselen van een hypoglykemie zijn beven, zweten, hoofdpijn, wazig zien, hartkloppingen en een hongergevoel. De klachten verdwijnen wanneer uw bloedglucosewaarde weer toeneemt. Dit doet u door bij een hypoglykemie altijd direct voldoende snel opneembare koolhydraten te gebruiken, bij voorkeur glucose. Uw bloedglucosewaarde stijgt met ongeveer 3 mmol/l door 20 gram glucose. Voorbeelden: 1/6-1/3 glas limonadesiroop (25-50 ml, afhankelijk van de koolhydraatwaarde), aangelengd met water; 5-7 glucosetabletten (20 g), dextrosetabletten of druivensuikertabletten; 1 groot glas (2 dl) gewone frisdrank; 5-7 pepermuntjes of zuurtjes (20 g). Is de volgende maaltijd pas na 1 à 2 uur, neem dan hierna 15 gram koolhydraten extra (bijvoorbeeld 1 boterham). Verminderd bewustzijn Als u bij een ernstige hypoglykemie niet meer kunt slikken door een verminderd bewustzijn, kunnen omstanders u een flinke eetlepel honing of stroop in de wangzak smeren. De glucose kan gemakkelijk door het mondslijmvlies worden opgenomen. Bij gebruik van dranken is de kans op verslikken groot. Vertel dit uw naasten.
Een enkele hypo- of hyperglykemie Een enkele hypo- of hyperglykemie is geen reden om de dosering te wijzigen. Verander de dosering alleen als dit een duidelijk patroon heeft, bijvoorbeeld als u twee nachten achtereen een hypoglykemie heeft of drie dagen achter elkaar een nuchtere bloedglucosewaarde hoger dan 10 mmol/l. Zoek altijd naar de oorzaak van de te hoge of te lage bloedglucosewaarde. Oorzaken kunnen zijn: verkeerde hoeveelheid insuline ingespoten; insuline te diep of te ondiep gespoten; insuline in een ander lichaamsdeel gespoten; lichamelijk extra ingespannen, bijvoorbeeld door sport, zware arbeid, verhuizen, in de tuin werken, winkelen; koorts/ziekte; diarree; verkoudheid; menstruatie of zwangerschap; stress of emotie, bijvoorbeeld spanningen in uw relatie of op het werk, examen, verdriet, pijn; medicijnen, bijvoorbeeld prednisonkuur; alcohol; meer of minder koolhydraten; reactie op een hypoglykemie. Soms is er geen verklaring te vinden. De 'slaap rustig'-regel Deze regel wil zeggen dat u over het algemeen niet moet gaan slapen met een bloedglucosewaarde die lager is dan 6 à 7 mmol/l. Neemt u in dat geval eerst iets te eten waarin 7 tot 15 gram koolhydraten zit (bijvoorbeeld een half à 1 snee brood of beschuit of 1 beker yoghurt met 1 lepel muesli).
Alcohol De invloed van alcoholische dranken op de bloedglucosewaarde hangt af van wanneer, wat en hoeveel u drinkt. Een drankje tijdens een maaltijd heeft minder invloed dan een drankje op een 'lege maag'. Alcohol verlaagt de bloedglucosewaarde, vaak pas na enkele uren. Controleer na het drinken van alcohol of de bloedglucosewaarde te laag wordt, gebruik zo nodig wat extra koolhydraten. Wanneer heeft u uw diabetes mellitus goed onder controle Iedere vier maanden controleert uw behandelaar de hoeveelheid HbA1c in uw bloed. HbA1c is een stof in uw bloed waaraan uw behandelaar kan aflezen of uw diabetes de afgelopen twee tot drie maanden goed onder controle is geweest. Streefwaarden voor het HbA1c: Streefwaarden Eenheid Goed Aanvaardbaar Slecht HbA1c mmol/mol 31-53 53-64 Boven 64 Problemen/vragen De diabetesverpleegkundige houdt iedere werkdag tussen 08.30 en 09.30 uur een telefonisch spreekuur voor al uw vragen. Het telefoonnummer is (0314) 32 96 69. Bij ontregeling van uw bloedglucosewaarden kunt u ook tussen 09.30 en 17.00 uur contact opnemen. Geef uw naam door aan de secretaresse en de diabetesverpleegkundige belt u dezelfde dag nog terug. In spoedeisende situaties buiten deze tijden belt u verpleegafdeling F1, telefoonnummer (0314) 32 92 76. Deze folder is samengesteld door de internisten, de diabetesverpleegkundigen en de diëtisten van het Slingeland Ziekenhuis. Deze folder is ook te raadplegen op www.slingeland.nl.
Slingeland Ziekenhuis Kruisbergseweg 25 Postadres: Postbus 169 7000 AD Doetinchem Telefoon: (0314) 32 99 11 Internet: www.slingeland.nl Nr. 1034-jun 16