GEMEENTEBLAD 2000 nr. 53 De raad der gemeente Maassluis; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 11 juli 2000; bijlage nr. 6.6; gelet op het bepaalde in artikel 30, 31 en 32 van de Wet op de Kansspelen, artikel 147 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht; besluit: vast te stellen de Speelautomatenverordening voor de gemeente Maassluis; Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen. Artikel 1.1 begripsbepalingen: 1. voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. de Wet: de Wet op de Kansspelen; b. horecabedrijf: een horecabedrijf als bedoeld in artikel 3 eerste lid onder a. van de Drank- en Horecawet; c. inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1 eerste lid van de Drank- en Horecawet; d. lokaliteit: een lokaliteit als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b. van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet. e. hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30 van de Wet. f. laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30 van de Wet. g. Speelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de Wet. h. Behendigheidsautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de Wet. i. Kansspelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de Wet. j. Speelautomatenhal: een inrichting als bedoeld in artikel 30 van de Wet. Hoofdstuk 2 Vergunning. Artikel 2.1. Ingevolge artikel 30b. van de Wet is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten aanwezig te hebben: a. op of aan de openbare weg; b. op voor het publiek toegankelijke plaatsen; c. in niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen, waarvoor een vergunning ingevolge artikel 3 eerste lid onder a. of c., van de Drank- en Horecawet is vereist of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfschap Horeca. Artikel 2.2. De hierboven genoemde vergunningsverplichting is niet van toepassing op: a. behendigheidsautomaten op kermissen, ook indien zij niet behoren tot de ingevolge artikel 30a. tweede lid van de Wet aangewezen typen van speelautomaten; Gemeenteblad 2000, nr. 53 speelautomaten 1
b. speelautomaten op publiek toegankelijke plaatsen, uitsluitend ten behoeve van het verkopen daarvan of van het krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 30h., eerste lid van de Wet in gebruik geven daarvan aan anderen ten behoeve van de uitoefening van hun bedrijf. Hoofdstuk 3 Hoogdrempelige inrichtingen. Artikel 3.1 maximum aantal kansspelautomaten per hoogdrempelige inrichting. Ingevolge artikel 30c. lid 2 sub b. van de Wet kan de burgemeester vergunning verlenen voor de plaatsing van maximaal twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting. Artikel 3.2 maximum aantal behendigheidsautomaten per hoogdrempelige inrichting. a. De burgemeester kan ten behoeve van een hoogdrempelige inrichting een vergunning verlenen voor het plaatsen van één behendigheidsautomaat indien in de betreffende inrichting slechts één kansspelautomaat is geplaatst. b. De burgemeester verleent geen vergunning voor het plaatsen van een behendigheidsautomaat indien reeds een vergunning is verleend voor het plaatsen van twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting. c. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2 onder a. en b. kan de burgemeester per hoogdrempelige inrichting voor maximaal twee speelautomaten vergunning verlenen. Hoofdstuk 4 Laagdrempelige inrichtingen. Artikel 4.1 aantal kansspelautomaten ten behoeve van laagdrempelige inrichtingen. Ingevolge artikel 30c. lid 2 sub b. van de Wet kan de burgemeester geen vergunning verlenen voor de plaatsing van kansspelautomaten in laagdrempelige inrichtingen. Artikel 4.2 aantal behendigheidsautomaten ten behoeve van laagdrempelige inrichtingen. De burgemeester kan een vergunning verlenen voor het hebben van maximaal twee behendigheidsautomaten in een laagdrempelige inrichting. Hoofdstuk 5 Speelautomatenhallen. Artikel 5.1 Speelautomatenhallen zijn niet toegestaan. Hoofdstuk 6 Voorschriften en beperkingen aanwezigheidsvergunning. Artikel 6.1. Aan de te verlenen vergunningen zoals genoemd in hoofdstuk 3, onder artikel 3.1 en onder artikel 3.2 lid a. en in hoofdstuk 4, onder artikel 4.1 en artikel 4.2, worden de volgende voorschriften en beperkingen verbonden: a. In de inrichting mogen alleen speelautomaten worden opgesteld, welke in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van een exploitatievergunning. Bij de aanvraag voor het verkrijgen van een vergunning genoemd onder hoofdstuk 3, onder artikel 3.1 en onder artikel 3.2 lid a. en in hoofdstuk 4, onder artikel 4.1 en artikel 4.2 dient de aanvrager dan ook een bewijs hiervan te overleggen; b. de vergunninghouder mag op geen enkele wijze door middel van reclame of enig andere vorm van werving het aanwezig hebben van (een) speelautoma(a)t(en) kenbaar maken; c. de vergunning is slechts van toepassing op toegelaten speelautomaten; Gemeenteblad 2000, nr. 53 speelautomaten 2
d. de vergunning kan te allen tijde worden ingetrokken, indien de bepalingen van de wet en de aan de vergunning verbonden voorschriften worden overtreden;. e. de vergunninghouder wordt geacht de aan de vergunning verbonden voorwaarden te hebben aanvaard; f. de vergunning kan te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken; g. deze vergunning dient in de inrichting aanwezig te zijn. Hoofdstuk 7 slotbepalingen. Artikel 7.1. 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Speelautomatenverordening. 2. Zij treedt in werking met ingang van de achtste dag na haar afkondiging. 3. In situaties waarin de Wet en deze Verordening niet voorziet, beslist de burgemeester. Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Maassluis, gehouden op 12 september 2000. De secretaris, de voorzitter, mr. A.J.T. Korthout drs. J. Sterkenburg- Versluis. Datum bekendmaking: 26 januari 2001. Datum inwerkingtreding: 3 februari 2001. Gemeenteblad 2000, nr. 53 speelautomaten 3
Toelichting behorend bij de Speelautomatenverordening gemeente Maassluis. I. Begripsbepalingen. In hoofdstuk 1 Algemene bepalingen worden begripsbepalingen omschreven. Hierbij wordt merendeels verwezen naar artikelen die vermeld staan in de wet op de Kansspelen, de Drank- en Horecawet of het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet. Volledigheidshalve volgt hieronder artikelsgewijs de vermelding van de wettekst waarnaar wordt verwezen. Artikel 1.1. Begripsbepalingen. 1. voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. de Wet: de Wet op de Kansspelen; b. horecabedrijf: artikel 3, eerste lid onder a. van de Drank- en Horecawet vermeldt de definitie: enig horecabedrijf, tot welks uitoefening behoort het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse. c. inrichting: artikel 1 eerste lid van de Drank- en Horecawet vermeldt de definitie: een besloten ruimte, waarin een in artikel 3, eerste lid onder a. of b., bedoeld bedrijf of de in dat lid, onder c., bedoelde werkzaamheid wordt uitgeoefend, met- voor zover zij te samen daarmee tot dat doel in gebruik zijn- de open aanhorigheden daarvan en de in de onmiddellijke nabijheid daarvan gelegen gedeelten van de openbare weg. d. lokaliteit: artikel 1 eerste lid, onder b. vermeldt de definitie: een van een inrichting deel uitmakende lokaliteit, die in de voor die inrichting geldende vergunning krachtens artikel 8, eerste lid, onder a., van de wet aangewezen is of in de aanvrage om vergunning voor die inrichting met het oog op zodanige aanwijzing is vermeld. e. Hoogdrempelige inrichting: artikel 30 van de wet op de kansspelen vermeldt de definitie: een inrichting waar een bedrijf of werkzaamheid wordt uitgeoefend als bedoeld in artikel 3 eerste lid, onder a. of c., van de Drank- en Horecawet; 1. waarvoor ingevolge die wet vergunning is verleend en deze nog van kracht is, en; 2. waar het café- of restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend, en; 3. waarvan de activiteiten in belangrijke mate zijn gericht op personen van 18 jaar en ouder; f. laagdrempelige inrichting: artikel 30 van de wet op de kansspelen vermeldt de definitie: een inrichting, die geen hoogdrempelige inrichting is, en waarvoor ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a. of c., van de Drank-en Horecawet vergunning is verleend en deze nog van kracht is of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca. g. Speelautomaat: artikel 30 van de wet op de kansspelen vermeldt de definitie: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen. h. Behendigheidsautomaat: artikel 30 van de wet op de kansspelen vermeldt de definitie: een speelautomaat waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de speelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt. i. Kansspelautomaat: artikel 30 van de wet op de kansspelen vermeldt de definitie: een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is. Gemeenteblad 2000, nr. 53 speelautomaten 4
j. Speelautomatenhal: artikel 30 van de wet op de kansspelen vermeldt de definitie: een inrichting, niet zijnde een inrichting als bedoeld onder a. of b., bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen (speelautomatenhal), voor zover het houden van een zodanige inrichting krachtens een vergunning van de burgemeester bij gemeentelijke verordening is toegestaan. II. Speelautomatenhallen. Speelautomatenhallen zijn verboden, tenzij de gemeente ze bij verordening heeft toegestaan (en hun aantal vaak heeft gemaximeerd). Voor het hebben van speelautomaten in een hal is op grond van artikel 30b. van de Wet op de Kansspelen een vergunning vereist. De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 12 september 2000 vastgesteld dat in deze gemeente géén speelautomatenhallen zijn toegestaan. III. Voorschriften en beperkingen aanwezigheidsvergunning. De wetgeving met betrekking tot kansspelen is een afspiegeling van de maatregelen die genomen zijn om toename van deelname aan kansspelen tegen te gaan. Op gemeentelijk niveau is er geen mogelijkheid (meer) om kansspelautomaten, landelijk toegelaten, te verbieden. Wel bestaat de mogelijkheid met betrekking tot de plaatsing in de horecalokaliteit voorwaarden te stellen. Aan de aanwezigheidsvergunning, welke op grond van artikel 30c van de Wet op de Kansspelen door de burgemeester wordt verstrekt, kunnen op grond van artikel 30d van de Wet op de Kansspelen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Artikel 30d. lid 1 en 2 vermeldt wat in elk geval als voorschrift moet worden opgenomen aan de aanwezigheidsvergunning. Deze twee voorschriften worden vermeld in hoofdstuk 6, artikel 6.1 onder a. en b. Daarnaast worden de overige in hoofdstuk 6, artikel 6.1, voorschriften verbonden aan de aanwezigheidsvergunning. Zoals onder II Speelautomatenhallen reeds blijkt, is het gemeentelijk beleid erop gericht - voor zover dit binnen het gemeentelijk beleid mogelijk is- de vergunningverlening zo summier mogelijk te houden om gokverslaving tegen te gaan. Vanwege bescherming van de speler wordt het dan ook verplicht gesteld in hoogdrempelige inrichtingen de kansspelautoma(a)t(en) in het zicht te plaatsen. Gemeenteblad 2000, nr. 53 speelautomaten 5