VERGADERING : COMMISSIE TEELTAANGELEGENHEDEN DATUM : 22 OKTOBER 2010 AGENDAPUNT : 7 BIJLAGE : 6b ADDITIONELE PROJECTEN 2010 EN 2011 1 INLEIDING De afgelopen periode zijn drie subsidieverzoeken voor additionele onderzoeksprojecten voorgelegd aan het Productschap Akkerbouw (PA): a) Ziekzoeker in pootaardappel; b) Bronnen van PVY-virus in aardappel; c) Ziekteonderdrukking en bodemweerbaarheid met Lysobacter-bacteriën. De voorgestelde projecten passen niet goed in het praktijkonderzoeksprogramma, omdat ze óf te fundamenteel van karakter zijn (b en c) óf veel (vervolg)financiering vragen. Daarom worden deze projecten additionele onderzoeksprojecten genoemd en komt financiering separaat ten laste van een of meerdere fondsen. De CT wordt verzocht een besluit te nemen over deze subsidieverzoeken. 2 PROCEDURE De onderwerpen van deze verzoeken zijn allen ingediend als onderzoekswens voor 2011 en daarbij hoog geprioriteerd. Voor verzoek a) adviseert de LTO-werkgroep pootaardappelen positief. De verzoeken b) en c) zijn nog niet behandeld door de WVA. Alle verzoeken zijn nog niet voorgelegd aan en behandeld door de NAV. Er is geen procedureel bezwaar tegen behandeling van de verzoeken. Niet alle adviesorganen van de CT hebben echter de verzoeken kunnen behandelen. Om schriftelijke besluitvorming door de CT te voorkomen, wordt de CT gevraagd de verzoeken te behandelen als liggen er positieve adviezen. Uiteraard worden de verzoeken pas definitief gehonoreerd als de adviesorganen positief adviseren. 3 PROJECTVOORSTELLEN Ziekzoeker in pootaardappel Doel van dit project is om in 2010 het eerste proof of principle te leveren van het ziekzoeken in pootaardappel met behulp van sensortechnologie en om met de resultaten een basis te leggen voor een groter project na 2010 voor daadwerkelijke ontwikkeling van de ziekzoeker. De projectkosten voor 2010 bedragen 74.000,-. De NAO is in eerste instantie gevraagd 15.000,- beschikbaar te stellen. De NAO heeft vervolgens het PA gevraagd de helft hiervan, 7.500,-, te financieren. De bijdrage komt ten laste van het Fonds pootaardappelen. Bronnen van PVY-virus Datum: 13 oktober 2010 Nummer: EG.N.10.031 1
Vast staat dat bladluizen de belangrijke verspreiders van aardappelvirus Y (PVY) van plant naar plant zijn. Een van de vele vragen is waar deze bladluizen het virus oppikken, met andere woorden wat de belangrijkste virusbronnen in het veld zijn. Datum: 13 oktober 2010 Nummer: EG.N.10.031 2
Het onderzoek wordt opgedeeld in drie delen: 1. Welke bladluizen komen wanneer het veld binnen en dragen ze dan al PVY bij zich? 2. Zijn de belangrijkste virusbronnen te vinden buiten het aardappelveld of vindt de verspreiding van PVY voornamelijk binnen het veld plaats? 3. Welke onkruiden in Nederland zijn een mogelijke bron van PVY en welke rol spelen deze onkruiden en aardappelopslag in de verspreiding van PVY. De projectkosten voor 2011 bedragen 140.000,- en kunnen worden gedragen door de Fondsen pootaardappelen (80%) en zetmeelaardappelen (20%). Ziekteonderdrukking en bodemweerbaarheid met Lysobacter-bacteriën Lysobacter-bacteriën komen wijdverbreid voor. Uit eerder onderzoek is gebleken dat enkele specifieke Lysobacter-soorten Rhizoctonia sterk kunnen onderdrukken. Er lijken ook kansen aanwezig voor andere bodemziekten als Fusarium. In dit fundamentele STWonderzoek wordt verder gekeken naar hoe deze ziekteonderdrukking werkt, welke stoffen daarbij van belang zijn en hoe deze ziekteonderdrukking overerft. Deze kennis kan leiden tot toekomstige behandelingen van uitgangsmateriaal of grond of tot nieuwe bioactieve stoffen (gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen) of enzymen. De totale projectkosten bedragen 635.000,-. Van het PA wordt een bijdrage van jaarlijks 10.000,- in de periode 2011-14 gevraagd. Andere financiers zijn Bejo Zaden, ECOStyle en DSM. Het IRS draagt in natura bij. De volledige projectvoorstellen a) en b) zijn bij deze notitie gevoegd. Projectvoorstel c) mag nog niet verspreid worden. Datum: 13 oktober 2010 Nummer: EG.N.10.031 3
Bijlage: Ontvangen subsidieverzoeken en projectvoorstellen Datum: 13 oktober 2010 Nummer: EG.N.10.031 4
Projectvoorstel Bronnen van PVY Ingediend door: R.A.A van der Vlugt (Plant Research International) M. Verbeek (Plant Research International) K. Bus (PPO-AGV) Hilfred Huiting (PPO-AGV) Vraagstelling Vast staat dat bladluizen de belangrijke verspreiders van aardappelvirus Y (PVY) van plant naar plant zijn. Een van de vele vragen is waar deze bladluizen het virus oppikken, m.a.w. wat de belangrijkste virusbronnen in het veld zijn. Hoe is het mogelijk dat in een korte periode het percentage zieke planten geteeld uit een partij kwalitatief hoogwaardig pootgoed toeneemt tot soms meer dan 20%? Komt het virus uit de secundair geïnfecteerde aardappelplanten of komt het (ook) van buiten het veld. Of is het een combinatie van beiden met een verschuiving in de tijd? Onderzoek aan de verspreiding van tulpenmozaïekvirus, dat sterk verwant is aan PVY, maakt duidelijk dat dit virus zich al verspreidt wanneer er nog geen bladluizen worden gevangen in gele vangbakken. Wanneer begint dus eigenlijk de verspreiding van PVY? In dit gezamenlijk onderzoek van PRI in Wageningen en PPO-AGV in Lelystad kijken we of we ook die vroege vluchten van bladluizen in beeld kunnen brengen en of deze insecten op dat moment al virus bij zich dragen. Ook willen we onderzoeken waar dat virus dan vandaan komt: van buiten het veld of van (secundair) geïnfecteerde planten in het veld. Er zijn zeer sterke aanwijzingen dat PVY in veel onkruiden voorkomt (buitenlands onderzoek). Welke van de onkruiden in Nederland zijn belangrijk als mogelijke bronnen waaruit PVY zich kan verspreiden? Opzet van het onderzoek Het onderzoek wordt opgedeeld in drie delen: 1. Welke bladluizen komen wanneer het veld binnen en dragen ze dan al PVY bij zich? 2. Zijn de belangrijkste virusbronnen te vinden buiten het aardappelveld of vindt de verspreiding van PVY voornamelijk binnen het veld plaats? 3. Welke onkruiden in Nederland zijn een mogelijke bron van PVY en welke rol spelen deze onkruiden en aardappelopslag in de verspreiding van PVY. Deze onderwerpen staan in volgorde van prioriteit van uitvoering. Hierbij moet worden aangetekend dat onderdeel 1 en onderdeel 2 eigenlijk niet los van elkaar kunnen worden gezien. Onderdeel 3 is voor de duidelijkheid opgesplitst in 3a en 3b. Ad 1. Welke bladluizen komen wanneer het veld binnen en dragen ze PVY bij zich? Dit onderzoeken we m.b.v. fuiken waarin rondvliegende bladluizen worden gevangen. Op twee verschillende plaatsen in Nederland (Wageningen en Lelystad) wordt aan de windkant van een aardappelveld een fuik geplaatst. Naast deze fuik wordt ter vergelijking een gele vangbak geplaatst. In de periode van maart t/m juli 10 september 2010 RV Alle intellectuele eigendomsrechten en auteursrechten op de inhoud van dit document behoren uitsluitend toe aan de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO). Elke openbaarmaking, reproductie, verspreiding en/of ongeoorloofd gebruik van de informatie beschreven in dit document is niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DLO. Voor nadere informatie gelieve contact op te nemen met: DLO in het bijzonder onderzoeksinstituut Praktijkonderzoek Plant & Omgeving / Plant Research International, ter attentie van R.A.A. van der Vlugt, postbus 16, 6700 AA Wageningen, telefoon 0317-480675, E-mail: Rene.vandervlugt@wur.nl
zullen dagelijks de bladluizen uit de fuik en gele vangbak verzameld worden en op geregelde tijden in het laboratorium worden geteld en gedetermineerd. Vergelijking van de bladluistellingen tussen de fuik en de vangbak geeft direct een beeld van het algemene verschil in vangstefficiëntie tussen de twee. Door de gevangen aantallen per bladluissoort (waaronder in ieder geval de perzikbladluis, wegedoornluis en vuilboomluis, erwteluis en hopluis) te tellen krijgen we ook informatie over een evt. verschil per soort. Alle gegevens zullen worden vergeleken met de landelijke bladluisvangstgegevens van de NAK. Van de gevangen bladluizen zal m.b.v. een gevoelige PCR methode onderzocht worden of ze PVY bij zich dragen. Deze methode is al door PPO-BBF voor tulpenmozaïekvirus (nauw verwant aan PVY) ontwikkeld en kan met kleine aanpassingen ook voor PVY gebruikt worden. Uit deze test blijkt per week welk gedeelte van de gevangen bladluizen PVY bij zich dragen en dus mogelijk een direct gevaar vormen. Door deze gegevens gedurende 5 maanden te verzamelen krijgen we een veel beter inzicht wanneer de verspreiding van PVY begint en zijn hoogtepunt bereikt. Wel moet deze test eerst gevalideerd worden. De algemene opvatting is dat PVY maar kortstondig overleeft op de monddelen van een bladluis. Uit ons eerder onderzoek (en tevens buitenlands onderzoek) komt echter een ander beeld naar voren. PVY blijkt in kasproeven langer te kunnen overleven in de monddelen, maar verder onderzoek is nodig op dit echt goed vast te stellen. Dit is vooral nodig om te kunnen bepalen of de bladluizen die gevangen worden en getest worden op PVY eventueel negatief zijn in zo n test omdat ze nooit PVY bij zich hadden of dat ze het virus kwijt zijn geraakt sinds hun vangst in de fuik. Maar niet alleen voor de uitvoering van de proef is het belangrijk om dit te weten. Als beter vast komt te staan hoe lang PVY in de bladluis overleeft, kan bijvoorbeeld ook een veel betere inschatting worden gemaakt van de veilige afstand die een pootgoedveld van een productieveld moet liggen. Nu wordt er 20 m genoemd, maar deze afstand is gebaseerd op de aanname dat het virus in enkele minuten weer van de bladluis verdwenen is. Maar als dat nu geen minuten, maar uren is? Geschatte kosten voor onderdeel 1: 70.000 Euro Ad 2. Komt PVY vooral van binnen of van buiten het veld? Die vraag kan beantwoord worden door bij de twee proeflocaties een tweede fuik aan de andere kant van het veld te zetten en de bladluisvangsten en het percentage PVY dragende bladluizen tussen de twee fuiken in één veld te vergelijken. Wanneer het virus vooral van buiten het veld komt, zal er weinig verschil in percentage virusbevattende bladluizen zijn tussen de twee fuiken. Is er voornamelijk verspreiding binnen het veld, dan zal in de fuik die (gezien vanuit de windrichting) vóór het veld staat beduidend minder virusdragende bladluizen bevatten dan de fuik die ná het veld staat. Door een productieveld en een pootgoedveld te nemen wordt een hoger en een lage virusdruk in de proef ingebouwd. Aan het begin en het eind zal van elk veld de werkelijke virusbesmetting bepaald worden. Geschatte kosten voor onderdeel 2: 40.000 Euro 10 september 2010 RV Alle intellectuele eigendomsrechten en auteursrechten op de inhoud van dit document behoren uitsluitend toe aan de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO). Elke openbaarmaking, reproductie, verspreiding en/of ongeoorloofd gebruik van de informatie beschreven in dit document is niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DLO. Voor nadere informatie gelieve contact op te nemen met: DLO in het bijzonder onderzoeksinstituut Praktijkonderzoek Plant & Omgeving / Plant Research International, ter attentie van R.A.A. van der Vlugt, postbus 16, 6700 AA Wageningen, telefoon 0317-480675, E-mail: Rene.vandervlugt@wur.nl
Ad 3a. Welke rol spelen onkruiden als bronnen van PVY? Er komen steeds meer aanwijzingen dat PVY in veel meer planten voorkomt dan alleen in aardappel of enkele nauw aan aardappel verwante onkruiden (bijv. zwarte nachtschade). In een Duits onderzoek werden meer dan 75 zeer algemeen voorkomende onkruidsoorten gevonden die met PVY waren besmet. Dit zijn potentiële bronnen van waaruit PVY zich kan verspreiden. Het is belangrijk ook voor de Nederlandse situatie na te gaan welke onkruiden en in welke mate - mogelijke bronnen zijn voor de verspreiding van PVY. Hiervoor zullen we eenmaal per maand in de periode van maart t/m juli van 10 veel voorkomende onkruiden die mogelijk een bron van PVY zijn, in de nabijheid van de fuik-velden monsters worden genomen. Door de dichtheid te bepalen van deze 10 onkruidsoorten op deze tijdstippen en m.b.v. ELISA (en evt. PCR) te bepalen of deze planten geïnfecteerd zijn met PVY, krijgen we direct een beeld van het mogelijke gevaar die bepaalde onkruiden vormen. Geschatte kosten voor onderdeel 3a: 20.000 Euro Ad 3b. Welke rol speelt aardappelopslag als bron van PVY? Aardappelopslag is bijna altijd besmet met PVY. Al vroeg in het jaar komt het soms in hoge dichtheden voor. Welk gevaar vormt dit PVY-reservoir voor de vroege verspreiding van PVY? Met de hulp van een geselecteerde groep telers (vanuit de pootgoedacademie is belangstelling getoond) zal bepaald worden wanneer opslag verschijnt. Na bemonstering zal in het laboratorium de mate van PVY infectie in opslag vastgesteld worden. Geschatte kosten voor onderdeel 3b: 10.000 Euro 10 september 2010 RV Alle intellectuele eigendomsrechten en auteursrechten op de inhoud van dit document behoren uitsluitend toe aan de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO). Elke openbaarmaking, reproductie, verspreiding en/of ongeoorloofd gebruik van de informatie beschreven in dit document is niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DLO. Voor nadere informatie gelieve contact op te nemen met: DLO in het bijzonder onderzoeksinstituut Praktijkonderzoek Plant & Omgeving / Plant Research International, ter attentie van R.A.A. van der Vlugt, postbus 16, 6700 AA Wageningen, telefoon 0317-480675, E-mail: Rene.vandervlugt@wur.nl