Werkloosheid. basisonderwijs. Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends. Werkloosheidsduren op basis van de Enquête.

Vergelijkbare documenten
Werkloosheid Redenen om niet actief te

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

het Nederlandse dse spoor?

Werkloosheid in : stromen en duren

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Statistisch Bulletin. Jaargang

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Tarieven Europa: staffel 1

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Statistisch Bulletin. Jaargang

Werkloosheid in de Europese Unie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Werknemersenquête zorg en welzijn

Titel Belemmerd bij het verkrijgen van werk

Statistisch Bulletin. Jaargang

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx

Statistisch Bulletin. Jaargang

Bijlage B4. Werken aan de start. Freek Bucx

Statistisch Bulletin. Jaargang

Managers zijn de meest tevreden werknemers

Tarieven Europa: staffel 1

NEETs: jongeren die geen opleiding volgen en niet werken

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Statistisch Bulletin. Jaargang

Arbeidsmarkt allochtonen

Buitenlandse vrachtwagens op de Nederlandse wegen

Verschillenanalyse methodewijziging Eigendom woningen

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

Uitgaven aan onderwijs 2015

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang

COLLEGEGELD

Werkzaam als zzp er. huishoudensprognose

Statistisch Bulletin. Jaargang

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

kennis en economie 2013 statistische bijlage

Resultaten E-commerce Onderzoek Caribisch Nederland

Statistisch Bulletin. Jaargang

Immigranten en werknemers uit de Europese Unie in Nederland

Statistisch Bulletin. Jaargang

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Van mbo en havo naar hbo

Bijlage VMBO-GL en TL

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

PGI 2. Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) EUCO 7/1/18 REV 1

Verhuizingen 0n n van personen tussen Twentse gemeenten, 2007

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz)

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

Openbare raadpleging over de coördinatie van de sociale zekerheid in de EU

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

Daling omvang VUT-fondsen in 20060a

Rendementen en CO -emissie van elektriciteitsproductie in Nederland, update 2012

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep.

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010

Leerkrachten in het basisonderwijs

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Woningmarkt bloeit langzaam op

Europese feestdagen 2017

Europese feestdagen 2019

Opkomende e groeimarkten voor Nederland steeds belangrijker

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer doden onder fietsers, minder onder motorrijders. Meeste verkeersdoden onder twintigers

Tabel 1: Economische indicatoren (1)

Statistisch Bulletin. Jaargang

Europese feestdagen 2018

Antwoorden Aardrijkskunde Antwoorden Discovery par. 1

Paper. Verbruik duurzaam gecertificeerde cacao door cacaoverwerkende. in Nederland. Publieksrapport. Fleur Gommans. April 2018.

67,3% van de jarigen aan het werk

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2017 (OR. en)

Jongeren buiten beeld 2013

Warmteleveringen in de CBS Energiebalans

De arbeidsmarkt in december 2014

Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers,

Diversiteit in het po, vo en mbo

Toerisme in Caribisch Nederland 2016

De arbeidsmarkt in november 2015

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom

Bijdrage aan en impact op de inflatie

25 maart Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

De arbeidsmarkt in juli 2014

Zuivelproductie per land 2015 Dairy production by country

Studenten aan lerarenopleidingen

Figuur 1: aandeel mannelijke studenten in instroom bij de pabo s in 2010 (bron: HBO-Raad, bewerking sbo)

De Conjunctuurklok; 0t patronen in de Nederlandse e conjunctuur

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De arbeidsmarkt in mei 2017

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II

De arbeidsmarkt in oktober 2013

Gewoonlijk verblijvende bevolking (Usual residence population - Urespop) Kees Prins, projectleider Urespop

Transcriptie:

Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Steeds 2004-2011 meer vrouwen voor Stromen en de duren klas in het Werkloosheidsduren op basis van de Enquête basisonderwijs beroepsbevolking 2016 08 Wendy Smits Harry Bierings Linda Robert Fernandez Vries Beiro Mark 7 maart Ramaekers 2013

Inhoud 1. Inleiding 3 2. Feminisering in het onderwijs 4 3. Doorstroom van de lerarenopleiding naar de arbeidsmarkt 7 4. Conclusie 9 Technische toelichting 10 Literatuur 11 CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 2

Het aandeel vrouwen dat les geeft in het basisonderwijs is sinds 2005 gestegen van 82 naar 87 procent in 2015. Hiermee is het aandeel vrouwen onder leerkrachten in het basisonderwijs veruit het grootste van alle beroepsgroepen in het onderwijs. Deze feminisering in het basisonderwijs is geen specifiek Nederlands verschijnsel maar speelt ook in andere EU-lidstaten. De verhouding tussen het aantal uren dat vrouwen en mannen voor de klas staan, is iets minder scheef dan de verhouding tussen het aantal vrouwelijke en mannelijke leerkrachten. Dit komt doordat vrouwen vaker in deeltijd werken dan mannen. De feminisering van het basisonderwijs begint al op de opleiding tot leerkracht basisonderwijs. Binnen deze opleiding is het aandeel eerstejaars en gediplomeerde mannen beduidend kleiner dan het aandeel vrouwen. Eenmaal op de arbeidsmarkt blijkt dat mannen met een opleiding tot leerkracht basisonderwijs minder vaak werkzaam zijn in dit beroep dan vrouwen: 37 versus 57 procent. 1. Inleiding Veruit de meerderheid van de leerkrachten in het basisonderwijs is een vrouw. De afgelopen jaren is het aandeel vrouwen dat in het basisonderwijs voor de klas staat ook gestaag toegenomen ten koste van het aandeel mannen. We spreken van de feminisering van het basisonderwijs. Hoewel uit onderzoek niet is gebleken dat vrouwen minder goed les geven dan mannen gaat de voorkeur toch uit naar een meer evenredige verdeling van mannelijke en vrouwelijke leerkrachten. Volgens minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Jet Bussemaker is een gevarieerde lerarenkamer positief voor de ontwikkeling van kinderen. Mannen en vrouwen hebben verschillende belevingswerelden en een andere manier van lesgeven, waardoor kinderen op verschillende manieren naar dingen leren kijken (Rijksoverheid, 2014). Daarnaast moeten zowel jongens als meisjes zich met hun leraar kunnen identificeren. Ook leerkrachten zien het lage aandeel mannen dat op basisscholen voor de klas staat als een gemis. Uit onderzoek van Eilander en Sital (2014) in opdracht van CNV Onderwijs onder bijna 3 duizend van haar leden, werkzaam in het onderwijs, bleek dat 91 procent het een slechte zaak vindt dat er zo weinig mannelijke leerkrachten in het basisonderwijs zijn. Zowel jongens als meisjes hebben volgens de ondervraagden behoefte aan mannelijke leerkrachten, hoewel dit sterker geldt voor de jongens. Het kleine aantal mannen in het basisonderwijs zou volgens 83 procent van de ondervraagden jongens een voorbeeld ontnemen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft dan ook actie ondernomen om het aandeel mannen in het basisonderwijs te vergroten. In 2013 werd de lerarenagenda (2013 2020) gepubliceerd met als doel de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren door in te zetten op voldoende en bekwame leraren. Eén van de actiepunten in deze agenda is het aantrekken van meer mannen door aantrekkelijke en flexibele leerroutes op de lerarenopleiding aan te bieden. De lerarenopleiding dient dus een opleiding te worden die naast vrouwen meer mannen aantrekt. CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 3

Feminisering van het onderwijs We spreken in dit artikel over feminisering van een beroepsgroep als deze voor meer dan 50 procent uit vrouwen bestaat. De organisatie voor Economische samenwerking en Ontwikkeling (OESO) gebruikt een tweedeling om de mate van feminisering in een beroepsgroep aan te geven. Er is sprake van een sterk gefeminiseerde beroepsgroep als het aandeel vrouwelijke leerkrachten 70 procent of hoger is. Van een matig gefeminiseerde beroepsgroep spreken we bij een aandeel vrouwen van 50 tot 70 procent (Wylie, 2000). Het doel van dit artikel is meer inzicht te geven in de feminisering van het basisonderwijs in Nederland. In paragraaf 2 wordt de feminisering van het basisonderwijs in Nederland besproken en wordt deze vergeleken met de situatie in enkele andere landen. Vervolgens gaat paragraaf 3 in op de doorstroom van de lerarenopleiding naar de arbeidsmarkt en de verschillen die hierin bestaan tussen mannen en vrouwen. De lerarenopleiding is vaak de start van een carrière als leerkracht in het basisonderwijs. Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Na het behalen van een diploma als leerkracht kunnen afgestudeerden er voor kiezen om een ander beroep te gaan uitoefenen of om door te studeren. Het artikel gaat niet in op de effecten van de feminisering van het onderwijs op de leerprestaties van jongens en meisjes in het basisonderwijs. Voor dit artikel is gebruik gemaakt van diverse bronnen. Deze worden beschreven in de Technische toelichting. 2. Feminisering in het onderwijs Sterke feminisering in het basisonderwijs Van 2005 tot 2015 is het aandeel vrouwelijke leerkrachten in het basisonderwijs gestegen van 82 procent naar 87 procent. Hiermee is het aandeel vrouwen in het basisonderwijs veruit het hoogst van alle beroepsgroepen in het onderwijs. 2.1 Vrouwelijke leerkrachten in het basisonderwijs % 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Bron: 2005 2007, DUO-Cfi: salarisadministraties; 2008-2015:DUO Etalagebestanden. CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 4

Helft docenten in voortgezet en middelbaar onderwijs een vrouw In het voortgezet en middelbaar onderwijs is het aandeel mannelijke en vrouwelijke docenten met ongeveer 50 procent evenredig verdeeld. Anders dan in het basisonderwijs is hier dan ook geen sprake van gefeminiseerde beroepsgroepen. In het hoger onderwijs zijn er inmiddels bijna evenveel vrouwen als mannen docenten en hoogleraren: 48 procent van de docenten en hoogleraren is een vrouw. Het aandeel vrouwen in het hoger onderwijs is een aandachtspunt in het emancipatiebeleid. Hierbij wordt met name ingezet op het vergroten van het aandeel vrouwen in wetenschappelijke functies. Uit de monitor Vrouwelijke Hoogleraren blijkt dat steeds meer vrouwen doorstromen van promovendus naar universitair docent en universitair hoofddocent (LNVH, 2015). Naast onderwijzend personeel zijn er ook managers werkzaam in het onderwijs. Het aandeel vrouwelijke managers in het onderwijs is met 43 procent lager dan het aandeel mannen. Bij het geringere aandeel vrouwen in het management speelt mee dat vrouwen veelal in deeltijd werken, maar ook voltijdwerkende vrouwen blijken iets minder vaak manager te zijn dan mannen (CBS, 7 maart 2015). 2.2 Mannen en vrouwen in beroepsgroepen in het onderwijs, 2015 % 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Leerkrachten basisonderwijs Docenten voortgezet onderwijs Docenten middelbaar onderwijs Docenten hoger onderwijs en hoogleraren Managers onderwijs Vrouwen Bron: CBS, EBB. Mannen Acht op de tien vrouwelijke leerkrachten in basisonderwijs werken deeltijds Onder vrouwelijke leerkrachten in het basisonderwijs is het aandeel met een deeltijdbaan in 2015 veel hoger dan onder mannen: 78 procent versus 34 procent. Wanneer ze deeltijds werken, doen ze dat bovendien vaker in een kleinere deeltijdbaan. Hierdoor is de verhouding tussen het aantal uren dat vrouwen en mannen in het basisonderwijs voor de klas staan iets minder scheef dan de verhouding tussen het aantal vrouwelijke en mannelijke leerkrachten. CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 5

Weinig aanwas en veel uitstroom van mannelijke leerkrachten In hoeverre de feminisering in het basisonderwijs verder zal toenemen, hangt onder meer af van de ontwikkeling van de aanwas van jonge mannelijke leerkrachten ten opzichte van die van jonge vrouwelijke leerkrachten. Er volgen minder mannen dan vrouwen een lerarenopleiding voor het basisonderwijs (zie paragraaf 3). Hierdoor is het aandeel jonge (15 tot 35 jaar) mannelijke leerkrachten dan ook lager dan het aandeel jonge vrouwelijke leerkrachten, respectievelijk 26 en 36 procent. Daarnaast speelt een rol dat er onder de mannelijke leerkrachten relatief veel 55-plussers zijn die in de komende jaren met pensioen gaan. In 2014/2015 was ruim een derde van de mannen 55 jaar of ouder. Van de vrouwen behoorde een vijfde tot de 55-plussers. De hogere uitstroom van mannen vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd heeft een neerwaartse invloed op het aandeel mannelijke leerkrachten in het basisonderwijs. 2.3 Mannelijke en vrouwelijke leerkrachten in het basisonderwijs naar leeftijd, 2014/2015 % 35 30 25 20 15 10 5 0 15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 jaar en ouder Vrouwen Bron: CBS, EBB. Mannen Feminisering basisonderwijs ook in andere Europese landen De feminisering van het basisonderwijs is geen louter Nederlands fenomeen. Ook in andere lidstaten van de Europese Unie groeit het aandeel vrouwelijke leerkrachten in het basisonderwijs. In figuur 2.4 wordt Nederland vergeleken met andere EU-landen. Ten opzichte van deze landen is de feminisering in het basisonderwijs in Nederland gemiddeld. Het aandeel vrouwelijke leerkrachten is er vergelijkbaar met Polen, Malta, Duitsland en Ierland. De feminisering is het verst gevorderd in Lithouwen, Hongarije, Slovenië en Italië waar meer dan 95 procent van de leerkrachten vrouwen zijn. Maar ook in Oostenrijk is het aandeel vrouwelijke leerkrachten met 91 procent hoog. Met 69 procent is het basisonderwijs in Denemarken het minst sterk gefeminiseerd. CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 6

2.4 Vrouwelijke leerkrachten in het basisonderwijs in EU-landen, 2014 Denemarken Griekenland Luxemburg Spanje Zweden Finland Portugal België Frankrijk Cyprus Verenigd Koninkrijk Polen Malta Nederland Duitsland Ierland Roemenië Slowakije Oostenrijk Estland Letland Tsjechië Kroatië Bulgarije Italië Slovenië Hongarije Lithouwen EU-28 Bron: Eurostat. 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 % 3. Doorstroom van de lerarenopleiding naar de arbeidsmarkt Pabo-studenten vooral vrouwen Zoals naar voren kwam in paragraaf 2 zijn er minder jonge mannelijke leerkrachten in het basisonderwijs dan jonge vrouwelijke. Dit heeft te maken met de nieuwe aanwas leerkrachten en daarom ook met het aantal jonge mensen dat kiest voor een lerarenopleiding. Meisjes kiezen vaker dan jongens voor een opleiding in de richting onderwijs, en zeker het basisonderwijs. Zo stonden in het schooljaar 2014/ 15 19 duizend meisjes ingeschreven voor de pedagogische academie voor het basisonderwijs (pabo) en bijna 5 duizend jongens (CBS StatLine, 23 september 2016). Aandeel mannen onder eerstejaars studenten pabo gegroeid Met de lerarenagenda zet het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2013) in op het aantrekken van meer mannen op de pabo. Dit gebeurt onder meer door het aantrekkelijker maken van de opleiding voor mannen. Hoewel het aandeel mannen dat kiest voor de lerarenopleiding basisonderwijs nog steeds ver achter blijft bij dat van vrouwen is dit de afgelopen jaren wel gestegen. Vanaf het schooljaar 2005/2006 nam het aandeel eerstejaars mannen geleidelijk toe van 15 naar 20 procent in het schooljaar 2014/2015. CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 7

3.1 Mannen op de lerarenopleiding voor het basisonderwijs % 25 20 15 10 5 0 2005/'06 2006/'07 2007/'08 2008/'09 2009/'10 2010/'11 2011/'12 2012/'13 2013/'14 2014/'15 Gediplomeerden Bron: CBS, Statistiek Hoger onderwijs. Eerstejaarsstudenten Mannelijke pabo-studenten stoppen relatief vaak voortijdig met opleiding De feminisering van het basisonderwijs begint al met een ondervertegenwoordiging van mannen op de opleiding tot leraar basisonderwijs. Niet alleen schrijven minder mannen zich in voor de pabo, ze verlaten ook vaker dan vrouwen vroegtijdig deze opleiding. Door het vroegtijdig stoppen met de studie is het verschil in aandeel mannelijke en vrouwelijke gediplomeerden groter dan onder de eerstejaars studenten. In het schooljaar 2014/2015 behaalden 4 125 studenten een diploma tot leerkracht basisonderwijs. Van hen was 15 procent man en 85 procent vrouw. Het aandeel mannen dat na het eerste jaar van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs uitstroomt zonder diploma is al sinds 2005 groter dan het aandeel vrouwen dat ermee stopt. In 2012 stroomde 21 procent van de mannen uit na het eerste jaar tegenover 16 procent van de vrouwen. 3.2 Aandeel mannen en vrouwen dat de opleiding tot leerkracht basisonderwijs na één jaar zonder diploma heeft verlaten % 30 25 20 15 10 5 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012* Vrouwen Mannen Bron: CBS, Statistiek Hoger onderwijs. CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 8

Arbeidsmarktpositie mannen en vrouwen met lerarenopleiding basisonderwijs vergeleken Vrouwen (15 tot 75 jaar) die als hoogst behaalde opleiding de lerarenopleiding basisonderwijs hebben afgerond, waren in 2014/2015 vaker werkzaam dan mannen in diezelfde leeftijdscategorie en met dezelfde onderwijsachtergrond, respectievelijk 72 en 63 procent. Hierbij speelt mee dat de gemiddelde leeftijd van de mannen hoger ligt dan die van de vrouwen. Van de mannen met een diploma tot leerkracht basisonderwijs is 25 procent ouder dan 65 jaar, van de vrouwen is dit bijna 12 procent. Het betreft hier mensen voor wie de opleiding tot leerkracht basisonderwijs de hoogst behaalde opleiding is. Dat betekent dat personen die naast de pabo nog een hogere opleiding hebben voltooid, dus niet zijn meegerekend. Minderheid van mannen met pabo-opleiding werkt als leerkracht in het basisonderwijs Het afronden van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs betekent niet automatisch dat men ook een baan heeft als leerkracht. Iemand kan na het afronden van zijn opleiding toch voor een ander beroep kiezen, of hij kan gedurende zijn arbeidsloopbaan wisselen van beroep. Van de werkzame mannen die als hoogste opleiding de pabo hebben gedaan, werkt 37 procent als leerkracht in het basisonderwijs, tegenover 57 procent van de vrouwen. Mannen met deze opleiding zijn vaker dan vrouwen werkzaam als docent in het voortgezet onderwijs (9 procent), manager in het onderwijs (6 procent) of onderwijsdeskundige (4 procent). Vrouwen werken, behalve in het basisonderwijs, ook dikwijls in het onderwijs als leidster in de kinderopvang en onderwijsassistent (8 procent), docent in het voorgezet onderwijs (3 procent) en onderwijsdeskundige (3 procent). 4. Conclusie Met 83 procent vrouwelijke leerkrachten is het basisonderwijs sterk gefeminiseerd. Bovendien is dit aandeel de afgelopen jaren verder toegenomen. Enerzijds is dat door de lagere instroom van mannelijke leerkrachten, anderzijds door de hogere uitstroom van mannelijke leerkrachten vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De feminisering van het basisonderwijs is niet uitsluitend een Nederlands verschijnsel. Ook in andere Europese lidstaten wordt het basisonderwijs gedomineerd door vrouwen. Overigens is deze verhouding iets minder scheef als rekening wordt gehouden met het aantal uren dat mannen en vrouwen werkzaam zijn. Het aandeel mannen op de lerarenopleiding basisonderwijs is zowel onder eerstejaars als onder gediplomeerden fors lager dan het aandeel vrouwen. Wel is dit verschil in de afgelopen jaren kleiner geworden. Het aandeel gediplomeerde mannen is kleiner dan het aandeel eerstejaars, wat komt doordat meer mannen dan vrouwen vroegtijdig uitstromen. Van de werkzame mannen die als hoogst behaalde opleiding de lerarenopleiding basisonderwijs hebben voltooid, is 37 procent daadwerkelijk werkzaam in dit beroep. Van de vrouwen is dit 57 procent. CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 9

De andere mannen werken vaak als docent in het voortgezet onderwijs, manager in het onderwijs, onderwijsdeskundige of algemeen directeur. De vrouwen zijn daarnaast dikwijls werkzaam als leidster in de kinderopvang en onderwijsassistent, docent in het voorgezet onderwijs of onderwijskundige. Technische toelichting In dit artikel worden meerdere gegevensbronnen gebruikt. Een groot deel van de cijfers is afkomstig uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB). De EBB maakt het mogelijk een relatie te leggen tussen het hebben van een diploma tot leerkracht basisonderwijs en de positie op de arbeidsmarkt. Leerkrachten basisonderwijs worden afgebakend met behulp van de Beroepenindeling ROA CBS (BRC 2014). De beroepsgroep leerkrachten basisonderwijs omvat kleuterleidsters, leerkrachten basisonderwijs, leerkrachten speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, leraren praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs en remedial teachers. Om een nauwkeuriger beeld te kunnen geven, zijn voor de figuur 2.3 de cijfers van 2014 en 2015 samen genomen. De trend van het aandeel vrouwen in het primair onderwijs is gebaseerd op registergegevens afkomstig van DUO, en verkregen via Databank Stamos (http://stamos.nl). Dezelfde bron is ook gebruikt voor de internationale vergelijking, die cijfers zijn verkregen via Eurostat (http://ec.europa.eu/eurostat/data/database). De cijfers op basis van de EBB en die op basis van de registraties komen niet precies overeen. De beroepsgroep zoals afgebakend in de EBB is iets breder dan alleen leerkrachten in het primair onderwijs en bevat ook het particulier onderwijs. Verder gaat het in de EBB om de gemiddelde situatie in een verslagjaar en in de registraties om een peilmoment (nl. 1 oktober). Vanwege een methodeverandering zijn de EBB-cijfers over het aantal leerkrachten in het basisonderwijs tot en met 2012 en vanaf 2013 en later onderling niet goed vergelijkbaar. Voor het aandeel eerstejaars en gediplomeerde mannen van de lerarenopleiding basisonderwijs en het aandeel mannen en vrouwen dat deze opleiding na 1 jaar zonder diploma heeft verlaten, is gebruik gemaakt van de Statistiek Hoger onderwijs. Het aandeel eerstejaars en gediplomeerden wordt weergeven voor het studiejaar 2005/ 06 tot en met 2014/ 15. De cijfers over het aandeel dat voortijdig de opleiding heeft verlaten, hebben betrekking de studiejaren 2005/ 06 tot en met 2012/ 13. CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 10

Literatuur CBS (2015, 6 maart). Voltijdswerkende moeders en vaders vrijwel even vaak manager. CBS Nieuwsbericht. Eilander en Sital (2014). Positie van mannen in het primair onderwijs. MWM2, Amsterdam. LNHV (2015). Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2015. Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren. Rijksoverheid (2014). De meester keert terug voor de klas. https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2014/05/20/de-meester-keert-terug-voor-deklas. Wylie, C (2000). Trends in feminisation of the teaching profession in OECD countries 1980 1995, ILO Working Paper, March 2000. http://www.nzcer.org.nz/research/publications/trends-feminisation-teaching-professionoecd-countries-1980 1995 CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 11

Verklaring van tekens Niets (blanco) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen. Het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim * Voorlopige cijfers ** Nader voorlopige cijfers 2015 2016 2015 tot en met 2016 2015/2016 Het gemiddelde over de jaren 2015 tot en met 2016 2015/ 16 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2015 en eindigend in 2016 2013/ 14 2015/ 16 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2013/ 14 tot en met 2015/ 16 In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen. Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Henri Faasdreef 312, 2492 JP Den Haag www.cbs.nl Prepress CCN Creatie, Den Haag Ontwerp Edenspiekermann Inlichtingen Tel. 088 570 7070 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire, 2016. Verveelvoudigen is toegestaan, mits CBS als bron wordt vermeld. CBS Sociaaleconomische trends, oktober 2016 08 12