Eerste Kamer der Staten Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1966 Nr. 161

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

64-1 GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen.

AMBTELIJK VOORONTWERP Memorie van Toelichting

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

6 februari DGG/V-01/000892/VV. Geachte voorzitter,

Bevoegdhedenverordening registerloodsen 1995

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 18 augustus ECWGO/U Lbr: 17/046 CvA/LOGA 17/08 (070)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

Eerste Kamer der Staten-Generaal

: het college van burgemeester en wethouders. : de leden van de gemeenteraad

Samenwerkingsprotocol

GNB infodag. 24 oktober 2006

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Consultatieversie. Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Algemene voorwaarden SpaaQ versie

Regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied)

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wetsartikelen ter toelichting van de OER

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister).

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011

Wetsartikelen ter toelichting van de OER

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Advies W /III

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 mei

Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau van de gemeente Groningen en de provincies Groningen en Drenthe

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gewijzigde Voorbeeldregeling Melding Vermoeden Misstand 2013

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TiU-Klokkenluidersregeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Algemene voorwaarden Stichting Salvage

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 100

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

OVERDRACHTSOVEREENKOMST NATUUR EN MILIEUCOMMUNICATIE. Concept

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Algemene voorwaarden Eigen Huis Hypotheekservice B.V.

Advies presidium Het presidium adviseert positief ten aanzien van dit voorstel en stelt voor dit als hamerstuk te beschouwen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Regeling melden vermoeden van een misstand bij de Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden voor Primair en Voortgezet Onderwijs

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Reglement Raad van Toezicht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Samenwerkingsprotocol. Consumentenautoriteit Stichting Reclame Code

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Openbaar. Besluit. 1 Achtergrond. 2 Wettelijk kader

Van radardienst naar Vessel Traffic Services, een logische ontwikkeling!

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Sector: I. Nr. : 90.8

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regeling melden vermoeden misstanden gemeente Brummen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31 van het Scheldereglement; BESLUITEN:

No.W /II 's-gravenhage, 5 november 2012

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Eerste Kamer der Staten Generaal Vergaderjaar 1987-1988 Nr. 214b 20 290 Regels betreffende loodsen (Loodsenwet) MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 10 juni 1988 De ondergetekenden hebben met belangstelling kennis genomen van het voorlopig verslag en spreken hun waardering uit voor de snelle totstandkoming hiervan. Op de daarin gemaakte opmerkingen wordt hieronder ingegaan. De fracties van het C.D.A., S.G.P. en de P.v.d.A. stelden enige vragen over de integratie van de loodsdiensten en over het met de gemeente Rotterdam te sluiten Convenant. De verzelfstandiging en de integratie van de loodsdiensten krijgen rechtstreeks gestalte door de inwerkingtreding van de Loosdenwet zelf. In het Convenant met de gemeente Rotterdam zal worden vastgesteld dat de bevordering van de veiligheid en de vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer van, naar en binnen de haven van Rotterdam voor Rijk en gemeente en gezamenlijke verantwoordelijkheid zal zijn. Over de tekst van het Convenant bestaat volledige overeenstemming. Een dezer dagen zal de ondertekening ervan plaatsvinden. De C.D.A.fractie vroeg naar aanleiding van het gestelde op blz. 8 van de memorie van toelichting bij de Loodsenwet of de daar bedoelde tarieven inmiddels zijn vastgesteld en zo ja, hoe de tariefstructuur is opgebouwd. Met de gemeente Rotterdam bestaat overeenstemming over de aanpassing van het huidige Loodsgeldbesluit 1957. In dit gewijzigde Loodsgeldbesluit, dat op de datum van verzelfstandiging in werking treedt, wordt de huidige tariefstructuur op basis van de Loodswet 1957 uitgebreid met de thans bestaande havenloodsgeldtarieven van de gemeente Rotterdam. Naar verwachting zal de integrale herziening van de loodsgeldtariefstructuur in het komende jaar zijn beslag krijgen. Over de inhoud van deze nieuwe tariefstructuur valt thans nog niets naders aan te geven. Over een jaar zal de eerste ondergetekende het parlement informeren over de inhoud van de voorgestelde tariefstructuur en het ter zake gevoerde overleg. De C.D.A. fractie vroeg of de eerste ondergetekende mededeling kan doen hoever het overleg thans gevorderd is over het sluiten van een Eerste Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 290, nr. 214b 1

collectieve arbeidsovereenkomst met het ondersteunend personeel. Mag worden verwacht dat bedoelde overeenkomst voor 1 juli 1988 zal zijn getekend? Het overleg over de ca.o. is nagenoeg afgerond. Als gevolg van wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden voor rijksambtenaren (salarisverhoging) dient een aantal uitvoeringsartikelen van die ca.o. te worden aangepast. Er mag worden verwacht dat ondertekening van deze overeenkomst voor 1 juli 1988 zal plaatsvinden. Punt van onderhandeling tussen de Loodswezen Nederland B.V. en de vakcentrales vormt nog de inhoud van de winstdelingsregeling. De verwachting is dat ook over deze regeling, die een bijlage zal vormen van de ca.o., op zeer korte termijn overeenstemming zal worden bereikt. De C.D.A.-fractie vroeg naar de stand van zaken in het overleg met België inzake de herziening van het Scheldereglement, waar bij rekening wordt gehouden met een verzelfstandigde Nederlandse loodsdienst en vroeg daarbij of bedoeld overleg voor de inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel in positieve zin kan worden afgerond. Het overleg met België inzake de herziening van het Scheldereglement is zowel ambtelijk als op het niveau van de Permanente Commissarissen van Toezicht op de Scheldevaart in positieve zin afgerond. De formele afwikkeling kon in verband met de recente kabinetscrisis in België nog niet plaatsvinden. Inmiddels heeft de eerste ondergetekende haar Belgische collega benaderd teneinde die afwikkeling op zodanig korte termijn te realiseren, dat het herziene Scheldereglement tegelijkertijd met zowel de Loodsen- als de Scheepvaartverkeerswet in werking kan treden. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft de eerste ondergetekende daartoe een inspanningsverplichting gericht op dat resultaat op zich genomen. Overigens is de herziening van het Scheldereglement formeel niet noodzakelijk voor de verzelfstandiging van de loodsen. De betreffende herziening beoogt immers het loodsplichtregime voor de scheepvaart naar en van Nederlandse havens aan de Westerschelde zoveel mogelijk gelijk te doen zijn aan dat voor de zogenaamde Scheldevaart. De fracties van het C.D.A., de P.v.d.A. en het S.G.P. stelden enige vragen in relatie tot het Eemsgebied. Daarop kan het volgende ter beantwoording dienen. Er bestaat geen verband tussen het Samenwerkingsverdrag Eems- Dollard (Trb. 1984, 118) en de uitoefening van de loodsdienst in het Eemsgebied. Met de verwijzingen in de memorie van toelichting bij de ontwerp-loodsenwet en in andere stukken naar het zogenaamde Eems- Dollardverdrag is het bestaande verdrag uit 1960 bedoeld (Trb. 1960, 69) en niet genoemd Samenwerkingsverdrag, dat nog de goedkeuring van de Eerste Kamer behoeft. Artikel 34, eerste lid, van het Eems- Dollardverdrag heeft uitvoering gekregen door middel van een uitvoeringsovereenkomst (Trb. 1987, 15). De inwerkingtreding daarvan wacht nog op de nationale uitvoeringsbepalingen in beide landen. In Nederland zal daartoe moeten worden voorzien in een algemene maatregel van bestuur, die zal worden gegrond op de Scheepvaartverkeerswet. Het door de eerste ondergetekende voorgenomen overleg met haar Duitse ambtgenoot heeft sinds de aanvaarding van het amendement-te Veldhuis nog niet kunnen plaatsvinden. Wel is sinds de behandeling in deze Kamer van het Eems-Radarverdrag (Trb. 1981, 2) in 1984 bij de ambtelijke contacten met de Duitse Bondsrepubliek ter uitvoering van dat verdrag steeds rekening gehouden met ontwikkelingen aan Nederlandse zijde, in het bijzonder met de introduktie van het «loodsen op afstand» in september van dat jaar. Ook bij de onderhandelingen op ambtelijk niveau tussen Nederland en Duitsland naar aanleiding van de Eerste Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 290, nr. 214b 2

uitbreiding van de Nederlandse territoriale zee van 3 naar 12 zeemijlen in april 1985 heeft de problematiek van de uitoefening van de loodsdienst van meet af aan een centrale rol gespeeld. De mogelijkheden van de Nederlandse loods om zijn beroep in al zijn facetten te kunnen uitoefenen in het Eemsgebied zijn door de Nederlandse delegatie als uitgangspunt genomen. «Loodsen op afstand» moet ook in het Eemsgebied door Nederlandse loodsen kunnen worden verricht. Het loodsen op afstand is dan ook altijd als iets anders beschouwd dan de begeleiding van de scheepvaart, als bedoeld in het Eems-Radarverdrag. Die begeleiding is een van de internationaal erkende vormen van «vessel traffic services» (VTS). Als zodanig vormt zij geen taak voor de loods en daarom heb ik destijds geen bezwaren gehad tegen toekenning van de uitvoering van de begeleiding aan personen met de Duitse nationaliteit. Voor zover die begeleiding het geven van adviezen betreft is dit principieel een taak van de loods, ook als het noodzakelijk is dat een loods aan boord geadviseerd wordt door een loods aan de wal. Het amendement- Te Veldhuis heeft een novum gecreëerd op het punt van de taken van de Nederlandse loods. De huidige tekst van het Eems-Radarverdrag voorziet in ieder geval in deze situatie in het Eemsgebied. Op welke wijze het amendement-te Veldhuis kan worden geïmplementeerd is mede afhankelijk van de reactie van de Duitse ambtgenoot van eerste ondergetekende. Op korte termijn zal over de implementatie van het betreffende amendement met hem contact worden opgenomen. De C.D.A.-fractie vroeg de eerste ondergetekende nader aan te geven hoe in de verzelfstandige structuur het voldoende beschikbaar zijn van loodsen zal zijn geregeld en wie bepaalt welke loods beschikbaar dient te zijn. Gevraagd werd of er sprake is van onderlinge concurrentie, of er regelingen komen voor werktijden en aflossing en wie de risico's dragen bij verminderd scheepvaartaanbod en mogelijke stakingen in havens. Voor wat betreft dat laatste werd gevraagd of daar regelingen voor komen. Het voldoende beschikbaar zijn van loodsen wordt gewaarborgd in de verordening krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel b (de eerste maal vastgesteld door de eerste ondergetekende). Een van de daarin te treffen voorschriften betreft de individuele verplichting van de loods om zijn diensten als loods tijdig aan te bieden en te verlenen. Een ander in de verordening op te nemen voorschrift betreft de per regio te treffen voorzieningen inzake het vervoer en de beschikbaarheid van loodsen. De loodsen binnen een regio bepalen in onderling verband derhalve hun beschikbaarheid en hun werkrooster. Bij ontbreken van zo'n regeling treft de algemene raad de nodige voorzieningen. Daarnaast is de bevoegdheid regionaal gebonden. Van onderlinge concurrentie zal derhalve geen sprake zijn, daar de individuele loods aan die beschikbaarheidsregelingen gebonden is. Omtrent de werk- en rusttijden worden bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2, derde lid, enige veiligheidsmarges ingebouwd. Een eventueel nadere regeling van de loodseninzetbaarheid kan door de loodsen worden getroffen. De uiteindelijke risico's bij stakingen of een verminderd scheepvaartaanbod liggen primair bij de loodsen zelf. Zij dienen de formatie van loodsen af te stemmen op het scheepvaartaanbod. Daar die aanpassing in de praktijk enige tijd kan vergen wordt bij algemene maatregel van bestuur hiervoor voorzien in een zogenaamd bufferfonds. Dit fonds bevat de financiële middelen om als overbrugging hiervoor te dienen. De C.D.A.-fractie vroeg de eerste ondergetekende mededeling te doen inzake het overleg over de pensioenproblematiek. Ook de P.v.d.A-fractie vroeg op enige punten nadere informatie. Eerste Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 290, nr. 214b 3

Er bestaat overeenstemming over het pensioenreglement. Er vinden thans onderhandelingen met het ABP plaats over de door het ABP te bepalen overdrachtssom. De eerste ondergetekende blijft zich er sterk voor maken dat dit overleg voor 1 juli aanstaande zal leiden tot overdracht van een bedrag, dat nodig is om de overeengekomen pensioenverplichtingen na te komen. De C.D.A.-fractie vroeg of, indien de loodsen als zelfstandige ondernemers investeringen moeten doen, zij dan kunnen rekenen op financiële steun van de Rijksoverheid? Zo ja, waaruit bestaat deze? De genormeerde kosten van de loodsdienst dienen te worden gedekt door inkomsten uit loodsgeldontvangsten. In het totaal van de genormeerde kosten is een voorziening getroffen voor investeringen. De C.D.A.-fractie vroeg of de eerste ondergetekende bij benadering kan kwantificeren wat de gevolgen zullen zijn van het verzelfstandigen van de loodsen voor de Rijksbegroting. Uitgangspunt bij de verzelfstandiging is de dekking van de kosten van de verzelfstandigde organisatie door de loodsgeldopbrengsten. Op basis van het prijspeil 1987 bedroegen de ontvangsten f233 min. en de uitgaven f 166 min. De uitgaven van de verzelfstandige organisatie worden geraamd op 214 min. Het verschil komt onder meer omdat in het bedrag van f 166 min. niet alle kosten zoals rente, afschrijvingen etc. zijn meegenomen en omdat een particuliere organisatie met kosten wordt geconfronteerd die de Rijksoverheid niet maakt. Hierbij valt te denken aan verzekeringen, accountant etc. De gevolgen voor de Rijksbegroting worden binnen Hoofdstuk XII daarvan verwerkt. De C.D.A.-fractie vroeg of de eerste ondergetekende het ook wenselijk acht dat de loodsen zich verzekeren tegen de resterende civiele aansprakelijkheid, en welke mogelijkheden zij hier ziet. De aansprakelijkheid van de loods is (en was tot nu toe), voor wat betreft zijn wettelijk bepaalde beroepsuitoefening beperkt tot aansprakelijkheid voor (eigen) opzet of grove schuld. Verzekering tegen eigen opzet is naar de mening van de eerste endergetekende in geen geval toelaatbaar. Voor deze mening vindt zij ook steun in de literatuur. Voor de verzekering is grove schuld gelijk te stellen aan opzet. De eerste ondergetekende acht derhalve verzekering tegen opzet of grove schuld van de loods wenselijk noch mogelijk. Voor wat betreft hun aansprakelijkheid uit andere hoofde dient het aan betrokkenen zelf te worden overgelaten of zij zich daartegen willen verzekeren. De P.v.d.A.-fractie stelde enige vragen inzake het herziene Scheldereglement, mede in relatie tot het traktaat van 1839. Wordt de vrije loodskeus in het Scheldereglement vervangen door een vaste verdeling? Is dat niet nadelig voor de verzelfstandigde loods, die als ambtenaar met zijn rechtspositie wellicht geen bezwaar zou hebben gemaakt tegen een verdeling, zoals deze thans in de praktijk bestaat? Is het juridisch mogelijk van het traktaat af te wijken bij reglement? Dient dan niet ten principale het traktaat te worden gewijzigd? Geldt hetzelfde niet voor de Commissie van Toezicht aan wie thans verordenende bevoegdheid wordt gegeven, hetgeen evenmin in het traktaat is geregeld? De vaste verdeling, zoals wordt opgenomen in het herziene Scheldereglement bestaat al jaren in de Regeling Loodsdienst 1966. De in artikel 1 van het bestaande Scheldereglement opgenomen vrije loodskeuze is gebaseerd op met elkaar concurrerende loodsdiensten. Naarmate de Eerste Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 290, nr. 214b 4

loodsdiensten van beide landen meer geordend werden en ook nationale wetgeving voor het loodsen en de loodsdiensten werd ingevoerd is die indertijd bestaande concurrentie steeds meer verdwenen. Ook in de praktijk bleek die vrije loodskeuzebepaling een loze bepaling. Ten gevolge daarvan is indertijd de Regeling Loodsdienst 1966 tot stand gekomen. Na circa 20 jaren ervaring met die regeling kan worden geconcludeerd dat deze in het algemeen aan het gestelde doel, namelijk een grotere doelmatigheid, heeft beantwoord. Die positieve ervaringen, alsmede het vergroten van de rechtszekerheid tussen beide landen inzake de omvang van het werkpakket van beide loodsdiensten zijn reden geweest die vaste verdeling van de regeling Loodsdienst 1966 thans over te hevelen naar het Scheldereglement. Die verdeling is juist ten voordele van de verzelfstandigde loods, die hierna van een vast werkpakket is verzekerd. Het thans opnemen van deze verdeling in het Scheldereglement is juridisch niet strijdig met de strekking van het traktaat van 1839. Daarbij gelden de hiervoor genoemde overwegingen. Een wijziging van het traktaat is dan ook niet aan de orde. De in het herziene Scheldereglement op te nemen bevoegdheden van de Permanente Commissarissen betreffen allemaal kwesties, die binnen de kring van de P.C. taken vallen en in de praktijk om zeer snelle besluitvorming vragen. Strijd met het traktaat van 1839 is hier niet aan de orde, aanpassing van dat traktaat derhalve evenmin. De P.v.d.A.-fractie stelde de volgende financiële vragen. a. Kan duidelijk worden gemaakt wat de jaarlijkse kosten voor het Rijk zijn? b. Welke voordelen staan daar tegenover? c. Hoeveel kosten zijn nu reeds voor deze verzelfstandiging gemaakt? a. De jaarlijkse kosten voor het Rijk bestaan uit het verschil van de kosten aan de binnenambtelijke organisatie en de kosten aan de verzelfstandigde organisatie. De uitgaven binnenambtelijk bedroegen in 1987 f 166,0 min. Indien aan de voorziene uitgaven de kosten van afschrijvingen, rente e.d. worden toegerekend evenals de kosten die buiten Verkeer en Waterstaat ten behoeve van de loodsdienst worden gemaakt, komen de kosten ambtelijk op f 198,0 min. In verzelfstandigde situatie worden de kosten geraamd op f 214,0 min. b. Tegenover deze hogere kosten staan de grotere mogelijkheden om buiten de ambtelijke kaders te komen tot een doelmatigere en efficiëntere dienstverlening. Daarnaast is vanaf het begin van de operatie het belang van de koppeling van de verzelfstandiging van de loodsdiensten met de integratie van de havenloodsdienst en de herschikking van het nautisch beheer onderkend. De verzelfstandiging noodzaakt tot integratie en de medewerking van de gemeente Rotterdam hieraan vereist overeenstemming met Rotterdam over de herschikking van het nautisch beheer. c. Tot op heden is aan de verzelfstandiging ca. f 12,0 min. betaald. De personele kosten zijn hierin niet begrepen. Hiervan zal een deel worden terugbetaald volgens in nader overleg vast te stellen regels. De V.V.D.-fractie vroeg waarom de benoembaarheidsvereisten voor de voorzitter van de tuchtraad op twee plaatsen in verschillende bewoordingen is geregeld, en waarom het tweede lid van artikel 30 niet is gesplitst. Voor wat betreft de samenstelling van de tuchtraad is in deze wet gekozen voor het volgende systeem. In artikel 29 worden de grote lijnen Eerste Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 290, nr. 214b 5

aangegeven: de zetel, de taak, en de samenstelling van de raad (een rechtsgeleerde als voorzitter en vier registerloodsen). In artikel 30 volgen nadere bepalingen ten aanzien van de leden van de raad. Het tweede lid bepaalt dat de voorzitter de kennis en ervaring moet bezitten, die is vereist voor benoeming tot arrondissementsrechter, en dat de leden geen lid of plaatsvervangend lid van het bestuur van een regionale loodsencorporatie mogen zijn. Deze opzet lijkt de eerste ondergetekende een logische, hoewel een andere opzet op zichzelf ook denkbaar zou zijn geweest. De V.V.D.-fractie vroeg naar de toegevoegde waarde van de zinsnede «verkregen op grond van het met goed gevolg afgelegd hebben van een doctoraal examen in een der krachtens de wet op het wetenschappelijk onderwijs (Stb. 1986, 414) aangewezen studierichtlijnen», in de artikelen 29, derde lid, en 30, vierde lid. Met de toevoeging van deze zinsnede is bedoeld de in het gewone spraakgebruik bekende term «meester in de rechten» juridisch exact te bepalen, zoals dat ook in andere wetten geschiedt. Hiermee is onder andere zeker gesteld, dat betrokkene het doctoraal examen Nederlands recht heeft behaald. De fractie van de V.V.D. stelde voor om in het eerste lid van artikel 46 van de Loodsenwet de woorden «het nodige» te schrappen. De eerste ondergetekende kan weliswaar instemmen met de opmerking dat deze woorden gemist zouden kunnen worden, doch is van mening dat de duidelijkheid er niet door geschaad wordt. Zij ziet geen aanleiding nog in deze fase van het wetgevingsproces tot de voorgestelde wijziging van dit artikel over te gaan. Voorts vroeg de fractie van de V.V.D. toelichting op de zinsnede «hetgeen in strijd met of krachtens de artikelen (etc.) wordt nagelaten». De bedoelde artikelen bevatten taken en verplichtingen die rusten op de algemene raad, het bestuur van een regionale loodsencorporatie of de ledenvergadering van de Nederlandse loodsencorporatie. Wanneer deze organen die taken niet uitvoeren of de verplichtingen niet nakomen, is er sprake van «nalaten in strijd met» bedoelde bepalingen. In die gevallen is de eerste ondergetekende gerechtigd om, in plaats van het wettelijk aangewezen orgaan, die taken uit te voeren of verplichtingen na te komen. De leden van de P.v.d.A.-fractie vroegen of, indien de loods ondergeschikt is aan het verkeersmanagement, er nog sprake is van dezelfde loodsfunctie voor en na de inwerkingtreding van de Scheepvaartverkeersdienst. Indien deze veronderstelling juist is, zal de loods in deze constellatie nog wel anticiperend kunnen optreden? Indien deze veronderstelling niet juist is, hoe is dan de verhouding tussen management en loods, zo vroegen deze leden. De Scheepvaartverkeerswet beoogt geen fundamentele verschuivingen ten opzichte van de bestaande praktijk te bewerkstelligen. Evenmin is dit het geval voor de verhouding tussen de loods enerzijds en de walorganisatie anderzijds. Zowel als adviseur van de kapitein als wanneer hij, met toestemming van de kapitein, als verkeersdeelnemer optreedt dient de loods, net als binnen de bestaande wetgeving, de aan de verkeersdeelneming gestelde wettelijke en bestuurlijke voorschriften te respecteren. De positie van de loods is hierbij niet anders dan die van andere verkeersdeelnemers. Van «ondergeschiktheid» is dan ook geen sprake. Eerste Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 290, nr. 214b

Wellicht ten overvloede zij in dit verband nog eens gewezen op hetgeen omtrent de relatie loods-verkeersbegeleidend systeem in de memorie van toelichting (paragraaf 4.1.1.1) is beschreven. De P.v.d.A.-fractie vroeg naar de vergelijkende rechtspositie tussen een hoofdambtenaar-loods en een verzelfstandigde loods. Voor de rechtspositie van de hoofdambtenaar-loods zijn de rechtspositionele regels van kracht zoals deze gelden voor Rijksambtenaren. Na de verzelfstandiging wordt aan registerloodsen een zelfstandige status als registerloods gegeven, waardoor de loods niet onder de Arbeidswet en evenmin onder de Ziekenfondswet komt te vallen. Zijn bijzondere rechtspositie ontleent de registerloods aan de Loodsenwetgeving, waarin is uitgegaan van een financiële rechtspositie, die niet ongunstiger is dan zijn huidige. De P.v.d.A.-fractie vroeg de eerste ondergetekende of de gekozen methodiek - namelijk automatisch ontslag bij inschrijving in het register - in samenhang met de opvatting dat de verzelfstandiging passende vervangende arbeid oplevert, zodat bij niet inschrijving toch ontslag kan/zal volgen, niet een inbreuk op de rechtszekerheid van de loods inhoudt. De Loodsenwet is in overeenstemming met de loodsenorganisatie tot stand gekomen. Vrijwel alle loodsen zijn bij dezelfde organisatie aangesloten. Bij inschrijving volgt een eervol ontslag van rechtswege. Indien een loods niet wenst te worden ingeschreven in het loodsenregister komt die loods in aanmerking voor een herplaatsing in een voor hem geschikte funktie. De leden van de S.G.P.-fractie vroegen de eerste ondergetekende in hoeverre op 1 juli aanstaande zekerheid is verkregen ten aanzien van nog te maken afspraken en besluiten. De uitvoeringsbesluiten, welke tegelijk met de Loodsenwet in werking dienen te treden, zijn evenals die welke uitvoering geven aan de Scheepvaartverkeerswet en tegelijkertijd daarmee tot stand dienen te komen, voor advisering aan de Raad van State toegezonden. Verwacht wordt dat de adviezen van de Raad over deze besluiten zo tijdig worden ontvangen, dat over de materie die daarin wordt geregeld de door de fractie bedoelde zekerheid op 1 juli aanstaande is verkregen. Voor wat betreft de nog te sluiten overeenkomsten wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen van de C.D.A.-, S.G.P. en P.v.d.A.-fractie over het met de gemeente Rotterdam te sluiten Convenant en die van de C.D.A. fractie over de ca.o. voor het ondersteunend personeel. Ten aanzien van de pensioenkwestie moge worden verwezen naar de op die vragen gegeven antwoorden. Op de vraag van de Commissie hoe de aansprakelijkheid is geregeld ten aanzien van een ongeval met een schip waarop een loods aan boord zijn functie uitoefent en dit ongeval het gevolg is van een verkeersaanwijzing vanaf de wal kan het volgende worden geantwoord. De aansprakelijkheid van de loodsen is overeenkomstig de exoneratiebepaling in de Loodswet 1957 in artikel 3 van de Loodsenwet beperkt tot opzet of grove schuld. Ten aanzien van de aansprakelijkheid van verkeersdienstambtenaren of anderen die een verkeersaanwijzing vanaf de wal geven Eerste Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 290, nr. 214b 7

geldt geen bijzondere regeling, doch is het commune recht (artikel 1401 e.v. B.W.) van toepassing. De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes De Minister van Justitie, F. Korthals Altes De Minister van Binnenlandse Zaken, C. P. van Dijk Eerste Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 290, nr. 214b 8