EN Handleiding Instructie voor EN rekensheet

Vergelijkbare documenten
Kenniscentrum InfoMil Begrippenlijst

Memo Meetonzekerheid bij continue metingen - Bepaling meetonzekerheid en correctie van gemiddelden

Stikstofoxiden NO x. Periodieke metingen. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste

Zuurstof O 2. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de monsterneming en meting van zuurstof

Implementatie NEN-EN Emissie stationaire bronnen - Kwaliteitsborging van automatische meetsystemen. Achtergronddocument

Koolmonoxide CO. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de vaststelling van koolmonoxide in de emissies

Gericht op de toekomst. Stikstofoxiden. Praktische toepassing van meten van NO x

Continu Emissie Meet Systemen (CEMS) waarom wat hoe. BSG avond Gasanalyse Anjo Ennen - Service Manager

Kooldioxide CO 2. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de vaststelling van kooldioxide in de emissies

PEMS KWALITEIT EISEN. Predictive Emission Monitoring Systems

Gelijkwaardigheid van niet-geaccrediteerde laboratoria (conform NEN-EN ISO/IEC 17025)

Organische koolstoffen C x. (continue FID) H y. Periodieke metingen. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste

Antwoord: Ja, onder bepaalde weersomstandigheden zal de pluim zichtbaar zijn als gevolg van waterdamp in de rook.

Hoe eenvoudig is een gemiddelde? 23 juni NENInfodag. Wim Burgers RWS-WVL-InfoMil

Rapportage van emissiemetingen

Energieverbruik. Thermisch vermogen (GWth)

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

Service catalogus. Serviceafdeling en geaccrediteerde kalibratie dienst

Parallelmetingen KBN-2 Omrin, REC Harlingen mei 2011

Handleiding voor het programma Salarisberekening Kerkmusicus (salberkerk )

Samenvatting Validatie meetmethodieken biogas

5. Herleiding van meetgegevens

AANVULLEND AANVRAAGFORMULIER TESTEN. RvA-F004-1-NL

Gassnelheid en volume metingen. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de meting voor gassnelheid en volume

Spreadsheets (Excel 2003)

Aardgaskwaliteit en het meten van NOx-emissies

Voorbeeld kalibratie procedure voor drukmeters

BIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties

Verbinding SPS651 met de Workabout Pro G2

Zware metalen en Hg. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de monsterneming van de totale emissie van

Onderzoek naar de luchtkwaliteit ter hoogte van de parkeerplaats Julianastraat te Moerdijk.

Diplomering in EduArte

R. Holtkamp. Ankersmid Process Tel:

NOx-emissiemeting conform SCIOS protocol

Handleiding Duco - ventilatieberekeningsprogramma. Handleiding Duco - ventilatieberekeningsprogramma Pagina 1

- Validatiedossier - Bepaling van de lipofiele groep toxinen in mosselen met gebruik van UPLC-MS/MS 1 INTRODUCTIE MATRIX EFFECT...

Onderzoek gezondheidsrisico s. stof rond Schiphol. Module 1 Resultaten meetcampagne. Subtitle. April 2018

Meetvoorwaarden MEP / CO 2 index

Proefstand (testservice)

{button Installeer Zelfstudie Bestanden, execfile(seedatauk.exe,tutorial.ctb;tutorial nn.see)}

Provincie Gelderland Handleiding Voortgangsrapportage, eindrapportage en verzoek vaststelling

In opdracht van: P.A. Burgos Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur Klein Kwartier 33 Willemstad Curaçao

PERIODEAFSLUITING 2018

Opgave Loon en Premie via Netwerken

Meetonzekerheid. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de vaststelling van meetonzekerheden binnen

Nedap healthcare Kilometers registreren met Ons Medewerkerportaal

Meetmethoden en meetfrequenties per luchtwasser

REC Harlingen Parallelmetingen KBN

LCA addista. Kwaliteitsborging. Kwaliteitsborging. Standaardoplossing Uitgave 99/06. Dr. Lange ringonderzoek. Uitgave 99/06

Car-Pass Webservices Vanaf versie in flexigar

Monitoring luchtkwaliteit van de Vaillantlaan. Rapportage 2016/2017

HANDLEIDING BIJ DE REKENTOOLS VOOR DE OC EN DE ALFA-FACTOR

AFO 142 Titel Aanwinsten Geschiedenis

Inhoud Inkopen Status... 2 Snel inkopen registreren... 3 Leverancier toevoegen... 3 Inkopen aanpassen of verwijderen... 4 Rapport: Inzoomen...

Handleiding Sonus Communicator voor Rion NL-22 - NL-32

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Kalibratiecertificaat

Meet- en rekenprotocol Droge remvertraging (middels remproef)

Makkelijk Publiceren

Dauwland Kompas Venstertoelichting

KWALITEIT EN VEILIGHEID Licht aan het eind van de tunnel Kwaliteitscontrole van starre optieken

Parallelmetingen KBN-2 en JC metingen HCl Omrin, REC Harlingen

Toezicht lucht in het Activiteitenbesluit. Rommy Ytsma (InfoMil) 11 februari 2016

Gebruikershandleiding Green Leaf Excel Tool Versie 1.1 (13 februari 2007)

Jaarboek 2012 Handhaving. Handhaving

Overige transacties 1 (Excel2007 en 2010)

Makkelijk Publiceren

Parallelmetingen JC Omrin, REC Harlingen april 2012

WEGWIJS IN DE: PROCESBEHEERSING VALIDATIE BORGING

Rolweerstand van personenwagens op betonwegen

Exact Periode 6.1. Juist & Precies Testen

Technische informatie

Car-Pass Webservices Vanaf versie in flexigar

Peridos. Gegevens aanleveren en controleren in Peridos door zorginstelling

6-SIGMA METRICS. Teaching old dogmas and learning new tricks. Douwe van Loon

Totstandkoming en status van het toelichtend document T046 (Medische laboratoria, toelichting op de EN ISO 15189:2012)

Specificaties van een Drukmeting Nader bekeken.

Handleiding Service Apotheken. Serviceapotheek.tevreden.nl

Gebruikershandleiding webagenda voor begrafenisondernemers

HANDLEIDING Periodieke Facturatie

Facturatie op basis van werkelijk geboekte uren is alleen te gebruiken in combinatie met de tijdregistratie module van mijndienstrooster.

Dit document geeft een kort overzicht van de te nemen stappen om het verlofjaar af te sluiten in Apployed.

AUDIT VERKEERSMODEL RVMK HOLLAND RIJNLAND audit RVMK Holland Rijnland

10: Statistieken en rapportages met Excel

Handleiding rekenmodel t.b.v. accreditering en certificeren van opleidingen en het registreren van HBO-jeugdzorgwerkers

Service catalogus. Service en kalibratie dienst

HANDLEIDING FRIREC. Versie 1.2.2

Instructie OASE. Datum:

Biljart Competitie. Versie 7.1. Gebruiksaanwijzing

Rekentool Veiligheidsklassen werken met verontreinigde grond (versie 4.x, Conform CROW Publicatie 132, 4e druk)

Handleiding otterportaal deelnemers

AANVULLEND AANVRAAGFORMULIER KALIBRATIE. RvA-F003-NL

Als eerste kan het aantal groepen worden geselecteerd, doormiddel van de pijlen kunnen tot 4 groepen worden geselecteerd.

Bepaling van de concentratie PER (tetrachlooretheen) in de lucht van textielreinigingsmachines die gebruikmaken van PER als reinigingsmiddel

Database Memory HANDLEIDING

Handleiding digitaal invoeren van uitslagen en uitnodigen van ploegen (voor VCL s en uitslagengedelegeerden)

Overige transacties 1 (Excel 2002 en 2003)

Handleiding otterportaal deelnemers

Welke NAW-gegevens kunt u via de data export in de uitstroommonitor plaatsen?

Transcriptie:

Afschrift Paraaf Prinses Beatrixlaan 2 Postbus 91503 2509 EC Den Haag IPC 652 R. de Ridder T 070 3393219 F 070 3391394 roderik.deridder@minvrom.nl EN 14181 Handleiding Instructie voor EN 14181 rekensheet Nederlandse Emissieautoriteit SenterNovem Infomil Den Haag, 3 oktober Definitieve versie 2.0

Inhoudsopgave Inhoudsopgave...2 1 Algemeen...3 2 NEN EN 14181 rekensheet...5 3 QAL 1...6 3.1 Specificatie meetsysteem...6 3.2 NOx-concentratie...6 3.3 Rookgascondities...6 3.4 Meting...7 3.5 Resultaten concentratieprofielmetingen...7 3.6 Betrouwbaarheidsinterval...8 4 QAL1, aanpassen defaultwaarden...9 4.1 S-AMS en S-AMS nul...9 4.2 Selectiviteit...9 4.3 Overige onzekerheidsbronnen...10 5 QAL2...11 5.1 Kalibratiefunctie...11 5.2 Functionele testen bij de QAL2 procedure...12 5.3 Wekelijkse controle geldigheid kalibratiebereik...12 6 QAL3...13 7 AST...14 NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 2 14

1 Algemeen De NEN EN 14181 is een Europese norm waarin de kwaliteitsborging beschreven wordt van een emissiemeetsystemen. NEN EN 14181 kent totaal drie kwaliteitsborgingniveaus (QAL1, QAL 2 en QAL3) en een jaarlijkse controle (AST). Met behulp van de in deze niveaus beschreven procedures wordt het gehele traject geborgd van de keuze van een geschikt meetsysteem, kalibratie en validatie van het meetsysteem na de installatie, tot en met de controle van de voortdurende goede werking ervan. QAL 1 is de éénmalige procedure waarin wordt geëvalueerd of een meetsysteem (bemonstering- en analysesysteem) kan voldoen aan de onzekerheidseis, zoals gesteld in wet- en regelgeving. QAL 2 geeft de procedures voor de periodieke kalibratie en validatie van het (geautomatiseerde) meetsysteem, nadat het is geïnstalleerd. De kalibratie gebeurt door een serie van minimaal 15 parallelmetingen (vergelijkingsmetingen), die gelijktijdig worden uitgevoerd met het bedrijfsmeetsysteem én door een geaccrediteerde meetinstantie. De relatie tussen de meetresultaten van het bedrijfsmeetsysteem en de meetinstantie wordt vastgelegd in een kalibratiefunctie. De meetwaarden van het bedrijfsmeetsysteem worden hiermee gecorrigeerd. QAL 3 beschrijft de voortdurende kwaliteitscontrole die wordt uitgevoerd door de bedrijfsvoerder om aan te tonen dat het meetsysteem binnen de gestelde onzekerheidseis blijft functioneren. Volgens de norm gebeurt dit door periodieke zero en span checks ; testen waarbij een nulgas en een controlegas met een bekende concentratie van de betreffende component worden aangeboden aan het meetsysteem. De resultaten worden geregistreerd met behulp van een controlekaart, waarbij de resultaten statistisch worden beoordeeld. Afwijkingen is drift of precisie van de meetinstrumenten kunnen op deze wijze worden gesignaleerd. De AST geeft de procedure voor de jaarlijkse controle of het bedrijfsmeetsysteem nog steeds binnen de gestelde onzekerheideis opereert, zoals aangetoond bij de Qal 2 procedure, en of de kalibratiefunctie nog geldig is. De NEN EN 14181 is verschenen in 2004. Om de implementatie van de norm verder te bevorderen zijn indertijd hulpmiddelen ontwikkeld, welke de gebruikers kunnen gebruiken om aan haar verplichtingen te voldoen. Uit de ervaringen en reacties van gebruikers bleek dat de bestaande hulpmiddelen inmiddels aan een herziening en een update toe zijn. In deze herziening wordt aandacht gegeven aan de vorm, en op een aantal punten de inhoud. De grootste verandering is dat er gewerkt kan worden met zgn. defaultwaarden. Dit mag alleen wanneer er van een bestaand meetsysteem geen gegevens zijn om de QAL1 uit te voeren. Voor de invulling van de defaultwaarden is overleg geweest met verschillende leveranciers. Verder was de doelstelling dat het gebruik van de hulpmiddelen eenvoudiger moest. SenterNovem heeft in samenwerking met de NEa deze nieuwe hulpmiddelen geschreven om de gebruikers (bedrijven, leveranciers en toezichthouders) een volledig instrument te geven waarmee aan de verplichtingen kan worden voldaan. Dit document is een beknopte handleiding en moet gezien worden als een naslagwerk bij het gebruik van de nieuwe hulpmiddelen. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 3 14

De hier bedoelde hulpmiddelen zijn specifiek opgesteld voor zgn. CEM systemen voor het meten van de NOx-concentratie. Voor PEM systemen wordt verwezen naar de oude hulpmiddelen. Wanneer dit spreadsheet gebruikt wordt kunnen alle activiteiten welke noodzakelijk zijn voor de correcte uitvoering van de NEN-EN 14181 worden geregistreerd en verwerkt. De NEN EN 14181 schrijft voor dat om de drie jaar moet een nieuwe kalibratiefunctie (QAL2) moet worden opgesteld. Dat is dan ook het tijdsbestek waarmee middels dit spreadsheet gewerkt wordt. Na drie jaar moet opnieuw gestart worden met het invullen van een nieuw spreadsheet. Wanneer na drie jaar een nieuwe start gemaakt wordt, kunnen de gegevens over de QAL1 procedure direct worden overgenomen. Ook de oude kalibratiefunctie moet dan worden ingevoerd. Gegevens ten aanzien van de QAL3 procedure kunnen tot de laatste bijstelling worden overgenomen. Op een overzichtelijke manier zijn alle gegevens voor een ieder opvraagbaar en de belangrijkste aspecten zijn op één pagina afleesbaar. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 4 14

2 NEN EN 14181 rekensheet Start: Het spreadsheet is geschreven in Excel en maakt gebruik van macro s. De macro-optie in Excel moet dan ook ingeschakeld zijn. Afhankelijk van de instellingen vraagt Excel bij het opstarten van het spreadsheet hier specifiek om. Na opstarten verschijnt het menu. Dit scherm fungeert als navigator. Alle voor u relevante aspecten zijn hier aanklikbaar middels het plaatsen van een vinkje. Wanneer een bepaald aspect geselecteerd wordt, zal de selectie als tabblad verschijnen. Verder geeft dit menu een samenvatting van de resultaten bereikt bij de diverse kwaliteitsprocedures. Invoerdata worden altijd ingevoerd in geel gekleurde velden. De overige velden zijn tegen schrijven beveiligd. In dit menu kan tevens een keuze gemaakt worden voor de taal. Momenteel is zowel Nederlands als Engels beschikbaar. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 5 14

3 QAL 1 In het tabblad QAL1 wordt uiteindelijk de totale onzekerheid van het gehele meetsysteem berekend en getoetst aan de maximaal toegestane onzekerheid. Hiervoor worden een aantal gegevens gevraagd welke betrekking hebben op de eisen en de uitvoering van het meetsysteem. Hieronder volgen de beschrijvingen van de gegevens die ingevuld moeten worden. 3.1 Specificatie meetsysteem Met behulp van pulldown menu s wordt in cel C6..C10 het type meetsysteem geselecteerd. Essentiële vragen hierbij zijn: Wordt er NOx gemeten, of wordt enkel NO en eventueel NO2 bepaald? Wordt er extractief gemeten of vinden de metingen in-situ plaats? Wordt er in de analyser al voor druk en temperatuur gecorrigeerd, of dient dit achteraf nog te gebeuren? Zijn de metingen op natte- of op droge basis? Afhankelijk van het gekozen meetsysteem wordt aanvullende informatie gevraagd over de wijze waarop P, T en vocht bepaald worden. Deze informatie is nodig om de onzekerheidsberekening op een correcte wijze uit te voeren. 3.2 NOx-concentratie - Referentie zuurstofconcentratie - Emissiegrenswaarde (BEES/BVA- of vergunningseis) - Testwaarde bij standaard condities (voor NOx-emissiehandel de jaargemiddelde concentratie, anders de BEES/BVA- of vergunningseis) Uiteindelijk wordt de onzekerheid van het meetsysteem berekend op basis van de testwaarde. De reden dat ook afzonderlijk de emissiegrenswaarde moet worden ingevuld, is dat op basis van deze waarde tijdens de QAL2 procedure wordt vastgesteld of bij een cluster van waarnemingen de kalibratiefunctie geforceerd door nul moet gaan. 3.3 Rookgascondities De maximale onzekerheid in de NOx-concentratie is gegeven in droog rookgas onder standaard omstandigheden met referentie zuurstofgehalte. De apparatuur meet echter onder andere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld in nat rookgas bij in-situ systemen. Hierdoor maakt de omrekening van actuele condities naar standaard condities onderdeel uit van de onzekerheidsberekening. Om de actuele omstandigheden te kunnen berekenen wordt gevraagd om een inschatting te maken van de volgende rookgascondities: - Geschatte O2-concentratie - Geschat aandeel NO2 - Geschatte H20-concentratie - Geschatte rookgastemperatuur NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 6 14

3.4 Meting In dit stukje worden een aantal gegevens gevraagd over de daadwerkelijke instellingen (schaalbereik) van de analysers en de gehanteerde kalibratie (of controle) gassen. Let op dat hier enkel informatie gevraagd wordt over de apparatuur welke daadwerkelijk aanwezig is. Door het programma wordt zelf aangegeven of invoer noodzakelijk is. Op basis van deze input gegevens wordt de totale onzekerheid van de apparatuur bepaald. Deze onzekerheid (per analyser) is opgebouwd uit een aantal deelaspecten. Dit betreft een onzekerheid over de analyser zelf en storingsinvloeden op deze analyser (Sams), een onzekerheid ten gevolge van invloeden door storende componenten (selectiviteit) en overige onzekerheden. Tevens worden onzekerheden geïntroduceerd doordat bepaalde keuzes gemaakt zijn over de wijze waarop het meetsysteem is opgebouwd. Wanneer er bijvoorbeeld gekozen wordt om geen NO2 te meten, maar enkel NO heeft dit gevolgen voor de onzekerheid. Hiervoor wordt een standaard relatieve onzekerheid aangehouden. Ook voor P en T-metingen wordt gebruik gemaakt van standaard onzekerheden. Van ieder afzonderlijk instrument wordt uiteindelijk de totale onzekerheid weergegeven. (cel C35.. I35). De gegevens worden gebruikt om bij de QAL 3 procedure actiecriteria te berekenen. Zowel actiecriteria voor de spancontrole (controle in het hoge meetbereik) als voor de zero-controle worden berekend. De tool berekent de diverse onzekerheden op basis van defaultwaarden. Wanneer betere informatie beschikbaar is, moeten deze worden gebruikt. Hiervoor moet bij het opstartscherm een vinkje worden gezet bij dat onderdeel waarvan betere informatie beschikbaar is. Onderaan de pagina verschijnt dan een tabblad waarin de betere informatie kan worden ingevoerd. Alleen voor bestaande emissiemeetsystemen mag gebruik gemaakt worden van de defaultwaarden wanneer de instrumentspecifieke informatie ontbreekt en niet (meer) aangeleverd kan worden door de leverancier. 3.5 Resultaten concentratieprofielmetingen Behalve de onzekerheden ten gevolge van de meetapparatuur zijn ook de condities op de locatie waar de bemonstering plaatsvindt een onzekerheidsbron. Wanneer het rookgas homogeen is kan op iedere locatie in het meetvlak worden bemonsterd. Het maakt dan immers niet uit waar er bemonsterd wordt, overal wordt dezelfde concentratie gemeten. Wanneer het rookgas niet homogeen is, is er sprake van een concentratieprofiel.het bemonsteren op één enkel punt zal dan een onzekerheid introduceren die afhankelijk is van de grootte van het profiel. De onzekerheid kan dan worden verlaagd door op meerdere punten het rookgas te gaan bemonsteren (bijvoorbeeld door een multihole lans, of een netwerk). De onzekerheid die samenhangt met de bemonstering, kan worden geschat op basis van een gemeten concentratieprofiel en het aantal monsternamepunten van het bedrijfsmeetsysteem (aantal meetpunten AMS). N.B. Wanneer er middels in-situ metingen wordt gemeten moet voor het aantal punten 1 worden ingevuld. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 7 14

3.6 Betrouwbaarheidsinterval Alle gegevens voor het bepalen van de totale meetonzekerheid zijn nu beschikbaar. Voor NOx wordt getoetst aan de maximale onzekerheid van 20% voor het totale meetsysteem (inclusief herleidingen en onzekerheden ten gevolge van concentratieprofielen). Mocht het betrouwbaarheidsinterval lager liggen dan 20% voldoet het systeem aan de gestelde criteria. Mocht het betrouwbaarheidsinterval hoger liggen dan 20% kan gekeken worden naar de relatieve bijdrage van de afzonderlijke deelaspecten. Vink hiervoor op het startscherm numerieke differentiatie aan. Het tabblad wat nu onderaan verschijnt (QAL1 numdif) geeft in regel 36 ( 2) wat de bijdrage van dat onderdeel is. Des te groter dit getal, des te groter is de invloed van de parameter op de totale onzekerheid. Op deze manier kan een inschatting gemaakt worden waar het probleem ligt, en waar eventuele aanpassingen het meest effectief zullen zijn. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 8 14

4 QAL1, aanpassen defaultwaarden De tool berekend in principe de diverse onzekerheden op basis van defaultwaarden. Dit zijn waarden welke door interviews met leveranciers zijn vastgesteld, en kunnen worden gebruikt wanneer er geen andere data beschikbaar is. In veel gevallen zal echter wel informatie beschikbaar zijn, welke beter is dan de defaultwaarden. In dergelijke gevallen is het verplicht om deze (betere) waarden te gebruiken. Ga hiervoor naar het opstartscherm en vink een of meerdere van de volgende aspecten aan: - S-AMS - Selectiviteit - Overige onzekerheidsbronnen - S-AMS nul Wanneer de defaultwaarden overschreven worden, wordt dit ook op het beginscherm aangegeven. Alleen voor bestaande emissiemeetsystemen mag gebruik gemaakt worden van de defaultwaarden wanneer de instrumentspecifieke informatie ontbreekt en niet (meer) aangeleverd kan worden door de leverancier. 4.1 S-AMS en S-AMS nul In S-AMS kunnen gegevens worden ingevoerd over de invloeden van drift, luchtdruk, temperatuur en de netspanning op het meetresultaat. In S-AMS nul kunnen dezelfde invloeden in het lage gebied (rond nul) worden gespecificeerd. Ook in deze tabbladen kunnen enkel de geel gekleurde velden worden overschreven. Bij het invullen van deze velden moet verder aangegeven worden of de nieuwe getallen betrekking hebben op de absolute waarde, of betrekking hebben op de maximale meetwaarde (volle schaal). De genoemde invloeden hebben, behalve op de berekening van de totale onzekerheid van een meetsysteem, ook betrekking op de actiecriteria bij de QAL 3 procedure. 4.2 Selectiviteit Analysers kunnen gevoelig zijn voor storende componenten. Als dergelijke storende componenten in het rookgas aanwezig zijn, beïnvloeden deze de uitlezing van de analyser. Dit aspect wordt selectiviteit genoemd. Ook voor deze onzekerheidsbron is een algemene inschatting gemaakt van de invloed en de concentratie van deze storende componenten in het rookgas. Beide inschattingen kunnen worden overschreven in het tabblad QAL1 selectivity. Bij variaties rookgassamenstelling kan in het gele gedeelte een eigen opgave gedaan worden van de rookgassamenstelling. Standaard gaat het programma ervan uit dat bijvoorbeeld de zuurstofconcentratie in de rookgassen kan variëren tussen de drie en de 21 vol%. Wanneer het zeker is dat de zuurstofconcentratie altijd ligt tussen de 2 en de 4 vol%, kan dit worden ingevuld, en daarmee de default-waarde overschrijven. In het gedeelte instrument specifieke selectiviteit kan per component de invloed (zowel positief als negatief) worden ingevoerd. Deze selectiviteit heeft geen invloed op de actiecriteria bij de QAL3- procedure, omdat deze doorgaans met controlegassen in stikstof worden uitgevoerd en de storende componenten dus niet aanwezig zijn. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 9 14

4.3 Overige onzekerheidsbronnen In dit tabblad kunnen gegevens aangaande lineariteit, reproduceerbaarheid en verliezen in het monsternamesysteem worden ingevuld. Ook hier geldt dat enkel de gele velden overschrijfbaar zijn. Ook deze onzekerheidsbronnen hebben geen invloed op de actiecriteria bij de QAL3-procedure. Volgens de Europese normen wordt de onzekerheid van het complete meetsysteem inclusief de omrekeningen en de monstername bepaald. Deze wordt getoetst aan een, door de regelgever, opgelegde maximale onzekerheid. Deze wordt in de EU-richtlijnen uitgedrukt als een percentage van de emissiegrenswaarde. Voor NOx-emissiehandel wordt deze uitgedrukt als een percentage van de jaargemiddelde concentratie. De totale onzekerheid van meetsysteem bestaat uit echt analyserspecifieke factoren, de selectiviteit (storende componenten in het rookgas), overige invloeden en niet te vergeten de bemonstering zelf. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 10 14

5 QAL2 De QAL 2 procedure is een driejaarlijks terugkerende kalibratie van het gehele meetsysteem. De basis van de kalibratie vormt een meetsessie uitgevoerd door een geaccrediteerde meetinstantie, waarbij de meetwaarden van de meetinstantie worden vergeleken met de resultaten van het bedrijfsmeetsysteem. Daarnaast vinden een aantal functionele testen plaats waarbij een controle op de apparatuur plaatsvindt. In het menu kunnen de algemene conclusies aangaande de QAL2 uitvoering gevonden worden door een vinkje te zetten bij QAL2. De resultaten van de vergelijkende metingen met het meetbureau dienen onder kalibratie te worden ingevuld. De resultaten van de functionele testen kunnen worden weggeschreven onder functionele testen. Als laatste onderdeel van deze procedure is het wekelijks vaststellen of de gemeten data wel binnen het kalibratiegebied vallen. 5.1 Kalibratiefunctie Het meetsysteem van het bedrijf wordt vergeleken met metingen door een geaccrediteerd meetbureau. Op basis van de resultaten wordt een kalibratiefunctie opgesteld om de resultaten van het bedrijfsmeetsysteem te corrigeren naar de resultaten van het meetbureau. Deze correctie (kalibratie) heeft altijd de vorm van: Y = a + bx Waarbij: Y : gekalibreerde concentratie a : intercept b : helling X : niet gekalibreerde concentratie Om de kalibratiefunctie te berekenen moeten vergelijkende metingen worden uitgevoerd door een geaccrediteerde meetinstantie. De meetinstantie bepaald minimaal 15 keer de NOx-concentratie onder standaard condities, d.i. in droog rookgas bij 273 K en 101,3 kpa en bij referentie zuurstofgehalte. Over dezelfde periode worden de NOx-concentraties onder standaard condities met het bedrijfsmeetsysteem bepaald. De metingen moeten worden uitgevoerd in drie dagen verspreidt over een periode van 4 weken. In dit programma kunnen tot 25 vergelijkende metingen worden ingevoerd (in QAL2 calibration ). De resultaten van het meetbureau dienen te worden ingevoerd onder standaardreferentiemethode (G26..G50) en de bedrijfsmetingen moeten worden ingevoerd onder NOx meetsysteem AMS (J26..J50). Ook de datum van de diverse metingen moet worden ingevuld en een aantal specificaties over het meetbureau wat de vergelijkende metingen heeft uitgevoerd (G16..G21). Het programma toetst of inderdaad de metingen zijn uitgevoerd binnen de gestelde periode en berekent de kalibratiefunctie. Indien de bedrijfsmeetresultaten tot stand zijn gekomen met gebruik van de oude kalibratiefunctie dan kan deze worden ingevoerd bij kalibratielijn gebruikt tijdens kalibratie. De oude helling moet dan worden ingevoerd in cel G10 en het oude intercept in cel G9. Wanneer deze velden niet zijn ingevuld wordt uitgegaan van een helling van 1 en een intercept van 0. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 11 14

Dit programma berekent een overall kalibratiefunctie (F69 tot F70). Deze kalibratiefunctie moet worden geïmplementeerd. Let hierbij op dat de functie betrekking heeft op het gehele meetsysteem. Pas de gevonden functie toe op het uiteindelijke resultaat van het bedrijfsmeetsysteem, dus nadat alle correcties en omrekeningen hebben plaatsgevonden. Naast de berekening van de kalibratiefunctie, wordt ook de zgn. variabiliteitstest uitgevoerd. Deze test geeft aan of de geconstateerde verschillen tussen de resultaten van het bedrijfsmeetsysteem en die van het meetbureau binnen de vereiste maximale onzekerheid liggen. In cel F64 wordt het resultaat van deze test gepresenteerd. Mocht een meetsysteem niet voldoen aan deze toets, dan dient een nieuwe QAL2 procedure te worden uitgevoerd. De NEN EN 14181 stelt verder dat de berekende kalibratielijn alleen geldig is in het gebied lopend van de laagst mogelijke meetwaarde (intercept) tot 110% van de hoogste waarde van het bedrijfsmeetsysteem na kalibratie. Dit geldig kalibratiebereik wordt gepresenteerd in cel F71. Wanneer er sprake is van een negatieve intercept, loopt het geldigheidsgebied vanaf nul tot 110% van de hoogst gekalibreerde meetwaarde. 5.2 Functionele testen bij de QAL2 procedure Iedere keer dat een QAL2 procedure uitgevoerd wordt, dienen een aantal testen uitgevoerd te worden. Deze testen zullen meestal door het meetbureau samen met de leverancier worden uitgevoerd. De resultaten van deze testen kunnen worden ingevoerd in deze tool. Vink hiervoor in het opstartscherm onder QAL2 de functionele testen aan. Het tabblad wat nu verschijnt kan worden ingevuld. Gevraagd wordt naar de datum waarop de testen zijn verricht, de uitvoerende(n), de methode en het resultaat. 5.3 Wekelijkse controle geldigheid kalibratiebereik Op weekbasis moet worden gecontroleerd of het geldig kalibratiebereik niet te vaak wordt overschreden. Wanneer er te veel resultaten buiten het geldig kalibratiebereik vallen, dient er een nieuwe QAL 2 procedure (of onder voorwaarden, een AST) te worden uitgevoerd waarbij er een grotere spreiding in meetwaarden is en zodoende er een groter geldig kalibratiebereik ontstaat. De controle op het geldig kalibratiebereik wordt uitgevoerd door het programma. Bij het vaststellen van het percentage waarnemingen dat buiten het geldig kalibratiebereik ligt, wordt rekening gehouden met het aantal uren dat de apparatuur niet in bedrijf of in storing is. Onder QAL2 kan wekelijkse controle geldigheid kalibratiegebied worden aangevinkt. In dit tabblad (VCR-test) wordt eerst gevraagd naar de middelingtijd (0,5 of 1 uur). Vervolgens wordt om de datum gevraagd. Het programma berekent dan zelf de data waarover de gegevens moeten worden ingevoerd. Als bijvoorbeeld de datum 1 april is, moeten op die dag de gegevens vanaf 25 maart tot en met 31 maart worden ingevoerd. Geef aan hoeveel perioden de apparatuur niet beschikbaar was en hoeveel perioden de gemiddelde concentratie boven het geldige kalibratiebereik is uitgekomen. Het programma berekent vervolgens hoeveel procent van de tijd buiten het kalibratiegebied heeft geopereerd en toetst dat aan de voorwaarden. Mocht een nieuwe QAL2- of AST procedure noodzakelijk zijn, dan wordt dat aangegeven. In een dergelijk geval moet de QAL2- of AST procedure binnen 6 maanden te worden uitgevoerd en te worden geïmplementeerd. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 12 14

6 QAL3 Nadat van een meetsysteem is aangetoond dat het aan de gestelde onzekerheid kan voldoen (QAL1) en nadat het systeem is gekalibreerd om systematische fouten uit te sluiten (QAL2), moeten verdere procedures voor kwaliteitsborging en kwaliteitscontroles worden uitgevoerd (QAL3). De QAL3 procedure bestaat uit een regelmatige check van de analysers zelf (dus niet het gehele meetsysteem, enkel de analysers welke daar onderdeel van vormen). Dit gebeurt (over het algemeen) middels controlegassen of een filter of tralie wanneer het een in-situ meetinstrument betreft. De frequentie hangt af van de keuzes welke in de QAL1 procedure zijn gemaakt. Aspecten als drift zijn gedefinieerd voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld een week of een maand). Wanneer gebruik gemaakt wordt van de default-waarden geldt een frequentie van 2 weken voor het uitvoeren van de QAL 3 procedure. De bedoelde controle betreft zowel de instellingen bij een lage concentratie (nul), als bij een hoge concentratie (span). De eigenschappen van de gassen waarmee deze controles worden uitgevoerd zijn al bij de QAL1 procedure opgegeven. De resultaten van QAL3-checks met controlegassen kunnen ook in deze tool worden verwerkt. Voor iedere analyser die onderdeel uitmaakt van het meetsysteem dat in de QAL1 procedure is gespecificeerd kan op het beginscherm een zgn. CUSUM-kaart gevonden worden. Een CUSUM-kaart is een statistische methode waarmee het mogelijk is om onderscheid te maken tussen afwijkingen ten gevolge van drift en ruis. In de CUSUM-systematiek moet voor drift worden gecorrigeerd, terwijl voor ruis niet gecorrigeerd mag worden. Indien er sprake is van drift wordt berekend hoeveel de analyser moet worden bijgesteld. Wanneer u heeft een analyser heeft bijgesteld (gejusteerd), dient dit te worden aangegeven in de kaart. De CUSUM-kaart geeft ook aan wanneer er problemen met de precisie zijn en er daarom onderhoud noodzakelijk is. Wanneer het onderhoud is uitgevoerd dient dit middels een 'ja' te worden aangegeven en kan de kaart weer verder worden gebruikt. De actiecriteria van de CUSUM-kaart zijn gebaseerd op de gegevens welke in de QAL1 procedure zijn ingevoerd. Op het voorblad worden ook eventuele problemen met de analysers aangegeven. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 13 14

7 AST Iedere drie jaar moet een kalibratielijn worden opgesteld (zie QAL2). In de jaren dat er geen QAL2 procedure behoeft te worden uitgevoerd moet worden gecontroleerd of de beschikbare kalibratiefunctie nog steeds geldig is. Wanneer dat het geval is, kan de functie gewoon gehanteerd blijven worden. Wanneer de functie niet meer geldig blijkt te zijn, moet een nieuwe kalibratie (QAL2) worden uitgevoerd. De geldigheidstest van de kalibratiefunctie is beschreven in de AST-procedure. Deze test bestaat (net zoals bij de QAL2-procedure) uit een aantal vergelijkende metingen door een geaccrediteerde meetinstantie. In tegenstelling tot de QAL2-procedure behoeven voor een AST slechts 5 vergelijkende metingen te worden uitgevoerd. De metingen mogen op 1 dag worden uitgevoerd. Wanneer de metingen korter duren dan 1 uur, moet de tijdsduur tussen de het begin van twee afzonderlijke metingen in ieder geval een uur bedragen. Dit om autocorrelatie-effecten te voorkomen. Op basis van de resultaten van de parallelmetingen wordt de geldigheid van de kalibratielijn vastgesteld en een variabiliteitstoets uitgevoerd. De AST-procedure omvat naast de parallelmetingen ook een aantal functionele testen. Om bij de betreffende tabbladen te komen moet op het voorblad worden aangegeven om welke AST het gaat. Per periode (tussen 2 QAL2-procedures) worden er immers twee AST s verricht. Vervolgens moet worden aangegeven of de parallelmetingen of de functionele testen moeten worden bekeken (of beide). Een samenvatting van de AST over het geselecteerde jaar kan gevonden worden in het tabblad AST. NEa - EN 14181 Handleiding - 2.0 14 14