Datum van inontvangstneming : 04/04/2016

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 08/11/2013

Datum van inontvangstneming : 04/06/2015

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 26/02/2013

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 15/09/2014

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015

Datum van inontvangstneming : 16/04/2019

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

Datum van inontvangstneming : 21/10/2014

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017

Datum van inontvangstneming : 06/04/2017

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 22/11/2018

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

Datum van inontvangstneming : 15/01/2019

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

BENELUX. ~ A 2005/3/11 (Executive) COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRÊT du 29 juin En cause : S.A. D'IETEREN. contre BUREAU BENELUX DES MARQUES

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 13/09/2012

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Date de réception : 17/01/2012

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 01/05/2013

Datum van inontvangstneming : 09/11/2015

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

Datum van inontvangstneming : 12/08/2016

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstneming : 13/04/2015

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 02/05/2016

Datum van inontvangstneming : 18/02/2019

Datum van inontvangstneming : 01/04/2014

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

Vertaling C-441/13-1. Zaak C-441/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 27/01/2014

Datum van inontvangstneming : 11/07/2013

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

Datum van inontvangstneming : 18/07/2014

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

Date de réception : 27/12/2011

Vertaling C-691/13-1. Zaak C-691/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

Datum van inontvangstneming : 26/03/2015

Datum van inontvangstneming : 29/06/2017

Rapport. Hoe is jouw Zweeds? Oordeel

Datum van inontvangstneming : 15/07/2016

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 29/01/2018

ARREST In de zaak A 2012/3. Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur. ARRET Dans l affaire A 2012/3

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 07/05/2015

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 04/04/2016

Vertaling C-99/16-1 Zaak C-99/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 19 februari 2016 Verwijzende rechter: Tribunal de grande instance de Lyon (Frankrijk) Datum van de verwijzingsbeslissing: 15 februari 2016 Verzoekende partij: Jean-Philippe Lahorgue Verwerende partijen: Ordre des avocats du barreau de Lyon Conseil national des barreaux (CNB) Conseil des barreaux européens (CCBE) Ordre des avocats du barreau de Luxembourg PARTIJEN: VERZOEKER TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE DE LYON VERWIJZINGSBESLISSING Jean-Philippe LAHORGUE, advocaat, verblijvende te rue du Maréchal Foch 56, L-1527 LUXEMBURG, GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 15. 2. 2016 ZAAK C-99/16 VERWERENDE PARTIJEN ORDRE DES AVOCATS DU BARREAU DE LYON, met maatschappelijke zetel [te] LYON CONSEIL NATIONAL DES BARREAUX (CNB), met maatschappelijke zetel [te] PARIJS [Or. 2] CONSEIL DES BARREAUX EUROPEENS (CCBE), met maatschappelijke zetel [te] BRUSSEL BELGIË ORDRE DES AVOCATS DU BARREAU DE LUXEMBOURG, met maatschappelijke zetel [te] LUXEMBURG GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG In tegenwoordigheid van het Ministère Public (openbaar ministerie) [Or. 3] Jean-Philippe Lahorgue, een bij de balie van Luxemburg ingeschreven advocaat met de Franse nationaliteit, heeft bij de president van het Tribunal de grande instance de Lyon (rechtbank van eerste aanleg te Lyon) een kort geding aangespannen tegen de Ordre des avocats du Barreau de Lyon (orde van advocaten bij de balie van Lyon), de Conseil National des Barreaux (nationale raad van balies; hierna: CNB ), de Conseil des Barreaux Européens (raad van Europese balies; hierna: CCBE ) en de Ordre des avocats du Barreau de Luxembourg (orde van advocaten bij de balie van Luxemburg). Daarbij verzoekt hij de Ordre des avocats du Barreau de Lyon te gelasten hem binnen de week op verbeurte van een dwangsom van 50 EUR per dag vertraging de RPVA-decoder [decoder voor het Réseau Privé Virtuel des Avocats, een virtueel privénetwerk voor advocaten] te bezorgen zodat hij ten volle het beroep van advocaat kan uitoefenen op de wijze als bedoeld in artikel 202-1 van het decreet van 27 november 1991. Daarnaast strekt het kort geding ertoe het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) zo nodig te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: Is de weigering om een RPVA-decoder te bezorgen aan een naar behoren bij de balie van een lidstaat ingeschreven advocaat, enkel op 2

LAHORGUE grond dat deze niet is ingeschreven bij de balie van de andere lidstaat waar hij het beroep van advocaat wenst uit te oefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten, in strijd met artikel 4 van richtlijn 77/249/EG omdat deze weigering een discriminerende maatregel vormt die de uitoefening van dat beroep in het kader van het vrij verrichten van diensten kan belemmeren?. Lahorgue zet uiteen dat de balies van Lyon en Luxemburg op 10 juli 2007 een onderlinge samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekend, die bepaalt dat de hoedanigheid van advocaat bij de balie en het feit dat de betrokkene kantoor houdt in het ressort van een van de overeenkomstsluitende balies, over en weer worden geacht te zijn bewezen wanneer de balie van herkomst de beroepsidentiteitskaart van de betrokkene overlegt. Bij brief van 24 september 2015 heeft hij gevraagd gebruik te mogen maken van de RPVA-decoder, die de uitoefening van het advocatenberoep in Frankrijk vergemakkelijkt. Op 5 oktober 2015 heeft hij evenwel een weigering ontvangen om de discriminerende reden dat hij niet was ingeschreven bij de balie van Lyon. Lahorgue betoogt dat hij op kennelijk onrechtmatige wijze in zijn activiteiten wordt gehinderd, aangezien artikel 202-1 van het decreet van 27 november 1991 bepaalt dat een in artikel 202 bedoelde advocaat die een cliënt in rechte of ten overstaan van een overheidsinstantie vertegenwoordigt of verdedigt, zijn taken verricht onder dezelfde voorwaarden als een bij een Franse balie ingeschreven advocaat en de Franse beroepsregels in acht dient te nemen. Artikel 4 van richtlijn 77/249/EG preciseert dat deze werkzaamheden in elke lidstaat van ontvangst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die voor de aldaar gevestigde advocaten gelden, met uitsluiting van enig vereiste inzake woonplaats of lidmaatschap van een beroepsorganisatie in die staat. In geen enkele tekst wordt voor het gebruik van een RPVA-decoder als voorwaarde gesteld dat men is ingeschreven bij de balie van Lyon. Doordat deze decoder hem niet ter beschikking wordt gesteld, kan Lahorgue zijn beroep naar eigen zeggen niet uitoefenen onder dezelfde voorwaarden als een Franse advocaat, terwijl hij daartoe het recht heeft krachtens artikel 202-1 van voormeld decreet. De CCBE heeft op 6 november 2015 een verweerschrift ingediend, waarin hij betoogt dat het verzoek te zijnen aanzien niet-ontvankelijk is. Volgens hem heeft hij geen enkele zeggenschap over de nationale balies of organisaties en heeft hij tot taak de advocaten bij de Europese instellingen te vertegenwoordigen en van de Europese wetgeving in voorbereiding die punten te onderzoeken die voor advocaten van belang kunnen zijn. De CNB heeft eveneens op 6 november 2015 een verweerschrift ingediend, waarin hij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring en ongegrondverklaring van het verzoek. 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 15. 2. 2016 ZAAK C-99/16 Hij betoogt dat Lahorgue niet aantoont dat zijn beroep spoedeisend is en dat zijn verzoek in hoge mate betwistbaar is, aangezien een lidstaat krachtens artikel 5 van richtlijn 77/249/EEG een advocaat als bedoeld in artikel 1 de verplichting kan opleggen om samen te werken met een advocaat die bij het betrokken gerecht praktijk uitoefent en die in voorkomend geval verantwoordelijk is tegenover dat gerecht of met een,avoué of,procuratore die bij dat gerecht praktijk uitoefent. De advocaat die lid is van een balie van de Europese Unie moet dus [Or. 4] optreden in samenwerking met een bij een lokale balie ingeschreven advocaat. De verplichting om met een dergelijke lokale advocaat samen te werken, bestaat naar Frans recht wanneer procesvertegenwoordiging verplicht is voor het Tribunal de grande instance (rechtbank van eerste aanleg) of de Cour d appel (hof van beroep) met woonplaatskeuze bij die lokale advocaat. De richtlijn laat het opleggen van deze verplichting toe en de vrijheid van dienstverrichting wordt dus geenszins belemmerd. De Ordre des avocats du Barreau de Lyon heeft conclusies ingediend, waarin zij een exceptie van litispendentie heeft opgeworpen tegen de verzoeken van Lahorgue. Deze heeft namelijk een thans voor de Cour d appel de Lyon (hof van beroep te Lyon) aanhangig beroep ingesteld tegen de beslissing van 9 september 2015 waarbij zijn inschrijving bij de balie van Lyon was geweigerd wegens met name onbetamelijk gedrag. Subsidiair stelt de Ordre des avocats du Barreau de Lyon zich op het standpunt dat het verzoek niet-ontvankelijk is, aangezien Lahorgue geenszins aantoont dat hij op kennelijk onrechtmatige wijze in zijn activiteiten wordt gehinderd, noch dat zijn verzoek spoedeisend is, terwijl hij zich in rechte beroept op zeer algemene richtlijnen die omzetting door de lidstaten behoeven. Voorts zijn Lahorgues verzoeken ongegrond, aangezien een overeenkomst tussen twee balies geen afbreuk vermag te doen aan de regels voor de inschrijving bij een van die balies. Uit de Unierechtelijke voorschriften blijkt dat een advocaat uit een andere lidstaat van de Unie praktijk houdt zoals een Franse advocaat en daarbij de Franse beroepsregels in acht dient te nemen, waaronder die inzake de verplichte procesvertegenwoordiging door een lokale advocaat, zonder dat daarbij sprake is van enige discriminatie. De Ordre des Avocats du Barreau du Luxembourg heeft meegedeeld dat zij niet verschijnt, omdat er geen verzoek tegen haar is ingediend. Het Ministère Public heeft op 4 januari 2016 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek in kort geding. Dit verzoek wordt namelijk ernstig betwist, aangezien voor de Cour d appel de Lyon een geding aanhangig is naar aanleiding van een door La[h]orgue ingesteld beroep tegen de weigering om hem in te schrijven bij de balie van Lyon. Bovendien is er geen sprake van dreigende schade of van kennelijk onrechtmatige hinder waardoor een procedure in kort geding ook gerechtvaardigd kan zijn wanneer het verzoek ernstig wordt betwist. BEOORDELING 4

LAHORGUE Er is geen sprake van litispendentie tussen het onderhavige geding en het geding over de inschrijving van Lahorgue bij de balie van Lyon, aangezien Lahorgue in Frankrijk zijn beroep wenst uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als een Franse advocaat, ook al is hij niet ingeschreven bij die balie. Artikel 809 van de Code de Procédure Civile (wetboek van burgerlijke rechtsvordering) bepaalt dat de president te allen tijde in kort geding maatregelen tot bewaring van recht of herstelmaatregelen kan gelasten die geboden zijn om dreigende schade te voorkomen of om een einde te maken aan kennelijk onrechtmatige hinder, zelfs indien de vordering ernstig wordt betwist. Van dreigende schade en/of kennelijk onrechtmatige hinder is sprake wanneer een advocaat wordt belet zijn cliënten in bevredigende omstandigheden te verdedigen doordat hij geen beroep kan instellen bij de Cour d appel aangezien hij niet beschikt over een door de Franse wetgeving (artikel 930-1 van de Code de Procédure Civile) voorgeschreven [RPVA-decoder], geen toegang heeft tot gedigitaliseerde strafrechtelijke procedures en niet langs deze gemakkelijke weg die voor steeds meer handelingen openstaat deze handelingen kan verrichten. [Or. 5] Ingevolge artikel 4 van richtlijn 77/249/EG tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten worden [d]e werkzaamheden betreffende de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte of ten overstaan van een overheidsinstantie [...] in elke lidstaat van ontvangst uitgeoefend onder de voorwaarden die voor de aldaar gevestigde advocaten gelden, met uitsluiting van enig vereiste inzake woonplaats of lidmaatschap van een beroepsorganisatie in die staat. Artikel 202-1 van het décret n 91-1197 organisant la profession d avocat (decreet nr. 91-1197 tot regeling van het beroep van advocaat) van 27 november 1991 bepaalt dat een in artikel 202 bedoelde advocaat (onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie) die een cliënt in rechte of ten overstaan van een overheidsinstantie vertegenwoordigt of verdedigt, zijn taken verricht onder dezelfde voorwaarden als een bij een Franse balie ingeschreven advocaat. Vervolgens wordt in dit artikel gepreciseerd dat deze advocaat in burgerlijke zaken waarin voor het Tribunal de grande instance procesvertegenwoordiging verplicht is, enkel kan optreden indien hij voorafgaandelijk domicilie heeft gekozen bij een advocaat die is gevestigd in het rechtsgebied van de rechtbank waarbij de zaak aanhangig is gemaakt. Wanneer verplichte procesvertegenwoordiging geldt voor de Cour d appel, kan hij enkel optreden indien hij voorafgaandelijk domicilie heeft gekozen bij een advocaat die gemachtigd is om de partijen voor die rechterlijke instantie te vertegenwoordigen. Deze bepalingen brengen voor advocaten uit andere lidstaten geen beperking van de vrijheid van beroepsuitoefening met zich mee die niet eveneens van toepassing is op advocaten die zijn ingeschreven bij een andere Franse balie dan die in het ressort waarvan domicilie moet worden gekozen bij een confrater. Daartegenover staat dat advocaten uit andere lidstaten bij de instelling van rechtsmiddelen in 5

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 15. 2. 2016 ZAAK C-99/16 strafzaken of sociale zaken niet gehouden zijn om samen te werken met een advocaat die is ingeschreven bij de balie van de plaats waar de betrokken rechterlijke instantie haar zetel heeft. Bijgevolg is de verplichting voor advocaten uit een andere lidstaat om samen te werken met een dergelijke lokale advocaat, mogelijkerwijs in strijd met de vrijheid van beroepsuitoefening waarvan zij gebruik zouden kunnen maken indien zij door middel van een RPVA-decoder vrijelijk toegang hadden tot de rechterlijke instanties. De door verzoeker voorgestelde prejudiciële vraag over de door hem gestelde discriminatie dient overeenkomstig artikel 267 VWEU te worden voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zijn verzoek om hem een RPVAdecoder te bezorgen, stuit in de huidige stand van zaken immers op praktische hindernissen die verband houden met op het nationale grondgebied toepasselijke voorwaarden die worden gesteld omwille van de rechtszekerheid. Tevens rijst de vraag of er sprake is van een evenredige inbreuk op het beginsel dat advocaten uit andere lidstaten van de Unie gelijk moeten worden behandeld, in aanmerking genomen dat hun niet wordt belet in Frankrijk hun beroep uit te oefenen, daar zij een beroep kunnen doen op een confrater die is ingeschreven bij de balie van de plaats waar de betrokken rechterlijke instantie haar zetel heeft. OM DEZE REDENEN wordt de exceptie van litispendentie verworpen; wordt het verzoek in kort geding ontvankelijk verklaard, en wordt het Hof van Justitie van de Europese Unie verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: Is de weigering om een decoder voor het Réseau Privé Virtuel des Avocats (RPVA) te bezorgen aan een advocaat die naar behoren is ingeschreven bij de balie van een lidstaat waar hij het beroep van advocaat wenst uit te oefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten, in strijd met artikel 4 van richtlijn 77/249/EG omdat deze weigering een discriminerende maatregel vormt die de uitoefening van dat beroep in het kader van het vrij verrichten van diensten kan belemmeren? [Or. 6] [ondertekeningen] 6