Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging opgericht 1907 - Beschermheer Prof.mr. Pieter van Vollenhoven Examenreglement Keurmeester Politiehond 1 Keurmeester Politiehond 2 Keurmeester Objectbewakingshond
REGLEMENT VOOR HET EXAMEN KEURMEESTER KNPV POLITIEHOND 1 en 2 en OBJECT Als lid van de KNPV heeft men de mogelijkheid om keurmeester te worden, mits men voldoet aan de voorwaarden genoemd in punt 2. Men moet daarvoor eerst een theorie-examen afleggen, door vragen te beantwoorden uit het vragenboek PH 1, PH2 en Object Deze vragen worden door de examencommissie uit het betreffende vragenboek gekozen. Nadat de kandidaat blijk heeft gegeven over voldoende kennis te beschikken om de oefenstaten op de voorgeschreven wijze in te vullen - dit te bepalen door de coach - moet een praktijkstage worden doorlopen. Het theoriegedeelte wordt afgesloten als de kandidaat met goed gevolg de examenstaten heeft ingevuld. De erkenning voor het programma PH 1, PH2 en Object volgt, nadat het pratijkexamen met goed gevolg is afgelegd. De maximale tijdsduur voor het gehele programma, zal de 3,5 jaar niet overschrijden. 1. Inschrijving De kandidaat moet zich schriftelijk aanmelden bij het bureau KNPV. Deze aanmelding dient te zijn voorzien van een uitgebreide curriculum vitae waarin aangetoond wordt dat men voldoet aan de in punt 2 gestelde eisen en een motivatie waarom betrokkene keurmeester wil worden. Het bureau KNPV zendt de aanmelding naar de secretaris van de commissie opleidingen waarna de kandidaat wordt aangemeld bij de commissie opleidingen. Onvolledige stukken worden niet in behandeling genomen. 2. Voorwaarden Om aan het examen voor keurmeester te kunnen deelnemen moet de kandidaat: Van onbesproken gedrag zijn; Minimaal vijf achtereenvolgende jaren lid zijn van de KNPV; Goed kunnen horen, zien en lopen; Een niet gecertificeerde hond ter keuring hebben gebracht en hiermee een certificaat Politiehond 1, Poitiehond 2 of Object Bewakingshond hebben behaald; Met goed gevolg een selectiegesprek gevoerd hebben. 3. Oproeping De kandidaten worden door de examencommissie schriftelijk voor het examen opgeroepen. 4. Examen De examens zullen meerdere keren per jaar plaatsvinden, bij voorkeur in de maanden april, juni en september Het examen bestaat uit: 1. Een schriftelijk examen 2. Een mondeling examen 3. Een praktijk examen. Commissie Opleidingen Pagina 1 5 april 2012
Schriftelijk examen: Dit examen bestaat uit twee gedeelten a. Dertig vragen PH1, tien vragen PH2 en tien vragen Objectbewakingshond b. Het waarderen en invullen van twee puntenstaten PH1, twee puntenstaten PH2 en twee puntenstaten Objectbewakingshond. Mondeling examen: Dit examen zal afgenomen worden op dezelfde dag van het A examen en zal uit vijfentwintig vragen bestaan. Dit examen is bedoeld om niet alleen de kennis van de verschillende disciplines te testen, maar tevens de mogelijkheid bieden aan de examencommissie wat dieper in de materie door te dringen, om op deze wijze meer aanwijzingen te krijgen over de kennis die de cursist heeft over de verschillende disciplines. Bij het niet slagen moet er binnen drie maanden een her examen plaats vinden. Praktijk examen: Dit examen zal bestaan uit het zelfstandig keuren en waarderen van zes honden tijdens een apart te organiseren dag. Op deze dag moeten voor het volledige programma PH1, PH2 en Objectbewakingshond ieder twee honden worden afgewerkt. Bij het niet slagen moet er binnen drie maanden een her examen plaats vinden. 5. Examencomissie: De beoordeling van zowel het theorie als het praktijkexamen, wordt afgenomen door de examencommissie. Deze moet tijdens het theoretische gedeelte uit tenminste twee personen bestaan en tijdens het praktijk gedeelte uit tenminste drie personen. 6. Exameneisen 1. Het theoretische en mondeling-examen a. Het schriftelijk en mondeling beantwoorden van vragen betreffende de inhoud van het keuringsreglement PH1,PH2 en Objectbewakingshond. De kandidaat is geslaagd als hij 80% of meer van het totaal aantal punten heeft behaald. b. De puntenstaten: De kandidaat is geslaagd als hij 80% of meer van het totaal aantal punten heeft behaald en niet meer dan 3 technische verbandfouten heeft gemaakt. Voor elk onderdeel van de puntenstaat is 1 punt te behalen. In 6 puntenstaten zijn totaal 498 (2x 85 / 2 x 88 / 2 x 76) punten te behalen Commissie Opleidingen Pagina 2 5 april 2012
We onderscheiden drie soorten fouten. a. Technische verbandfouten. Elke fout is -20 punten b. Voorgeschreven waarderingsfouten. Elke fout is -10 punten c. Verschilfouten. Elke fout is -1 punt 2. Het praktijkexamen Voor het praktijkexamen zijn de beoordelingsnormen en waarderingen zoals hieronder vermeld staan van toepassing en ter beoordeling van de examencommissie. De kandidaat is geslaagd als hij 85% of meer van het totaal aantal punten heeft behaald en niet meer dan 2 technische verbandfouten heeft gemaakt. Voor elk onderdeel van de puntenstaat is 1 punt te behalen. In 6 puntenstaten zijn totaal 498 punten te behalen a. Technische verbandfouten. Elke fout is -20 punten b. Voorgeschreven waarderingsfouten. Elke fout is -10 punten c. Verschilfouten. Elke fout is -1 punt Voor zowel de puntenstaten als voor het praktijkexamen zijn de beoordelingsnormen zoals hierna vermeld van toepassing: Technische verbandfouten: Als technische verbandfout wordt aangemerkt, waarderingsafwijkingen ontstaan door een foute toepassing van de in het keuringsreglement voorgeschreven technische verbanden. Voorgeschreven waarderingsfouten: Als voorgeschreven waarderingsfouten worden aangemerkt waarderingen die het keuringsreglement voorschrijft maar op een onjuiste wijze worden toegepast. Indien de kandidaat tijdens het praktijkexamen bij de uitvoering van een oefening niet de voorgeschreven opstelling inneemt en/of tekens geeft die er op duiden dat hij deze specifieke materie van de wijze van het keuren niet of onvoldoende beheerst, zal dit als een voorgeschreven waarderingsfout worden aangemerkt. Wanneer de kandidaat tijdens het examen een voorgeschreven korting op het algemeen appèl en/of de wijze van voorbrengen niet - of onvoldoende vermeldt zal dat als een voorgeschreven waarderingsfout worden aangemerkt. Indien dit echter een niet expliciet in het keuringsreglement voorgeschreven korting op het algemeen appèl en/of de wijze van voorbrengen betreft zal dit als een halve voorgeschreven waarderingsfout worden aangemerkt. Verschilfouten: Als verschilfouten worden waarderingsafwijkingen aangemerkt. Waarderingsafwijkingen ontstaan doordat een kandidaat een onderdeel onjuist beoordeelt. Commissie Opleidingen Pagina 3 5 april 2012
Noot: Er mag maar éénmaal gekort worden, dit wil zeggen als er gekort is op een technisch verband of waarderingsfout, deze fout tevens niet aangemerkt wordt als een verschil fout. 7. Herexamens De kandidaat mag in het totaal twee keer een theorie-examen en twee keer een praktijk- examen afleggen. Wanneer een kandidaat voor het praktijkexamen niet is geslaagd moet hij dit examen één keer overdoen voordat een termijn van zes maanden is verstreken. Het afgelegde theorie-examen blijft hiervoor geldig. Voldoet de kandidaat niet aan bovenstaande criteria, wordt hij of zij niet meer in de gelegenheid gesteld om keurmeester te worden. 8. Uitslag De uitslag van het theorie- en praktijkexamen wordt binnen een maand na de examendatum door de examencommissie schriftelijk aan de kandidaten bekend gemaakt. 9. Erkenning Erkenning als keurmeester gebeurt door het hoofdbestuur. 10. Diploma De erkende keurmeester ontvangt van het hoofdbestuur een diploma met vermelding van zijn keuringsbevoegdheid. In alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, beslist het hoofdbestuur. Deze beslissing is bindend. Dit reglement is door het Hoofdbestuur vastgesteld op 29 september 2012 en is per dezelfde datum in werking getreden. Commissie Opleidingen Pagina 4 5 april 2012