25 oktober 2015 Inleiding en overweging OLV Bilthoven Eerste lezing Jeremia 31:7-9 (vertaling KBS) Dit zegt de Heer: Jubel van vreugde om Jakob, juich om de heerser der volken; bazuin het rond, prijs God, en zeg: De Heer heeft redding gebracht aan zijn volk, aan de rest van Israël. Ik haal hen terug uit het noorden; van het einde der aarde breng Ik hen bijeen, ook de blinden en lammen, de zwangere en barende vrouwen. In dichte drommen keren zij terug. In tranen gingen zij heen; getroost leid Ik hen terug. Ik voer hen naar stromende beken over gebaande wegen waarop ze niet struikelen. Ik ben toch Israëls vader, en Efraïm is mijn eerstgeborene. Tweede lezing Psalm 142 (vertaling Huub Oosterhuis) Roepen. Schreeuwen is het wie roep je, zeggen ze. Schreeuw niet zo, jij. God roep ik. God schreeuwt mijn stem. Smeken is het. Klagen, zelfbeklag woede om belediging en leugen. God roep je je wil aandacht? Hij luistert? Antwoordt? Bij Hem ben je veilig? Een vader? Ja om aandacht schreeuw ik. En Hij hoort. Dat geloof ik. Dat troost me. Ja Hij zal. Evangelielezing Marcus 10:46-52 (vertaling KBS) In die tijd kwam Jezus vergezeld van zijn leerlingen in Jericho. Maar toen ze, vergezeld van een flinke menigte, weer uit Jericho wegtrokken, zat een blinde bedelaar langs de weg, Bartimeüs, de zoon van Timeüs. Zodra hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij luidkeels te roepen: Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!. Velen snauwden hem toe te zwijgen, maar hij riep nog veel harder: Zoon van David, heb medelijden met mij!. Jezus bleef staan en zei: Roept hem eens hier. Ze riepen de blinde toe: Heb goede moed! Sta op, Hij roept u. Hij wierp zijn mantel af, sprong overeind en kwam naar Jezus toe. Jezus vroeg hem: Wat wilt ge dat Ik voor u doe?. De blinde antwoordde hem: Rabboeni, maak dat ik zien kan!. En Jezus sprak tot hem: Ga, uw geloof heeft u genezen. Terstond kon hij zien en sloot zich bij hem aan op zijn tocht. 1
INLEIDING OP DE LEZINGEN Juichende, schreeuwende, roepende mensen over hen gaat het vandaag. Jeremia, die vooral bekend is om zijn sombere kijk op het leven, (denk aan ons woord jeremiëren ) heeft vandaag een opgewekte boodschap: redding voor een volk in ballingschap blijdschap om een nieuw begin. In psalm 142 schreeuwt een mens en in het evangelie roept een mens om aandacht. Mensen smeken om troost, om licht, om veiligheid. Vaak weten wij geen raad met die oude psalmen en verhalen. Maar denk dan eens aan dat lied van Claudia de Breij dat zoveel mensen aanspreekt: Mag ik bij jou schuilen als het nergens anders kan, en als ik moet huilen, droog jij mijn tranen dan? Als er oorlog komt, als het einde komt - en als ik dan bang ben mag ik dan bij jou? En als ik dan alleen ben, mag ik dan bij jou? Ik hoef u, denk ik, niet uit te leggen, dat de oude teksten soms over dezelfde ervaringen van angst en onzekerheid gaan, dat zij vaak dezelfde gevoelens van eenzaamheid verwoorden. Weliswaar in een andere toonsoort, met andere woorden en beelden, omdat ze ontstaan zijn in een andere tijd, een andere cultuur; maar er klinken dikwijls vergelijkbare hartenkreten. Luisteren we nu naar de eerste lezing 2
OVERWEGING Terstond kon hij zien. Ik twijfel niet aan Jezus genezende gaven: een ontmoeting met hem was voor veel mensen helend. Wat hier precies is gebeurd dat weten we niet. Er is ons een verhaal verteld dat we niet kapot mogen maken met verklaringen. We gaan om het verhaal heen zwerven om te ontdekken wat het ons te zeggen kan hebben. De man aan de kant van de weg heet Bartimeüs; Bar betekent zoon, we ontmoeten vandaag de zoon van Timeüs. Ooit was het hier een gewoonte om kinderen te vernoemen naar opa, oma, vader, moeder, heeroom, peetouders of andere familie. Uit respect voor het voorgeslacht en vanuit het besef van de continuïteit van het leven. Het kind werd zo verbonden met anderen, wat een gevoel van geborgenheid kan oproepen. Er gaan nadelen kleven aan deze traditie als Jantje teveel op grote Jan moet lijken, als je typisch een kind van je vader of moeder moet blijven. Dan gaan grote mensen teveel in het licht staan, dan belemmeren zij het uitzicht, en kan dochter of zoon niet in de ruimte van het volle leven kijken. Misschien had Bartimeüs wel zo n voorgeschiedenis. Maar vandaag gooit hij de mantel af waaronder hij verscholen zat, vandaag wil hij niet meer aan de kant blijven zitten, hij wil de weg op, - hij wil leven! De genezingsverhalen in de bijbel zijn geen sterke verhalen waarin alles goed komt. In ons leven, en dus ook in de bijbel, komt niet alles goed. Maar er wordt wel verteld, dat de situatie kan veranderen. Stilstand kan worden doorbroken. Keien op de weg kunnen worden opgeruimd, waardoor we niet meer struikelen. We moeten die keien wel willen zien. Niet bang zijn. Genezen betekent hier: je eigen ogen gaan vertrouwen. Zoals de vrouw die vol spijt zei: We doen altijd maar voort, en dan worden we oud, en dan voelen we het tot in onze gewrichten, dat de dingen eigenlijk niet kloppen, dat er iets anders mogelijk was geweest, als we beter hadden durven weten. Maar dan vinden we dat het te laat is. ( ) Zo jammer, zo verschrikkelijk jammer. Tenslotte is haar conclusie: Ik wil eindelijk worden wie ik ben, niet wie ik altijd dacht dat anderen wilden dat ik was. ( ) Ik zie voor mijn ogen al wat was, en dan droom ik al wat nog kan komen. ( ) Ik wil geloven dat dat mag. En ik denk: dat is het, ik wil durven, eindelijk. (Griet op de Beeck; Kom hier dat ik u kus; blz. 327 en 381) Op zo n moment in zijn leven ontmoeten wij vandaag Bartimeüs. Hij wil zien. Maak dat ik zien kan. Hij roept en blijft roepen, ondanks de protesten van de omstanders. Hij wil gezien worden, en Jezus begrijpt dat blijkbaar: hij ziet hem en redt hem uit zijn duisternis. Natuurlijk is nu alles niet in een klap opgelost, maar de man gaat niet meer bij de pakken neerzitten. Hij gaat met Jezus mee, de weg op. Hij beseft dat hij nog een lange weg heeft te gaan, maar de belangrijkste stap heeft hij gezet en dat is de stap uit zijn ongeloof. Ongeloof is: niet geloven dat het anders kan, niet geloven dat mensen kunnen veranderen. Als Jezus tegen Bartimeüs zegt: Ga, uw geloof heeft u genezen - dan betekent dat: Midden in de diepste duisternis van je leven ben je blijven geloven dat het licht kan worden; je bent blijven verlangen naar een leven dat er echt toe doet. Je bleef ondanks alles vertrouwen in het en toch. Dit gaat over het vertrouwen dat Judith Herzberg verwoordt in haar gedicht DAGLICHT: Uit chaos van lakens en voorgevoel opgestaan, gordijnen open, de radio aan, was plotseling Scarlatti 3
heel helder te verstaan: Nu alles is zoals het is geworden, nu alles is zoals het is komt het, hoewel, misschien hoewel, tenslotte nog in orde. Het zou best kunnen zijn dat Bartimeüs al vele jaren langs de weg heeft gezeten, bedelend om leven. Hij zag wellicht geen andere mogelijkheden. Wij begrijpen dat wel, omdat ook wij ons leven vaak niet overzien we kunnen het alleen maar leven zoals het zich aandient. Pas achteraf denken we soms, dat het anders had gekund. We zien niet altijd dat we zelf keuzes kunnen maken. We leven vaak in den blinde. Dat zingen we hier soms ook: ogen die tasten in den blinde, harten aan angst voor angst ten prooi delf mijn gezicht op, maak mij mooi. ( ) Wie wordt ontmaskerd wordt gevonden en zal zichzelf opnieuw verstaan en leven bloot en onomwonden, aan niets en niemand meer ten prooi delf mijn gezicht op, maak mij mooi. (H.O.) Het is te hopen dat ieder mens de kans krijgt om met open ogen te kijken naar het leven, naar zichzelf, naar de anderen, naar de wereld. Juist deze dagen krijgen we het weer helder op ons netvlies: de beelden van mensen die nauwelijks kansen krijgen, omdat hun ogen dichtgeslagen zijn of zelfs voor altijd gesloten werden, - zoals de ogen van de bootvluchteling die de dichter Ilja Leonard Pfeijffer een stem gaf in zijn bundel Idyllen de vluchteling die de overkant niet haalde: Ik wou bestaan. Ik had zo graag iets mogen mogen. Maar nu zie ik voor altijd zee met dode ogen. En Anne Vegter vraagt: En waar zou jij op hopen, als je verhaal, je land, je stad, je monument. je berg, je dorp, je eer je school, je huis, je deken, je matras, je nachtrust dagelijks aan stukken werd gerukt? Is hier geen God die redding brengt zoals in de eerste lezing? Ook met de bijbel in de hand zijn geen gemakkelijke antwoorden te vinden. (Wie dat wel denkt is blind voor wat er eigenlijk staat.) Jeremia bemoedigt vandaag de overgebleven groep ballingen die het in het vreemde land gered hebben. Reken maar dat er toen velen zijn omgekomen, verhongerd en van uitputting of heimwee gestorven; reken maar dat velen de tocht naar nieuw land en nieuw leven niet hebben overleefd. En toch en toch, er was een rest die het gehaald heeft, er was een rest die weer tot leven kon komen. Jeremia hield in de eerste lezing de blik op de toekomst gericht.: getroost gaat zijn volk een nieuwe tijd tegemoet.. Ook de psalmist van de tweede lezing behield zijn vertrouwen. En Bartimeüs liep met open ogen het volle leven tegemoet, toen hij zijn mantel, zijn oude leven, had afgeworpen. Ook onze ogen kunnen vele malen open gaan; stukje bij beetje ontdekken we dan wat leven is, wat leven vraagt; we gaan zien waar en hoe onrecht en ellende heersen. Het kwaad uitdrijven zal ons niet lukken. Het kwaad zal er altijd zijn, ook in onszelf. We moeten manieren vinden om ermee om te gaan, - ons niet laten verblinden, maar onze ogen er ook 4
niet voor sluiten. Niet langs de kant gaan zitten, maar volop leven en doen wat we kunnen, niet meer, maar ook niet minder. En vooral niet moedeloos worden, maar doorgaan zoals de vrouw in ANDANTE van Anna Enquist: Als de tocht niet meer voert naar de plaats waar alles weer goed komt, wat houdt haar gaande? Rood zand op het fresco verbleekt, troost verkleint tot een blik, tot een handpalm. Als niet wanhoop met windkracht tien in haar rug staat, wat houdt haar in gang? De straatstenen houden haar gaande, ogen likken de gevels, de keel is gulzig naar lucht. Haar houdt in gang het plezierpaard lijf dat geen halt verstaat. Haar hakken slaan vuur uit de tegels. Dat zij gaat houdt haar gaande. Zij gaat. Doorgaan dus: er is geen andere weg AMEN Joke Mourits-van Assendelft 5