Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 18 januari 1999 Rapportnummer: 1999/014

SOCIALE VERZEKERINGEN PER 1 JULI 2012.

Koopkrachteffecten en de nieuwe compensatieregeling chronisch zieken en gehandicapten. Nibud, juni 2008

INKOMENSEFFECTEN VAN DE ZORGVERZEKERINGSWET EN DE WET OP DE ZORGTOESLAG

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Sociale Verzekeringen per 1 januari 2011

Tabel 1 Statische Koopkrachtontwikkeling 2002 (in procenten)

Sociale Verzekeringen per 1 juli 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1 Kamerstukken II, , 33682, nr. 11. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Sociale Verzekeringen per 1 januari 2012

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Koopkracht in perspectief. In opdracht van de gezamenlijke ouderenbonden, ANBO, PCOB, Unie KBO Nibud, 2008

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage: Vaststelling eigen bijdrage en besteedbaar inkomen voor een aantal categorieën.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkracht van 65-plussers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkrachtverandering van chronisch zieken en gehandicapten Prinsjesdag 2014 Nibud, september 2014

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkracht van 65-plussers met aanvullend pensioen in 2009

Sociale verzekeringen per 1 juli

Sociale verzekeringen per 1 juli 2009

Het rapport van de commissie van Dijkhuizen "Naar een activerender belastingstelsel".

Maarten Maas, Voorzitter commissie Koopkracht, Inkomen en AOW

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AWBZ-premie over vier schijven Uitgevoerd op verzoek van de Socialistische Partij

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Bijgestelde koopkrachtplaatjes van chronisch zieken en gehandicapten Nibud, oktober 2013

De koopkrachtontwikkeling van de Thales gepensioneerden.

Koopkracht van 65-plussers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

betaald eigen risico zorgkosten

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Sociale verzekeringen per 1 januari 2010

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Persbericht. Sociale Verzekeringen per 1 januari 2013

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van. 2012, Z-.;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkracht van 65-plussers

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip

Financiële gevolgen van het afschaffen van de buitengewone uitgavenregeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Koopkrachtverandering van ouderen

De koopkrachtontwikkeling van de Thales gepensioneerden.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 10 december 1998 Rapportnummer: 1998/551

Koopkrachtberekeningen Uitgewerkte voorbeelden Prinsjesdag 2017

Stichting van de Arbeid

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Koopkrachtberekeningen voor 2015 Uitgewerkte voorbeelden januari 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 31 januari Betreft Nota van wijziging Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW (33046)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De koopkrachtontwikkeling van de Thales gepensioneerden.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Centrum voor Proces- en Productontwikkeling. de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Rekenregels per 1 januari Inleiding

Koopkrachtverandering van ouderen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkrachtberekeningen voor 100 huishoudens

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stand van Zaken Koopkracht Maarten Maas Zeist, 23 november 2016

SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning

Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Koopkrachtverandering van ouderen

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Het opschrift komt te luiden:

Koopkrachtberekeningen voor 100 huishoudens

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 857 Inkomensontwikkeling 1998 Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELE- GENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 16 februari 1998 De inkomensontwikkeling van januari ten opzichte van december is door een aanmerkelijk aantal mensen als achteruitgang ervaren afgezet tegen de algemene verwachting zoals in de Sociale Nota 1998 is toegelicht. Het kabinet heeft op 29 januari jongstleden de Kamer toegezegd nadere maatregelen te zullen treffen met betrekking tot de inkomens van verschillende daartoe in aanmerking komende groepen. Dit in reactie op een toenemend aantal signalen vanuit de samenleving en in reactie op de breed ondersteunde motie van het lid Van Zijl c.s. (25 857, nr. 5). Deze brief strekt tot uitvoering van de motie. Het kabinet heeft besloten tot extra inkomensondersteuning vooral voor ouderen met een aanvullend pensioen, mensen met een WW- of WAO-uitkering, mensen met een VUT-uitkering en zelfstandigen. Ook ouderen met alleen AOW, ANW-gerechtigden en bijstandsgerechtigden hebben baat bij de maatregelen waartoe is besloten. 1. Algemeen In vervolg op de in de brief van 26 januari jongstleden opgenomen brede inventarisatie van effecten en (potentiële) knelpunten heeft het kabinet zich ingespannen door middel van een uitvoerige analyse het inzicht te vergroten in de oorzaken en gevolgen van bij een aantal groepen veel voorkomende negatieve loonstrookjes. Hieraan ligt een veelheid van verklaringen ten grondslag. In een aantal gevallen betreft dit oorzaken die te herleiden zijn tot individuele gevallen, een soms onvolkomen uitvoeringspraktijk en een partiële beoordeling waarbij men in het geval van twee inkomensbronnen er slechts één in beschouwing neemt. Hoofdzaak is echter dat er ook grote groepen zijn waarbij de oorzaken meer algemeen van aard zijn. Dit geldt met name voor groepen van ouderen met een aanvullend pensioen alsmede voor groepen met een bovenminimaal WW-, WAO- of VUT-inkomen. KST27631 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 1998 Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 857, nr. 6 1

Volledigheidshalve zij erop gewezen dat het januari-inkomen ten opzichte van dat van december een andere invalshoek vormt dan de koopkrachtontwikkeling. Bij de koopkracht vergelijkt men netto jaarinkomens met inachtneming van andere bestedingsaspecten zoals de prijsontwikkeling. Ofschoon in de praktijk de situatie zich kan voordoen dat een negatief loonstrookje in januari toch tot koopkrachtbehoud of -verbetering leidt (namelijk in het geval van substantiële verbeteringen in de loop van het jaar) wordt in de praktijk zo n combinatie anders ervaren. Het wordt als onwaarschijnlijk ervaren dat een start met een negatief loonstrookje leidt tot koopkrachtbehoud, omdat men immers ook nog in de loop van het jaar met een prijsstijging rekening moet houden. Deze beleving wordt meer als feitelijk ervaren dan welke rekensommen ook. 2. Problemen Voor ouderen met aanvullend pensioen kan de (scherpe) oploop van het tarief eerste schijf leiden tot een inkomensnadeel in januari 1998 ten opzichte van december 1997. Dit tarief stijgt met 4,3% waarvan 3,8% als gevolg van het belastingdeel en 0,5% uit hoofde van de voor alle belastingplichtigen geldende stijging van de ANW- en AWBZ-premie. Tegenover deze stijging staan compenserende maatregelen die ten dele in de netto verhoging van het AOW-pensioen en ten dele in het aanvullend pensioen tot uitdrukking komen. Beide compensaties staan tegenover de koopkrachtgevolgen van de stijging van het tarief eerste schijf maar nemen niet in alle gevallen het, door de tariefstijging ervaren, negatieve effect weg. In welke mate en gedurende welke tijd negatieve effecten zich voordoen is afhankelijk van enerzijds de hoogte van het aanvullend pensioen (het maximale effect treedt op aan het einde van de eerste schijf) en anderzijds het moment en de wijze van indexering. Zeker wanneer er sprake is van het ontbreken van indexatie van het aanvullende pensioen, wordt dit aspect als knellend ervaren. Dit kan zich nog sterker voordoen in het geval van ingebouwde pensioenen. Deze inbouw betekent dat de bruto stijging van het AOW-pensioen in mindering komt op het aanvullende pensioen. Hier staat tegenover dat bij inbouwpensioenen de indexatie zich over het geheel uitstrekt (aanvullend pensioen plus AOW). Niettemin betekent dit wel dat men tot op het moment van indexatie een extra nadeel kan ondervinden. In dit verband heb ik zoals toegezegd op 29 januari mij in verbinding gesteld met het CPB dat op basis van gegevens van de Verzekeringskamer in de zomer van 1997 de raming had vastgesteld van de gemiddelde indexatie van de aanvullende pensioenen. Voor de actualisatie hiervan alsmede voor een reactie op berekeningen terzake van het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties verwijs ik naar bijlage 2 1. In de loop van het jaar wordt de koopkrachtontwikkeling vervolgens mede bepaald door een aantal verdere relevante veronderstellingen. In de totaalberekening worden ook de indexaties meegenomen later dan die per 1 januari, en ook de prijsstijging, de zogenaamde overloop, de vermindering van de f 100 lokale lasten alsook de ontwikkeling in de ziektekostenverzekeringen. Ook wordt bij de koopkracht uitgegaan van het huishoudinkomen. In bovengenoemde cijfers worden de effecten voor beide partners dan opgeteld, zodat een totaal bedrag resulteert. 1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie. De huishoudensbenadering is standaard bij berekeningen van de koopkracht. Normaal levert deze benadering weinig problemen of knelpunten voor de betrokkenen op. Maar dit jaar ligt dat anders door de complexe wijzigingen in het bruto-netto traject als gevolg van de operatie PEMBA. In veel reacties wordt klemmende aandacht gevraagd voor de Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 857, nr. 6 2

grote nettowijziging die de partner met het aanvullende pensioen afzonderlijk ervaart als gevolg van de verhoging van het tarief van de eerste schijf voor ouderen. In een aantal gevallen blijkt dat individueel toegerekend aan de gehuwde partner met het aanvullende pensioen om een aanzienlijk bedrag in januari te kunnen gaan, waarbij dan voorbijgegaan wordt aan het (gestegen) inkomen van de partner. Dit is een illustratie van het verschil tussen berekening en beleving waarover in het debat op 29 januari is gesproken. Daarnaast blijken zich ook voor de groep van bovenminimale WW/WAO-ers problemen te kunnen voordoen. Met name doordat ten opzichte van werkenden in een vergelijkbare inkomenssituatie de verhoging in het arbeidskostenforfait niet van toepassing is kunnen ook voor deze categorie per saldo negatieve effecten ontstaan. Voor de groep van VUT-ers zijn de problemen vergelijkbaar. Voor beide groepen kunnen deze problemen gemiddeld genomen worden gesteld op f 100 voor heel 1998. Voor uitkeringsgerechtigden met een bovenwettelijke aanvulling op hun WW- of WAO-uitkering geldt dat sinds de doorvoering van de PEMBAoperatie per die datum, tegenover het lagere percentage van de overhevelingstoeslag (OT) niet het voordeel van het vervallen van de WAO-premie staat. Sinds 1 januari 1998 wordt deze groep derhalve geconfronteerd met een structurele inkomensachteruitgang over het bovenwettelijke deel van hun uitkering. Over het wettelijk deel werden wel premies ingehouden en wordt de OT-verlaging gecompenseerd doordat naast de AAW-premie ook de WAO-premie vervalt. Voor zelfstandigen kan zich in 1998 een tijdelijke inkomensachteruitgang voordoen omdat in de voorlopige aanslag Inkomstenbelasting van januari de winst van vorig jaar basis is en de verhoging zelfstandigenaftrek en fiscale oudedagsreserve niet is meegenomen. Het lijkt erop dat zelfstandigen meer WAZ-premie moeten betalen (via voorlopige aanslag premieheffing WAZ), maar de netto-waz-premie is veel lager. Dit laatste is niet zichtbaar doordat de aftrekbaarheid WAZ-premie in de voorlopige aanslag Inkomstenbelasting wordt verwerkt. Een andere kwestie betreft de eigen bijdragen in het Ziekenfonds. In de motie Oudkerk is op 23 oktober 1997 jongstleden aan de Minister van VWS gevraagd de eigen bijdragen van f 200 voor ouderen chronisch zieken en mensen met een minimuminkomen volledig te compenseren. Voor chronisch zieken en ouderen is de eigen bijdrage reeds gecompenseerd. 3. Maatregelen In de brief van 26 januari is een aantal stappen aangegeven die reeds in een eerder stadium de aanzet hebben gegeven tot herstelactie bij een aantal uitvoeringsinstellingen. In aansluiting hierop heeft het kabinet nu besloten tot de volgende maatregelen. AOW met aanvullend pensioen Het kabinet heeft onderkend dat in huishoudens van gepensioneerden sprake is van een groot aantal uiteenlopende situaties. Daarom is voor de volgende benadering gekozen. Voor het berekenen van het maximale negatieve inkomenseffect als gevolg van belasting- en premiemaatregelen is als uitgangspunt genomen de situatie van gehuwde ouderen (65+/65+)met een aanvullend pensioen van 40 000 (hetgeen overeenkomt Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 857, nr. 6 3

met het einde van de eerste schijf). Het jaarinkomen van 1998 is vergeleken met het jaarinkomen van 1997 met het oogmerk een negatieve nominale inkomensontwikkeling in beeld te brengen en deze vervolgens door middel van een aanvullende maatregel te voorkomen. Door aldus het maximaal denkbare negatieve inkomenseffect te compenseren, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat per saldo op huishoudensniveau inkomensverbetering resulteert ten opzichte van 1997. Voor de bepaling van het bedrag is uitgegaan van de combinatie van AOW en aanvullend pensioen zonder de effecten van de per pensioenfonds uiteenlopende eventuele inbouwsystematiek. Hierbij is niet, zoals gebruikelijk, uitgegaan van het huishoudinkomen van gehuwden; maar van de individuele AOW plus aanvullend pensioen van de partner met het hoogste inkomen, omdat hierop het effect rust van de verhoging van het als gevolg van de PEMBA-operatie verhoogde tarief in de eerste schijf voor ouderen. Tevens is hierbij afgezien van zowel de berekening van het gemiddelde effect van de indexatie van het aanvullend pensioen als de verdiscontering van de prijsontwikkeling. Ook is niet meegenomen de verlaging van de lokale lasten met f 100,=. Hierdoor ontstaat een zo zuiver mogelijk beeld van mogelijke effecten, die overigens in ieder individueel geval en ook afhankelijk van de vormgeving van de pensioenaanspraken, zowel in omvang als in fasering verschillend kunnen zijn. De compensatie van het inkomensnadeel door het hogere tarief in de eerste schijf voor ouderen met een aanvullend pensioen krijgt de vorm van een effectieve verlaging van het belastingtarief met 1,75% voor ouderen. Hierdoor daalt het tarief eerste schijf van 19,85% naar 18,1% voor ouderen. Een bij-effect van deze verlaging is dat het netto-voordeel van de ouderenaftrekken daalt. Om dit partiële effect te vermijden wordt de algemene ouderenaftrek met f 270 en de alleenstaande ouderenaftrek met f 160 verhoogd. Dit betreft dus louter een corrigerende maatregel. WW/WAO-ers met een bovenminimale uitkering en VUT-ers Specifieke compensatie van het inkomensnadeel voor WW/WAO-ers met een bovenminimale uitkering en VUT-ers is uitvoeringstechnisch moeilijk. Daarom heeft het kabinet besloten het inkomensnadeel voor de betrokkenen middels een generieke maatregel te compenseren, namelijk via een verhoging van het forfait voor inactieven met f 400. Voor alleenstaande WW/WAO-ers en VUT-ers bedraagt het netto voordeel van de verhoging van het forfait voor niet-actieven f 100, oplopend tot f 190 voor VUT-ers. Voor gehuwde WW-/WAO-ers en VUT-ers bedraagt het netto voordeel f 140, eveneens oplopend tot f 190 voor VUT-ers. Ook WW/WAO-ers met een uitkering op minimumniveau alsmede bijstandsgerechtigden en ouderen, met inbegrip van de AOW-ers zonder aanvullend pensioen, profiteren als regel van deze maatregel. WAO-ers met een minimumuitkering i.v.m. eigen bijdrage ZFW Door bij de compensatie van WW/WAO-ers met een bovenminimale uitkering en VUT-ers te kiezen voor een generieke maatregel wordt ook de groep WAO-ers met een minimumuitkering tegemoet gekomen en daarmee uitvoering gegeven aan de motie Oudkerk. Het kabinet heeft daarbij overwogen dat compensatie van WAO-ers met een minimumuitkering via de ziekenfondsen een zware administratieve belasting zou betekenen en bovendien technisch moeilijk uitvoerbaar zou zijn. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 857, nr. 6 4

WW/WAO-ers met een bovenwettelijke uitkering Zoals in de brieven d.d. 2 oktober 1997 (SoZa 97/955) en 18 december 1997 (SoZa 97 1224) aan de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gemeld kunnen uitkeringsgerechtigden met een aanvulling op hun WW- of WAO-uitkering een inkomensachteruitgang ondervinden. Tevens is in deze brieven aangegeven dat aanvullingen op wettelijke uitkeringen een rijke schakering kennen. Concrete inzichten over de mate waarin al dan niet een inkomensachteruitgang optreedt, zijn thans niet voorhanden. In de afgelopen periode is wel duidelijk gebleken dat de problemen in deze sfeer met toenemende frequentie onder onze aandacht worden gebracht. Hoewel niet alle uitkeringsgerechtigden met een aanvulling een negatief inkomenseffect ondervinden, kiest het kabinet ervoor om in ieder geval de inkomensachteruitgang per 1 januari van een deel van de uitkeringsgerechtigden met een bovenwettelijke uitkering ongedaan te maken door over alle bovenwettelijke uitkeringen het hogere OT-percentage toe te passen. Zelfstandigen Om het inkomensnadeel voor zelfstandigen te compenseren heeft het kabinet besloten de zelfstandigenaftrek met f 335 te verhogen. Deze verhoging zal door middel van een vermindering van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting worden geëffectueerd. In deze vermindering zal ook het effect van de verhoogde zelfstandigenaftrek per 1 januari 1998 worden meegenomen. De Belastingdienst zal de verminderingen in de maand maart verlenen. Het effect hiervan is dat vanaf april het termijnbedrag van de voorlopig aanslag lager wordt. 4. Uitvoeringsaspecten SVB Naar mij is bevestigd heeft de SVB de nabetalingen aan circa 50 000 AOW- en ANW-gerechtigden conform de eerder gedane toezegging begin februari verwerkt. De vergunninghouders (dat wil zeggen pensioenfondsen die tevens gerechtigd zijn om het AOW-pensioen uit te betalen) verwerken de nabetalingen in de loop van de maand februari. USZO Het kabinet is er zich van bewust dat in het geval van de USZO er een samenloop is van de reparatie van de indexeringsproblematiek en de uitvoering van de maatregelen die nu worden gepresenteerd. Het USZO heeft expliciet bevestigd de indexeringsproblematiek in april te zullen oplossen en acht het tevens mogelijk de hierboven beschreven maatregel ter compensatie van het inkomensnadeel voor WW/WAO-ers door te voeren. Tot slot zij het volgende opgemerkt over de uitvoeringsaspecten. Met het oog op de uitvoering van de voorgenomen maatregelen heeft een overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid en de Belastingdienst. De vertegenwoordigers van de uitvoeringsinstellingen hebben naar voren gebracht dat bij een tijdige besluitvorming de voorgestelde maatregelen vanaf de maand april kunnen worden geëffectueerd. Over de precisering hiervan zal nog verder overleg plaatsvinden, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de voor de verschillende groepen vastgestelde verhogingen vanaf april in het inkomen zullen worden verwerkt en waar Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 857, nr. 6 5

nodig de voorlopige belastingaanslagen neerwaarts zullen worden bijgesteld. Er zal uiteraard verrekening plaatsvinden van de maanden januari t/m maart. De voornemens tot uitvoering zullen nog deze maand nader bekend worden gemaakt. 1 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. P. W. Melkert 1 De bijlagen VWS-notitie inzake de ontwikkeling van de ziektekosten; brieven Verzekeringskamer en CPB over indexatie aanvullend pensioen; verslag gesprek met CNV en FNV zijn ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 857, nr. 6 6