GAS-ambtenaren doorgelicht: Een verkennende studie in de regio Kortrijk

Vergelijkbare documenten
GAS in Vlaanderen. Sinds 1999 bestaat het systeem om administratief te sanctioneren Nieuwe Gemeentewet + gemeentelijke reglementen Minderjarigen +16

Het ABC van de GAS-wet: een kort overzicht van de mogelijkheden van de GASwet. #VVSGhandhaven 26 mei Mechelen

REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE. GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 12 december 2018)

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE. GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 22 juni 2015)

Algemeen reglement op de gemeentelijke administratieve sancties

GAS-beleid in Gent. PersSalonStad Gent 28 maart 2014

INHOUD. Inleiding. Een nieuwe wet op de gemeentelijke administratieve sancties. Wegwijzer doorheen deze pocket

GAS. Nee bedankt! 12 oktober studiedag op zaterdag

VRAGENLIJST evaluatie GAS-wetgeving

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE

Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties

2. De straffen die de gemeenteraad bepaalt, mogen de politiestraffen niet te boven gaan.

Hoe verloopt de sanctieprocedure bij een administratieve geldboete voor minderjarigen vanaf 16 jaar? (max. 125 euro)

AGENDAPUNT VAN DE GEMEENTERAAD VAN HAMME IN ZITTING VAN 18/06/2014

De raad zendt hiervan binnen achtenveertig uren een afschrift aan de bestendige deputatie van de provincieraad.

Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering

Hoofdstuk I. Toepassingsgebied, vaststellingsmodaliteiten en aangewezen ambtenaar Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5.

Voorgestelde aanpassingen aan het gecoördineerde politiereglement van Assenede van (politiezone Assenede Evergem)

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

Inhoudstafel. Goedgekeurd in de gemeenteraad van 15 december Bekendgemaakt op 16 december 2015.

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES : WAT IS ER VERANDERD?

Codex van gemeentelijke politiereglementen

Bijzonder politiereglement betreffende overlast in het openbaar vervoer Goedkeuring

De nieuwe GAS-wet in kort bestek: wat u moet weten

In dit algemeen reglement hebben de onderstaande termen de ernaast vermelde betekenis.

Inhoudstafel I. WEGWIJZER INSTRUMENTARIUM. Inhoudstafel. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties

Bijzonder politiereglement betreffende overlast in het openbaar vervoer. Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid art. 117, 119bis en 135, 2;

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES : WAT IS ER VERANDERD? (deel 2)

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

Gemeentelijke Administratieve Sancties Politiecodex

UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD OPENBARE ZITTING VAN 18 FEBRUARI 2016

Hoofdstuk 33 - Straf- en andere bepalingen

Parkeerhandhaving obv de GAS-wet

Handhaving sluikstort door middel van de GAS-procedure Geertrui Neirynck Provinciaal sanctionerend ambtenaar

Gemeentelijke administratieve sancties (G.A.S.)

GAS voor stilstaan en parkeren

VVSG-advies voorontwerp wet GAS

Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw

Toename van administratieve afhandeling

J U S T E L - Geconsolideerde wetgeving Einde Eerste woord Laatste woord Wijziging(en) Aanhef. Inhoudstafel

Codex van gemeentelijke politiereglementen

Inhoud. 1. Algemene bepalingen 2. Doelstellingen 3. Verloop van de bemiddelingsprocedure 4. Bijzondere bepalingen. 1. Algemene Bepalingen

Eindexamen maatschappijwetenschappen vwo I

Gelet op de wet van 13 mei 1999 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties;

INHOUDSTAFEL I. WEGWIJZER. Inhoudstafel II. PROCEDURES. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties. Hoofdstuk 1. Situering en historiek

Gemeentebestuur Schoten

Uittreksel uit de notulen van de gemeenteraad

Verantwoordelijke uitgever : Philippe Pivin, Belgische Onafhankelijkheidslaan Koekelberg

Bijlage 1: Verklaring op eer (art. 61, 4 K.B. plaatsing)

Gemeentelijke administratieve sancties: het verloop van de GAS-dossiers in de praktijk

Cijferrapport GAS 2016

Gelet op de aanvraag van de gemeente Vorst (hierna de aanvrager) ontvangen op 05/12/2014;

Publicaties wetenschappelijk onderzoek - Veiligheid en Preventie - Nummer 2. G emeentelijke A dministratieve S ancties

GEMEENTE Overzichtslijst overgemaakt op 30 MEI 2016 KNOKKE-HEIST

I. WIJZIGINGEN AAN ARTIKEL 119BIS NIEUWE GEMEENTEWET

HERSTELBEMIDDELING (slachtoffer- dader bemiddeling)

Criminaliteitscijfers en gemeentelijke administratieve sancties 2012

BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE

VVSG-evaluatie nieuwe GAS-wet

BEROEP TOT VERNIETIGING. Aan de Dames en Heren Voorzitters en Rechters die het Grondwettelijk Hof van België samenstellen,

Beleidsnota GAS-beleid in Gent

OMZENDBRIEF WAARBIJ UITLEG VERSCHAFT WORDT BIJ DE

Algemene bevoegdheid: het nemen van maatregelen met individuele draagwijdte Handhavingsinstrument Kenmerken en voorwaarden Artikel

15 MEI Wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot

O K T O BER Goedkeuren van de notulen van de zitting dd. 26 september 2016

Inhoudstafel I. WEGWIJZER INSTRUMENTARIUM. Inhoudstafel. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties

Overlast en GAS: een geslaagd huwelijk?

Lokale implementatie en handhaving van de regelgeving voor muziekactiviteiten

EVALUATIENOTA GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Gelet op de aanvraag van de gemeente Sint-Agatha-Berchem ontvangen op 20/05/2014;

ADMINISTRATIEVE SANCTIES ANTWOORDEN OP UW VRAGEN

SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN ONDERZOEK GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

Gelet op de aanvraag van de Provincie Waals-Brabant, ontvangen op 10 maart 2016;

Onderzoeksrapport. Looptijd van het onderzoek: 7 maanden ( tem )

SAMENVATTING ONDERZOEK TOEPASSING GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

Handhaving omgevingsgerelateerde thema s

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Gecoördineerde versie van de wet op de gemeenschapswachten van 15 mei 2007 (gewijzigd door Wet houdende diverse bepalingen van 24 juli 2008).

Publieke rechtshandhaving, inzonderheid de gemeentelijke bestuurlijke politie

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid de artikelen 31bis en 36bis;

I n h o u d s o p g a v e 1. Inspectiediensten met bijzondere politiebevoegdheden: een conceptueel kader 2. Methodologie

Gelet op de aanvraag van de provincie Luik ontvangen op 11/02/2013;

A culture control? De genese en toepassing van de wet op de gemeentelijke administratieve sancties in België. Elke Devroe. Antwerpen Apeldoorn

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

GAS in kinderschoenen? Een onderzoek naar de invoering van de gemeenschapsdienst bij minderjarigen

BEMIDDELINGSREGLEMENT VAN HET GERECHTELIJK ARRONDISSEMENT DENDERMONDE IN HET KADER VAN DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

Behandeling van een inbreuk op de welzijnswetgeving door de arbeidsauditeur

De gemeentelijke administratieve sancties:

REGLEMENT FEESTEN & FUIVEN

Goedgekeurd bij gemeenteraadsbesluit van Bekendgemaakt op de gemeentelijke website op

DIGITALE VERWERKING VAN VERKEERSBOETES

NOTA AAN HET OVERLEGCOMITÉ. Gegevensuitwisseling in het kader van lage emissiezones

GEMEENTE KNOKKE-HEIST

Overeenkomstig de richtlijnen inzake het strafrechtelijk beleid opgenomen in de op

Transcriptie:

FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID GAS-ambtenaren doorgelicht: Een verkennende studie in de regio Kortrijk Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (01406110) Van Eeckhoutte Tijs Academiejaar 2015-2016 Promotor : Commissaris : Janssens Jelle De Nil Nicholas

WOORD VOORAF Deze masterproef kwam tot stand in het kader van het behalen van het diploma Master in de Criminologische Wetenschappen. De scriptie heeft als thema de gemeentelijke administratieve sancties, meer specifiek de werking van de vaststellende en de sanctionerende ambtenaren. Vooraleer met het echte werk te beginnen, wil ik eerst nog een woord van dank uiten aan alle personen zonder wie het onmogelijk zou geweest zijn om deze masterproef tot een goed einde te brengen. Een thesis schrijven is alles behalve een individuele verdienste. Daarom neem ik in dit dankwoord de tijd om enkele personen in de bloemetjes te zetten. Eerst en vooral wil ik mijn promotor, professor doctor Jelle Janssens bedanken. Zonder hem was het mij niet gelukt deze masterproef te schrijven. Hij adviseerde mij, beantwoordde mijn vragen, gaf mij constructieve feedback, structureerde mijn thesis, leende me boeken uit enzoverder. Ik kon, ondanks zijn drukke agenda, steeds langskomen om advies te vragen. De talloze mailtjes werden telkens snel van antwoord voorzien. Tijdens onze gesprekken inzake de masterproef was er ook soms ruimte voor luchtiger zaken en small talk. Dit maakte het niet alleen interessant en leerrijk, maar ook plezant om professor doctor Jelle Janssens als promotor te hebben. Bij deze: Dank U! Vervolgens wil ik ook de personen bedanken die ik interviewde. Zij waren een onschatbare bron van informatie voor mij. Zonder hen was het schrijven van deze scriptie onmogelijk geweest. Ik wil hen dan ook bedanken om hun tijd vrij te maken, mijn vragen te beantwoorden, mij te voorzien van interessante documenten enzovoort. Bedankt aan ieder van jullie! Tenslotte wil ik ook mijn ouders bedanken, voor hun luisterend oor. Zij motiveerden me wanneer ik het moeilijk had en moedigden mij aan om te blijven gaan. Hierbij wil ik ook Annelies bedanken om mij te blijven steunen en mij te blijven motiveren. Zonder deze personen zou het veel moeilijker geweest zijn om de kracht te vinden om door te gaan. Bedankt! Duizend maal dank voor ieder van jullie! Tijs Van Eeckhoutte Mei 2016

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 1.1. Motivatie onderwerpskeuze... 1 1.2. GAS: Probleemstelling... 2 1.3. Centrale onderzoeksvraag en subvragen... 3 1.4. Begripsbepaling... 4 1.4.1. Gemeentelijke administratieve sancties (GAS)... 4 1.4.2. GAS-ambtenaren... 4 1.4.3. Sanctionerend ambtenaar... 4 1.4.4. Vaststellend ambtenaar... 5 1.4.5. GAS-zone... 5 1.5. Methodologie... 5 1.5.1. Onderzoeksstrategie... 5 1.5.2. Onderzoekstechniek... 7 1.5.3. Ethische aspecten... 7 1.6. Beperkingen... 8 1.7. Relevantie... 8 1.7.1. Praktische relevantie... 8 1.7.2. Theoretische relevantie... 9 1.8. Leeswijzer... 9 2. CULTURE OF CONTROL GARLAND (2001)... 10 3. GAS-WETGEVING... 12 3.1. Evolutie... 12 3.1.1. Vóór de wetgeving... 12 3.1.2. Wet van 13 mei 1999... 13 3.1.3. Wet van 17 juni 2004... 14

3.1.4. Wetswijzigingen... 15 3.1.5. Wet van 24 juni 2013... 15 3.2. Nieuwe GAS-wet nader bekeken... 16 3.2.1. Voornaamste wijzigingen... 16 3.2.2. Welke overtredingen zijn strafbaar met GAS?... 16 3.2.3. De gemeentelijke administratieve sancties... 17 3.2.4. Alternatieve maatregelen... 18 3.2.4.1. Gemeenschapsdienst... 18 3.2.4.2. Lokale bemiddeling... 19 3.2.4.3. Procedure van ouderlijke betrokkenheid... 19 3.2.5. De procedure... 20 3.2.5.1. Bij gewone inbreuken, eerste soort... 20 3.2.5.2. Bij gemengde inbreuken, tweede en derde soort... 22 3.2.5.3. Bij inbreuken van de vierde soort... 22 3.2.6. Protocolakkoord... 23 3.2.6.1. Protocolakkoord Kortrijk... 23 3.3. Culture of control?... 24 3.3.1. Vóór de nieuwe GAS-wet... 24 3.3.2. Nieuwe GAS-wet: Strenger, punitiever, repressiever?... 25 3.3.2.1. Leeftijdsverlaging... 25 3.3.2.2. Boeteverhoging... 26 3.3.2.3. Conclusie... 27 3.4. GAS: Toekomst?... 27 4. SANCTIONEREND EN VASTSTELLEND AMBTENAAR... 28 4.1. Sanctionerend ambtenaar... 28 4.1.1. Theoretisch luik... 28 4.1.1.1. Wie?... 28

4.1.1.2. Opleiding... 29 4.1.1.3. Taken... 30 4.1.1.4. Intergemeentelijke samenwerking... 30 4.1.1.5. Beslissing ~ Beleid ~ Discretionaire bevoegdheid?... 31 4.1.2. Bevindingen uit de praktijk... 31 4.1.2.1. Wie?... 32 4.1.2.2. Opleiding... 32 4.1.2.3. Taken... 33 4.1.2.4. Intergemeentelijke samenwerking... 34 4.1.2.5. Beslissing ~ Beleid ~ Discretionaire bevoegdheid?... 34 4.1.2.6. Rechten van verdediging... 36 4.1.2.7. Overlegstructuren ~ Samenwerking... 36 4.1.2.8. Bottleneck... 38 4.2. Vaststellend ambtenaar... 38 4.2.1. Theoretisch luik... 38 4.2.1.1. Wie?... 38 4.2.1.2. Opleiding... 39 4.2.1.3. Taken... 40 4.2.1.4. Intergemeentelijke samenwerking... 41 4.2.1.5. Beslissing ~ Beleid ~ Discretionaire bevoegdheid?... 41 4.2.1.6. Identificatiekaart... 41 4.2.2. Bevindingen uit de praktijk... 42 4.2.2.1. Wie?... 42 4.2.2.2. Opleiding... 42 4.2.2.3. Taken... 43 4.2.2.4. Intergemeentelijke samenwerking... 45 4.2.2.5. Beslissing ~ Beleid ~ Discretionaire bevoegdheid?... 45 4.2.2.6. Identificatiekaart... 48

4.2.2.7. Overlegstructuren samenwerking... 48 4.2.2.8. Bottleneck... 49 5. DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN... 50 5.1. Sanctionerend ambtenaar... 50 5.1.1. Opleiding... 50 5.1.2. Willekeur... 51 5.1.3. Samenwerking... 52 5.2. Vaststellend ambtenaar... 52 5.2.1. Personen als vaststeller... 52 5.2.2. Opleiding... 54 5.2.3. Willekeur... 54 5.3. GAS algemeen... 56 5.3.1. GAS = positief... 56 5.3.2. GAS = voor verbetering vatbaar... 56 5.3.3. GAS: Toekomst?... 58 6. CONCLUSIE... 60 7. BIBLIOGRAFIE... 63

1. INLEIDING In dit eerste hoofdstuk wordt eerst en vooral de motivatie van de onderwerpskeuze besproken. Vervolgens wordt de probleemstelling omschreven. Daarna worden de centrale onderzoeksvraag en bijhorende subvragen geformuleerd. Dan wordt stilgestaan bij de verschillende kernbegrippen die deel uit maken van deze scriptie. Vervolgens staan we stil bij de methodologie. Hier wordt zowel de onderzoekstechniek als de onderzoeksstrategie geschetst. Er wordt ook aandacht gegeven aan de ethische aspecten waarmee rekening werd gehouden. Na de methodologie, worden de beperkingen van dit onderzoek meegegeven, alsook de praktische en theoretische relevantie. Tenslotte eindigt dit hoofdstuk met de leeswijzer. 1.1. Motivatie onderwerpskeuze Waarom werd voor het onderwerp GAS ( = gemeentelijke administratieve sancties) gekozen en waarom werd de focus gelegd op de vaststellende en sanctionerende ambtenaren? Een eerste reden hiervoor valt te kaderen binnen mijn vooropleiding (Bachelor Maatschappelijke Veiligheid), waar ik stage liep bij een preventiedienst. Daar organiseerde ik een denkdag met als thema jongeren en overlast. GAS maakte hier vanzelfsprekend deel van uit. Stefaan Pleysier (dr. criminologie) gaf die dag ook een lezing over GAS die me enorm boeide. Een tweede reden waarom ik voor dit thema koos, is omdat het zeker na invoering van de nieuwe wet een zeer actueel thema is. Het is een systeem met voor- en tegenstanders, het is vatbaar voor discussie. Het feit dat het een controversieel onderwerp is, maakte het voor mij nog zo interessant om hierrond een thesis te schrijven. Een derde reden die mijn keuze kan motiveren, ligt in het feit dat ik lid uit maak van de jeugdraad van mijn gemeente. Daarin moesten we advies geven aan de gemeente inzake de nieuwe GAS-wet. Deze drie aspecten zorgden ervoor dat ik in contact kwam met GAS en dat mijn interesse voor het thema toenam. Ik vind het een boeiend en intrigerend onderwerp. De keuze om iets rond GAS te doen in de masterproef was dan ook vrij snel gemaakt. Bij een eerste verkennend gesprek met mijn promotor tasten we enkele aspecten van dit onderwerp af. Uiteindelijk kwamen we terecht bij de vaststellende en sanctionerende ambtenaren. Dit leek ons beide interessant. Studies over pijnpunten van GAS in het algemeen zijn immers al talrijk aanwezig. Onderzoek naar de werking van de vaststellende en 1

sanctionerende ambtenaren is echter minder voorhanden. Uiteindelijk kozen we er dan ook voor om op deze actoren de focus te leggen. 1.2. GAS: Probleemstelling In de actualiteit is de laatste jaren veel te doen geweest rond de gemeentelijke administratieve sancties (GAS). Deze sancties zijn een instrument voor steden en gemeenten om verschillende vormen van overlast te bestrijden. Tot eind jaren 90 was dit volledig in handen van de parketten. Deze laatste gaven echter de voorrang aan zware criminaliteit, waardoor kleine feiten van overlast en criminaliteit veelal onbestraft bleven. Deze feiten werden dus veelal (technisch) geseponeerd, omdat deze vaak moeilijk te bewijzen waren. De wet van 13 mei 1999 (BS, 10 juni 1999) had als uitgangspunt het sanctioneren van overlast over te hevelen van de gerechtelijke overheid naar de gemeentelijke overheid (VVSG, 2008). Op die manier kon men enerzijds het openbaar ministerie ontlasten en anderzijds het gevoel van straffeloosheid tegengaan. Er zijn verschillende wetgevingsinitiatieven op poten gezet om de gemeentelijke administratieve sancties zo efficiënt mogelijk te implementeren. Het systeem van de GAS kreeg en krijgt echter nog altijd veel kritiek, zowel van het maatschappelijk middenveld als van politieke actoren. Veel van deze kritieken kwamen naar aanleiding van de nieuwe GASwet van 24 juni 2013 (BS, 1 juli 2013). Zo kwamen er veel bedenkingen op het feit dat gemeenten de kans kregen om de leeftijdsgrens te verlagen tot 14 jaar. Ook het feit dat er soms banale en absurde gedragingen bestraft werden, wekte wrevel op. Denk maar aan het feit dat je bijvoorbeeld beboet kunt worden voor het zitten op de rugleuning van een bank (Vranckx, 2012). Kritieken die steeds terugkomen op GAS hebben te maken met de principes van legaliteit en proportionaliteit. Het legaliteitsbeginsel houdt in dat men mensen slechts kan bestraffen wanneer dit door de wet is voorzien. De federale wetgeving voorziet inderdaad in de bestraffing van (het vage begrip) overlast. Het is nog maar zeer de vraag of bepaalde toepassingen van GAS daar ook onder vallen. Sommige toepassingen van GAS zijn immers amper te linken met overlast (Liga voor mensenrechten, 2013). Er valt ook wat te zeggen over het principe van proportionaliteit. Dit beginsel houdt in dat de straf in verhouding dient te staan met de overtreding die iemand begaat. Bij GAS dienen de gemeentebesturen zich dan 2

ook af te vragen of dit effectief zo is. Is het systeem niet te repressief, is het consequent of eerder willekeurig etc. In deze Masterproef willen we een stap verder gaan dan deze kritieken op GAS; we zullen ons met name focussen op de implementatie van GAS. In het kader van de nieuwe GAS-wet van 24 juni 2013 (BS, 1 juli 2013) zijn immers verschillende Koninklijke Besluiten aangenomen en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze hebben onder andere betrekking op de vaststellend en sanctionerend ambtenaar. Deze ambtenaren krijgen de ruimte om (in samenwerking met het openbaar ministerie) vast te stellen en op te treden. Deze scriptie focust zich op deze actoren. Hier is immers nog weinig onderzoek naar gedaan. In deze masterproef wordt nagegaan hoe die ambtenaren in de praktijk functioneren, wat de positieve en negatieve aspecten zijn bij hun functioneren, wat hun onderlinge verhouding is, hoe zij hun beleid voeren, wat hun prioriteiten zijn etc. Het doel van dit onderzoek is om de werking van de GAS-ambtenaren in kaart te brengen, en hier de positieve en / of negatieve aspecten bij te identificeren. Aan de hand daarvan willen we beleidsaanbevelingen formuleren. We hopen dan ook met deze studie een bijdrage te leveren rond de thematiek van de GAS-ambtenaren. 1.3. Centrale onderzoeksvraag en subvragen Bij deze probleemstelling hebben we een centrale onderzoeksvraag geformuleerd met een aantal subvragen. De vraagstelling is vooral beschrijvend en verkennend van aard. Er is in bepaalde mate ook een toetsend en evaluerend element aan deze vraagstelling verbonden. We gaan immers de werking van de GAS-ambtenaren na. Als we stuiten op eventuele problemen kunnen we aanbevelingen formuleren om de werking te verbeteren. De centrale onderzoeksvraag wordt als volgt geformuleerd: Hoe verloopt de werking van de vaststellend en sanctionerend ambtenaar in het kader van GAS en wat zijn hierbij de positieve en negatieve aspecten? Hierbij worden volgende subvragen geformuleerd: Hoe werken de vaststellend en sanctionerend ambtenaar samen? Kunnen deze ambtenaren zonder problemen intergemeentelijk werken? Zijn de functies van sanctionerend/vaststellend ambtenaar cumuleerbaar met andere functies zoals preventieambtenaar of gemeenschapswacht? 3

Welke opleiding dienen beide ambtenaren te hebben en te volgen en is dit voldoende? Hoever reikt de discretionaire bevoegdheid van de sanctionerend ambtenaar? Hoe voeren deze ambtenaren hun beleid en wat zijn hun prioriteiten? 1.4. Begripsbepaling In deze masterproef komen enkele kernbegrippen regelmatig terug. Om die reden definiëren we in deze paragraaf kort deze kernbegrippen. Het gaat om de gemeentelijke administratieve sancties, de GAS-ambtenaren, de vaststellend ambtenaar, de sanctionerend ambtenaar en het begrip GAS-zone. Meer uitgebreide duiding van deze concepten komt later in deze scriptie nog aan bod. 1.4.1. Gemeentelijke administratieve sancties (GAS) De Gemeentelijke administratieve sancties (kortweg GAS) definiëren we volgens artikel 2, paragraaf 1 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (BS, 1 juli 2013): De gemeenteraad kan straffen of administratieve sancties bepalen voor de inbreuken op zijn reglementen of verordeningen, tenzij voor dezelfde inbreuken door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, straffen of administratieve sancties worden bepaald. In deze masterproef verstaan wij onder gemeentelijke administratieve sancties, straffen of administratieve sancties die door de gemeenteraad kunnen bepaald worden voor inbreuken op zijn reglementen of verordeningen, tenzij voor dezelfde inbreuken door of krachtens een wet, decreet of ordonnantie, straffen of administratieve sancties worden bepaald. 1.4.2. GAS-ambtenaren Als er in deze masterproef over GAS-ambtenaren geschreven wordt, gaat dit zowel over de sanctionerende ambtenaren als de vaststellende ambtenaren. 1.4.3. Sanctionerend ambtenaar De sanctionerend ambtenaar definiëren we volgens de titel van het koninklijk besluit van 21 december 2013 tot vaststelling van de kwalificatie- en onafhankelijkheidsvoorwaarden van de ambtenaar belast met de oplegging van de administratieve geldboete en tot inning van de boetes in uitvoering van de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (BS, 27 december 2013). 4

In deze masterproef verstaan wij onder sanctionerend ambtenaar de ambtenaar die belast is met de oplegging van de administratieve geldboete en met de inning van de boetes, in uitvoering van de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. 1.4.4. Vaststellend ambtenaar De vaststellend ambtenaar definiëren we volgens de titel van het koninklijk besluit van 21 december 2013 tot vaststelling van de minimumvoorwaarden inzake selectie, aanwerving, opleiding en bevoegdheid van de ambtenaren en personeelsleden die bevoegd zijn tot vaststelling van inbreuken die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van een gemeentelijke administratieve sanctie (BS, 27 december 2013). In deze masterproef verstaan wij onder vaststellende ambtenaren de ambtenaren en personeelsleden die bevoegd zijn tot vaststelling van inbreuken die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van een gemeentelijke administratieve sanctie. Deze worden in deze masterproef ook wel vaststellers genoemd. Verder verstaan wij onder gemeentelijke vaststellende ambtenaren die ambtenaren die tewerkgesteld zijn aan de gemeente en tevens bevoegd zijn tot vaststelling van inbreuken die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van een gemeentelijke administratieve sanctie. Deze worden in deze masterproef ook wel gemeentelijke vaststellers genoemd. Onder gemeenschapswacht-vaststellers tenslotte, verstaan wij de personen die de functie van gemeenschapswacht uitoefenen en die tevens bevoegd zijn tot vaststelling van inbreuken die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van een gemeentelijke administratieve sanctie. 1.4.5. GAS-zone In deze masterproef verstaan wij onder GAS-zone die gemeenten die met dezelfde sanctionerende ambtenaren werken. Dit betreft in deze scriptie de GAS-zone Kortrijk. Deze zone omvat de gemeenten Kortrijk, Kuurne, Lendelede, Menen, Wevelgem en Ledegem. Deze GAS-zone bestaat uit twee politiezones: politiezone Grensleie en politiezone VLAS. 1.5. Methodologie 1.5.1. Onderzoeksstrategie Bij het kiezen van de onderzoeksstrategie moeten drie kernbeslissingen genomen worden. Je moet nagaan of je je onderzoek in de breedte of in de diepte wil uitvoeren (1), of je opteert voor kwantitatief of kwalitatief onderzoek (2) en of je kiest voor empirisch onderzoek of 5

bureauonderzoek (3). Aan de hand daarvan kan je je onderzoeksstrategie bepalen. (Decorte, Tieberghien & Petintseva, 2015). In deze masterproef werd geopteerd voor een onderzoek in de diepte. De bedoeling is het werkveld te betreden en aan de hand van diepte-interviews veel gedetailleerde kennis te verwerven. Deze kennis is minder generaliseerbaar maar geeft wel de mogelijkheid tot diepgang, complexiteit en een sterke onderbouwing. Zoals hierboven al af te leiden is werd geopteerd voor kwalitatief onderzoek. Gezien de probleemstelling is dit een vanzelfsprekende keuze. Kwalitatief onderzoek heeft als voordeel dat een bepaalde materie heel diepgaand en gedetailleerd kan onderzocht worden. Nadeel is dan weer dat de resultaten weinig generaliseerbaar en zeer plaats- en tijdsgebonden zijn. Desalniettemin wordt wel een gedetailleerd beeld van de werking van GAS-ambtenaren in de specifieke case duidelijk. De derde kernbeslissing gaat tussen empirisch of bureauonderzoek. Voorgaande keuzes tonen al aan dat er gekozen wordt voor empirisch onderzoek. Voor deze scriptie werd in het werkveld op zoek gegaan naar informatie. Het nemen van deze kernbeslissingen ondersteunt de keuze van de onderzoeksstrategie. Dit onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van een gevalstudie (casestudy). Leys, Zaitch en Decorte (2010) definiëren dit als volgt: De gevalstudie staat voor een gedetailleerde, intensieve studie van een afgebakende onderzoekseenheid (een individu, een collectiviteit, een organisatie, een netwerk, een subcultuur, een zaak, een verschijnsel, enz.) zoals die zich in de sociale werkelijkheid manifesteert. Een casestudy wordt aangewend omdat dit de meest logische en realistische methode lijkt, gezien de probleemstelling. De case bestaat uit de GAS-zone Kortrijk. Het gaat dus om een enkelvoudige casestudy. Zoals reeds aangehaald bestaat de case uit volgende gemeenten: Kortrijk, Wevelgem, Menen, Kuurne, Ledegem en Lendelede. Deze gemeenten werken immers allen met dezelfde sanctionerende ambtenaren. Er zijn twee sanctionerende ambtenaren tewerkgesteld (in Kortrijk) voor al deze gemeenten. Dit is dan ook de reden waarom die specifieke gemeenten tot de case behoren. 6

1.5.2. Onderzoekstechniek De onderzoekstechniek bestaat uit het uitvoeren van diepte-interviews in de specifieke case. De respondent wordt dan ook beschouwd vanuit een interpretatieve wetenschapsopvatting als een knowledgeable agent (een handelende kundige actor) (Giddens, 1982). De interviews werden uitgevoerd aan de hand van een topiclijst. Daarin kwamen de verschillende thema s aan bod die belangrijk waren om te bevragen. Deze lijst werd niet strikt toegepast. Afhankelijk van wat de respondent vertelde, werd afgeweken van de structuur of doorgevraagd. Er werd dus geopteerd voor het semi-gestructureerde, half-gestructureerde of half-open interview (Beyens & Tournel, 2010). Volgende sleutelfiguren werden geïnterviewd: Catherine De Mulder Sanctionerend ambtenaar GAS-zone Kortrijk; Sofie Vanaudenhove Sanctionerend ambtenaar GAS-zone Kortrijk; Wim Dewever Gemeentelijk vaststellend ambtenaar Kuurne; Elvire Vanysacker Gemeentelijk vaststellend ambtenaar Lendelede; Luc Claeys Diensthoofd gemeenschapswacht-vaststellers Menen; Jarne Deflo Gemeenschapswacht-vaststeller Wevelgem + Ledegem. Daarnaast werd ook een vragenlijst ingevuld door een inspecteur van politie tewerkgesteld in politiezone VLAS (Kortrijk, Kuurne, Lendelede) en een inspecteur van politie tewerkgesteld in politiezone Grensleie (Menen, Wevelgem, Ledegem). Politie-inspecteurs mogen immers ook GAS-inbreuken vaststellen. 1.5.3. Ethische aspecten Op het gebied van ethische aspecten werd in dit onderzoek rekening gehouden met de basisprincipes van ethisch verantwoord onderzoek (O Gorman & Vander Laenen, 2010): Steeds waarborgen van integriteit en kwaliteit; respondenten volledig informeren over doel, methoden en wijze waarop onderzoek zal worden benut (informed consent); de vertrouwelijkheid van de informatie die door de respondenten wordt verstrekt en de anonimiteit van de respondenten dient gerespecteerd te worden; respondenten dienen vrijwillig deel te nemen aan het onderzoek en mogen absoluut niet gedwongen worden; 7

schade aan respondenten dient ten allen tijde voorkomen te worden; het onderzoek moet duidelijk onafhankelijk zijn. Voor dit specifiek onderzoek dienen nog enkele zaken opgemerkt te worden. De informed consent werd aan het begin van het interview mondeling meegegeven aan de respondenten. Qua vertrouwelijkheid en anonimiteit werd gevraagd aan de respondenten of ze anoniem wilden blijven of niet. Aangezien het onderzoek een specifieke case betreft, is de anonimiteit van bijvoorbeeld de sanctionerende ambtenaren niet echt te garanderen. Gelukkig vonden de meeste respondenten het geen probleem om vermeld te worden in deze scriptie. Bij het begin van elk interview werd telkens de toestemming gevraagd om het gesprek op te nemen. Er werd ervoor gekozen deze toestemming mondeling te vragen, en niet via een officieel formulier. Deze keuze werd gemaakt omdat dit beter leek voor de relatie tussen onderzoeker en respondent. 1.6. Beperkingen Aan dit onderzoek en zijn methodiek zijn enkele beperkingen verbonden. Het gaat immers om een verkennend onderzoek in een beperkte tijdspanne en over een bepaalde regio. Dit houdt dan ook in dat de resultaten niet zomaar gegeneraliseerd mogen worden. Het is immers een zeer lokaal onderwerp dat verschilt over tijd en over ruimte. Dit werd gemerkt in het onderzoek zelf; tussen de verschillende gemeentes van de onderzochte GAS-zone werden verschillen waargenomen. 1.7. Relevantie 1.7.1. Praktische relevantie Op het gebied van praktische relevantie zijn vooral de praktijkmensen de geïnteresseerden in het onderzoek (Mortelmans, 2010). Dit onderzoek kan dus zeker relevant zijn voor de GASambtenaren, specifieker voor diegene die tewerkgesteld zijn binnen de GAS-zone Kortrijk. Dit onderzoek kan ook praktisch relevant zijn voor andere onderzoekers. Zij kunnen eventueel een vervolgonderzoek doen in een andere regio of GAS-zone, en dit vergelijken met deze resultaten. Zo kan men nagaan of dezelfde problemen aanwezig zijn, of ze op dezelfde manier tewerk gaan etc. 8

1.7.2. Theoretische relevantie Dit is een praktijkgericht onderzoek. Bijgevolg is de theoretische relevantie minder van toepassing. Dit wil echter niet zeggen dat van theoretische relevantie geen sprake is. Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar de werking van GAS-ambtenaren. Met dit onderzoek wordt gehoopt nieuwe en relevante inzichten te leveren. Dit onderzoek kan dan ook onrechtstreeks bijdragen tot een grotere kennis over de werking van de vaststellende en sanctionerende ambtenaren. 1.8. Leeswijzer In het eerste hoofdstuk (hierboven) werd de algemene inleiding van deze masterproef gegeven. Het tweede hoofdstuk van deze scriptie schetst kort de culture of control van Garland. Dit is een theoretisch concept waarin het systeem van GAS kan gekaderd worden. In het derde hoofdstuk vervolgens, wordt de GAS-wetgeving uiteengezet. Daarin wordt eerst gefocust op de evolutie van de wetgeving met de verschillende wetgevingsinitiatieven. Nadien wordt de nieuwe GAS-wet nader bekeken, om als laatste nog even terug te grijpen naar de culture of control zoals Garland het bedoelde. Daarin wordt nagegaan of de nieuwe GAS-wet meer of minder neigt naar een culture of control. Het vierde hoofdstuk focust zich expliciet op de sanctionerend en vaststellend ambtenaar. Per ambtenaar wordt nagegaan wat de theorie (wetgeving) over deze actoren zegt, en wat de bevindingen zijn uit de praktijk. Deze bevindingen kwamen tot stand aan de hand van de verschillende diepte-interviews die in de case werden uitgevoerd. In hoofdstuk vijf vervolgens, wordt ingegaan op de belangrijkste elementen uit de praktijk die in hoofdstuk vier aan bod kwamen. Zowel voor de sanctionerend als vaststellend ambtenaar worden de belangrijkste issues besproken. Verder worden over GAS in het algemeen kort enkele positieve en negatieve zaken aangehaald. Hoofdstuk zes tenslotte bevat de conclusie van deze scriptie. Hierin wordt vooral gefocust op het kernachtig beantwoorden van de vooropgestelde centrale onderzoeksvraag en subvragen. De bibliografie is terug te vinden op het einde van deze scriptie. 9

2. CULTURE OF CONTROL GARLAND (2001) In dit tweede hoofdstuk wordt kort het theoretisch kader geschetst waaruit GAS gekaderd kan worden. Dit betreft het concept culture of control van Garland (2001). De GAS-wetgeving is er, zoals eerder gezegd, gekomen om het gevoel van straffeloosheid tegen te gaan en om het openbaar ministerie te ontlasten. Het is een instrument om overlast en kleine criminaliteit te bestrijden. Maar vanuit welk theoretisch gegeven kan GAS nu gekaderd worden? Laat ons even teruggrijpen naar de culture of control zoals Garland (2001) dit beschreef in zijn boek (The Culture of Control - Crime and Social Order in Contemporary Society). Garland (2001) beschrijft hierin een verandering van het criminaliteitsbeleid. Deze veranderingen vonden plaats in de laatste 3 decennia van de 20 e eeuw. Garland spreekt van een evolutie van penal welfarism (1890 1970) naar the new culture of crime control (1970 2000). De periode van penal welfarism kenmerkt zich volgens Garland (2001) door de nadruk te leggen op de resocialisatie van delinquenten, het verminderen van harde maatregelen en het erkennen van de rechten van verdachten en gevangenen. Het politieel en justitieel wezen kregen dan ook vorm aan de hand van deze gedachten. Het penal welfarism maakte vanaf de jaren 70 plaats voor the new culture of crime control. Deze verschuiving kwam volgens Garland (2001) door twee maatschappelijke verschijnselen. Enerzijds is er de erkenning van criminaliteit als een gegeven, als een onderdeel van ons dagelijks leven. Anderzijds kwam er het inzicht (door burgers, politieke actoren en justitie) dat de overheid slechts beperkte middelen heeft om criminaliteit terug te dringen. Criminaliteit kan niet alleen beheerst worden door de instanties. The new culture of control heeft meer aandacht voor het slachtoffer dan voor de dader. De rechten van het slachtoffer en de meningen van slachtoffers komen meer en meer in beeld. Verder is ook het thema veiligheid sterk gepolitiseerd. Het bestrijden van criminaliteit en het handhaven van de veiligheid komen in de picture. Sinds de jaren 70 is een meer punitieve trend op gang gekomen, gekenmerkt door meer gevangenisstraffen, langere opsluitingstijden, uitbreidingen van het justitieel systeem enzovoort. Ook op vlak van politie vond er een verandering plaats van een reactieve politie naar een meer proactieve politie. Garland (2001) spreekt van nieuwe strategieën zoals community policing, Problem-Oriented policing, ordermaintenance policing and quality-of-life policing. Belangrijker nog dan de verandering van 10

het justitieel systeem en politie, stelt Garland (2001), zijn de nieuwe manieren om criminaliteit en criminelen aan te pakken. Het gaat om het systeem van preventie en veiligheid (security). Dit omvat organisaties die zich bezighouden met criminaliteitspreventie, publiekprivate partnerschappen, regelingen met betrekking tot gemeenschapsgerichte politiezorg etc. Deze nieuwe sector balanceert als het ware tussen de staat en de burgermaatschappij en verbindt justitiële actoren met de activiteiten van burgers, gemeenschappen en corporaties. Dit systeem van preventie en veiligheid breidt het gebied van formele criminaliteitscontrole uit. Criminaliteitscontrole is niet enkel meer de verantwoordelijkheid van het justitieel systeem maar wordt ook meer en meer de verantwoordelijkheid van verschillende sociale en economische actoren. Garland (2001) geeft tegelijk aan dat er een verandering binnen de criminologie aan de gang is. Regelovertreders worden gezien als rationele personen die zelf kiezen en zelf verantwoordelijk zijn voor hun daden. Er is volgens Garland (2001) tegelijkertijd ook een grotere aandacht voor pathologiserende benaderingen. Hierbij wordt crimineel gedrag gezien als een afwijking van het individu. Verder geeft Garland (2001) nog aan dat criminaliteit niet wordt gezien als iets abnormaals maar als iets die erbij hoort, een alledaags fenomeen. Is de GAS-wet nu een illustratie van de culture of control van Garland? Is het een nieuw instrument van controle? Alvorens deze vragen worden beantwoord, zetten we eerst de GASwetgeving uiteen. Vervolgens komen we (in punt 3.3.) terug op het feit of de GAS-wetgeving al dan niet te kaderen valt vanuit de culture of control van Garland. 11

3. GAS-WETGEVING In dit derde hoofdstuk wordt de GAS-wetgeving geschetst. Eerst en vooral wordt de evolutie van de wetgeving besproken. Vervolgens wordt dieper ingegaan op de nieuwe GAS-wet. Daarna wordt de terugkoppeling gemaakt naar de culture of control van Garland. Tenslotte wordt er kort even stilgestaan bij het feit hoe GAS in de toekomst kan evolueren. 3.1. Evolutie 3.1.1. Vóór de wetgeving Tot het midden van de jaren 80 was er weinig of geen aandacht voor veiligheidsissues. Dit wijzigde echter richting het einde van de jaren 80. De onveiligheidsgevoelens groeiden in die periode om een hoogtepunt te bereiken in het midden van de jaren 90, waar tal van incidenten plaatsvonden. (Devroe, 2012). Sinds het einde van de vorige eeuw werd het thema veiligheid dus meer en meer een belangrijk issue op de politieke agenda. Het veiligheidsgevoel speelde hier een belangrijke rol in. De visie van de burgers op hun al dan niet veilige leefomgeving werd een maatschappelijk probleem dat meer en meer aan belang won. De veiligheidsmonitor uit 1998 had dan ook als resultaat dat de bevolking zich steeds meer ergert aan storend gedrag (= hinderlijke feiten die overlast veroorzaken) en kleine criminaliteit. (Schuermans & Lybaert, 1999). Net zoals de lokale bestuurlijke politie gebrekkige mogelijkheden had om op te treden tegen die overlastfenomenen, kampte ook justitie met enkele problemen. De afhandeling van overtredingen op het politiereglement lag in de handen van het parket. In de praktijk werden echter veel pv s met betrekking tot overlast frequent (technisch) geseponeerd. Dergelijke pv s leidden dan ook zelden tot een veroordeling. Het parket richtte zijn beperkte middelen immers op ernstigere vormen van criminaliteit. Dit had als gevolg dat van dergelijke inbreuken geen pv meer werd opgesteld door de politie-inspecteurs. Dit leidde bij de bevolking tot een gevoel van straffeloosheid en gebrekkig vertrouwen tegenover politie en justitie. (Raeymakers, 2011). Door deze problemen met de klassieke strafprocedures zijn er alternatieve vormen van strafrecht ontstaan om de procedure te verkorten. Denk maar aan de bemiddeling in strafzaken of de minnelijke schikking. Men zoekt echter steeds meer buitenstrafrechtelijke oplossingen via vormen van gewapend bestuur. Daarbij probeert men lokale overheden een middel te 12

bieden om kleine criminaliteit of overlast te bestrijden. Zo kwam ook de GAS-wetgeving tot stand. (Raeymakers, 2011). 3.1.2. Wet van 13 mei 1999 De wet van 13 mei 1999 (BS, 10 juni 1999) is de eerste wet waar sprake is van de gemeentelijke administratieve sancties. Deze GAS-wet is een nationaal wetgevend initiatief om overlast te bestrijden dat lokaal moet worden toegepast (Devroe, 2012). De wet had het uitgangspunt om het sanctioneren van overlast over te hevelen van de gerechtelijke overheid naar de gemeentelijke overheid (VVSG, 2008). Op die manier kon men enerzijds het openbaar ministerie ontlasten en anderzijds het gevoel van straffeloosheid tegengaan. De wet van 13 mei 1999 (BS, 10 juni 1999) tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties kwam er om overlast beter te kunnen bestrijden. Dit ging veelal om feiten die moeilijk te sanctioneren waren. Ze hielden immers vaak geen overtreding van de strafwet in. Er kon dus moeilijk opgetreden worden tegen dit soort feiten. Het gaat om feiten zoals het achterlaten van huisvuil, hondenpoep, geluidshinder door verkeer, verschillende vormen van vandalisme enzovoort. Dit zijn feiten die veel ergernis en onveiligheidsgevoelens opwekken bij de bevolking. Om te beantwoorden aan deze vormen van overlast, voerde de wetgever deze basiswet in. (Devroe, 2003). De basiswet had de bedoeling meer daadkracht te geven aan de gemeenteraad om overlast te bestrijden door het handhaven van haar eigen politieverordeningen. Het 7 e lid van artikel 135 paragraaf 2 van de nieuwe gemeentewet stelt inderdaad dat de gemeenten bevoegd zijn om op te treden in het kader van openbare overlast. In het art. 119bis van de nieuwe gemeentewet wordt de administratieve sanctie aangereikt als nieuw bestuursrechtelijk handhavingsinstrument. (Raeymakers, 2011). De wet van 13 mei 1999 (BS, 10 juni 1999) gaf dus de gemeenten de mogelijkheid om zelf op te treden tegen bepaalde vormen van overlast. Dankzij deze wet konden de gemeenten vaststellen, vervolgen en sanctioneren. Dit was dus naast het bestraffen aan de hand van politieverordeningen een extra instrument om bepaalde overlastfenomenen te bestrijden. Bijgevolg was het dus niet enkel meer de bevoegdheid van het strafgerecht en het parket om dit te doen. Zoals gezegd vervolgde het parket sommige vormen van overlast niet meer. Het parket kampte immers met een gebrek aan tijd en middelen waardoor er sprake was van een handhavingstekort. Dit gebrek (aan tijd en middelen) was echter niet de enige reden voor het handhavingstekort. Bij bepaalde storende gedragingen was er vaak sprake van een onbekende 13

dader of ontbrak er voldoende bewijsmateriaal. Dan moest het openbaar ministerie wel kiezen voor het (technisch) sepot. Verder dient ook aangegeven te worden dat de politie weinig pv s doorstuurde naar het parket, als het ging om een overtreding van een politieverordening. De verouderde politiereglementen waren immers niet aangepast aan de nieuwe overlastproblematieken. Het onvoldoende aanpakken van overlast was dus zeker niet alleen de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. Het was een gedeelde verantwoordelijkheid van politie, gemeenten & het openbaar ministerie. (Ponsaers, Vander Beken & Cammaerts, 2006). Er dient opgemerkt te worden dat de wet van 1999 veel gebreken vertoonde. Het toepassingsgebied van deze wet was namelijk heel erg ingeperkt. Lokale overheden mochten enkel de gedragingen die niet bij wet, decreet of ordonnantie administratief- of strafrechtelijk gesanctioneerd konden worden, opnemen in hun politiereglement. In de praktijk werden dus zeer weinig vormen van overlast aangepakt op het gemeentelijke niveau, omwille van de grote Belgische regeldichtheid. (Raeymakers, 2011). Het werd dus al snel duidelijk dat de wet van 1999 in feite overwegend een lege doos zou blijven (Ponsaers et al., 2006). 3.1.3. Wet van 17 juni 2004 De GAS-wetgeving werd na verloop van tijd verschillende keren gewijzigd. De wet van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet (BS, 23 juli 2004) bracht drie belangrijke veranderingen met zich mee. Het samengaan van straf- en bestuurlijke sancties werd mogelijk (gemengde inbreuken), het sanctioneren van minderjarigen werd wettelijk vastgelegd en bepaalde strafrechtelijke overtredingen werden gedepenaliseerd (Ponsaers et al., 2006). Deze drie wijzigingen worden hieronder kort toegelicht. De eerste wijziging houdt in dat het eerste lid van artikel 4 van de wet van 17 juni 2004 (BS, 23 juli 2004) stelt dat titel X van boek II van het strafwetboek volledig wordt opgeheven. Dit hield een depenalisering in van alle overtredingen die onder deze titel vielen. Op deze manier konden de gemeenten zelf beslissen of ze desbetreffende feiten al dan niet zouden bestraffen met gemeentelijke administratieve sancties. Sommige van die overtredingen, zoals nachtlawaai en lichte gewelddaden, werden echter opnieuw gepenaliseerd via de reparatiewet van 20 juli 2005 (BS, 29 juli 2005). (Van den Wyngaert, 2006). De tweede wijziging die de invoering van de wet van 17 juni 2004 (BS, 23 juli 2004) met zich meebracht, was het feit dat gemeenten de mogelijkheid kregen om voor bepaalde misdrijven uit het strafwetboek een bestuurlijke sanctie in hun gemeentereglement op te nemen (naast de 14

strafrechtelijke sanctie) (Ponsaers et al., 2006). Het gaat hier om gemengde inbreuken. De gemeente kan echter pas overgaan tot het opleggen van een administratieve sanctie wanneer het openbaar ministerie dit opportuun vindt en zelf de zaak zal seponeren of niet zal vervolgen. De derde belangrijke wijziging is dat de sanctioneerbaarheid van minderjarigen wettelijk werd vastgelegd. Artikel 2 van de wet van 17 juni 2004 (BS, 23 juli 2004) geeft dan ook aan dat minderjarigen die op het moment van de feiten de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, een administratieve boete van maximaal 125 kunnen krijgen. Er dient nog opgemerkt te worden dat artikel 3 van deze wet ook voorziet in de bemiddelingsprocedure. Deze procedure is verplicht wanneer het om minderjarigen gaat die op het moment van de feiten de leeftijd van 16 jaar hadden. 3.1.4. Wetswijzigingen Na de wet van 17 juni 2004 werden nog enkele wijzigingen doorgevoerd. Via de reparatiewet van 20 juli 2005 (BS, 29 juli 2005) werden immers (zoals eerder aangehaald) enkele overtredingen uit de titel X van boek II van het strafwetboek opnieuw gepenaliseerd. Verder werden nog enkele termijnen en procedureregels gewijzigd. Tenslotte werd ook in 2007 nog een wetswijziging doorgevoerd. Dit was de wet van 25 januari 2007 tot bestraffing van graffiti en beschadiging van onroerende eigendommen en tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet (BS, 20 februari 2007). In verband met het feit dat bepaalde vormen van graffiti nog steeds niet strafbaar waren voor minderjarigen, werden twee nieuwe strafbaarstellingen ingevoegd in het strafwetboek en in de Nieuwe Gemeentewet (lijst gemengde inbreuken). Via deze verschillende wetgevingsinitiatieven komen we uiteindelijk tot de nieuwe GAS-wet van 24 juni 2013 (BS, 1 juli 2013). 3.1.5. Wet van 24 juni 2013 De wet van 24 juni 2013 (BS, 1 juli 2013), verder ook wel nieuwe GAS-wet genoemd, bracht heel wat wijzigingen met zich mee. Zo gingen de boetes omhoog met een maximum van 350 voor meerderjarigen en 175 voor minderjarigen. Er werd ook een leeftijdsverlaging doorgevoerd, GAS-boetes kunnen nu al gevorderd worden ten aanzien van jongeren vanaf 14 jaar (indien de gemeente daarvoor kiest). Dit waren echter niet de enige wijzigingen. In volgende paragraaf worden de verschillende belangrijke aspecten van de nieuwe GAS-wet uiteengezet. 15

3.2. Nieuwe GAS-wet nader bekeken In deze paragraaf (3.2.) werd alle informatie tenzij anders gerefereerd gehaald uit de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (BS, 1 juli 2013). 3.2.1. Voornaamste wijzigingen Dumarey (2016) lijst de voornaamste wijzigingen van de nieuwe GAS-wet op. Het gaat om volgende wijzigingen: Gemeenschapsdienst als alternatief voor de geldboete; de bemiddelaar is onafhankelijk en kan niet langer de sanctionerend ambtenaar zijn; leeftijdsverlaging; intergemeentelijke samenwerking; nieuwe categorieën van vaststellers; ouderlijke betrokkenheid; gewijzigde termijnen; mogelijkheid voor de sanctionerend ambtenaar tot inzage in databanken van het Rijksregister en van de Dienst Inschrijving Voertuigen; inbreuken op stilstaan en parkeren en autoluwe zone (4 e soort); verhoging sanctiebedragen; definiëring van herhaling; de mogelijkheid tot het toekennen van het Plaatsverbod (door de burgemeester); de mogelijkheid tot het voorstellen (enkel door politie) van onmiddellijke betaling aan meerderjarige buitenlandse overtreders of overtreders zonder gekende woonplaats; de verplichting van steden en gemeenten om een register van de sancties bij te houden; de mogelijkheid om een protocolakkoord af te sluiten tussen gemeente en parket. De voornaamste wijzigingen van deze nieuwe GAS-wet worden hieronder verder toegelicht. 3.2.2. Welke overtredingen zijn strafbaar met GAS? De wet van 24 juni 2013 (BS, 1 juli 2013) stelt dat de gemeenteraad enkel straffen of administratieve sancties kan bepalen voor gedragingen van reglementen of verordeningen, indien deze inbreuken niet reeds strafbaar zijn door een wet of decreet. In 2004 werd het toepassingsgebied van GAS echter verruimd, door de mogelijkheid te bieden om enkele strafbare gedragingen ook via GAS te kunnen bestraffen (gemengde inbreuken). In andere wetten en decreten wordt ook soms een uitzondering voorzien voor GAS (Dumarey, 2016). 16

Er zijn 4 categorieën van inbreuken die met GAS bestraft kunnen worden. Voor elk van deze categorieën geldt dat deze strafbaar moeten gesteld zijn met GAS in een verordening, alvorens het sanctioneren mogelijk is. De eerste categorie omvat de administratiefrechtelijke inbreuken. Dit zijn inbreuken van de eerste soort. Het gaat om gedepenaliseerde inbreuken, feiten die enkel een administratiefrechtelijke vervolging kennen en feiten die toch strafbaar zijn in hogere wetgeving, maar waarvoor de mogelijkheid om met GAS te bestraffen werd ingevoerd. De tweede en derde categorie van inbreuken gaat om de licht gemengde en zwaar gemengde inbreuken. Men spreekt hier ook over inbreuken van de tweede en derde soort. Deze inbreuken zijn strafbaar in het Strafwetboek, maar de gemeenteraad kan hiervoor toch de bestraffing via GAS voorzien. Voor deze gevallen is communicatie tussen gemeente en het parket een must. Daarom is er in de nieuwe GAS-wet de mogelijkheid voorzien om een protocolakkoord af te sluiten tussen parket en gemeente (zie punt 3.2.6.). Inbreuken van de vierde soort zijn opgesomd in het Koninklijk Besluit van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en parkeren en voor de overtredingen betreffende het verkeersbord C3 en F103 vastgesteld met automatisch werkende toestellen (BS, 20 juni 2014). Het gaat hier om overtredingen op de wegcode, meer bepaald overtredingen bij het stilstaan en parkeren en het zich begeven met de auto in een autoluwe zone. Deze inbreuken zijn niet gecategoriseerd als gemengde inbreuken, maar toch zijn deze ook strafbaar gesteld in de wegcode. In de nieuwe GAS-wet is een aparte procedure vervat voor deze overtredingen. 3.2.3. De gemeentelijke administratieve sancties Volgens de nieuwe GAS-wet heeft de gemeenteraad de keuze om één of meerdere van volgende gemeentelijke administratieve sancties te voorzien in zijn reglementen: De administratieve geldboete, met een maximum van 350 voor meerderjarigen en 175 voor minderjarigen; de administratieve schorsing van een toestemming of vergunning die door de gemeente werd toegekend; de administratieve intrekking van een toestemming of vergunning die door de gemeente werd toegekend; de administratieve sluiting van een inrichting (tijdelijk of definitief). 17

De nieuwe GAS-wet verhoogde de bedragen van de maximale geldboete van 250 naar 350 voor meerderjarigen en van 125 naar 175 voor minderjarigen. Dit is echter niet sluitend; de gemeenteraad heeft zelf de keuze welk bedrag het als maximale geldboete voorziet in het reglement. Het is dus perfect mogelijk dat de gemeenteraad een lager bedrag bepaalt. (Dumarey, 2016). De sanctionerend ambtenaar beslist autonoom over het eventueel opleggen van de administratieve geldboete. Daarbij dient de administratieve sanctie proportioneel te zijn in functie van de zwaarte van de feiten die haar verantwoorden en in functie van eventuele herhaling. Men spreekt over herhaling wanneer een overtreder reeds gesanctioneerd werd voor eenzelfde inbreuk binnen de 24 maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk. De administratieve schorsing en intrekking van een toestemming of vergunning die door de gemeente werd toegekend of een inrichting tijdelijk of definitief sluiten valt niet onder de bevoegdheid van de sanctionerend ambtenaar. Het is het college van burgemeester en schepenen die deze sanctie kan opleggen. Dit kan pas nadat de overtreder voorafgaand een verwittiging kreeg met een uittreksel van het overtreden reglement of verordening. 3.2.4. Alternatieve maatregelen In de wet van 24 juni 2013 (BS, 1 juli 2013) zijn ook alternatieve maatregelen voorzien voor de administratieve geldboete. Zo kan de sanctionerend ambtenaar de gemeenschapsdienst of de lokale bemiddeling voorstellen. Bij minderjarigen (van 14 tot 18 jaar) kan er - voorafgaand aan het aanbod van gemeenschapsdienst, lokale bemiddeling of de oplegging van een administratieve geldboete - een procedure van ouderlijke betrokkenheid worden voorzien. 3.2.4.1. Gemeenschapsdienst De gemeenschapsdienst wordt in de wet als volgt gedefinieerd: Een prestatie van algemeen belang uitgevoerd door de overtreder ten gunste van de collectiviteit. Deze gemeenschapsdienst mag voor meerderjarigen niet meer dan 30 uur bedragen. De gemeenschapsdienst moet worden uitgevoerd binnen de zes maanden, te rekenen vanaf de datum wanneer de overtreder in kennis werd gesteld van de beslissing van de sanctionerend ambtenaar. De gemeenschapsdienst kan bestaan uit een opleiding en / of een onbetaalde prestatie. Deze prestatie wordt uitgevoerd ten behoeve van een gemeentedienst of publiekrechtelijk persoon, een stichting of vzw. Indien de gemeenschapsdienst werd 18

uitgevoerd, kan de sanctionerend ambtenaar geen administratieve geldboete meer opleggen. Wanneer de gemeenschapsdienst geweigerd of niet uitgevoerd werd, kan de sanctionerend ambtenaar wel een administratieve geldboete opleggen. Voor minderjarigen mag de gemeenschapsdienst niet meer dan 15 uur bedragen. De ouders, voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, hebben (op verzoek) de optie om de minderjarige te begeleiden tijdens het uitvoeren van de gemeenschapsdienst. 3.2.4.2. Lokale bemiddeling De lokale bemiddeling wordt in de wet als volgt gedefinieerd: Een maatregel die het voor de overtreder mogelijk maakt om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de veroorzaakte schade te herstellen of schadeloos te stellen of om het conflict te doen bedaren. Met de nieuwe GAS-wet is het niet meer mogelijk voor de sanctionerend ambtenaar om als bemiddelaar op te treden. Hij kan wel de bemiddeling voorstellen aan de overtreder, indien aan enkele voorwaarden voldaan zijn. Zo moet de bemiddelingsprocedure voorzien zijn in het gemeentereglement, moet de overtreder instemmen met de bemiddeling en dient er een slachtoffer geïdentificeerd te zijn. Het herstellen van de schade of het schadeloosstellen dient door te partijen onderhandeld en beslist te worden. De sanctionerend ambtenaar kan geen administratieve geldboete meer opleggen indien de bemiddeling slaagt. Wanneer het voorstel tot bemiddeling geweigerd werd of de bemiddeling niet uitgevoerd werd, kan de sanctionerend ambtenaar gemeenschapsdienst voorstellen, of een administratieve geldboete opleggen. Bij minderjarigen dient het aanbod van lokale bemiddeling verplicht voorgesteld te worden door de sanctionerend ambtenaar. De minderjarige kan tijdens de bemiddeling begeleid worden door de ouders, voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige. 3.2.4.3. Procedure van ouderlijke betrokkenheid De procedure van ouderlijke betrokkenheid kan enkel voorzien worden ten aanzien van minderjarigen. Deze procedure kan gevolgd worden voorafgaand aan het voorstel tot bemiddeling, gemeenschapsdienst of de oplegging van de administratieve geldboete. De procedure houdt in dat de ouders, voogd, of personen die de hoede hebben over de minderjarige per aangetekende brief geïnformeerd worden door de sanctionerend ambtenaar. Deze brief informeert hen over de vastgestelde feiten en verzoekt hen om, direct na het ontvangen van de vaststelling of het proces-verbaal, mondeling of schriftelijk hun 19

opmerkingen te geven en welke opvoedkundige maatregelen ze eventueel zouden nemen. De sanctionerend ambtenaar kan een ontmoeting vragen met hen. Na deze procedure kan de sanctionerend ambtenaar beslissen om ofwel het dossier af te sluiten, ofwel de administratieve procedure op te starten. 3.2.5. De procedure 3.2.5.1. Bij gewone inbreuken, eerste soort De GAS-wet van 24 juni 2013 (BS, 1 juli 2013) bevat heel wat informatie over de procedure die gevolgd dient te worden indien men een inbreuk vaststelde die strafbaar is met GAS. Algemeen gezien verloopt de procedure van een GAS-dossier op deze manier: Vaststelling Kennisgeving met verweermogelijkheid (Bemiddeling) Boete of gemeenschapsdienst Beroep (Dumarey, 2016). De procedures van de lokale bemiddeling en gemeenschapsdienst werden hierboven al besproken bij de alternatieve maatregelen. Deze worden hier bijgevolg niet nog eens uiteengezet. Vaststelling De eerste logische start van een GAS-dossier is de vaststelling zelf. Dit gebeurt door de vaststeller die een bestuurlijk verslag opstelt. Dit verslag maakt hij binnen de twee maanden (vanaf de datum van vaststelling) over aan de sanctionerend ambtenaar. Indien de vaststelling op heterdaad gebeurde, dient het bestuurlijk verslag binnen de maand overgemaakt te worden aan de sanctionerend ambtenaar. Vanaf de datum van de vaststelling heeft de sanctionerend ambtenaar zes maanden de tijd om het dossier af te handelen. Indien er geopteerd werd voor een lokale bemiddeling of gemeenschapsdienst, wordt deze termijn verlengd tot 12 maanden. Kennisgeving met verweermogelijkheid Wanneer de sanctionerend ambtenaar beslist om de procedure op te starten, verstuurt deze een aangetekende kennisgevingbrief naar de overtreder. Artikel 25, paragraaf 2 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (BS, 1 juli 2013) stelt dat deze brief volgende gegevens moet bevatten: 20