4. Oriënteren Ik kan me oriënteren 1. door middel van de zon. 2. door middel van het uurwerk. 3. door middel van de sterren. 4. doormiddel van natuurfenomenen 5. door middel van merktekens (teervoet) 31
Oriënteren Met andere hulpmiddelen dan het kompas 1. Door middel van de zon: Het volstaat te weten dat de zon 360 aflegt in 24u en dat s middags, wanneer de zon in haar hoogste punt staat, het zuiden is. Wetende dat zij ongeveer om 6 uur in het oosten verschijnt en om 18 in het westen verdwijnt, is het makkelijk zich door middel van de zon te oriënteren. We weten dat om Respectievelijk 13u en 14u (winter- en zomeruur) de zon juist in het zuiden staat (= 180 ). Verder is het zo dat er per uur 15 bijkomt of afgaat. Voorbeeld: - Om 15u in de zomer staat de zon op 195 (180 + 15 ). - Om 13u in de zomer staat de zon op 165 (180-15 ). 2. Door middel van het uurwerk We lezen op ons uurwerk 17.00u (niet vijf uur!!!) Hier trekken we 1 uur van af (enkel in de zomer) = 16u. Nu delen we dat door 2 = 8.00u de 8 richten we naar de zon en de 12 wijst het noorden aan. Zie tekening 32
3. Door middel van de sterren. We zoeken eerst 2 sterrenbeelden die makkelijk te vinden zijn; de grote beer en de kleine beer. Met deze 2 is dan ook de poolster aan het firmament te ontdekken. Dit is de enige ster die een vaste plaats heeft. Als je van de poolster een loodrechte lijn naar de aarde trekt, dan is daar het noorden A B Hoe vind je de poolster? Als je de 'grote beer' vindt, kan je de ligging van de poolster (dit is geen heldere ster) vinden: indien je ongeveer een lijn trekt door de sterren A en B en dan over een afstand van 4 x de afstand [A, B] naar boven meet, vind je de poolster terug.. De poolster duidt het geografische noorden aan. 4. Door middel van natuurfenomenen Maar wat doe je nu als de zon, maan of sterren niet te zien zijn en we ons kompas thuis hebben liggen? Als je goed rondkijkt, dan is er veel te zien op bomen, windwijzers en aan de plaats waar planten groeien. Hier volgen een paar eenvoudige voorbeelden; - De overheersende wind in België is de ZW-wind. Daarom zijn de bomen in een open veld of op dijken meestal naar het NO gebogen de ZW is de vochtigste kant?. Op die kant van de bomen groeit er meestal mos of is de schors groenachtig uitgeslagen. - Beuken en kastanjes met hun gladde stam hebben vaak last van zonnebrand. De schors rot dan weg op de zuidkant. - De zogenaamde bastlijnen richels, ontstaan in de winter doordat de schors aan de zonnekant warm wordt en s nachts door de vorst erg snel afkoelt. De schors krimpt door de kou en het hout krimpt niet zo snel mee, waardoor de schors openbarst. Dit gebeurt dus aan de zuidkant - Kleine broeikastjes die op de grond liggen, hebben het glas altijd naar het zuiden gericht, om zoveel mogelijk zon op te vangen. - Grote broeikasten of serres, staan vaak noord - zuid, zodat de planten ochtend en middagzon krijgen, - Sommige windroosters of wijzers hebben vaak een vaste N-Z pijl - In een stomp van een omgezaagde boom liggen de jaarringen aan de zuidkant verder uit elkaar dan aan de noordkant. Dit indien er geen dichte begroeiing rond de afgezaagde boom stond of staat 33
5. Door middel van merktekens (teervoet) Naast de meer exotische manieren om je kaart te oriënteren, zoals sterren, zonnen, mossen, horloges en andere toestanden, kan je natuurlijk ook gewoon oriënteren aan de hand van een aantal merklijnen en -punten. Voorbeelden van merklijnen zijn (half)verharde wegen, hoogspanningslijnen, rivieren, treinsporen, maar ook bijvoorbeeld hoogtelijnen en boom- of weilandgrenzen. Met andere woorden, alles wat je in het landschap kan herkennen dat zich over een langere afstand uitstrekt. Aan de hand van deze merklijnen kan je je kaart oriënteren. In theorie heb je er slechts één nodig, praktischer is natuurlijk als je een aantal merklijnen hebt om te controleren. Hoe ga je nu praktisch te werk? Je weet waar de merklijnen zich bevinden op je kaart... STAP 1: bekijk de merklijnen in werkelijkheid goed. Let vooral op de bochten die ze maken, speciale vormen die ze hebben (bvb. plots een rechte hoek) of speciale kenmerken (bv. halfverhard naar verhard) STAP 2: aan de hand van deze gegevens draai je nu je kaart tot de merklijnen hierop exact dezelfde kenmerken vertonen als in werkelijkheid. Let dus op dat je je kaart niet in spiegelbeeld houdt!! Als je correct hebt georiënteerd, kan je aan de hand van eventuele extra merklijnen een tweede controle uitvoeren. Je weet niet waar de merklijnen zich bevinden op je kaart... STAP 1: Probeer zoveel mogelijk merklijnen in de omgeving te herkennen. Let vooral op wegen (en staat van), bosranden (loof of naald?), rivieren, omliggende weilanden en naburige dorpen. Hoogspanningslijnen en ook treinsporen kunnen een fantastisch hulpmiddel zijn om je te oriënteren. Neem ook nota van de hoogteverschillen rondom je (vallei, heuvels, vlakte) STAP 2: Zoek aan de hand van al deze merkpunten de punten op je kaart waar al deze merkpunten en -lijnen liggen. Eenmaal deze gevonden, schrap je degene die niet overeenkomen met de werkelijkheid. STAP 3: Eenmaal het correcte punt gevonden, oriënteer je je kaart zoals hierboven beschreven. Hou er rekening mee dat je meestal wel een tijdje zoekt op een kaart eer je je standplaats hebt gevonden, verwacht niet binnen de 10 seconden gelokaliseerd te zijn. Meestal val je er na een tijdje per toeval op. Indien je echt je standplaats niet vindt, kan je altijd iemand van je patrouille naar de dichtstbijzijnde bewoning op verkenning sturen. De belangrijkste merkpunten zijn: - Lijnvormige merkpunten: autosnelweg of grote autoweg,, spoorweg, waterloop, hoogspanningslijn, - Puntvormige merkpunten: kerk, kapel, fabriek, hoogspanningsmast, brug, molen, - Door 1 merklijn; bvb spoorweg: Als je het noorden niet weet zijn, dan moet je de spoorweg op je kaart evenwijdig leggen met die in de werkelijkheid. 34
- Door 2 merkpunten bvb; brug & kerk Je staat op een brug en ziet in de verte een kerk van een bepaald dorp. Trek een lijn tussen deze op je kaart (steeds in potlood) leg deze evenwijdig met een denkbeeldige lijn in de werkelijkheid. - Met behulp van 2 richtingslijnen Je ziet bvb links een autosnelweg en rechts een fabrieksschouw. Leg eerst de weg op kaart evenwijdig met die in werkelijkheid. Als 2e richtingslijn neem je nu de denkbeeldige lijn tussen de fabrieksschouw en bvb een brug over de autosnelweg 35