Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015

Vergelijkbare documenten
Cytoskelet Onderstaande 13 vragen verschijnen at random, dat betekent dat ze niet altijd in dezelfde volgorde komen.

Naam: Student nummer:

Signaaltransductie versie

Signaaltransductie en celcyclus (COO 6)

Intracellulaire compartimenten en transport

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM

Les wetenschappen: biologie

Tentamen Farll. 20 December :15

Samenvatting Biologie Thema 2

vwo voeding en vertering

Examen Voorbereiding Cellen

Rondleiding door de cel

1: Nanotechnologie. 2: Cellen bekijken

Samenvatting Biologie Thema 1-2

de cel A&F_MBO_H01.indd :21

Structuur, vorm en dynamica van biologische membranen

De eukaryotische cel. Inleiding¹

8.1. Boekverslag door L woorden 15 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting biologie voor jou havo 4 thema 2

Inleiding Beweging in de cel op nanoschaal bekeken

Intracellulaire compartimenten en transport versie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2: Cellen

Samenvatting biologie thema 2

Een rondleiding door de cel (COO 2)

Nederlandse samenvatting

Rondleiding door de cel

Anatomie / fysiologie. Team anatomie/fysiologie AFI1. Anatomie / fysiologie / pathologie. Cxx53 1 en 2. Milieu interieur Uitwisseling van stoffen

Samenvatting (Nederlands)

Nederlandse samenvatting

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn

Nederlandse samenvatting voor geïnteresseerden buiten het vakgebied

Oefenvragen Mens tot Cel

Membranen. Het intracellulaire en het extracellulaire definiëren. Het definiëren van celorganellen (interne membranen).

Samenvatting. Het heterogene membraan - van lipide domeinen tot de effecten van kromming

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen

Samenvatting. Figuur 2

Nederlandse Samenvatting

Moleculaire mechanismen. De connectie tussen interacties van eiwitten en activiteiten van cellen

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS?

B2 Zelf cellen bekijken Preparaat om cellen door een microscoop te bekijken maak je eerst een preperaat

NEDERLANDSE SAMENVATTING 204 VOOR LEKEN


Een rondleiding door de cel (COO 2)

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen

2. mitochondriën leveren de benodigde energie. Eiwit-flagellen zogen voor de beweging van staart

vwo hormoonstelsel 2010

Cellen in het lichaam.

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel

-receptoren in celmembranen van bepaalde neuronen. Na binding van de neurotransmitter GABA aan een GABA A

Nederlandse samenvatting voor geïntereseerden buiten dit vakgebied

Benzodiazepinen. Eindexamen vwo biologie pilot 2014-II

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 hoofdstuk 5

Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) van uur

3 anatomie en fysiologie, een inleiding. de celstructuur en functie. Martini_6ed_H03.indd 68 05/03/15 14:13

Studentnummer: Schrijf je naam en studentnummer op elk vel. Omcirkel het juiste antwoord.

1 (~20 minuten; 20 punten)

Nederlandse samenvatting

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS

Chapter 8. Nederlandse Samenvatting. voor niet-biologen

Intermezzo, De expressie van een eiwit.

Sphingolipids, rafts and multidrug resistance Hinrichs, Joann Wilhelm Jakob

hij deze richting heeft bepaald, hoe zorgt hij dan dat hij ook daadwerkelijk begint te bewegen? Om dit soort vragen te beantwoorden moeten we nog

Nederlandse samenvatting

_met_antwoorden.pdf. Tentamen met antwoorden. Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen Spierfysiologie

Studentnummer: Schrijf je naam en studentnummer op elk vel. Omcirkel het juiste antwoord.

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel

signaaltransductie cascades geactiveerd worden. Dit biedt de mogelijkheid om zowel het gedrag van actine als de regulerende signaaltransductieroutes

mitochondria kern vet Het verschil in functie van witte en bruine vetcellen komt tot uiting in de verschillen in bouw van beide celtypen.

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

Cellen en hoe ze werken

kanaalstroom in individuele cellen

Theorie Module Cellen

Citation for published version (APA): Geertsma, E. R. (2005). What lies between: functional interfaces in a dimeric transporter. s.n.

Stamcellen zijn ongedifferentieerde cellen die zich blijven delen. Drie verschillende stamcelbronnen zijn:

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel. 20 februari dr. Brenda Casteleyn

Een verhaal van twee eiwitten: de functies van YidC en YidD in de vorming van membraaneiwitten in de bacterie Escherichia coli.

Vraag 1. Een element heeft als elektron configuratie 1s 2 2s 2 2p 6 3s 2 3p 2. Met welk element correspondeert deze elektron configuratie?

Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 2, 3, 4 en 5 van Unit 1 van Biology, Campbell,10 e druk Versie

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008

Praktische opdracht Biologie Cellen

HOE WERKT EEN IONKANAAL?

Oefententamen CAT ( )

Inhoud. Leerplan

Studiehandleiding Biochemie I

1. Een orgaan waarbij stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 en 2

Celstofwisseling II (COO 5) Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 en 10 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie

KANKER EN KANKERONDERZOEK

VIII Samenvatting voor alle anderen

Lapp-top cursus Natuurkunde 2. Beweging in de cel op nanoschaal bekeken

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen?

CURSUS1001B Bio-organische Chemie, Biochemie & Celbiologie. TENTAMEN1001B (Deeltoets 2) VERSIE oktober :00-11:00

Tentamen Celbiologie. DATUM TIJD 14 tot 17 uur ZAAL N109 Wentgebouw. Beantwoord elk onderdeel op een apart vel. Veel succes!

Transcriptie:

Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015 Vragen bij COO over hoofdstuk 11, 12 en 17 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk Membranen 1. Je wordt gevraagd een kunstmatige membraan te maken. Deze moet qua vorm en functie sterke overeenkomsten vertonen met een echte celmembraan. A. Welke drie typen moleculen ga je gebruiken? B. Stel een membraan samen in de ruimte die hieronder is aangegeven. C. Wat is de functie van cholesterol in de membraan? D. Geef een aantal functies van glycoproteïnen in de membraan. 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 1

2. Dit is een detail van de plasmamembraan van een dierlijke cel. Benoem de onderdelen. 3. De gebieden van een transmembraan eiwit die in de membraan gelegen zijn hebben voornamelijk één bepaalde secundaire structuur. Welke is dat? 4. Naast transmembrane en integrale membraaneiwitten zijn er ook perifere membraaneiwitten. Hoe zijn deze aan de membraan verbonden? 5. Membranen zijn vloeibaar: de lipiden vertonen een grote laterale beweging. De vloeibaarheid van de membraan bepaalt onder andere de permeabiliteit. De vloeibaarheid wordt bepaald door externe omstandigheden, maar kan door de cel ook gereguleerd worden door de samenstelling van de membraan te veranderen. A. Welke externe factor bepaalt de vloeibaarheid van een membraan? B. Met welke veranderingen aan de samenstelling van de membraan kan de cel de vloeibaarheid ervan beïnvloeden? 2

6. Het is mogelijk om cellen van verschillende organismen met elkaar te laten versmelten (met behulp van een virus). Na zo'n drie kwartier bij kamertemperatuur blijken de eiwitten uit de beide membranen zich als gevolg van diffusie volledig verdeeld te hebben over de totale membraan van de gefuseerde cel. Hier zie je een grafiek waarin de mate van verdeling na 40 minuten is uitgezet tegen de temperatuur. Teken in de grafiek hoe deze zal veranderen als beide membranen meer onverzadigde vetzuren bevatten. 7. Als cellen van verschillende organismen met elkaar versmelten, verdelen de eiwitten uit de beide membranen zich gelijkmatig over de membraan van de gefuseerde cel. Sommige eiwitten blijven op een bepaalde plek in de membraan. Hierdoor ontstaan gebieden met een speciale functie: de membraandomeinen. Er zijn vier manieren waarop de eiwitten op een bepaalde plaats in de membraan gehouden worden. Noem deze. 1: 2: 3: 4: Membraantransport 8. In deze grafiek is de permeabiliteitscoëfficiënt (in cm per seconde) weergegegen van verschillende moleculen voor passage door een synthetische lipide-dubbellaag. Waarom hebben K+ en Na+ zo'n lage permeabiliteit? 3

9. (Volgorde deelvragen kan verschillen in COO) A. Hydrofobe en zeer kleine ongeladen moleculen verplaatsen zich afhankelijk van de concentratiegradiënt door de celmembraan. Hoe heet dit proces? B. Hydrofiele moleculen, dus ook water, verplaatsen zich afhankelijk van de concentratiegradiënt door de membraan met behulp van transporteiwitten. Hoe heet dit proces? C. Sommige moleculen verplaatsen zich tegen de concentratie- gradiënt in met behulp van transporteiwitten, die fungeren als een pomp. Hoe heet dit proces? D. Voor welke processen is ATP nodig? 10. A. Natrium-ionen worden via vergemakkelijkt transport uitgewisseld met de omgeving. De richting van het transport is onder andere afhankelijk van het concentratieverschil. Wat bepaalt nog meer de richting van transport voor natriumionen? B. De richting van het transport van natriumionen door de celmembraan is afhankelijk van het concentratieverschil en het potentiaalverschil, samen de elektrochemische gradiënt. Alle cellen hebben een potentiaalverschil over de plasmamembraan staan: het cytoplasma is negatief geladen vergeleken met de extracellulaire vloeistof. Normaal is de concentratie natriumionen buiten de cel veel hoger (bijna 10 ) dan intracellulair. Werken beide grootheden samen of werken ze elkaar tegen bij transport van Na + de cel in? Potentiaalverschil: Concentratieverschil: C. Normaal is de concentratie kalium-ionen buiten de cel veel lager dan intracellulair. Geef ook aan hoe beide grootheden werken bij transport van K + de cel in. Potentiaalverschil: Concentratieverschil: 4

D. De richting van het vergemakkelijkt transport van natrium-ionen door de celmembraan is afhankelijk van de elektrochemische gradiënt. Deze zorgt voor een transport de cel in. Toch blijft het concentratieverschil over de plasmamembraan gehandhaafd. Door welk mechanisme wordt dit verschil gehandhaafd? 11. A. Glucose wordt via het darmepitheel vanuit het lumen van de darm getransporteerd naar de extracellulaire vloeistof. De concentratie glucose in het darmepitheel is hoog, dus dit moet via actief transport. Welk transportmechanisme gebruikt de epitheelcel om glucose op te nemen? B. Wat is de drijvende kracht achter dit transportmechanisme? C. Glucose wordt via het darmepitheel vanuit het lumen van de darm getransporteerd naar de extracellulaire vloeistof. Welk transportmechanisme gebruikt de epitheelcel om de glucose af te staan aan het bloed? D. Kost dit hele proces de cel netto energie? E. Wat zorgt ervoor dat de symport-eiwitten zich niet door de membraan naar de andere kant van de cel verplaatsen? 5

Cytoskelet: begrippen Onderstaande 12 vragen verschijnen ad random, dat betekent dat ze niet altijd in dezelfde volgorde komen. 12. Het. bevat een ingewikkeld netwerk van eiwitfilamenten dat voorkomt in het gehele cytoplasma. 13. Het. organiseert de reeks microtubuli die hiervandaan straalsgewijs door het cytoplasma lopen. 14. Aan de voorkant van een kruipende fibroblast steken regelmatig dunne platte extensies uit. Deze. bevatten een dicht netwerk van actinefilamenten. 15. Bewegingen in eukaryote cellen worden opgewekt door. die binden aan actinefilamenten of microtubuli. 16. In de laag net onder de plasmamembraan bevindt zich veel actine. Deze laag noemt men. 17. De hoofdfunctie van. is cellen in staat te stellen mechanische stress het hoofd te bieden wanneer cellen uit elkaar worden getrokken. 18. De. bestaat uit een netwerk van intermediaire filamenten die de binnenkant van de kernenvelop bekleden. 19. Microtubuli zijn opgebouwd uit. 20.. zijn voornamelijk van belang voor de vormverandering van de cel. 21. De microtubuli in ciliën en flagellen starten vanuit het. 22. Het motoreiwit. speelt een belangrijke rol bij de beweging van ciliën en flagellen. 23. De cytoplasmatische intermediaire filamenten zijn zeer stabiel. Dit in tegenstelling tot de. die bij elke celdeling uiteenvallen en vervolgens weer worden opgebouwd. 6

Cytoskelet 24. Hieronder zie je cellen met erin de schematische tekening van een type filament. Zet de naam van het type filament bij elke cel. 25. Hier zie je een schematische weergave van de drie typen filamenten. A. Plaats de functies en eiegenschappen bij de typen filamenten. Microtubuli Intermediaire filamenten Actinefilamenten B. Wat is het meest stabiele cytoskelet-element? 26. Je wilt tubuline zichtbaar maken in cellen. Je hebt tot je beschikking: - een objectglaasje waarop cellen groeien. - konijn-anti-tubuline - geit-anti-muis met een fluorescerende groep - geit-anti-konijn met een fluorescerende groep - fixatief - detergens Geef de onderdelen in de juiste volgorde aan die je op het objectglaasje zou pipeteren. Je hebt mogelijk niet alle onderdelen nodig! Tussen elke stap wordt er gespoeld. Bedenk waarom je dit zou moeten doen. 7

27. Geef de foto aan waar cellen behandeld zijn met : A. anti-actine en een fluoriserend antilichaam B. anti-keratine en een fluoriserend antilichaam C. anti-tubuline en een fluoriserend antilichaam 28. Hieronder staan de namen van een aantal celtypen. Zet achter het weefsel waar je een grote dichtheid van een bepaald type filament verwacht het juiste type filament. - delende cellen - Amoebe proteus - huidepitheel - darmspierweefsel 29. Welk onderdeel van het cytoskelet is bij de celdeling betrokken? 30. A. Wat is de voornaamste functie van actinefilamenten? B. Wat is de voornaamste functie van microtubuli? C. Wat is de voornaamste functie van intermediaire filamenten? 8

31. Colchicine en taxol zijn twee stoffen die de groei van tumoren kunnen remmen. Dit doen ze echter op een verschillende manier. A. Colchicine bindt aan tubuline dimeren. Wat is het effect hiervan op de vorming van microtubuli? B. Taxol bindt aan microtubuli. Wat is het effect hiervan op de vorming van microtubuli? 32. Deze cel verkeert in de metafase. Er zijn 3 typen microtubuli: 1. astral microtubuli dienen voor het verankeren van het centrosoom 2. kinetochoor microtubuli trekken de chromosomen uit elkaar 3. polaire microtubuli trekken de centrosomen en de chromosomen nog verder uit elkaar A. Teken de cel die ontstaat als die cel tijdens de metafase wordt behandeld met colchicine. B. Teken nu de cel die ontstaat als die cel tijdens de metafase wordt behandeld met taxol. 33. Hieronder zie je een tubuline-dimeer. Welk molecuul moet op de plaats van de vraagteken komen om deze dimeer in een microtubulus te kunnen inbouwen? 9

34. Hiernaast zie je de motoreiwitten kinesine en dyneïne. Benoem de onderdelen. 35. Hier zie je het motoreiwit. Geef aan hoe het celorganel aan het motoreiwit hecht, en het motoreiwit vervolgens aan de microtubulus hecht. 10