DE BELGISCHE GEPENSIONEERDEN IN KAART GEBRACHT

Vergelijkbare documenten
De Belgische gepensioneerden in kaart gebracht

Deze tekst is een publicatie van de Reeks Working Papers Sociale Zekerheid van de Directie-generaal Beleidsondersteuning van de FOD Sociale Zekerheid.

Uitgerust op rustpensioen

TOEREIKENDE PENSIOENEN VOOR GEPENSIONEERDE HUISHOUDENS

BELGISCHE PENSIOENATLAS 2010

Jaarlijkse statistiek. Rijksdienst voor Pensioenen ~ Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden

Het overlevingspensioen voor jonge weduw(e)n(aars): naar een sociale bescherming zonder deactivering

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

STATISTISCHE STUDIES

Federale Pensioendienst ~

JAARLIJKSE STATISTIEK VAN DE UITKERINGSGERECHTIGDEN

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

De kinderen in België zonder Belgische kinderbijslag

Jaarlijkse statistiek. Rijksdienst voor Pensioenen ~ Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden

JAARLIJKSE STATISTIEK VAN DE UITKERINGSGERECHTIGDEN

JAARLIJKSE STATISTIEK VAN DE UITKERINGSGERECHTIGDEN

STATISTISCHE STUDIES

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

JAARLIJKSE STATISTIEK VAN DE UITKERINGSGERECHTIGDEN

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21

Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden. Federale Pensioendienst ~

Jaarlijkse statistiek. Rijksdienst voor Pensioenen ~ Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden

Jaarlijkse statistiek. Rijksdienst voor Pensioenen ~ Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden

Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden. Federale Pensioendienst ~

Dit document wordt u aangeboden door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid

Jaarlijkse statistiek. Rijksdienst voor Pensioenen ~ Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden

Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden. Federale Pensioendienst ~

Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden. Federale Pensioendienst ~

4 Zelfstandigenpensioenen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Jaarlijkse statistiek. Rijksdienst voor Pensioenen ~ Jaarlijkse statistiek van de van de uitkeringsgerechtigden

Jaarlijkse statistiek. Rijksdienst voor Pensioenen ~ Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden

Nomenclatuur van de socio economische positie vanaf 2003 :

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR

Jaarlijkse statistiek. Rijksdienst voor Pensioenen ~ Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden

Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Welk stelsel? Wanneer met pensioen gaan?

Jaarlijkse statistiek. Rijksdienst voor Pensioenen ~ Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden

Deel 1 Pijlers van het Belgische pensioenstelsel...7 I. De Belgische pensioenpijlers gedefinieerd...9

STATISTISCHE STUDIES

Uitgerust op rustpensioen

Maandelijkse statistiek van de sociale uitkeringen. April Federale Pensioendienst ~

Een terugblik op vijf decennia

Uw pensioen Onze zorg Over de toekomst van uw pensioen. Een initiatief van sp.a Zandhoven 7 mei 2014 Greet van Gool

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Waarborg en Sociaal Fonds Voedingsindustrie Aanvullend pensioen. Wat?

Regeerakkoord: wat is de impact op de pensioenen en de verzekeringsproducten?

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid

3 Werknemerspensioenen

FOCUS "Senioren en het OCMW"

METHODOLOGISCH RAPPORT SECTOREN

1e trimester. 54e jaargang. Belgisch Tijdschrift voor SOCIALE ZEKERHEID

Aanbevelingen die volledig ingewilligd zijn

Voor elke categorie (zie algemene methodenota) van pensioengerechtigden wordt een verdeling opgemaakt.

UITGERUST OP RUSTPENSIOEN. Eindeloopbaan en pensioenvorming in Vlaanderen

STATISTISCHE STUDIES

Statistieken. De combinatie gezin & arbeid volledig ontrafeld. Gezinsposities in de nieuwe basistoepassing

Verhoging van de Inkomensgarantie voor Ouderen op 1 juli 2008

TEWERKSTELLINGS- MAATREGEL JONGERENBONUS

Advies van de Studiecommissie voor de Vergrijzing

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 5;

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Ombudsdienst Pensioenen

Grenzen jaar 2017 versie 01/01/2017 1

STATISTISCHE STUDIES

FOCUS. De springplank

Grenzen jaar 2016 versie 01/07/2016 1

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid

Grenzen jaar 2015 versie 01/06/2015 1

Vlaamse Gemeenschap KSZ gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank van de sociale Min SZ

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Model 74(93) - Verklaring over de beroepsactiviteit en de sociale uitkeringen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Hoe heeft de sociale zekerheid de crisis doorstaan?

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 15;

IMPACT VAN HET DIENSTENCHEQUESYSTEEM OP DE UITSTROOM UIT DE WERKLOOSHEID

Titel VII. Enkele statistische en financiële gegevens

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Gelet op de aanvraag van de FOD Sociale Zekerheid van 17 maart 2006; Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 17 maart 2006;

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.1 - Oktober

FOCUS Situatie vóór het leefloon

Een handleiding voor de pensioenwetgeving

Grenzen jaar 2018 versie 01/09/2018 1

Directie Human Resources

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

III. Het stelsel voor zelfstandigen C. Statistieken 4. Pensioenen (RVP)

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 2 Evolutie van het aandeel van de werkloze gezinshoofden

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting

Vrouw en pensioen. Jean MOUREAUX. Rijksdienst voor Pensioenen Financiële studies

Maandelijkse tewerkstellingsbarometer in België RSZ juni Barometer van de loontrekkende tewerkstelling in België

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Gelijkgestelde periodes in de pensioenopbouw bij werknemers

BERAADSLAGING NR 04/022 VAN 6 JULI 2004 M.B.T.

Focus. Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen

Transcriptie:

WORKING PAPER SOCIALE ZEKERHEID Nr 6 DE BELGISCHE GEPENSIONEERDEN IN KAART GEBRACHT DEEL : DE WETTELIJKE PENSIOENBESCHERMING JOS BERGHMAN GISELDA CURVERS SOFIE PALMANS HANS PEETERS CENTRUM VOOR SOCIOLOGISCH ONDERZOEK (CESO) KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN

Deze tekst is een publicatie van de Reeks Working Papers Sociale Zekerheid van de Directie-generaal Beleidsondersteuning van de FOD Sociale Zekerheid. De Working Papers Sociale Zekerheid verzamelen papers, onderzoeksrapporten, informatiedocumenten en analyses van de Directie-generaal Beleidsondersteuning van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. Deze reeks heeft als doelstelling de kennis, die door of in opdracht van de Directie-generaal Beleidsondersteuning geproduceerd wordt, te communiceren naar de buitenwereld en daarmee bij te dragen tot een groter inzicht en een betere werking van de Sociale Zekerheid in België. Tom Auwers, Directeur-generaal ISSN 78-59 D/7/Nr. Editor/ Directie-generaal Beleidsondersteuning FOD Sociale Zekerheid Victor Hortaplein 4, bus 6 Brussel dgstrat@minsoc.fed.be Enkel de auteurs zijn verantwoordelijk voor de ondertekende inzendingen of voor de stukken die worden overgenomen met vermelding van de bron. De inhoud van de bijdragen in deze publicatie geeft niet noodzakelijk het standpunt of de mening weer van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. Redactieverantwoordelijke: dr. Koen Vleminckx, coördinator Evolutie Sociale Bescherming

Working Paper SOCIALE ZEKERHEID Nr 6 DE BELGISCHE GEPENSIONEERDEN IN KAART GEBRACHT Deel : De wettelijke pensioenbescherming Jos Berghman Giselda Curvers Sofie Palmans Hans Peeters Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CeSO) Katholieke Universiteit Leuven

i Inhoudstafel Inhoudstafel... i Inhoudstafel tabellen... ii Inhoudstafel grafieken... iii Inleiding... Hoofdstuk. Het Pensioenkadaster als gegevensbron voor pensioenonderzoek. Een administratieve pensioengegevensbank.... Welke pensioengegevens?.... Voordelen van de gebruikte data... 5 4. Integratie van het Pensioenkadaster in het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming... 7 Hoofdstuk. De Belgische gepensioneerden in kaart gebracht... 9. De gepensioneerde bevolking in België... 9. Overzicht van de gepensioneerden met een Belgisch pensioen... 4.. Vergelijking van verschillende categorieën gepensioneerden... 4... Gepensioneerden naar gewest... 7... Recent versus oud gepensioneerden..... Gepensioneerden met enkel een rustpensioen... 4... Gepensioneerden naar gewest...... Recent versus oud gepensioneerden..... Gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen... 8.4. Gepensioneerden met een bijstandsuitkering voor ouderen... 4.4.. Ouderen met een IGO-uitkering... 4.4.. Rustgepensioneerden met een IGO... 48.4.. Overlevingsgepensioneerden met een IGO... 5.4.4. Gepensioneerden met een IGO naar gewest... 5.4.5. Recent versus oud gepensioneerden met een IGO... 54 Hoofdstuk. Een toepassing van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming: Toegelaten arbeid bij Belgische gepensioneerden... 56. Algemeen overzicht... 56. Toegelaten arbeid bij rustgepensioneerden... 6 Besluit... 6 Referenties... 65 Bijlagen... 67 Schema. Verdeling van de gepensioneerde bevolking naar subgroep, woonplaats en geslacht, absolute aantallen, 4..7 Schema. Verdeling van de gepensioneerde bevolking naar subgroep, gewest en geslacht, absolute aantallen, 4..85

ii Inhoudstafel tabellen Tabel. Gepensioneerde bevolking naar woonplaats, geslacht en leeftijd, absolute aantallen en percentages, 4... Tabel. Verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht, absolute aantallen en percentages, 4...4 Tabel. Verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen en gewest, absolute aantallen en percentages, 4...7 Tabel 4. Verdeling van de recent en oud gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht, percentages, 4... Tabel 5. Verdeling van de gepensioneerden naar soort rustpensioen en geslacht, absolute aantallen en percentages, 4... 5 Tabel 6. Verdeling van de gepensioneerden met een zuiver rustpensioen werknemer en zelfstandige naar tarief van het pensioen en geslacht, percentages, 4... 8 Tabel 7. Verdeling van de gepensioneerden naar soort overlevingspensioen en geslacht, absolute aantallen en percentages, 4... 9 Tabel 8. Verdeling van de gepensioneerden naar soort overlevingspensioen en gewest, absolute aantallen en percentages, 4... 4 Tabel 9. Verdeling van de gepensioneerden met een IGO naar al dan niet cumulatie met een pensioen en geslacht, 4... 4 Tabel. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO naar soort overlevingspensioen, bij overlevingsgepensioneerden met een IGO, 4... 5

iii Inhoudstafel grafieken Grafiek. Leeftijdsverdeling naar geslacht, percentages, 4... Grafiek. Verdeling van de Belgische gepensioneerden naar soort pensioen, percentages, 4. Grafiek. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en geslacht, 4... 5 Grafiek 4. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en gewest, 4... 8 Grafiek 5. Verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen, gewest en geslacht, percentages, 4...9 Grafiek 6. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en gewest, gepensioneerde mannen, 4... Grafiek 7. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en gewest, gepensioneerde vrouwen, 4... Grafiek 8. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen voor recent en oud gepensioneerde mannen, 4... Grafiek 9. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen voor recent en oud gepensioneerde vrouwen, 4... Grafiek. Verdeling van de gepensioneerden naar soort rustpensioen, percentages, 4... 4 Grafiek. Gemiddeld pensioenbedrag in euro naar soort rustpensioen, 4... 5 Grafiek. Gemiddeld pensioenbedrag in euro naar soort rustpensioen en geslacht, 4... 6 Grafiek. Gemiddeld rustpensioen in euro van gepensioneerden met zuiver pensioen als werknemer en zelfstandige naar tarief van het pensioen en geslacht, 4... 9 Grafiek 4. Verdeling van de gepensioneerden naar soort rustpensioen en gewest, percentages, 4... Grafiek 5. Gemiddeld rustpensioen in euro naar soort rustpensioen en gewest, 4... Grafiek 6. Verdeling van de recent en oud gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht, percentages, 4... Grafiek 7. Gemiddeld rustpensioen in euro voor recent en oud gepensioneerde mannen, 4.. Grafiek 8. Gemiddeld rustpensioen in euro voor recent en oud gepensioneerde vrouwen, 4.. Grafiek 9. Verdeling van de recent en oud gepensioneerden naar soort rustpensioen en gewest, percentages, 4...5 Grafiek. Gemiddeld maandelijks pensioenbedrag in euro voor rustgepensioneerde werknemers naar gewest, 4...6 Grafiek. Gemiddeld maandelijks pensioenbedrag in euro voor rustgepensioneerde zelfstandigen naar gewest, 4...7 Grafiek. Gemiddeld maandelijks pensioenbedrag in euro voor rustgepensioneerde ambtenaren naar gewest, 4...7 Grafiek. Verdeling van de gepensioneerden naar soort overlevingspensioen, percentages, 4... 8 Grafiek 4. Gemiddeld pensioenbedrag op maandbasis in euro naar soort overlevingspensioen, 4... 4 Grafiek 5. Gemiddeld pensioenbedrag op maandbasis in euro naar soort overlevingspensioen en gewest, alle overlevingsgepensioneerden, 4...4 Grafiek 6. Verdeling van het aantal IGO-trekkers naar al dan niet cumulatie met een pensioen, percentages, 4...4

iv Grafiek 7. Aandeel gepensioneerden met een IGO bij alle gepensioneerden naar soort pensioen, 4... 46 Grafiek 8. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO naar geslacht en al dan niet cumulatie van IGO met pensioen, alle gepensioneerden met een IGO, 4... 47 Grafiek 9. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen alle rustgepensioneerden naar soort rustpensioen, 4...48 Grafiek. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk rustpensioen en IGO naar soort rustpensioen en geslacht, alle rustgepensioneerden met een IGO, 4... 49 Grafiek. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen alle overlevingsgepensioneerden naar soort overlevingspensioen, 4... 5 Grafiek. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen alle gepensioneerden naar soort pensioen en gewest, 4... 5 Grafiek. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO naar soort IGO en gewest, alle gepensioneerden met een IGO, 4...5 Grafiek 4. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen recent en oud gepensioneerden naar soort pensioen, 4... 54 Grafiek 5. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO, recent en oud gepensioneerden met een IGO, 4... 55 Grafiek 6. Aandeel gepensioneerden met een toegelaten arbeidsactiviteit naar het soort pensioen en geslacht, percentages, 4... 57 Grafiek 7. Aandeel gepensioneerden met een toegelaten arbeidsactiviteit naar het soort pensioen en leeftijd, percentages, 4... 58 Grafiek 8. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort pensioen en gewest, percentages, 4... 59 Grafiek 9. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort rustpensioen en geslacht, percentages, 4...6 Grafiek 4. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort rustpensioen en leeftijd, percentages, 4... 6 Grafiek 4. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort rustpensioen en gewest, percentages, 4... 6

Inleiding Een reeks maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de ouder wordende samenleving en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, maken van pensioenvoorzieningen de inzet van het wetenschappelijke en politieke discours. Niet alleen de stijgende pensioenfactuur baart velen zorgen, maar ook de vraag of de nationale pensioenstelsels in staat zijn om armoede bij gepensioneerden te voorkomen en een adequaat vervangingsinkomen na pensionering te verzekeren. De toegenomen aandacht voor pensioenen staat in scherp contrast met de beperkte informatie die hierover in België beschikbaar is. Het potentieel van de administratieve data wordt niet ten volle benut en de statistieken die er op dit moment uit voortvloeien moeten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Zo maakt de indeling van het Belgische wettelijke pensioenlandschap in drie stelsels dat de nationale pensioeninstanties vaak enkel statistieken publiceren over de afzonderlijke pensioenstelsels zodat er geen duidelijk en volledig beeld kan worden geschetst van het aantal gepensioneerden. Sommige gepensioneerden worden niet in de statistieken opgenomen en anderen worden dubbelgeteld. Ook een gedetailleerde analyse van het globale pensioeninkomen ontbreekt omdat er niet altijd rekening wordt gehouden met gepensioneerden die verschillende pensioenen cumuleren. Met het beschikbaar stellen van de administratieve gegevensbank het Pensioenkadaster werd een belangrijke stap gezet in het pensioenonderzoek. Aan de hand van een analyse van deze administratieve databank kan een groot deel van de kloof worden overbrugd tussen de vraag naar en beschikbaarheid van informatie die nodig is om het pensioendebat ten gronde te voeren. In deze working paper wordt op basis van het Pensioenkadaster voor het eerst een volledig en betrouwbaar beeld geschetst van alle gepensioneerden in België en hun wettelijk pensioeninkomen. Deze working paper bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt het Pensioenkadaster als pensioengegevensbank voorgesteld. Er wordt toegelicht waarom het Pensioenkadaster wordt bijgehouden, hoe de gegevens worden verzameld, welke informatie er wordt opgenomen en vooral wat de voordelen van deze gegevens zijn voor het pensioenonderzoek in vergelijking met andere databronnen. In het tweede deel wordt de gepensioneerde bevolking in België in kaart gebracht. Eerst wordt een algemeen beeld geschetst van de totale gepensioneerde bevolking. Daarna wordt vervolgens meer in detail ingegaan op de situatie van gepensioneerden met respectievelijk een rustpensioen, een overlevingspensioen en een Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO). In het derde deel wordt de meerwaarde van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming geïllustreerd aan de hand van de problematiek van toegelaten arbeid na pensionering. Door verschillende administratieve databronnen te koppelen wordt het mogelijk om zicht te krijgen op welke gepensioneerden hun pensioen aanvullen met een inkomen uit arbeid. In het kader van het AGORA-project AG/FF/84 van het Federaal Wetenschapsbeleid werd het Pensioenkadaster voor het eerst beschikbaar gesteld voor wetenschappelijk onderzoek. De Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid financierde verder onderzoek op basis van het Pensioenkadaster in het project 'Het Pensioenkadaster als instrument voor statische rapportering en beleidsondersteunend onderzoek'. Dit project heeft als doel om het Pensioenkadaster toegankelijk en gebruiksklaar te maken voor pensioenonderzoek en een studie te verrichten naar eerste- en tweedepijlerpensioenen in België. De working paper kwam tot stand in het kader van dit laatste project.

Hoofdstuk. Het Pensioenkadaster als gegevensbron voor pensioenonderzoek Alvorens de gepensioneerden in België in kaart te brengen, wordt in dit hoofdstuk eerst de databron voorgesteld waarop de analyses werden uitgevoerd. Hier wordt toegelicht wat het Pensioenkadaster is, welke gegevens er in worden bewaard en vooral wat het belang is van de gegevensbank als instrument voor pensioenonderzoek. Daarnaast wordt dieper ingegaan op de koppeling van de pensioengegevens aan andere administratieve databanken in het kader van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming.. Een administratieve pensioengegevensbank Het Pensioenkadaster is een administratieve gegevensbank waarin informatie wordt bewaard over de uitgekeerde eerste- en tweedepijlerpensioenen in België. Concreet bevat het Pensioenkadaster voor de volledige gepensioneerde bevolking alle gegevens over de eerste- en tweedepijlerpensioenen vanaf januari 998 en de gegevens over de pensioenen uitgekeerd in de vorm van een kapitaal vanaf oktober 98. Hiermee is het Pensioenkadaster op dit ogenblik de grootste actuele administratieve databank van België. Het Pensioenkadaster werd in 996 opgericht door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) met het oog op de inning van volgende sociale en fiscale bijdragen op pensioenen: de ZIV-inhouding van,55%, de solidariteitsbijdrage en de bedrijfsvoorheffing. 4 Voor de technische ondersteuning en de inzameling van de pensioengegevens wordt een beroep gedaan op Smals-MvM, de instelling die de databank beheerd in opdracht van de RVP en het RIZIV. Aangezien de sociale en fiscale bijdragen op pensioenen worden berekend op basis van het Pensioenkadaster, is het belangrijk dat deze gegevensbank actueel wordt gehouden. Daarom zijn alle instellingen die pensioenen uitbetalen er wettelijk toe verplicht de specificaties hiervan mee te delen aan Smals-MvM. Het kadaster wordt met andere woorden gevoed door de aangiften van de uitbetalende pensioeninstellingen. Voor elke betaling van een pensioen moet er een aangifte worden ingediend waarin zowel de pensioenkenmerken van de uitkering, de persoonskenmerken van de begunstigde als de bedragen van de fiscale en sociale inhoudingen worden opgenomen. Wanneer de pensioeninstellingen niet aan hun aangifteplicht voldoen, worden zij gesanctioneerd. Het Pensioenkadaster bevat informatie over daadwerkelijk uitbetaalde pensioenvoordelen in de eerste en tweede pijler en niet over bijdragen die door werkgevers en werknemers werden geleverd voor de opbouw van een pensioenreserve. Het Pensioenkadaster mag dan ook niet verward worden met de nieuwe gegevensbank voor aanvullende pensioenen die zal worden opgericht in navolging van de beslissing van de Ministerraad van 5 mei 6 (Programmawet van 7 december 6, B.S., 8 december 6 en Koninklijk Besluit van 5 april 7 tot uitvoering van artikel 6 van de programmawet van 7 december 6, B.S., 6 mei 7). De nieuwe databank zal informatie centraliseren van private pensioeninstellingen over de opbouwfase van het tweedepijlerpensioen. Een samenvoeging van deze informatie met de gegevens van de publieke pensioenadministraties, moet de burger toelaten om op elk ogenblik tijdens de loopbaan een compleet beeld te krijgen van zijn latere pensioen (eerste en tweede pijler). Het RIZIV bewaart reeds sinds 98 pensioengegevens om de ZIV-inhouding te kunnen berekenen. Met de invoering van de solidariteitsbijdrage was de pensioengegevensbank van het RIZIV echter aan herziening toe. In 996 werd daarom besloten tot de oprichting van een nieuwe pensioengegevensbank. Sinds staat het Pensioenkadaster als administratieve pensioengegevensbank op punt en zijn de gegevens betrouwbaar. 4 Art. 65, Wet van 9 april 996 houdende sociale bepalingen, B.S., april 996.

Het grote aantal pensioeninstellingen dat de input levert voor het kadaster en de enorme hoeveelheid gepensioneerden waarop deze input betrekking heeft, maken van het Pensioenkadaster een zeer omvangrijke dataset met heel wat records of observatieeenheden en variabelen. De aangegeven pensioenbetalingen vormen de records van de databank, de pensioen- en persoonskenmerken in de aangiften vormen de variabelen.. Welke pensioengegevens? Begin jaren tachtig werd het concept van de drie pijlers ontwikkeld om het samengaan van de private en publieke elementen binnen de sociale zekerheid te begrijpen (Gieselink, Peeters, Van Gestel, Berghman & Van Buggenhout, ). Dit pijlersysteem kan ook worden toegepast op het Belgische pensioenstelsel. De eerste pijler wordt dan gevormd door de wettelijke pensioenstelsels waarbij alle werknemers, zelfstandigen en ambtenaren verplicht zijn aangesloten. Ze omvat al de pensioenregelingen die door de overheid worden georganiseerd en waarvan de financiële stromen worden gecontroleerd door publieke instellingen. De pensioenen van de tweede pijler zijn arbeidsgebonden voorzieningen en worden georganiseerd op het niveau van de onderneming, de bedrijfstak of de beroepsgroep. De relevante financiële stromen worden hier gecontroleerd door private instellingen en de overheid komt slechts op onrechtstreekse wijze tussenbeide. De derde pijler, ten slotte, onderscheidt zich van de tweede pijler doordat ieder individu, ongeacht zijn professioneel statuut, hieraan vrij kan deelnemen. Ze omvat die pensioenvoorzieningen, die weliswaar door de overheid worden gereglementeerd, maar waarvoor het initiatief volledig bij het individu ligt. Enkel de eerste- en tweedepijlerpensioenen zijn onderworpen aan de sociale en fiscale bijdragen en worden dus in het Pensioenkadaster opgenomen. De eerstepijlerpensioenen, die worden geregistreerd in het Pensioenkadaster, omvatten alle rust-, overlevings- en invaliditeitspensioenen ten laste van het Belgische pensioenstelsel. 5 Ook de ouderdoms- en weduwenrenten moeten worden aangegeven. Deze renten worden uitgekeerd aan werknemers of aan weduwen 6 van werknemers die nog hebben bijgedragen aan het vroegere wettelijke kapitalisatiestelsel. Daarnaast worden alle rust- en overlevingspensioenen ten laste van een buitenlandse pensioeninstelling of een supranationale instelling in het Pensioenkadaster opgenomen. 7 De gepensioneerden zijn immers verplicht om de pensioenen die ze in het buitenland hebben opgebouwd aan te geven. Op die pensioenen zelf kunnen geen inhoudingen worden verricht, maar zij worden wel mee in rekening genomen bij de berekening van de inhoudingen op de Belgische pensioenen. In werkelijkheid zouden echter weinig gepensioneerden op de hoogte zijn van de aangifteplicht. 5 Art. KB van 5 september 98 tot uitvoering van art. 9 lid 7 Wet gecoördineerd op 4 juli 994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, B.S., september 98; Art. KB van 8 oktober 994 ter uitvoering van art. 68 van de wet van maart 994 houdende sociale bepalingen, B.S., 9 december 994. 6 Er worden geen renten toegekend aan de weduwnaars uit hoofde van de activiteit van de overleden echtgenoten. 7 Art. KB van 5 september 98, B.S., september 98; Art. KB van 8 oktober 994, B.S., 9 december 994.

4 Ook de tweedepijlerpensioenen voor werknemers en zelfstandigen zijn verplicht aan te geven pensioenen. De tweede pijler voor werknemers omvat de collectieve en individuele pensioentoezeggingen en de sectorpensioenstelsels. Wanneer een pensioenrecht dat werd opgebouwd in een van deze regelingen vóór de pensioenleeftijd wordt opgenomen, moet dit evenzeer worden aangegeven aan het Pensioenkadaster (RIZIV, ). Vroegtijdige afkopen van een kapitaal, zoals deze opnames vaak worden genoemd, kwamen voor de Wet op Aanvullende Pensioenen (WAP) bijvoorbeeld vaak voor wanneer een werknemer de onderneming verliet. 8 Binnen de tweede pijler voor zelfstandigen worden het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ), het aanvullende pensioen voor bepaalde vrije beroepen en het aanvullend pensioen voor de zelfstandige bedrijfleiders opgenomen. In verband met de VAPZ-pensioenen dienen - wat hun registratie in het Pensioenkadaster betreft - echter een aantal bemerkingen te worden gemaakt. Aangezien de wet niet duidelijk is over de vraag of de VAPZ-pensioenen al dan niet onderworpen zijn aan de ZIV-inhouding van,55 %, is de inhouding onderwerp van discussie tussen het RIZIV en de uitbetalende pensioeninstellingen. 9 Terwijl het RIZIV van mening is dat de inhouding wel moet worden toegepast, verzet de Belgische Beroepsvereniging voor Verzekeringsondernemingen (Assuralia) zich hiertegen. Hierdoor wordt deze inhouding in de praktijk niet altijd doorgestort aan het RIZIV (Vereycken, ) en worden bijgevolg de VAPZ-pensioenen niet altijd aangegeven aan het Pensioenkadaster. Naast de verplicht aan te geven pensioenen bevat het Pensioenkadaster ook (pensioen)uitkeringen die niet worden onderworpen aan de sociale en fiscale bijdragen. Ten eerste bevat het kadaster de vakantiegelden, verwarmingstoelagen en herwaarderingspremies uitgekeerd in de eerste pijler. Ten tweede wordt ook de informatie over de uitkeringen in de sociale bijstandsregelingen bewaard. Dit zijn het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB), de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) en de Tegemoetkomingen aan Mindervaliden. Deze laatste sociale bijstandsregeling omvat de aanvullende tegemoetkoming, de tegemoetkoming ter aanvulling van het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden en de tegemoetkoming voor hulp aan derden. De pensioenvoorzieningen die niet onder het toepassingsgebied van de socialezekerheids-inhoudingen vallen en dus niet worden opgenomen in het Pensioenkadaster zijn: () de individuele levensverzekeringen en het pensioensparen uit de derde pijler, () de voordelen toegekend in het raam van vervroegde uittredingsmaatregelen zoals het brugpensioen en () de tweedepijlerpensioenen die bij overlijden van de begunstigde worden toegekend aan een ander persoon dan de overlevende echtgeno(o)te of kinderen. 8 Sinds de WAP is de minimale pensioenleeftijd voor het tweedepijlerpensioen in principe 6 jaar. De opname van het tweedepijlerpensioen vanaf 6 blijft ook mogelijk als het wettelijk pensioen pas later ingaat (bijvoorbeeld op 65 jaar). Vóór de WAP konden afkopen worden voorzien op vroegere leeftijden. Omdat de nieuwe minimale pensioenleeftijd een grote ommekeer betekent in vergelijking met de vroegere afkoopmogelijkheden werden in de WAP een aantal overgangsmaatregelen voorzien. De nieuwe pensioenleeftijd zal voor alle bestaande pensioentoezeggingen pas volledig uitwerking krijgen vanaf. Voor nieuwe pensioentoezeggingen geldt de minimale pensioenleeftijd wel onverkort (De Brabanter, Gieselink, Petry, Roels & Stevens, 4). 9 Art. 9 lid, 7 Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 4 juli 994, B.S., 7 augustus 994. Art. K.B. van 6 december 996 tot wijziging van de wet van maart 994 houdende sociale bepalingen, B.S., 4 december 996. Het VAPZ is uitdrukkelijk vrijgesteld van de solidariteitsbijdrage. De wet van maart heeft het Gewaarborgd Inkomen voor bejaarden vervangen door de Inkomensgarantie voor Ouderen. De kapitalen die bij overlijden worden uitgekeerd aan een andere persoon dan de overlevende echtgeno(o)t(e) of kinderen, vormen geen aanvulling op een wettelijk pensioen en worden dan ook niet beschouwd als aanvullende voordelen zoals bepaald in art. KB van 5 september 98; B.S., september 98 en art. KB van 8 oktober 994, B.S., 9 december 994.

5. Voordelen van de gebruikte data Het Pensioenkadaster kan als instrument van sociaalbeleidsgericht onderzoek een belangrijke bijdrage leveren aan het huidige pensioendebat. Het kadaster is een pensioengegevensbank die heel wat voordelen heeft ten opzichte van de totnogtoe beschikbare data. De databanken, studies en surveys die in het verleden werden gebruikt, kennen immers elk hun eigen beperkingen en met de gegevens moet dikwijls voorzichtig worden omgesprongen. Het Pensioenkadaster biedt voor vele van deze beperkingen een oplossing. Een eerste belangrijk voordeel is dat de gegevensbank informatie bevat over de pensioenen opgebouwd in zowel het wettelijke stelsel van de werknemers, het stelsel van de zelfstandigen als dat van het overheidspersoneel. Op basis van het Pensioenkadaster kunnen we dus voor het eerst over volledige informatie beschikken over gepensioneerden die een gemengde loopbaan achter de rug hebben. Verder in dit rapport zal blijken dat deze gepensioneerden een belangrijke groep vormen. De huidige statistieken geven geen omvattend beeld van de gepensioneerden met een gemengde loopbaan. Wel belichten afzonderlijke statistieken telkens slechts informatie over één stelsel. Bij de berekening van het gemiddelde werknemerspensioen wordt bijvoorbeeld enkel rekening gehouden met de uitkeringen uit het werknemersstelsel. Gepensioneerden die een werknemerspensioen cumuleren met uitkeringen in andere stelsels worden volledig geteld in deze berekeningen, hoewel het werknemerspensioen slechts een deel van hun volledige pensioen uitmaakt. Hierdoor trekken zij het gemiddelde werknemerspensioen naar omlaag. Aan de hand van de gegevens uit het Pensioenkadaster kan dus voor het eerst het totale wettelijke pensioeninkomen van de gepensioneerden worden berekend. Dat de totnogtoe beschikbare statistieken een aantal dubbeltellingen niet kunnen lokaliseren en dus ook niet kunnen vermijden, is een tweede beperking van de huidige data die met het Pensioenkadaster kan worden opgelost. In de databank is het immers wel mogelijk om gepensioneerden die verschillende pensioenen cumuleren, op te sporen en bijgevolg verdwijnt het risico op onnauwkeurige gegevens omwille van dubbeltellingen. Zo kan er bijvoorbeeld een onderscheid worden gemaakt tussen rust- en overlevingspensioenen. In de meeste statistieken wordt iemand die zowel een rust- als een overlevingspensioen cumuleert in de cijfers van beide regelingen opgenomen en op die manier dus twee keer geteld. In het Pensioenkadaster kunnen deze en andere dubbeltellingen worden vermeden. Een derde voordeel behelst het feit dat het Pensioenkadaster tal van gegevens bevat die in andere statistieken of surveys niet worden geregistreerd of bevraagd, zoals de pensioenen opgebouwd in het buitenland, vakantiegelden en verwarmingstoelagen toegekend in de eerste pijler en de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) en het Gewaarborg Inkomen voor Bejaarden (GIB) in de socialebijstandsregelingen. Daarenboven bevatten de administratieve gegevens informatie over de volledige gepensioneerde bevolking. Vergeleken met bestaande surveys, heeft het Pensioenkadaster naast de gepensioneerden in een privaat huishouden ook betrekking op het niet onbelangrijk aandeel van de gepensioneerden die in collectieve huishoudens wonen zoals de rust- en verzorgingstehuizen. In was ongeveer 6 procent van de bevolking van 65 jaar en ouder gedomicilieerd in een collectief huishouden (8% vrouwen, % mannen). Voor de subgroep van 75 jaar en ouder was het overeenstemmende percentage procent (5% vrouwen, 6% mannen) (Strategisch rapport voor de Sociale Bescherming en Insluiting 6-8, p. 6).

6 Een vierde belangrijk voordeel is dat het Pensioenkadaster de enige databank is die betrouwbare informatie over zowel de eerste als de tweede pensioenpijler bevat. Om de tweedepijlerpensioenen te onderzoeken, kan ook gebruik worden gemaakt van surveydata. Maar de literatuur leert dat inkomensvragen in een survey een hoge mate van non-respons met zich meebrengen. In het kader van de aanvullende voorzieningen kan men verwachten dat die nog groter is omwille van de complexiteit hiervan. Aan de hand van het Pensioenkadaster kunnen wel betrouwbare en representatieve analyses op feitelijke gegevens worden verricht aangezien de data met betrekking tot de tweede pijler door de uitbetalende pensioeninstellingen zelf worden aangeleverd. Bovendien laten de gegevens toe om de voorzieningen uit de twee pijlers aan elkaar te koppelen op persoonsniveau. Dat zowel uitkeringen in rente als uitkeringen in kapitaal in het Pensioenkadaster worden geregistreerd, is een laatste belangrijk voordeel. De huidige statistieken geven immers steeds een oververtegenwoordiging van de rentetrekkers binnen de tweede pijler. Hoewel de meerderheid van de tweedepijlerpensioenen in België wordt uitgekeerd in de vorm van een eenmalig kapitaal, wordt er in surveys meestal geen rekening gehouden met de aanvullende kapitaaluitkeringen ontvangen in het verleden. Als zodanig wordt het aantal mensen dat een aanvullend voordeel krijgt in een bepaald jaar gelijkgesteld met de mensen die in dat jaar een uitkering in rente ontvangen en zij die dat jaar een uitkering in kapitaal ontvangen. Echter, een uitkering in kapitaal is eenmalig terwijl een uitkering in rente dat niet is. Uit onderzoek blijkt dat zelfs wanneer uitdrukkelijk gepeild wordt naar mogelijke kapitaaluitkeringen in het verleden, de surveydata niet betrouwbaar zijn (Peeters, Verschraegen, Debels, Brosens, Van Gestel & Berghman, 5). Op basis van het Pensioenkadaster kunnen deze kapitaaluitkeringen in het verleden wel in de analyses worden opgenomen. De informatie over de kapitaaluitkeringen gaat immers terug tot oktober 98.

7 4. Integratie van het Pensioenkadaster in het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming Het Pensioenkadaster is als administratieve gegevensbank geïntegreerd in het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming (DWH AM & SB). Dit is een samenwerkingsverband tussen verschillende socialezekerheidsinstellingen. De socialezekerheidsinstellingen brengen administratieve gegevens samen over de arbeidsmarkt en de sociale bescherming in een datawarehouse zodat enerzijds de exploitatie van de gegevensbanken wetenschappelijk kan worden ondersteund en anderzijds de toegang tot de administratieve databanken kan worden vergemakkelijkt voor onderzoek. Het Datawarehouse heeft tot doel efficiënter te kunnen inspelen op gegevensaanvragen van onderzoeksinstellingen en de overheid. Het samenwerkingsverband Datawarehouse Arbeidsmarkt startte in 999 met 6 instellingen en werd gaandeweg uitgebreid tot het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming met 5 deelnemende socialezekerheidsinstellingen. 4 Het beheer van het Datawarehouse werd toevertrouwd aan de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ). De wetenschappelijke ondersteuning wordt verleend door het Steunpunt WSE, het Centre de Sociologie du travail, de l'emploi et de la Formation van de ULB en het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CeSO) van de K.U. Leuven (KSZ, 7a). Het Datawarehouse bevat socio-economische gegevens van alle personen die gekend zijn bij één of meerdere van de deelnemende socialezekerheidsinstellingen. Via een opzoeking in het Rijksregister worden ook de gezinsleden waarmee deze personen samenwonen opgenomen in de populatie van het DWH AM & SB. Hiermee dekt het Datawarehouse sinds meer dan 97% van de Belgische bevolking. De ontbrekende personen zijn deze die niet gekend zijn via een gezinslid én bovendien - als loontrekkende werken bij een werkgever die niet bijdrageplichtig is bij de RSZ of RSZPPO 5 of - gekend zijn bij de RVA maar geen uitkering ontvangen 6 of - een uitkering krijgen van de FOD Sociale Zekerheid als mindervalide of - huisvrouw of -man zijn (KSZ, 7b). Op basis van het Datawarehouse ontwikkelde de KSZ samen met de ondersteunende onderzoeksteams basistoepassingen. Dit zijn geaggregeerde statistische standaardtabellen waarin rond bepaalde thema s gegevens worden gekoppeld uit verschillende databronnen van het datawarehouse. Het grote voordeel van de basistoepassingen is dat zij toegankelijker en gebruiksvriendelijker zijn dan de omvangrijke administratieve databanken waarop zij zijn gebaseerd. De basistoepassingen worden vanaf voor elk kwartaal aangeboden. Er bestaan nu reeds basistoepassingen en sinds bevatten deze ook de gepensioneerde bevolking. 4 De 5 deelnemende instellingen zijn: CIMIRe, FAO, FBZ, KSZ, NIC, POD Maatschappelijke Integratie, PDOS, RIZIV, RKW, RSVZ, RSZ, RSZ-PPO, RVA, RVP en VDAB/FOREM/BGDA/ADG. 5 Dit zijn bijvoorbeeld personen die zijn aangesloten bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid, grensarbeiders die in het buitenland werken, huishoudpersoneel, internationale functionarissen en diplomaten, etc. 6 De vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden en de schoolverlaters die (nog) geen wachtuitkering ontvangen zijn dus niet opgenomen in het DWH AM & SB.

8 In het tweede deel van dit rapport worden de analyses gepresenteerd die werden uitgevoerd aan de hand van de basistoepassingen en het Pensioenkadaster. Basistoepassing, die hiertoe werd gebruikt, omvat de volledige gepensioneerde bevolking in België zoals die was gekend op de laatste dag van het vierde kwartaal in 4. De analyses op basis van het Pensioenkadaster werden uitgevoerd op een steekproef van gepensioneerden die in 4 een pensioenuitkering ontvingen. 7 Op basis van deze analyses worden de gepensioneerden in België en hun wettelijk pensioeninkomen in kaart gebracht. De koppeling van de gegevens uit het Pensioenkadaster aan andere administratieve data in de basistoepassingen biedt heel wat nieuwe onderzoeksmogelijkheden. Zo laat een koppeling van de pensioengegevens aan arbeidsmarktgegevens toe om toegelaten arbeid bij gepensioneerden te onderzoeken. Dit wordt geïllustreerd in het derde deel van dit rapport. 7 Voor meer informatie over de steekproef van gepensioneerden uit het Pensioenkadaster zie Palmans, Peeters & Berghman, 6.

9 Hoofdstuk. De Belgische gepensioneerden in kaart gebracht. De gepensioneerde bevolking in België Tabel geeft een overzicht van de gepensioneerde bevolking in België naar woonplaats, geslacht en leeftijd. Dit zijn alle personen die in 4 een wettelijk pensioen hebben ontvangen. In 4 telde België.4. gepensioneerden. Uitgedrukt als percentage van de totale Belgische bevolking (n=.655.69) betekent dit dat 9 procent oftewel één op vijf Belgen in 4 gepensioneerd was. 8 De overgrote meerderheid van de Belgische gepensioneerden woont in België (9%). Zeven procent van de gepensioneerden woont in het buitenland en voor een kleine twee procent is de woonplaats onbekend. Van de gepensioneerden die in België wonen, heeft 6 procent zijn woonplaats in het Vlaams Gewest, een derde in het Waals Gewest en een kleine tien procent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De gewestverdeling in de gepensioneerde bevolking sluit dicht aan bij de gewestverdeling in de totale bevolking. De vergelijking van beiden, toont toch een lichte oververtegenwoordiging van Vlaanderen (6% t.o.v. 58%) in de gepensioneerde bevolking in vergelijking met Wallonië (% t.o.v. %) en Brussel (8% t.o.v. 9%). Vergeleken met de gelijke genderverdeling in de totale bevolking (5 procent voor de vrouwen en 49 procent voor de mannen), zijn de vrouwen lichtjes oververtegenwoordigd bij de gepensioneerden. 54 procent van de gepensioneerden is vrouw, 46 procent is man. Dit wordt ook geïllustreerd door het grotere aandeel gepensioneerden in de totale vrouwelijke bevolking dan in de mannelijke bevolking, respectievelijk procent en 8 procent. Het grotere aandeel vrouwen in de gepensioneerde bevolking wordt verklaard door enerzijds een vroegere pensionering en anderzijds, een later overlijden. Zo blijkt uit de analyses dat 6 procent van de gepensioneerden ouder dan 75 jaar vrouw is. Uit de leeftijdsverdeling blijkt dat 5 procent van de gepensioneerden jonger is dan 65 jaar. Een kleine 45 procent van de gepensioneerden bevindt zich in de leeftijdsklassen tussen de 65 en 75 jaar en maar liefst twee van de vijf gepensioneerden is ouder dan 75 jaar. Het aandeel gepensioneerden in de totale bevolking stijgt gestaag naarmate de leeftijd stijgt. Van de personen tussen de 55 en 6 jaar is vier op tien gepensioneerd, in de leeftijdsklasse van 65 tot 7 jaar acht op tien en vanaf 7 jaar ontvangt 9 procent van de bevolking een pensioen. De resterende ouderen die geen pensioen ontvangen zijn naar alle waarschijnlijkheid bejaarde vrouwen waarvan de echtgenoot een gezinspensioen ontvangt. 8 Deze cijfers werden bekomen op basis van de Basistoepassingen 4 van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming.

Tabel. Gepensioneerde bevolking naar woonplaats, geslacht en leeftijd, absolute aantallen en percentages, 4 % Variabele N % gepensioneerden in totale bevolking 9 Woonplaats België.86.9 9 8 Vlaams Gewest..69 54 8 Waals Gewest 6.66 8 Brussels Hfdst Gewest 55.56 8 6 Buitenland 4.7 7 54 Onbekend 6.948 4 Geslacht Man 9. 46 8 Vrouw.5.984 54 Onbekend 99 Leeftijd -45.9 45-49 8.9 5-54 9.5 4 55-59 5.75 8 6-64.7 4 65-69 4.889 8 7-74 44.99 88 75+ 86.95 4 9 Onbekend 8.8 Totaal.4. 9 Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 4 9 In deze kolom wordt het aantal gepensioneerden in een bepaalde subgroep uitgedrukt als percentage van het totale aantal personen in deze subgroep. Op deze wijze wordt het belang van de gepensioneerden in de totale bevolking of een subgroep ervan duidelijk. Bijvoorbeeld het aantal gepensioneerden in België als percentage van de totale Belgische bevolking, het aantal gepensioneerde mannen ten opzichte van het totale aantal mannen in België etc. Dit hoge percentage is een artefact van de manier waarop de bevolking in het DWH AM&SB is opgebouwd (cf. Hoofdstuk ). Sociale uitkeringen worden doorgaans niet uitgekeerd in het buitenland. Doordat pensioenuitkeringen sociale uitkeringen zijn die, behoudens uitzonderingen, wel in het buitenland kunnen worden verstrekt, vertegenwoordigen de gepensioneerden een zeer groot aandeel van de buitenlanders gekend bij de Belgische sociale zekerheidsinstellingen.

Grafiek geeft de leeftijdsverdeling van de gepensioneerden naar geslacht. Hieruit blijken grote verschillen in de leeftijdstructuur van de gepensioneerde mannen en vrouwen. De genderverhouding in de gepensioneerde bevolking verschilt meer bepaald in de volgende drie leeftijdsgroepen: tot de leeftijd van 65 jaar, van 65 jaar tot 75 jaar en vanaf 75 jaar. Grafiek. Leeftijdsverdeling naar geslacht, percentages, 4 5 45 45 4 5 6 Percentage 5 5 6 7 4 9 5 9-45 45-49 5-54 55-59 6-64 65-69 7-74 75+ Leeftijd Man Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 4 Vrouw Tot de leeftijd van 65 jaar hebben de vrouwen een duidelijk overwicht in de gepensioneerde populatie. Deze grotere instroom van vrouwen op jongere leeftijd kent voornamelijk twee verklaringen. Allereerst is er nog steeds een verschil in de pensioenleeftijd van mannen en vrouwen. In 4 bedroeg de wettelijke pensioenleeftijd 6 jaar voor vrouwen en 65 jaar voor mannen. Daarenboven is het voor de overlevende echtgeno(o)t(e) mogelijk om vanaf de leeftijd van 45 jaar (of uitzonderlijk vroeger) een overlevingspensioen te ontvangen. Uit vorig onderzoek is gebleken dat deze mogelijkheid vaker wordt benut door weduwen dan weduwnaars (Taelemans, Peeters, Curvers & Berghman, 7, p. 4). In ontving 8 procent van de weduwen jonger dan 65 jaar een overlevingspensioen. Bij de mannen bedroeg dit slechts 4 procent. In de leeftijdsklasse van 65 jaar tot 75 jaar zijn de mannen in de meerderheid. Dit is een gevolg van de regelgeving omtrent het gezinspensioen. Om recht te hebben op het verhoogde gezinstarief mag de echtgenote immers geen of slechts een beperkt inkomen uit arbeid of sociale zekerheid hebben. Vaak is het dan ook voordeliger om te verzaken aan het lagere pensioeninkomen van de vrouw, zodat de echtgenoot het pensioen aan gezinstarief kan ontvangen. Hierdoor daalt het relatieve aandeel vrouwen in vergelijking met de mannen.

Na 75 jaar daalt het aandeel mannen en zijn de vrouwen weer de grootste bevolkingsgroep in de gepensioneerde populatie. Zoals reeds werd aangehaald, zorgt de hogere levensverwachting van vrouwen ervoor dat zij later uitstromen uit de gepensioneerde bevolking en dus langer gepensioneerd blijven in vergelijking met de mannelijke gepensioneerden. In bedroeg de levensverwachting op 65 nog jaar voor een vrouw en 6 jaar voor een man (Raad van Europa, 4, p. 5). Tot hiertoe werd de gepensioneerde bevolking behandeld als één homogeen geheel en werd geen onderscheid gemaakt naar de aard van het ontvangen pensioen. In het verdere verloop van het onderzoek zal echter blijken dat er grote verschillen bestaan in het profiel van de verschillende soorten gepensioneerden. Zo moet vooreerst een onderscheid worden gemaakt tussen de gepensioneerden die hun pensioen in België hebben opgebouwd en zij die dit, omwille van een tewerkstelling in het buitenland, onder een buitenlands regime hebben gedaan. Uit de analyses blijkt dat de overgrote meerderheid van de gepensioneerden (86%) zijn pensioen volledig heeft opgebouwd in België. Een relatief grote groep (4%) combineert een Belgisch pensioen met een buitenlands rust- en/of overlevingspensioen. Slechts een kleine één procent van de gepensioneerden heeft enkel recht op een pensioen dat werd opgebouwd in het buitenland. In wat volgt wordt de onderzoekspopulatie beperkt tot enkel de gepensioneerden die hun pensioen volledig in België hebben opgebouwd. Doordat hun pensioenen onder de Belgische wetgeving ressorteren, wordt het mogelijk om de resultaten te duiden vanuit het specifieke Belgische institutionele kader. Grafiek verdeelt de gepensioneerden met een Belgisch pensioen naar het soort pensioen dat ze ontvangen. Algemeen kunnen vier soorten pensioenen worden onderscheiden: het rustpensioen, het overlevingspensioen, de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) of het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB), en tot slot een restcategorie die onder andere de wezenpensioenen uit het ambtenarenstelsel omvat. Zoals blijkt uit de grafiek, kunnen de verschillende pensioenen onderling worden gecumuleerd. Er bestaan grote verschillen in het relatieve belang van de verschillende categorieën gepensioneerden op basis van het soort pensioen. De overgrote meerderheid van de gepensioneerden ontvangt enkel een rustpensioen (67%). Iets meer dan tien procent van de gepensioneerden ontvangt een overlevingspensioen en 5 procent onder hen cumuleert een rust- met een overlevingspensioen. Tot slot stellen we vast dat in 4 een kleine vijf procent van de gepensioneerden een Inkomensgarantie voor Ouderen of een Gewaarborgd Inkomen voor Ouderen heeft ontvangen al dan niet in combinatie met een rust- en/of overlevingspensioen. De personen met een pensioen uit de restcategorie maken slechts, procent uit van de totale gepensioneerde bevolking en werden bijgevolg niet opgenomen in grafiek. Omwille van dit geringe relatieve belang wordt de restcategorie ook in het vervolg van de analyses buiten beschouwing gelaten.

Grafiek. Verdeling van de Belgische gepensioneerden naar soort pensioen, percentages, 4 HOOFDSTUK PARAGRAAF. OVERLEVINGS- PENSIOEN % ZUIVER IGO/GIB % RUST- EN OVERLEVINGSPENSIOEN 6% IGO/GIB 5% IGO/GIB EN RUSTPENSIOEN % RUSTPENSIOEN 67% IGO/GIB EN OVERLEVINGSPENSIOEN % HOOFDSTUK PARAGRAAF. HOOFDSTUK PARAGRAAF.4 Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 4

4. Overzicht van de gepensioneerden met een Belgisch pensioen In wat volgt wordt dieper ingegaan op het profiel en het wettelijk pensioeninkomen van de gepensioneerden die hun pensioen volledig onder Belgische wetgeving hebben opgebouwd (cf. grafiek ). In een eerste paragraaf (..) worden de gepensioneerden nader bekeken en onderling vergeleken. Vervolgens wordt de specifieke situatie binnen de verschillende categorieën gepensioneerden meer in detail besproken. In de drie overige paragrafen komen achtereenvolgens de rustgepensioneerden (..), de overlevingsgepensioneerden (..) en de gepensioneerden met een bijstandsuitkering voor ouderen (.4.) aan bod... Vergelijking van verschillende categorieën gepensioneerden Tabel geeft de verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht. Hieruit blijkt duidelijk dat mannen en vrouwen in het algemeen aanspraak maken op een andere soort pensioen. 95 procent van de gepensioneerde mannen ontvangt uitsluitend een rustpensioen, terwijl bij de vrouwen slechts 4 procent enkel een rustpensioen ontvangt. Voor de gepensioneerde vrouwen is, daarentegen, een belangrijke rol weggelegd voor het overlevingspensioen, al dan niet in combinatie met een rustpensioen (5%). Het grote verschil tussen mannen en vrouwen kan dus in grote mate worden teruggebracht tot het genderverschil in het ontvangen van het overlevingspensioen. Tot slot moet ook worden opgemerkt dat relatief gezien dubbel zoveel vrouwen aanspraak maken op een IGO/GIB als mannen. De pensioenen die mannen en vrouwen ontvangen weerspiegelen bijgevolg de verschillen in hun arbeidsmarktgedrag. Tabel. Verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht, absolute aantallen en percentages, 4 Soort Totaal Man Vrouw pensioen N % N % N % RP.65.65 66 75.99 95 4.985 4 OP 5.65.7.6 RP+OP 86.89 6.94 7.8 8 IGO/GIB 86.9 5 4.55 6.75 6 Totaal.75.7 79.654 959.4 Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 4 Dit percentage is hoogst waarschijnlijk nog een overschatting van het aantal rustgepensioneerde vrouwen daar de gepensioneerden met een echtscheidingspensioen niet kunnen worden onderscheiden en dus worden gerekend tot de groep van rustgepensioneerden. Op januari genoten in het werknemersstelsel alleen.86 vrouwen van een echtscheidingspensioen. Ter vergelijking, bij de mannen bedroeg dit aantal. (Torfs, 4, p. ). De gepensioneerden in de categorie IGO/GIB ontvangen de bijstandsuitkering voor gepensioneerden ofwel zuiver, ofwel in combinatie met een rust- en/of overlevingspensioen. Omwille van de leesbaarheid wordt in grafieken en tabellen niet verwezen naar de mogelijkheid van cumulatie met een ander pensioen.

5 In grafiek worden aan de verschillende soorten pensioenen de gemiddelde maandelijkse pensioenbedragen gekoppeld. In 4 ontving een gepensioneerde gemiddeld 99 euro per maand. Achter dit algemeen gemiddelde bedrag zit echter veel variatie verscholen naargelang het soort pensioen dat de gepensioneerde ontvangt. Grafiek. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en geslacht, 4 6 4 6 88 7 54 5 99 955 959 Euro 8 8 8 6 68 6 78 595 4 Totaal RP OP RP+OP IGO/GIB Totaal Man Vrouw Bron: Pensioenkadaster, 4 De gepensioneerden met enkel een rustpensioen hebben het hoogste pensioeninkomen van gemiddeld.7 euro per maand, gevolgd door de gepensioneerden die een rust- en overlevingspensioen cumuleren (.54 euro) en de gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen (955 euro). De gepensioneerden die een Inkomensgarantie voor Ouderen of een Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden ontvangen, al dan niet in combinatie met een ander pensioen, hebben het laagste gemiddeld maandbedrag van 6 euro. De hoogte van het pensioenbedrag verschilt substantieel tussen mannen en vrouwen. Uit grafiek blijkt dat gepensioneerde mannen steeds een hoger pensioen ontvangen dan gepensioneerde vrouwen. De enige uitzondering op dit patroon geldt voor de gepensioneerden die enkel een overlevingspensioen hebben.

6 Beide vaststellingen kunnen worden verklaard door het verschil in arbeidsmarktprestatie tussen mannen en vrouwen. Doordat mannen een volledigere en betere arbeidsmarktcarrière uitbouwen dan vrouwen hebben zij betere pensioenrechten waaraan hogere pensioenbedragen zijn gekoppeld (Debels, Peeters, Verschraegen & Berghman, 6). Zo blijkt uit een recent onderzoek naar de toegang tot het minimumpensioen in de werknemersregeling dat 56 procent van de gepensioneerde vrouwen voldoet aan voltijds, gewerkte jaren. Bij de gepensioneerde mannen, daarentegen, voldoet 97 procent aan de gestelde loopbaanvereiste van voltijdse jaren (Palmans, Peeters & Berghman, 7, pp. -4). Dezelfde redenering gaat op voor het overlevingspensioen dat gebaseerd is op de loopbaan van de overleden echtgeno(o)t(e). Vrouwen hebben vaak minder pensioenrechten opgebouwd waardoor hun pensioenen en de hiervan afgeleide overlevingspensioenen van de weduwnaars lager uitvallen. Het gemiddelde pensioenbedrag is een nuttige synthesemaat maar verbergt natuurlijk variatie in de werkelijke uitkeringen van de gepensioneerden. Een analyse van de variatiecoëfficienten (VC) van de gemiddelde pensioenbedragen maakt het mogelijk om na te gaan in welke mate de verschillende soorten pensioenen variëren in de hoogte van het pensioenbedrag. Hieruit blijkt duidelijk dat de bedragen van de rustpensioenen (VC=.69) meer variëren dan de overlevingspensioenen (VC=.49) of de combinatie rust- en overlevingspensioen (VC=.8). De verklaring hiervoor is het verschil in variatie tussen de pensioenen gebaseerd op een mannelijke dan wel een vrouwelijke loopbaan. Zo vertonen de rustpensioenen van de mannen (VC=.57) veel minder variatie dan de rustpensioenen van de vrouwen (VC=.9). Hetzelfde geldt voor de overlevingspensioenen van de vrouwen (VC=.48) in vergelijking met die van de mannen (VC=.79). Mannen hebben een meer gestandaardiseerde loopbaan dan vrouwen waardoor de spreiding van het pensioenbedrag kleiner is. De grotere variatie in de pensioenbedragen van vrouwen is dan ook een weerspiegeling van de diversiteit in vrouwelijke loopbanen. De variantiecoëfficiënt is een gestandaardiseerde maatstaf voor de relatieve spreiding in een verdeling. De variantiecoëfficiënt wordt bekomen door de standaardafwijking te delen door het gemiddelde. Hierdoor wordt het mogelijk om verdelingen met sterk uiteenlopende gemiddelden onderling te vergelijken.