Aan: Dhr. Teulings (VOTOB) Dhr. Wijbrands (VNPI) Mevr. Zaaier (VOPAK) Dhr. Tijssen (BLN) Dhr. Kasteel (CBRB) Dhr. Mol (Interstream Barging) Regeling praktische uitvoering en toepassing van eenheidstransport Scheepsafvalstoffenbesluit. Regeling voor het invullen van de losverklaring (tankvaart) bij overslaginrichtingen en voor vervoerders na lossen RWS Verkeer- en Watermanagement Ondersteuning Operaties (OO) Boompjes 200 3011 XD Rotterdam Postbus 556 3000 AN Rotterdam T 010 402 62 00 www.rijkswaterstaat.nl Contactpersoon P.J. Spuij Adviseur nautische handhaving T 06-31011516 peter.spuij@rws.nl Datum 8 januari 2016 Bijlage(n) Geachte branche-vertegenwoordigers, Op 25 september 2015 jl. heeft er met u een bespreking plaatsgevonden bij Rijkswaterstaat Rotterdam om een oplossing te vinden voor de problematiek die zich voordoet na het lossen van tankschepen bij overslaginrichtingen. De wettelijke verplichtingen -gesteld vanuit het Scheepsafvalstoffenbesluit- aan overslaginrichtingen en vervoerders sluiten niet aan bij de logistieke werkelijkheid na lossen van vloeibaar product. Met deze regeling wordt beoogd om een flexibele toepassing mogelijk te maken van wettelijke bepalingen uit het Scheepsafvalstoffenverdrag (SV) en het Scheepsafvalstoffenbesluit (SB) zonder hiermee inbreuk te maken op de werking en het doel van deze regelgeving. Eenheidstransport In artikel 58 van het Scheepsafvalstoffenbesluit (SB) is bepaald dat een schip kan worden ingezet voor eenheidstransporten wanneer er een verklaring van eenheidstransport kan worden getoond na lossing. De verlader heeft dan vrijstelling van schoonmaakverplichtingen na het lossen van betreffend tankschip. In praktijk komt een dergelijke verklaring maar weinig voor omdat zij ziet op slechts één opdrachtgever met opdracht voor een bepaalde duur met eenzelfde product en schip en biedt dus geen oplossing voor opeenvolgende transportenvan dezelfde of verenigbare producten- met opdracht van verschillende verladers. In praktijk komt dit het meest voor. Situaties na lossen van vloeibaar product De situaties in de logistieke keten die zich voordoen na het lossen van een vloeibaar product kunnen als volgt worden weergegeven: Wel vervolgopdracht 1. Vervolglading is wel bekend en niet verenigbaar; procedure van toepassing conform voorgeschreven losstandaard behorend bij de Stoffenlijst SV/SB, dit is over het algemeen een was- procedure (S); 2. Vervolglading wel bekend en verenigbaar, eenheidstransport kan Pagina 1 van 6
Geen vervolgopdracht worden toegepast volgens een soepel regime ; 3. Vervolglading is niet bekend bij het beëindigen van het losproces bij de overslaginrichting, er bestaat echter een gerede kans dat er een opdracht met eenzelfde of verenigbare lading wordt aangeboden, wassen is hier niet milieuvriendelijk en kosteninefficiënt maar wel juridisch verplicht (zie onder: geen vervolgopdracht); 4. Vervolglading is niet bekend en door het enkel ontgassen en ventileren ontstaat een schoon schip ( thans nog toepasbaar in gebiedsdelen zonder verbod); Inhoud regeling Instructie bij: wel vervolgopdracht Ad 1. Handelen conform voorgeschreven wetgeving door overslaginrichting. Losstandaard die behoort bij het product wordt ingevuld waarbij het toewijzen van een ontvangstinrichting to de verplichtingen behoort. Verlader is kostenverantwoordelijk. Schipper is gehouden naar de ontvangstvoorziening te varen die is toegewezen door de overslaginrichting. Het is mogelijk dat de schipper tijdens de vaart zelf het schip (technisch) kan en wil wassen en ontgassen,( mits dit met toestemming en in opdracht van de verlader gebeurt), en het water verzamelt aan boord in de sloptank. Na een aantal reizen zal de sloptank moeten worden geledigd en het waswater worden afgegeven aan een ontvangstinrichting. De schipper vult de losverklaring aan in vak 11 A-D voor de per keer ontstane hoeveelheden waswater en draagt zorg en eindverantwoordelijkheid voor het aanbieden van de losverklaringen bij de ontvangstvoorziening t.b.v. inname. De ontvangstvoorziening tekent voor inname en hoeveelheid in het daarvoor bestemde vak op de losverklaring(en). De verantwoordelijkheid en verplichting voor de kosten van afgifte en inname van waswater is per geloste partij voor de desbetreffende verlader in de hoeveelheden zoals op desbetreffende losverklaring door de schipper is vermeld. Ad 2. Toegestaan wordt dat bij een verenigbaar of opeenvolgend identiek product de vervoerder ook kan volstaan met een (schriftelijke) bevestiging van opvolgende verlader dat het product als verenigbaar kan worden beschouwd en dat deze verlader afziet van oplevering volgens de oorspronkelijke losstandaard na lossen bij de (huidige) overslaginrichting. Dit is veelal in de minerale- en chemikalienvaart een was procedure (S) welke wordt aangemerkt als een bijzondere behandeling in het kader van het SB. De vervoerder toont dit aan bij de overslaginrichting met een geprinte mail of opdracht waarin dan de opvolgende verlader verklaart dat er eenheidstransport
gevaren kan worden en dat hij afziet van oplevering volgens losstandaard behorende bij het geloste product. De verklaring gaat achter het te administreren exemplaar( losverklaring) bij de overslaginrichting en geldt als een bescheid als bedoeld in artikel 60 van het SB. De in artikel 58 vereiste gegevens onder lid 1 onder punt 1,2 en 3 zijn tenminste vermeld op dit vormvrije bescheid. De overslaginrichting vult in dit geval vak 6 (eenheidstransporten) in en omdat het hier om verschillende opdrachtgevers gaat- vak 7 A. Het nalenzen wordt hier verplicht gesteld omdat het vervoerde lading van een incidentele opdrachtgever en/of eigenaar betreft. De uitzondering van (schoonmaak)verplichtingen als bedoeld in artikel 59 letter a is hier dan niet van toepassing. Instructie bij: geen vervolgopdracht Ad 3. Wanner er geen vervolgopdracht beschikbaar is en er geen schriftelijke bevestiging als bedoeld onder ad 2. kan worden getoond, is de overslaginrichting wettelijk verplicht om het schip namens de verlader op te leveren conform de Stoffenlijst (welke rechtstreeks van toepassing is op SB).Dit betekent in beginsel bij de petrochemie dat een S-(was) procedure van toepassing is na lossing van het vloeibare product en namens de verlader dient te worden georganiseerd door de overslaginrichting. Komt er na het verlaten van de overslaginstallatie tijdens de vaart alsnog een opdracht om eenzelfde of compatibel lading te laden, dan hecht de schipper deze opdracht aan de losverklaring van de overslaginstallatie. Hieruit blijkt dat hij niet onnodig hoeft te gaan wassen In deze opdracht staan tenminste gegevens zoals bedoeld in artikel 58 SB onder lid 1 onder punt 1,2 en 3 Als voorzieningen voor wassen bij de overslaginstallatie ontbreken, wordt een was procedure niet voor de kant bij de overslaginstallatie uitgevoerd, maar zal de schipper een ontvangstvoorziening worden toegewezen (artikel 33 juncto 47 SB). Met het toewijzen van deze voorziening kan een schip in beginsel rechtstreeks naar een ontvangstvoorziening vertrekken om daar op kosten van de verlader te worden gewassen. De overslaginstallatie organiseert dit vanuit de SV/SB verplichting, maar is niet kostenverantwoordelijk. Het is mogelijk dat de schipper tijdens de vaart zelf het schip (technisch) kan en wil wassen en ontgassen,( mits dit met toestemming en in opdracht van de verlader gebeurt), en het water verzamelt aan boord in de sloptank. Na een aantal reizen zal de sloptank moeten worden geledigd en het waswater worden afgegeven aan een ontvangstinrichting. De schipper vult de losverklaring aan in vak 11 A-D voor de per keer ontstane hoeveelheden waswater en draagt zorg en eindverantwoordelijkheid voor het aanbieden van de losverklaringen bij de ontvangstvoorziening t.b.v. inname. De ontvangstvoorziening tekent voor inname en hoeveelheid in het daarvoor bestemde vak op de losverklaring(en). De verantwoordelijkheid en verplichting voor de kosten van afgifte en inname van waswater is per geloste partij voor de desbetreffende verlader in de hoeveelheden zoals op desbetreffende losverklaring door de schipper is vermeld. Ad 4.
Toepassing gelijk aan ad 3. met dien verstande dat bij het eventuele ontgassen en ventileren hiervan vermelding wordt gemaakt in de wettelijk verplichte (ADN) reisregistratie. Reisregistratie geldt in alle gevallen en voor alle producten die worden ontgast en beperkt zich niet tot de producten genoemd onder 8.1.11 ADN. De toepassing van het ontgassen is slechts nog beperkt geografisch mogelijk omdat ontgassen regionaal al is verboden voor benzeen en per 2016 ook voor 10% benzeen houdende stoffen. Een verbod tot ontgassen van een verboden stof volgens ADN, of een regionaal afgekondigd provinciaal verbod houdt automatisch in dat- afhankelijk van de geografische werking van dat verbod- niet tijdens de vaart mag worden gewassen en ontgast en is daarmee strafbaar gesteld. Behandeling van restanten na lossing Product in lekbakken wordt als overslagresten aangemerkt (artikel 1 lid 3 letter f SB). Product in laadarmen behoort tot de (rest)lading (artikel 1 lid 3 letter h SB). Beiden dienen zo veel als mogelijk door middel van nalossen (artikel 1 lid 3 letter i SB) te worden toegevoegd aan de geloste lading door de overslaginrichting om het ontstaan van afval te voorkomen ( verplichting volgt uit artikel 41 en 43 SB). Invullen Losverklaring Toelichting: Voor alle situaties hierboven geldt dat de losverklaring door de overslaginrichting wordt ingevuld met inachtneming van de losstandaard die behoort bij het geloste product. Dit is in beginsel een procedure (S). Dit geldt ook voor ontgassen (situatie ad 4.) en ook wanneer er nog geen vervolglading bekend is (situatie ad 3) De verplichting om na te lenzen geldt in alle gevallen en is standaard procedure. De enige uitzondering hierop is wanneer er eenheidstransport wordt gevaren in opdracht van één verlader die gedurende een aaneengesloten periode hetzelfde of verenigbaar product laat vervoeren met eenzelfde binnenvaarttanker. (dan hoeven de vragen 7 tot en met 9 niet te worden ingevuld op de losverklaring) De inspanningsverplichting om een ontvangstvoorziening/ inrichting toe te wijzen wanneer niet bij de overslaginrichting wordt gewassen of wanneer er geen vervolglading bekend is en een compatibel vervolglading wordt verwacht, blijft evenals het nalenzen- telkens de verantwoordelijkheid van de overslaginrichting. Uitzondering: In situatie ad 2. geldt dat bij het overleggen van een schriftelijk bescheid dat voldoet aan het daar gestelde, eenheidstransport in vak 6 mag worden ingevuld door de overslaginrichting. Nalenzen is ook hier een aanvullende verplichting omdat het een opvolgende en dus andere verlader betreft die niet met ladingsrestanten van een vorige verlader mag worden belast. Vak 7 en 8 moeten verplicht worden aangekruist en het nalenzen is verplicht onderdeel van het losproces waarbij de overslaginrichting inspanningen levert om conform bepalingen van het SB/SV de maximaal toegestane hoeveelheden welke mogen resteren in de ladingtank (zie aanhangsel II Uitvoeringsregeling artikel 5.01, onderdeel d )dient te bereiken alvorens het schip mag vertrekken van de overslaginrichting.
De losverklaring tankvaart deel 1 wordt als volgt ingevuld door de overslaginrichting/ ladingontvanger: Bij vraag 2 goederensoort en nummer volgens Stoffenlijst (aanhangsel III); Bij vraag 6 eenheidstransport indien van toepassing; Bij vraag 7 A moet worden aangekruist dat nagelensd is opgeleverd (ook van toepassing bij eenheidstransport voor verschillende verladers en bij voorgenomen ontgassing door schipper/vervoerder); Bij vraag 8 A moet indien van toepassing (overslagresten) worden aangekruist dat product uit lekbak(ken) is ingenomen; Vraag 8 B moet worden aangekruist dat de restlading van de ladingtanks is overgenomen; Vraag 9 C moet worden aangekruist en moet worden aangegeven bij welke ontvangstvoorziening het waswater moet worden ingenomen; Bij vraag 9d moet worden aangegeven als deze aspecten in een vervoersovereenkomst zijn geregeld (kopie aanwezig achter losverklaring ter controle DCMR/ RUD) De losverklaring tankvaart deel 2 wordt als volgt ingevuld door de schipper/ vervoerder: Bij vraag 12 wordt bevestigd dat de vakken 1 tot en met 10 juist zijn ingevuld; Bij vraag 13 gaat het vak opmerkingen een grotere rol spelen voor de schipper/vervoerder nadat bij de overslaginrichting is geladen en er niet rechtstreeks conform de instructie bij vraag 9 c kan/zal worden gehandeld. De volgende opmerkingen kunnen worden ingevuld bij vraag 13 en deze zullen worden aangemerkt als het voldoen aan een wettelijke verplichting in het kader van het SB VAK OPMERKINGEN PUNT 13 LOSVERKLARING (TANKVAART) 1 Ladingtanks zullen worden ontgast 1 en geventileerd. Vastlegging vindt plaats in reisregistratie 2 2 Ladingtanks zullen tijdens de vaart worden gewassen en/of ontgast 3, het. waswater wordt verzameld in sloptank of ladingtank. Hoeveelheid en plaats waswater wordt vermeld onder punt 11 A tot en met D van de losverklaring tankvaart. Ontgassen wordt vermeld in reisregistratie 4 3 Ladingtanks worden niet gewassen in verband met mogelijkheid compatibel vervolglading. Indien geen compatibel vervolglading 5 zal alsnog worden ontgast en/ 6 of gewassen worden. Vastlegging ontgassen vindt plaats in reisregistratie 7 1 Mits niet verboden door een verdrag, wet of provinciaal verbod 2 Reisregistratieverplichting als genoemd in artikel 8.1.11 ADN voor alle tankschepen die gebruik maken van de regeling 3 Zie voetnoot 1 4 Zie voetnoot 2 5 Het verstrijken van een termijn van 48 uur na lossing mag als een redelijke termijn worden beschouwd om reinigingsverplichtingen uit te stellen door de verlader 6 Zie voetnoot 1 7 Zie voetnoot 2
Werking regeling en voorwaarden: Deze regeling is een praktische uitvoering van bepalingen uit het SB/ SV en dient als aanvulling op de toepassing van de wettelijke regeling; Deze regeling is bedoeld als nationale toepassing van de voorschriften die voortvloeien uit het Scheepsafvalstoffenbesluit; Indien er sprake is van strijdigheid bij uitvoering van deze regeling met wettelijke bepalingen prevaleert de wettelijke regeling. Als wettelijke bepalingen veranderen als gevolg van implementatie van wettelijke bepalingen uit het SV in het SB verliest de uitvoering van deze regeling haar werking indien er (ontgassings) verboden worden afgekondigd. Naar verwachting zal dit ten aanzien van het ontgassen van benzeen en benzeen houdende producten en aanverwante producten binnen enkele jaren het geval zijn. Als deze regeling misbruik van de toepassing van de wettelijke regeling bevorderd en haar werking aantast, zal deze regeling worden ingetrokken na overleg met betrokken branchepartijen. Deze regeling kan worden aangevuld of worden uitgebreid dan wel beperkt na overleg met betrokken branchepartijen. Uitvoering van deze regeling maakt het mogelijk om de bestemming en de hoeveelheid waswater welke ontstaan is aan boord van het tankschip na reiniging, te volgen tot aan de eindbestemming i.c. verwerking bij een ontvangstinrichting of afgifte aan een erkend inzamelaar. Deel 3 van de losverklaring wordt afgetekend bij de ontvangstvoorziening of inzamelaar en bewaard aan boord; Uitvoering van deze regeling geeft inzicht in het ontgassen van alle vluchtige ladingsrestanten naar de buitenlucht door verplichte reisregistratie aan boord voor alle te ontgassen stoffen; Uitvoering van deze regeling maakt het mogelijk om flexibiliteit in het logistieke proces te brengen na het lossen van vloeibare lading. Via verplichte reisregistratie kan worden gevolgd of de wettelijke verplichtingen zijn nageleefd; De inhoud van deze regeling is besproken met de Milieudienst Rijnmond (DCMR) op toepasbaarheid in de keten. Als milieubevoegd gezag kan de DCMR instemmen met deze regeling. Rijkswaterstaat VWM draagt zorg voor de berichtgeving aan betrokken handhavende nautische diensten. mr. P.J. Spuij