Datum van inontvangstneming : 28/01/2014

Vergelijkbare documenten
ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 16 november

aan het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 VWEU in het geding tussen:

ECLI:NL:CRVB:2014:738

ECLI:NL:CRVB:2012:BX3745

ECLI:NL:CRVB:2011:BU5122

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:CRVB:2015:4421

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0640

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 1997 *

ECLI:NL:CRVB:2014:1466

ECLI:NL:CRVB:2014:4181

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Werkloze grensarbeider kan alleen in zijn woonland werkloosheidsuitkering krijgen

Datum van inontvangstneming : 28/11/2013

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462

Grensarbeiders en het recht op werkloosheidsuitkeringen: de zaak Mertens

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

ECLI:NL:CRVB:2016:3593

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:CRVB:2017:2462

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 juni 2012 *

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

ECLI:NL:CRVB:2017:2864

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

ECLI:NL:CRVB:2017:221

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

ECLI:NL:CRVB:2015:4216

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K

ECLI:NL:CRVB:2017:2863

Jurisprudentie van het Hof van Justitie 1995 bladzijden I-3551

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

ECLI:NL:CRVB:2014:845

Reactie op prejudiciële vraag 17/01041

ECLI:NL:CRVB:2005:AU5809

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2017:1820

ECLI:NL:CRVB:2017:1692

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 26 november 2009 (*)

1) Overal in de tekst wordt de Commissie van de Europese ( 1 ) Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2012 (nog niet

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 *

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012

tegen Istituto Nazionale della Previdenza (INPS) (verzoek om een prejudiciële beslissing,

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2009, 08/2054 (hierna: aangevallen uitspraak),

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 21 februari 2002 *

ECLI:NL:CRVB:2016:1273

ECLI:NL:CRVB:2017:1859

ECLI:NL:CRVB:2017:172

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 8 mei 2019 *

ECLI:NL:CRVB:2017:2674

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

ECLI:NL:CRVB:2016:5122

ECLI:NL:RBZWB:2016:7846

ECLI:NL:CRVB:2015:2828

ECLI:NL:CRVB:2016:4517

ECLI:NL:CRVB:2014:2994

ECLI:NL:CRVB:2014:1613

ECLI:NL:RBGEL:2013:6000

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

ECLI:NL:CRVB:2016:4970

ECLI:NL:CRVB:2016:1899

ECLI:NL:CRVB:2016:1344

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:CRVB:2015:3138

ECLI:NL:CRVB:2016:3509

Datum van inontvangstneming : 11/06/2015

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:CRVB:2013:1325

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

Date de réception : 10/01/2012

ECLI:NL:CRVB:2015:4650

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT GENERAAL P. CRUZ VILLALÓN van 16 oktober 2014 (1) Zaak C 266/13. L. Kik

ECLI:NL:CRVB:2014:824

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

ECLI:NL:CRVB:2017:95. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1812

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2017:2617

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:CRVB:2014:3821

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 28/01/2014

1017089 WW cu,ua GREFFE lwxembourg 1 C-ö55/A3-0) ~... ---GentraleRaad van Beroep-------~ Meervoudige kamer Verzoek aan het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Partijen: H.J. Mertens, wonende te Enschede (Mertens) de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr 3.5.!l. 1l~.6. Datum verzoek: 9 december 2013 I Luxemburg, 1 2-12 - 2013 '. Fax I Ernail:...d.'... Neergelegd op:..j.ft..j"...j.3 ~oo~ze De Griffier,,~I...,') 0 Maria Manuela erreira Hoofdadministrateur

1017089 WW-P -2- PROCESVERLOOP Namens Mertens heeft mr. BJ. Bloemendal hoger beroep ingesteld. Mr. E.J. Bek heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2013. Mertens is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.T. van der Weert. Het onderzoek is heropend na de zitting. Het Uwv heeft bij briefvan 10 april 2013 een aantal vlagen van de Raad beantwoord. Met een brief van 1 mei 2013 is namens Menens nog-een.---------- -------- aantal nadere stukken ingezonden. Het onderzoek ter zitting heeft vervolgens plaatsgevonden met bericht van verhindering, niet verschenen. op 25 oktober 2013. Partijen zijn, De Raad heeft het onderzoek heropend. In verband met het voornemen om in deze zaak aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) een verzoek om een prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 van het VWEU te doen, is aan partijen een concept-vraagstelling gezonden. Heeft Uwv heeft daarop gereageerd. OVERWEGINGEN l.i. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. 1.2. Mertens is per 1 januari 2003 in dienst getreden bij Saueressig GmbH (Saueressig) te Vreden, Duitsland, in een voltijds dienstverband, zijnde 37,5 uur per week. Dit dienstverband heeft bestaan tot en met 28 februari 2009. Met ingang van 1 maart 2009 is Mertens aansluitend bij ATG Service GmbH (ATG) te Ahaus, Duitsland, voor 10 uur per week in dienst getreden. Zij is al die tijd in Enschede, Nederland, woonachtig geweest. Een aanvraag om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) is door het Uwv afgewezen. Het Uwv meent dat Mertens, op grond van Verordening (EEG) nr. 1408171 (Vo 1408171) aangemerkt moet worden als grensarbeider. Nu zij gedeeltelijk werkloos is geworden dient Mertens in het werkland, zijnde Duitsland, een aanvraag voor een werkloosheidsuitkering te doen. 1.3. De rechtbank is, voor zover van belang, tot het oordeel gekomen dat Mertens onderworpen was aan de wetgeving van Duitsland. 1.4. De aanvraag voor een werkloosheidsuitkering in Duitsland is echter, met een beslissing van 29 april 2009, door de Bundesagentur für Arbeit, afgewezen. De Bundesagentur is op grond van het Duitse Sozialgezetzbuch van mening dat in het geval van Mertens sprake is van een volledig werkloze grensarbeider nu de voortzetting van het dienstverband voor minder uren niet plaatsvindt bij dezelfde werkgever, maar bij een andere werkgever.

1017089 WW-P - 3-1.5. Tegen dit besluit heeft Mertens beroep ingesteld bij het Sozialgericht te MOnster. Dit gerecht heeft, voor zover bekend, nog geen uitspraak gedaan. Europese regelgeving 2.1. Artikel 13, lid 1 en lid 2, onder a, van Vo 1408/71 luidt: 1. Onder voorbehoud van de artikelen 14 quater en 14 septies zijn degenen op wie deze verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één enkele lidstaat onderworpen. De toe te passen wetgeving wordt overeenkomstig de bepalingen van deze titel vastgesteld, 2. Onder voorbehoud van de artikelen 14 tot en met 17: a) is op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden in loondienst uitoefent, de wetgeving van die Staat van toepassing zelfs indien hij op het grondgebied van een andere Lid-Staat woont of indien de zetel van de onderneming of het domicilie van de Werkgever waarbij hij weikzaamts;zici1devindt opliet grondgebied van een andere Lid-Staat;-U (...) - u 2.2. Artikel 71, lid 1, onder a-i en a-ii van Vo 1408/71 luidt: 1. De werkloze werknemer die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat woonde, heeft recht op uitkering overeenkomstig de volgende bepalingen: a) i) de grensarbeider die in de onderneming waarin hij werkzaam is, gedeeltelijk of door onvoorziene omstandigheden werkloos is, heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat, alsof hij op het grondgebied van die Staat woonde; deze uitkering wordt door het bevoegde orgaan verleend; ii) de volledig werkloze grensarbeider heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, alsof die wettelijke regeling tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden op hem van toepassing was geweest; deze uitkering wordt door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend; (...) 2.3. Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers, Besluit nr. 205, van 17 oktober 2005: 1) Voor de toepassing van artikel 71, lid 1, onder a) van de verordening is de beoordeling van de aard van de werkloosheid - te weten gedeeltelijke of volledige werkloosheid - afhankelijk van het feit of enige contractuele arbeidsverhouding tussen partijen bestaat of behouden blijft. De duur van een eventuele tijdelijke opschorting van de activiteit speelt hierbij geen rol. 2) Wanneer een grensarbeider in dienst blijft van een onderneming in een andere lidstaat dan die op het grondgebied waarvan hij woont maar zijn activiteit wordt opgeschort, hoewel hij op elk moment zijn werkzaamheden kan hervatten, wordt hij als gedeeltelijk werkloos beschouwd en worden de desbetreffende uitkeringen door het bevoegde orgaan van de lidstaat waarin hij heeft gewerkt verleend overeenkomstig artikel 71, lid 1, onder a), i) van Verordening (EEG) nr. 1408/71. 3) Wanneer een grensarbeider, bij ontstentenis van enige contractuele arbeidsverhouding, geen band meer heeft met de lidstaat waarin hij heeft gewerkt, - bijvoorbeeld wegens het beëindigen of aflopen van het arbeidscontract - wordt hij als volledig werkloos beschouwd overeenkomstig artikel 71, lid 1, onder a), ii) van Verordening (EEG) nr. 1408171 en worden de uitkeringen door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend. 4) Dit besluit is van toepassing vanaf de eerste dag van de maand volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. 3.1. De Raad overweegt als volgt.

10/7089 WW-P - 4-3.2. Op grond van artikel 13, tweede lid, onder a, van Vo 1408/71 stelt de Raad vast dat Mertens, ten tijde van haar werkzaamheden bij Saueressig onderworpen was aan de Duitse wetgeving, evenals ten tijde van haar werkzaamheden bij ATG. De vraag is echter of uit artikel 71 van Vo 1408/71 volgt dat zij desondanks in Nederland recht heeft op een werkloosheidsuitkering. 3.3. In artikel 71,eerste lid, onder a-i, van Vo 1408/71 wordt gesproken van 'de grensarbeider die in de onderneming waarin hij werkzaam is, gedeeltelijk of door onvoorziene omstandigheden werkloos is'. In artikel 71, eerste lid, onder a-ii van Vo 1408/71 wordt een regeling getroffen voor de 'volledig werkloze grensarbeider'. De bewoordingen van deze artikeldelen geven, naar het de Raad voorkomt, geen antwoord op de vraag welke staat een werkloosheidsuitkering moet toekennen in de situatie als in dit geding aan de orde. Immers, - --onaeroeefivan artikel 71, eerste 1ia,onaer~van YoT4U8l7TspreeKtover'OezeIrae-------- werkgever', terwijl onderdeel ii spreekt van 'de volledig werkloze grensarbeider'. In deze regeling lijkt een leemte te zijn wat betreft de categorie gedeeltelijk werkloze grensarbeiders die direct aansluitend werkzaam zijn geworden bij een andere werkgever. 3.4. In het arrest De Laat van 15 maart 2001, C-444/98, heeft het Hof geoordeeld: "1) Of een grensarbeider in loondienst gedeeltelijk dan wel volledig werkloos is in de zin van artikel 71, lid 1, sub a, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EEG) nr. 2001183 van de Raad van 2 juni 1983, moet op grond van eenvormige communautaire criteria worden beoordeeld. Aan die beoordeling mogen geel) nationaalrechtelijke criteria ten grondslag worden gelegd. 2) Een werknemer die in een andere lidstaat dan waar hij woont, bij dezelfde onderneming blijft werken, zij het in deeltijd, en beschikbaar is om voltijdwerkzaamheden te aanvaarden, is gedeeltelijk werkloos; de uitkering dient in dit geval door het bevoegde orgaan van die staat te worden verleend. Indien een grensarbeider daarentegen geen enkele band met die staat meer heeft en volledig werkloos is, dient de uitkering door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats te worden verleend. De nationale rechter dient op basis van deze criteria in de bij hem aangebrachte zaak uit te maken, onder welke categorie de werknemer valt." 3.5. In Besluit nr. 205 van de Administratieve Commissie (Besluit nr. 205) wordt gesproken over 'of enige contractuele arbeidsverhouding tussen partijen bestaat of behouden blijft'. 3.6. Zowel het antwoord van het Hof op de tweede vraag in het arrest De Laat, als Besluit nr. 205 lijkt te suggereren dat, wil Mertens als gedeeltelijk werkloze grensarbeider aangemerkt kunnen worden, er sprake had moeten zijn van een doorlopende, of eventueel nieuwe, direct aansluitende, arbeidsverhouding, voor minder uren, met Saueressig. 3.7. Echter, het Hofheeft ook in onder andere het arrest De Laat uiteengezet dat artikel 71 van Vo 1408/71 beoogt te waarborgen dat aan migrerende werknemers werkloosheidsuitkeringen worden uitgekeerd onder voorwaarden die voor het zoeken van nieuw werk het gunstigst zijn. In het geval waarin werkzaamheden verricht blijven worden in het werkland, lijkt het orgaan van die lidstaat het meest geschikt de werknemer te helpen bij het zoeken naar aanvullend werk. 'Pas wanneer de werknemer geen enkele band met de bevoegde lidstaat meer heeft en volledig werkloos is: lijkt het voor hem aangewezen zich voor hulp bij het zoeken naar werk

1017089 WW-P -5- te wenden tot het orgaan van zijn woonplaats. Dit lijkt er op te duiden dat met name van belang is of er nog werkzaamheden worden verricht in de bevoegde lidstaat, niet of deze werkzaamheden worden verricht bij dezelfde werkgever. 3.8. Het komt de Raad voor dat door de nadruk die het Hofheeft gelegd op het doel van artikel 71 van Vo 1408171, namelijk de bescherming van de werknemer in die zin dat de lidstaat waar de beste mogelijkheden zijn aanvullende werkzaamheden te vinden de staat is die de werkloosheidsuitkering dient toe te kennen, in dit geding het voor de hand ligt dat Duitsland deze staat is. 3.9. De Raad wijst in dit verband ook op een brief van 3 april 2012 van de Europese Commissie aan Mertens. De Commissie heeft Mertens daarin, desgevraagd, laten weten van mening te zijn dat pas sprake is varr-eenvolledig werkloze grensarbeider als er geen enkere-- band meer is met het werkland. Volgens de Commissie is derhalve het standpunt van het Uwv juist dat Mertens gedeeltelijk werkloos is geworden en dat Duitsland de staat is om te bepalen of recht bestaat op een werkloosheidsuitkering. 3.10. Het Duitse orgaan is evenwel een andere mening toegedaan en heeft geweigerd een werkloosheidsuitkering toe te kennen. Het beroep in deze zaak is nog bij de Duitse rechter aanhangig. De Raad heeft een aantal malen getracht in contact te komen met het Sozialgericht te Münster om tot een vorm van samenwerking te komen. Tot op heden heeft dat niet tot enige vorm van samenwerking geleid. 3.11. Door de bewoordingen van het antwoord van het Hof in het arrest De Laat, mede gezien Besluit nr. 20S en het standpunt van het Duitse orgaan, sluit de Raad niet geheel uit dat in de situatie van Mertens gesproken moet worden van een volledig werkloze grensarbeider. 3.12. Ter zijde merkt de Raad nog op dat artikel 65 van Verordening (EG) 883/2004 en het daarmee samenhangende Besluit U3 van de Administratieve Commissie van 12 juni 2009, evenmin duidelijkheid geven over de vraag welke staat gehouden is een werkloosheidsuitkering toe te kennen bij een gedeeltelijk werkloze grensarbeider die aansluitend bij een andere werkgever in het werkland in dienst treedt. 3.13. De hiervoor weergegeven overwegingen geven de Raad dan ook aanleiding een vraag voor te Ieggen aan het Hof met betrekking tot de uitleg van artikel 71, eerste lid, van Vo 1408171.

10/7089 WW-P - 6- BESLISSING De Centrale Raad van Beroep - verzoekt het Hof bij wijze van prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 van het VWEU uitspraak te doen over de volgende vraag. Moet artikel 71, lid 1, sub a-i, van Vo 1408/71 zo uitgelegd worden dat hiermee onverenigbaar is dat een grensarbeider, die in directe aansluiting op een fulltime dienstverband bij een werkgever in een lidstaat voor minder uren werkzaam wordt bij een andere werkgever in dezelfde lidstaat, wordt aangemerkt als een gedeeltelijk werkloze grensarbeider? - houdt de verdere behandeling van het geding aan totdat het Hof uitspraak zal hebben gedaan. Dit verzoek is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. (getekend) M.M. van der Kade (getekend) S. Aaliouli