V.O.F. van Aert - Koolen Putseweg 25 Ossendrecht

Vergelijkbare documenten
Vervangt Systeembeschrijving BWL van juni 2010

Systeembeschrijving van Juli Vervangt BWL V2 van november Werkingsprincipe

BIJLAGE 2: BEOORDELING EMISSIEARME HUISVESTINGSYSTEMEN

VOORSCHRIFTEN. behorende bij de veranderingsvergunning Wm

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. DSM EP te Emmen

Systeembeschrijving van Juli Vervangt BWL V3 van november Werkingsprincipe

Systeembeschrijving van Juli Vervangt BWL V7 van november Werkingsprincipe

Systeembeschrijving van Juli Vervangt BWL V5 van november Werkingsprincipe

Systeembeschrijving van Juli Vervangt BWL V3 van november Werkingsprincipe

Controlerapport. Opgesteld: 14 oktober Milieuzaken

S-lijst: Lijst van technieken die de uitgaande stallucht zuiveren

Maatschap Van Hooijdonk Weg naar Wouw 38 Huijbergen

Systeembeschrijving van Juli Vervangt BWL V1 van maart Werkingsprincipe

Fijn stofemissies huidige en voorgenomen situatie

MILIEUVOORSCHRIFTEN. 60 db(a) tussen en uur (nachtperiode);

1. VERGUNDE SITUATIE 2. AMBTSHALVE WIJZIGING

... V O O R S C H R I F T E N M I L I E U V E R G U N N I N G I N H O U D BEGRIPPEN... 2

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting

Bijlage 3 (Voorschriften en Voorwaarden)

... V O O R S C H R I F T E N I N H O U D BEGRIPPEN...2

Hoogstratensebaan EZ Baarle-Nassau

BESLUIT AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Avebe u.a. te Gasselternijveen

1.1.1 De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren.

Diercategorie: R-1 Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar 1. PAS-code: PAS R-1.7. Naam van het systeem:

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Vos Zand en Grind BV te Ellertshaar

VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ DE MILIEUVERGUNNING VAN:

BIJLAGE 5 DIMENSIONERINGSPLANNEN

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning m.b.t. art. 2.1 lid 1 onder e Wabo (milieu)

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting Alvon Bouwmaterialen BV te Veenoord

1 ALGEMEEN Algemeen BODEMBESCHERMING Voorzieningen en beheermaatregelen Nulsituatiebodemonderzoek 17

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE AMBTSHALVE WIJZIGING VAN DE WM-VERGUNNING VOOR NV ROVA HOLDING TE MEPPEL

Wet Geurhinder en veehouderij. Omgekeerde werking. Voor een ruimte voor ruimte woning aan de Dijkstraat 61 te Asten

Diercategorie: R-1 Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar 1. PAS-code: PAS R Naam van het systeem:

V O O R S C H R I F T E N A C T I V I T E I T M I L I E U

* *

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting DSM EP te Emmen

ROBA Advies B.V. Florijn 4 Postbus AH Deurne tel fax

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Sunny-Egg-Systems BV te Rogat

Mts. Coopmans Slangen Kempkensberg AE Ysselsteyn. voor een fokzeugen- en vleesvarkenshouderij. op het adres Kempkensberg AE Ysselsteyn

BIJLAGE B, behorend bij de Omgevingsvergunning, nummer

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant

(ONTWERP)BESLUIT AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING

ADVIES OMGEVINGSVERGUNNING ACTIVITEIT MILIEU

Biologic Clean Air. Dimensioneringsplan. Luchtwasser uitvoering. Pagina 1 van 6. M. Sessink Datum: Moatweg KK Hengelo...

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM FRIESLAND FOODS DOMO BEILEN TE BEILEN

Vragenlijst controle autobedrijven

Biologische luchtwasser T.A.J.N.

Dorpsstraat TE, Ulicoten

November Werkingsprincipe

Dorpsstraat TE, Ulicoten

Diercategorie: R-1 Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar 1. PAS-code: PAS R-1.8. Naam van het systeem:

Deze fiche werd opgesteld in het kader van het demonstratieproject Goed GeRUND

MAATMERKVOORSCHRIFT WET MILIEUBEHEER

WET MILIEUBEHEER BESCHIKKING

Deze fiche werd opgesteld in het kader van het demonstratieproject Goed GeRUND.

Wet milieubeheer. Besluit burgemeester en wethouders van Moerdijk. Datum 9 augustus 2004.

6 - OPSLAG VAN GASFLESSEN

CHECKLIST PROJECT TRANSPORTBEDRIJVEN

:-: Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten 1) van Limburg. milieuneutraal. Rockwool B.V. te Roermond

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Aut3e4ci92n

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. MSV Motodrôme te Emmen

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

1. VERGUNDE SITUATIE 2. AMBTSHALVE WIJZIGING

Wet milieubeheer. Jaar Nr Definitieve beschikking. Besluit van burgemeester en wethouders van Nunspeet;

Junior. Algemene informatie

Constructeur/fabrikant: CBgroep Opvolgteam: MIRCON bvba

De inrichting ligt aan de Bredeweg 65 in Hulshorst, kadastraal bekend gemeente Nunspeet, sectie H, nummer 3238.

aan M. Koolen de gevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van buffer-, mest- en reactorsilo s, aan de Dijkstraat 72 in Asten, te verlenen;


BESCHIKKING WET MILIEUBEHEER

Nummer systeem BWL

Besluit Burgemeester en wethouders van Uden besluiten om vergunning te verlenen voor:

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING met uitgebreide procedure

Voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning (milieu) van :

JANSEN RAADGEVEND INGENIEURSBUREAU

Stappenplan PGS 15: Richtlijn voor opslag verpakte gevaarlijke stoffen

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

BIJLAGE 2. Milieuneutrale wijziging

Pluimveehouderij Bouma

Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

L3G Bodembescherming, Bijlage Bodemrisico inventarisatie (checklist)

Bijlage 1: Dieraantallen en -categorieën en invoergegevens referentiesituatie, beoogd en alternatief

REOB Regeling Erkend Onderhoudsbedrijf Blusmiddelen (REOB).

Programma. Activiteitenbesluit. Introductie Activiteitenbesluit (landbouw) Inhoud. Landbouwbedrijven in het Activiteitenbesluit

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. RWZI Echten, Nijstad 7 te Hoogeveen

Workshop bodem. Barimfinale 12 juni 2008 door Mark Diependaal. Mlieudienst IJmond. Programma

BESCHIKKING D.D. 23 APRIL NR. MPM7609 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Mestopvang in en spoelen met ammoniakarme vloeistof

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer. voor de inrichting. G. Hindriks, Oosterwijk WZ 24 H te Nieuw-Dordrecht

Bijlage OBM & Melding Activiteitenbesluit

Ligboxenstal met dichte hellende vloer, met profilering, met snelle gierafvoer met mestschuif Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar

Systeembeschrijving van Oktober Vervangt BWL V2 van oktober 2012

Vloer niet gekeurd Matig Dwangsom p.w. max. 10 x. Licht Zelf laten verwijderen + Dwangsom Ernstig PV+

VOORSCHRIFTEN ACTIVITEIT MILIEU

De inrichting ligt aan de Kleine Kolonieweg 166 in Elspeet, kadastraal bekend gemeente Nunspeet, sectie F, nummers 4154 en 4417.

1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 2. 2 MILIEUASPECTEN Geluidhinder Bodembescherming Geur- en stofhinder 4

Transcriptie:

Putseweg 25 Ossendrecht Kadastraal gemeente Ossendrecht, sectie C, nrs. 606 en 440. VOORSCHRIFTEN behorende bij de revsievergunning ingevolge artikel 8.4 van de WET MILIEUBEHEER Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 1 van 22

INHOUDSOPGAVE 1 ALGEMEEN...3 1.1 Gedragsvoorschriften...3 1.2 Registratie en onderzoeken...3 2 AFVALSTOFFEN...4 2.1 Opslag van afvalstoffen...4 2.2 Aanvullende voorschriften opslag van afvalstoffen...4 3 BODEM...4 3.1 Doelvoorschriften...4 4 GELUID...5 4.1 Algemeen...5 5 ENERGIE...6 5.1 Algemeen...6 6 HET HOUDEN VAN DIEREN...6 6.1 Algemeen...6 6.2 Behandeling en bewaring van drijfmest...6 6.3 Opslag van veevoeder in een silo...7 6.4 Kuilvoer / natte bijproducten...7 7 CHEMISCH LUCHTWASSYSTEEM MET 95 % EMISSIEREDUCTIE...7 7.1 Algemeen...7 7.2 Uitvoering en gebruik...7 7.3 Controle en inspectie...8 7.4 Rendementsmeting...9 7.5 Melding ongewone voorvallen...9 8 BOUWCONTROLE EMISSIEARME SYSTEMEN...9 8.1 Controle op de bouw van de stal...9 8.2 Controle luchtwassysteem...9 8.3 Mededeling aan bevoegd gezag...10 BEGRIPPEN...15 Bijlage Chemisch luchtwassysteem 95 % ammoniakemissiereductie Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 2 van 22

VOORSCHRIFTEN 1 ALGEMEEN 1.1 Gedragsvoorschriften 1.1.1 De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 1.1.2 Alle binnen de inrichting aanwezige machines, installaties en voorzieningen moeten overzichtelijk zijn opgesteld en altijd goed bereikbaar zijn. 1.1.3 Het aantrekken van insecten, knaagdieren en ongedierte moet worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden. 1.1.4 Installaties of onderdelen van installaties welke buiten bedrijf zijn gesteld, moeten zijn verwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren. 1.1.5 Onderhoudswerkzaamheden, waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat deze buiten de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, dan wel dat hiervan in de omgeving meer nadelige gevolgen voor het milieu worden ondervonden dan uit de normale bedrijfsvoering voortvloeit moeten ten minste 2 werkdagen dagen voor de aanvang van de uitvoering aan het bevoegd gezag worden gemeld. 1.2 Registratie en onderzoeken 1.2.1 In de inrichting moet een centraal registratiesysteem aanwezig zijn waarin informatie omtrent onderhoud, metingen, keuringen, controles en gegevens van relevante milieuonderzoeken worden bijgehouden. In het registratiesysteem moet ten minste de volgende informatie zijn opgenomen: - De schriftelijke instructies voor het personeel; - De resultaten van in de inrichting uitgevoerde milieucontroles, keuringen, inspecties, metingen, registraties en onderzoeken (zoals visuele inspectie van bodembeschermende voorzieningen, periodieke keuring propaaninstallatie, keuringen van tanks, keuringen van stookinstallaties, etc); - Meldingen van ongewone voorvallen, die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van datum, tijdstip en de genomen maatregelen; - Registratie van het energie- en waterverbruik; - Metingen en storingen nageschakelde technieken; - Registratie van klachten van derden omtrent milieuaspecten en daarop ondernomen acties; - Een afschrift van de vigerende milieuvergunning(en) met bijbehorende voorschriften en meldingen. 1.2.2 De in het vorig voorschrift bedoelde informatie moet in ieder geval tot aan het beschikbaar zijn van de resultaten van de eerst volgende meting, keuring, controle of analyse, maar ten minste gedurende vijf jaar in de inrichting worden bewaard en ter inzage gehouden voor de daartoe bevoegde ambtenaren. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 3 van 22

2 AFVALSTOFFEN 2.1 Opslag van afvalstoffen 2.1.1 Binnen de inrichting moet de opslag van kadavers op zodanige wijze plaatsvinden dat vanaf de openbare weg daarvan geen hinder wordt ondervonden. 2.1.2 De op- en overslag en het transport van afvalstoffen moeten zodanig plaatsvinden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden. Mocht onverhoopt toch verontreiniging van het openbaar terrein rond de inrichting plaatsvinden, dan moeten direct maatregelen worden getroffen om deze verontreiniging te verwijderen. 2.2 Aanvullende voorschriften opslag van afvalstoffen 2.2.1 Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze plaatsvinden. Van de afvalstoffen afkomstige geur mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden. Daartoe moet dierlijk afval, zoals visafval, vleesafval en beenderen worden bewaard: a. In een ruimte met een temperatuur beneden 0 C, of b. In een besloten ruimte alwaar de temperatuur beneden 10 C is, maar moeten dan daaruit ten minste eenmaal per week worden afgevoerd, of c. in een besloten, ongekoelde ruimte, maar moeten dan daaruit dagelijks worden afgevoerd. 3 BODEM 3.1 Doelvoorschriften 3.1.1 Het bodemrisico van de in volgend voorschrift beschreven bodembedreigende activiteiten moet door het treffen van doelmatige maatregelen en voorzieningen voldoen aan bodemrisicocategorie A zoals gedefinieerd in de NRB (overeenkomstig Barim). 3.1.2 Binnen de inrichting zijn de volgende activiteiten als bodembedreigend te beschouwen: - opslag van dieselolie; - opslag van vaste en drijfmest; - opslag van spuiwater; - lag van zuur. 3.1.3 Ter plaatse van bodembedreigende activiteiten wordt door middel van het treffen van bodembeschermende voorzieningen en maatregelen een verwaarloosbaar bodemrisico gerealiseerd zoals gedefinieerd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB). 3.1.4 Bij het in werking treden van deze vergunning moeten ter plaatse van de in voorschrift 3.1.2 genoemde activiteiten vloeistofkerende voorzieningen te zijn gerealiseerd. 3.1.5 Een bodembeschermende voorziening is bestand tegen de inwerking van de desbetreffende vloeibare bodembedreigende stoffen en de condities waaronder deze stoffen worden gebruikt of opgeslagen. 3.1.6 De binnen de inrichting aanwezige bodembeschermende voorzieningen worden minimaal eenmaal per jaar visueel gecontroleerd, waarvan een aantekening is het binnen de inrichting Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 4 van 22

aanwezige logboek wordt gemaakt. 4 GELUID 4.1 Algemeen 4.1.1 Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar,LT ) geproduceerd door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten mag ter plaatse van de gevels van de in tabel 1 opgenomen woningen en referentiepunt 03 niet meer bedragen dan de in tabel 1 genoemde waarden. Tabel 1: optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus tijdens de representatieve bedrijfssituatie Rijksdriehoekcoördinaten L Ar,LT L Ar,LT L Ar,LT nachtperiode dagperiode avondperiode Abdijlaan 49 -- 40 db(a) 35 db(a) 30 db(a) Putseweg 21 -- 44 db(a) 40 db(a) 35 db(a) Referentiepunt 03 83146,379944 45 db(a) 40 db(a) 35 db(a) Met: - dagperiode tussen 07.00 en 19.00 uur; - avondperiode tussen 19.00 en 23.00 uur; - nachtperiode tussen 23.00 en 07.00 uur. Referentiepunt is aangegeven in de figuur met titel Overzicht rekenmodel, die opgenomen is in bijlage 3 van de rapportage van het akoestisch onderzoek, opgesteld door Sain milieuadvies d.d. 2 maart 2010 met kenmerk 2010-2009-0, dat onderdeel uitmaakt van de aanvraag. 4.1.2 In tegenstelling tot het gestelde in voorschrift 4.1.1 mag maximaal tweemaal per kalenderjaar tijdens het inkuilen van maïs in de dag- en avondperiode het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar,LT ), geproduceerd door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten ter plaatse van de gevels van de in tabel 2 opgenomen woningen en referentiepunt 03 niet meer bedragen dan de in tabel 2 genoemde waarden. Tabel 2: optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus tijdens het inkuilen van maïs in de dag- en avondperiode Rijksdriehoekcoördinaten L Ar,LT L Ar,LT avondperiode dagperiode Abdijlaan 49 -- 41 db(a) 41 db(a) Putseweg 21 -- 44 db(a) 44 db(a) 4.1.3 Onverminderd het gestelde in voorschrift 4.1.1 en 4.1.2 mag het maximale geluidniveau (L Amax ) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten, gemeten in de meterstand "fast", ter plaatse van de gevels van de in tabel 3 opgenomen woningen en referentiepunt 03 niet meer bedragen dan de in tabel 3 genoemde waarden. Tabel 3: optredende maximale geluidniveaus tijdens de representatieve bedrijfssituatie L Amax dagperiode L Amax avondperiode L Amax nachtperiode Abdijlaan 49 70 db(a) 65 db(a) 60 db(a) Putseweg 21 70 db(a) 65 db(a) 60 db(a) referentiepunt 70 db(a) 65 db(a) 60 db(a) 4.1.4 Controle op of berekening van de in de voorschriften 4.1.1 tot en met 4.1.3 vastgelegde geluidsniveaus, moet geschieden overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrie- Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 5 van 22

lawaai, van 1999; ook de beoordeling van de meetresultaten moet overeenkomstig deze handleiding plaatsvinden. De immissiehoogte bedraagt bij elke woning in de dagperiode 1,5 m boven plaatselijk maaiveld. In de avond- en nachtperiode bedraagt de immissiehoogte 5 m boven plaatselijk maaiveld. Ter plaatse van hert referentiepunt bedraagt de beoordelingshoogte in elke etmaalperiode 5 m boven plaatselijk maaiveld. 5 ENERGIE 5.1 Algemeen 5.1.1 Het jaarlijkse energiegebruik van de inrichting moet worden geregistreerd. Deze registratie betreft alle ingekochte energiedragers en mag bestaan uit de energienota's. Deze gegevens (digitaal beschikbaar ook toegestaan) moeten ten minste drie jaren worden bewaard en op een daartoe strekkend verzoek aan het bevoegd gezag worden getoond. 5.1.2 Binnen de inrichting moet worden gestreefd naar het besparen van energie. Bij vervanging, reparatie, revisie of nieuwplaatsing van toestellen, installaties, verlichtingsapparatuur (inclusief lampen) en verwarmingsketels dienen technieken met het laagste energieverbruik te worden toegepast. 6 HET HOUDEN VAN DIEREN 6.1 Algemeen 6.1.1 In de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn: - stal 1 en 4: 153 vleesstieren; - stal 7: 1440 vleesvarkens; 664 gespeende biggen. 6.1.2 Ramen en deuren van stallen moeten gesloten worden gehouden voor zover ze geen functie hebben voor luchtinlaat of het doorlaten van personen, dieren, vaste mest of goederen. 6.2 Behandeling en bewaring van drijfmest 6.2.1 Het brengen van mest in de opslagruimte moet geschieden met een gesloten aanvoerleiding die zo dicht mogelijk bij de bodem van de opslagruimte uitmondt. 6.2.2 Mest moet worden opgeslagen in een afgedekte mestopslagruimte. Indien de mestopslagruimte: - geheel of gedeeltelijk onder een stal is gelegen en tot stand is gebracht voor 1 juni 1987, moet de opslag mestdicht zijn; - geheel of gedeeltelijk onder een stal is gelegen en tot stand is gebracht tussen 1 juni 1987 en 1 februari 1991, zijn de desbetreffende bepalingen van de Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins 1987 (BRM 1987) van toepassing; - geheel of gedeeltelijk onder een stal is gelegen en tot stand is gebracht tussen 1 februari 1991 en 1 maart 1994, zijn de desbetreffende bepalingen van de Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins 1990 (BRM 1990) van toepassing; - geheel of gedeeltelijk onder een stal is gelegen en is of wordt opgericht na 1 maart 1994, zijn de desbetreffende bepalingen van de Richtlijnen Mestbassins 1992 (RM 1992) van toepassing. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 6 van 22

6.2.3 Dunne mest en gier (en het schrob-en/of spoelwater van de spoelplaats en het waswater van prei en asperges) moet worden afgevoerd naar een hiertoe bestemde, vloeistofdichte opslagruimte (gierkelder, mengmestput, drijfmestput, mestbassin of opvangput). Leidingen voor het transport van dunne mest en gier moeten vloeistofdicht zijn. 6.2.4 De afvoerpunten van de opslagruimte moeten door middel van goed sluitende deksels gesloten worden gehouden, behoudens tijdens het ledigen ervan. 6.2.5 De opslagruimte mag niet zijn voorzien van een overstort (noodoverloop). 6.2.6 Het terrein van de inrichting mag niet worden bevloeid of op andere wijze van een laag mest of gier worden voorzien, behoudens bij het bemesten van grond volgens de normale bemestingspraktijk. 6.2.7 Transport van dunne mest en gier moeten plaatsvinden in volledig gesloten tankwagens. 6.3 Opslag van veevoeder in een silo 6.3.1 Iedere silo alsmede zijn ondersteunende constructie, moet zodanig zijn geconstrueerd dat alle bij normaal gebruik optredende krachten veilig en zonder blijvende of ontoelaatbare vervorming kunnen worden opgenomen. De silo moet stabiel staan opgesteld op een voldoende draagkrachtige fundering. 6.3.2 Hinderlijke stofverspreiding bij het vullen van silo's moet worden voorkomen door het opvangen van het via de ontluchting ontwijkende stof. 6.4 Kuilvoer / natte bijproducten 6.4.1 Eventuele restanten van het kuilvoer en/of natte bijproducten moeten direct op een zodanige wijze worden opgeslagen dat er geen geuroverlast kan plaatsvinden. 6.4.2 Een voederopslag waaruit perssappen en eventueel percolatiewater kunnen vrijkomen, moet zijn voorzien van een vloeistofkerende vloer. De perssappen moeten via de bedrijfsriolering worden afgevoerd naar een mestput of opvangput. 7 CHEMISCH LUCHTWASSYSTEEM MET 95 % EMISSIEREDUCTIE 7.1 Algemeen 7.1.1 Stal 7 moet met het chemisch luchtwassysteem met 95 procent ammoniakemissiereductie zijn uitgevoerd (nummer BWL 2007.05 V1). De stal moet overeenkomstig de bij de vergunning behorende tekeningen en bijlagen worden uitgevoerd, tenzij anders in de voorschriften staat aangegeven. 7.2 Uitvoering en gebruik 7.2.1 Alle maatregelen en voorzieningen die een doelmatige werking van het luchtwassysteem waarborgen moeten worden getroffen. Het gaat hier tenminste om de maatregelen en Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 7 van 22

voorzieningen die zijn genoemd in de bij dit luchtwassysteem behorende systeembeschrijving. Dit betreft de beschrijving met het nummer BWL 2007.05. V1 van april 2009. Toelichting: De maatregelen en voorzieningen zijn ook opgenomen in de beoordelingstabel van deze luchtwasser die als bijlage is bijgevoegd. 7.2.2 De uitvoering en gebruik van het ventilatiesysteem voor de aanvoer van de ventilatielucht naar het luchtwassysteem moet voldoen aan de eisen van het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'. Deze eisen zijn opgenomen in de checklist ventilatie bij luchtwassysteem van augustus 2008 die deel uit maakt van dit technisch informatiedocument. 7.2.3 Het luchtwassysteem met de daarbij behorende onderdelen en leidingen moet zodanig zijn gedimensioneerd, zijn geïnstalleerd en worden onderhouden dat altijd een goede werking is gewaarborgd. 7.2.4 Na het installeren of opleveren van het luchtwassysteem moet een kopie van de opleveringsverklaring worden getoond aan het bevoegd gezag. In dit certificaat moeten de belangrijkste gegevens (zoals controleparameters) en dimensioneringsgrondslagen staan (zie de bijlage model opleveringsverklaring luchtwassysteem bij het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'). 7.2.5 Binnen een half jaar nadat de luchtwasser in gebruik is genomen, moet de luchtwasinstallatie zijn ingeregeld. 7.2.6 Bij het reinigen van het filterpakket mag de luchtwasser voor maximaal 36 uur buiten werking zijn. De luchtwasser wordt niet eerder buiten werking gezet dan bij de aanvang van de reiniging en na reiniging moet de luchtwasser direct weer in gebruik worden genomen. 7.2.7 Het wasmedium van de wasser moet zijn voorzien van een debietmeting en laagdebietalarmering die terstond in werking treedt als het debiet van het wasmedium te laag is voor een optimaal wassende werking. 7.3 Controle en inspectie 7.3.1 De controle en inspectie van de chemische luchtwasinstallatie met alle bijkomende voorzieningen moet worden uitgevoerd volgens de bepalingen die zijn opgenomen in de: - bij dit chemisch luchtwassysteem behorende systeembeschrijving, de beschrijving met het nummer BWL 2007.05.V1 van april 2009; - checklist controle werking chemisch luchtwassysteem van augustus 2008 die deel uit maakt van het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'; - checklist onderhoud chemisch luchtwassysteem van augustus 2008 die deel uit maakt van het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'; Indien de resultaten van de controles afwijken van het resultaat dat is vermeld in de bijlage monsternameprotocol luchtwassysteem en de bijlage controlepunten wekelijkse controle luchtwassysteem bij het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij' moeten de bijbehorende acties, die in de betreffende tabel zijn weergegeven, worden genomen. Toelichting: Deze bepalingen zijn ook opgenomen in de beoordelingstabel van deze chemische luchtwasser die deel uitmaakt van de overwegingen bij het besluit. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 8 van 22

7.4 Rendementsmeting 7.4.1 Na drie tot uiterlijk negen maanden na ingebruikname van de stal moet de vergunninghouder aan het bevoegd gezag rapporteren over de werkelijke emissie van ammoniak en het reinigingsrendement van de luchtwasser. 7.4.2 De in het vorige voorschrift genoemde rendementsmeting dient ten minste eenmaal in de 5 jaar te worden uitgevoerd. 7.4.3 Indien de in het logboek opgenomen gegevens daartoe aanleiding geven, of indien niet wordt voldaan aan enig voorschrift met betrekking tot een goede werking van het luchtwassysteem, wordt op aangeven van het bevoegd gezag de rendementsmeting op een door het bevoegd gezag te bepalen tijdstip uitgevoerd of herhaald. Toelichting: Wanneer het bevoegd gezag op goede gronden twijfelt aan de goede werking van het luchtwassysteem, kan het bevoegd gezag het uitvoeren van een rendementsmeting eisen. Indien het uitvoeren van een eerste rendementsmeting is voorgeschreven, kan het bevoegd gezag eisen de rendementsmeting te herhalen wanneer daarvoor een aanleiding aanwezig is. 7.4.4 De rendementsmeting moet worden uitgevoerd volgens de beschrijving in de checklist rendementsmeting luchtwassysteem van augustus 2008 die deel uit maakt van het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'. De meting moet plaatsvinden onder representatieve bedrijfscondities. 7.4.5 Een afschrift van de rendementsmeting met vermelding van de bedrijfscondities (ventilatiedebiet en aantallen aanwezige dieren) moet binnen een maand na de meting aan het bevoegd gezag worden getoond. 7.5 Melding ongewone voorvallen 7.5.1 Indien door wat voor oorzaak c.q. storing dan ook gedurende meer dan 24 uren ongezuiverde stallucht in de buitenlucht terecht komt, dan wel is gekomen, moet het bevoegd gezag onmiddellijk hiervan in kennis worden gesteld. 8 BOUWCONTROLE EMISSIEARME SYSTEMEN 8.1 Controle op de bouw van de stal 8.1.1 De keldervloer in stal no. 7 mag pas worden aangebracht, nadat de lekvrije uitvoering van het mestafvoersysteem door het bevoegd gezag is gecontroleerd en is goed bevonden. 8.1.2 De afdelingen in stal no. 7 mogen pas in gebruik worden genomen ten behoeve van het houden van vleesvarkens en gespeende biggen, nadat de uitvoering van het totale stalsysteem door het bevoegd gezag is gecontroleerd en is goed bevonden. 8.2 Controle luchtwassysteem 8.2.1 Het luchtwassysteem in stal no. 7 mag pas in gebruik worden genomen nadat het centraal afzuigkanaal, de koppeling van de luchtwasser aan dit kanaal en de uitvoering/dimensionering Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 9 van 22

van de luchtwasser door het bevoegd gezag is gecontroleerd en is goed bevonden. 8.2.2 Bij de ingebruikname van stal no. 7 moet het luchtwassysteem in werking zijn. 8.3 Mededeling aan bevoegd gezag 8.3.1 Voor het kunnen uitvoeren van de hiervoor aangegeven controles doet de inrichtinghouder hiervan schriftelijk mededeling aan het bevoegd gezag. Toelichting: Het gaat hier om de controle op de uitvoering van een deel van de stal, bijvoorbeeld het afvoersysteem, of van het gehele stalsysteem of luchtwassysteem (de zogenaamde 'opleveringscontrole'). Het hoeft niet zo te zijn dat alle stallen / systemen tegelijkertijd moeten of kunnen worden gecontroleerd. Als niet alle controles gelijktijdig kunnen plaatsvinden zijn meerdere mededelingen nodig. 8.3.2 In de mededeling wordt aangegeven welke controle kan worden uitgevoerd en welke stal het betreft. 8.3.3 De mededeling moet minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de beschreven activiteit plaatsvinden. Toelichting: De in dit voorschrift bedoelde activiteit kan een bouwkundige activiteit zijn (bijvoorbeeld het storten van de keldervloer) maar kan ook het in gebruik nemen van (een deel van) de stal zijn. 9 OPSLAG EN GEBRUIK ZWAVELZUUR LUCHTWASSYSTEEM 9.1 Algemeen 9.1.1 De voorraad zwavelzuur moet worden bewaard in een opslag- en/of aftapvoorziening, welke is vervaardigd van roestvast staal of een kunststof die bestand is tegen de invloeden van zwavelzuur. 9.1.2 De opslag- en/of aftapvoorzieningen met zwavelzuur moet binnen in een daarvoor bestemde ruimte, of in de buitenlucht worden opgesteld. 9.1.3 De opslag- en/of aftapvoorziening dient geplaatst te zijn in/boven een vloeistofkerende lekbak met een capaciteit van tenminste 110% van de inhoud van de emballage. De wanden en vloer van deze vloeistofkerende bak dienen bestand te zijn tegen de invloed van zwavelzuur. In of nabij deze lekbak mogen geen andere stoffen worden opgeslagen. 9.1.4 Indien opslag- en/of aftapvoorzieningen is voorzien van een aansluiting beneden het hoogste vloeistofniveau moet zo dicht mogelijk bij de wand een afsluiter zijn geplaatst. De afsluiter is zodanig uitgevoerd dat duidelijk is te zien of de afsluiter is geopend dan wel gesloten. 9.1.5 Eventueel gelekt product dat in de vloeistofkerende bak is opgevangen moet direct op milieuverantwoorde wijze worden verwijderd. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 10 van 22

9.1.6 De opslagplaats met toebehoren moet schoon worden gehouden en in een goede staat van onderhoud verkeren. 9.1.7 De opslag- en/of aftapvoorziening moet zijn voorzien van een opschrift waarop duidelijk staat vermeld: "ZWAVELZUUR". 9.1.8 De opslag- en/of aftapvoorziening moet zo zijn uitgevoerd, dat daarin geen overdruk kan ontstaan. 9.1.9 Bij de opslag- en/of aftapvoorziening moet adequate noodverlichting en vluchtwegverlichting conform NEN-EN 1838 zijn aangebracht. 9.1.10 Het vullen van de opslag- en/of aftapvoorziening moet geschieden met zodanige voorzorgen, dat lekken en morsen van zwavelzuur wordt voorkomen. 9.1.11 De opslag- en/of aftapvoorziening mag voor ten hoogste 80 % met zwavelzuur zijn gevuld. 9.1.12 De inhoud van de opslag- en/of aftapvoorziening moet snel en accuraat zijn af te lezen. 9.1.13 Lek- en morsvloeistof dient zo snel mogelijk te worden afgevoerd naar de opslag- en/of aftapvoorziening of afsluitbare vaten. In de inrichting moeten voldoende absorberende en neutraliserende middelen voor het immobiliseren van gemorste vloeistoffen aanwezig zijn. 9.1.14 Nabij de opslag- en/of aftapvoorziening met zwavelzuur moet een slanghaspel, welke is aangesloten op het waterleidingnet, aanwezig zijn. De slanghaspel dient te zijn voorzien van een 30 meter rubberslang met een binnendiameter van 25 mm en een afsluitbaar straalpijpje met een doorlaat van 8 mm (uitvoering en wateropbrengst conform NEN-EN 671 deel 1). 9.1.15 Nabij de slanghaspel moet op een duidelijk zichtbare plaats een waarschuwingsbord worden geplaatst, waarop duidelijk is vermeld dat: "DE SLANGHASPEL ALLEEN MAG WORDEN TOEGEPAST OM, TENEINDE IN GEVAL VAN LEKKAGE, MORSEN OF ANDERSZINS, VLOEREN EN APPARATUUR MET OVERMAAT AAN WATER SCHOON TE SPOELEN". 9.1.16 Binnen de inrichting moet het veiligheidsinformatieblad (VIB) van zwavelzuur beschikbaar zijn. De VIB moet voldoen aan EG-richtlijn 91/155/EEG. Toelichting: Het veiligheidsinformatieblad (ook wel genoemd "material safety data sheet", MSDS) mag ook digitaal in de inrichting beschikbaar zijn. 9.2 Opslag van zwavelzuur, buiten 9.2.1 De vloer onder de opslag- en/of aftapvoorziening, moet tenminste vloeistofkerend zijn. In de vloer mogen zich geen openingen bevinden die in directe verbinding staan of kunnen worden gebracht met een riolering of met het oppervlaktewater. 9.2.2 Boven de opslag- en/of aftapvoorziening moet een afdak aanwezig zijn dat zo groot is, dat geen Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 11 van 22

hemelwater in de opslagvoorziening kan komen. 9.2.3 De opslag- en/of aftapvoorziening moet bestand zijn tegen alle mogelijke weersinvloeden. 9.2.4 Voorzieningen moeten zijn getroffen om beschadiging van opslag- en/of aftapvoorziening ten gevolge van transportactiviteiten te voorkomen. 9.2.5 De opslag- en/of aftapvoorziening mag niet ongecontroleerd toegankelijk zijn voor onbevoegden. Hieraan is voldaan als het toegankelijke deel van de opslag- en/of aftapvoorziening is afgeschermd door een vast en ten minste 1,80 meter hoog hek- of gaaswerk van onbrandbaar materiaal met een toegangsdeur, of is afgeschermd door gelijkwaardige voorzieningen. Toelichting: Aan dit voorschrift is ook te voldoen wanneer het terrein van de inrichting als geheel afdoende is afgeschermd door muren (gebouwen), hekken, sloten van voldoende breedte en dergelijke. 9.2.6 Nabij de opslag- en/of aftapvoorziening moeten op meerdere duidelijk zichtbare plaatsen waarschuwingsborden met het pictogram "BIJTENDE STOFFEN"worden geplaatst, welke het gevaar van het opgeslagen zwavelzuur aanduiden. 9.2.7 Nabij de opslag- en/of aftapvoorziening, moet een verbodsbord "VUUR, OPEN VLAM EN ROKEN VERBODEN" zijn aangebracht. 9.3 Opslag en aftappen van zwavelzuur in stationaire stations 9.3.1 Een opslag- en/of aftapvoorziening die vanuit een transportreservoir wordt gevuld, dient gesloten te worden uitgevoerd. Losse deksels zijn hiervoor niet toegestaan. 9.3.2 Een opslag- en/of aftapvoorziening moet aan de bovenzijde zijn voorzien van een vulleiding, een ontluchtingsleiding en een overloopleiding. De ontluchtings- en de overloopleiding moeten ten minste dezelfde diameter bezitten als de vulleiding. De ontluchtingsleiding en de overloopleiding moeten in de opvangbak circa 0,1 m boven de bodem uitmonden. De overloopleiding moet zijn voorzien van een hevelbreker. De ontluchtingsleiding en de overloopleiding dienen binnen de opvangbak uit te monden. 9.3.3 De overloopleiding mag nergens hoger zijn gelegen dan de uitmonding van de ontluchtingsleiding. 9.3.4 Indien een opslag- en/of aftapvoorziening is voorzien van een onderaansluiting moet hierop zo dicht mogelijk bij de aftapvoorziening een afsluiter zijn geplaatst. 9.3.5 In de zuigleiding moet een doelmatige afsluiter van tegen de inwerking van de opgeslagen vloeistof bestand materiaal aanwezig zijn. 9.3.6 Indien de opslag- en/of aftapvoorziening wordt gevuld uit een tankwagen, dient dit te geschieden door een zowel aan de aanvoerende tankwagen als aan de vulleiding gekoppelde losslang. De tankwagen moet tijdens het vullen in de open lucht zijn opgesteld. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 12 van 22

9.3.7 De plaats waar de tankwagen op de vulleiding moet worden aangesloten moet duidelijk zijn gekenmerkt met de aanduiding "VULPUNT ZWAVELZUUR". 9.3.8 Alvorens met het vullen van de opslag- en/of aftapvoorziening wordt begonnen moet door vaststelling van de vloeistofstand in het reservoir de mate van vulling nauwkeurig worden vastgesteld. 9.3.9 Indien het vulpunt buiten een gebouw is gelegen moet een geheel afsluitbare vloeistofkerende en productbestendige opvangbak zijn aangebracht met een voldoende groot oppervlak en die tenminste de inhoud van de vulslang kan bevatten of een tenminste even effectieve voorziening om gemorst product op te vangen. Eventuele doorvoeringen dienen eveneens productbestendig en vloeistofkerend te zijn uitgevoerd. 9.4 Het zurencirculatiesysteem 9.4.1 De pompen voor het transport van zwavelzuur van de opslag- en/of aftapvoorziening naar de luchtwasinstallatie(s) dient in de ruimte voor de opslag te worden geplaatst. Toelichting: Indien de opslag buiten is mag de pomp onder het afdak worden geplaatst. 9.4.2 In de transportleidingen voor zwavelzuur dienen voorzieningen te zijn aangebracht waardoor wordt voorkomen dat in de leidingen een te hoge druk wordt opgebouwd. 9.4.3 Alle leidingen en appendages moeten bestand zijn tegen de inwerking van zwavelzuur. 9.4.4 Alle leidingen en appendages moeten bovengronds zijn gelegen. 9.4.5 Bij bestaande stallen waar leidingen gelegd moeten worden dient men rekening te houden dat deze leidingen buiten de stal worden aangebracht. Deze leidingen dienen tegen de buitenmuur op maaiveldhoogte te worden aangebracht. 9.4.6 De leidingen en appendages dienen vloeistofdicht te zijn uitgevoerd. 9.4.7 De leidingen worden periodiek op vloeistofdichtheid gecontroleerd. 9.4.8 De leidingen worden periodiek op vloeistofdichtheid gecontroleerd. 9.4.9 Op alle leidingen waar geconcentreerd zwavelzuur door getransporteerd wordt dienen duidelijk leesbare stikkers in de kleur "geel" te zijn aangebracht met het woord "ZWAVELZUUR". Deze letters dienen minimaal 20 millimeter hoog te zijn. De stickers dienen om de meter zichtbaar op 9.4.10 De doseerpompen voor het verpompen van zwavelzuur moeten in of boven een vloeistofkerende opvangbak zijn geplaatst. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 13 van 22

9.4.11 De doseerpompen mogen alleen worden gebruikt voor het verpompen van zwavelzuur. 9.4.12 Doseerleidingen moeten bestaan uit een vast leidingwerk van hogedruk polyethyleen. Verbindingen en koppelingen dienen te worden uitgevoerd als flens- of lasverbinding. 9.4.13 De plaats waar zwavelzuur aan de wasvloeistof in de luchtwasser wordt toegevoegd, moet gemakkelijk bereikbaar zijn. 9.4.14 Het zwavelzuur dient direct na toevoeging intensief met de wasvloeistof te worden gemengd. 9.4.15 Teneinde een zo effectief mogelijke beheersing van de ph te verkrijgen moet de dosering van zwavelzuur automatisch plaatsvinden. Dit moet geschieden door het koppelen van de doseerpomp aan een continue ph meting van de wasvloeistof. 9.5 Incidenten en onregelmatigheden 9.5.1 Personen die toegang hebben tot de opslagplaats voor zwavelzuur moeten deskundig zijn met betrekking tot de aard en de gevaarsaspecten van de opgeslagen stof en de te nemen maatregelen bij onregelmatigheden. Deze personen moeten daartoe een schriftelijk instructie of opleiding hebben ontvangen. Hiervan moet een bewijs aanwezig zijn. 9.5.2 Bij een opslagplaats voor zwavelzuur moet een bedrijfsnoodplan aanwezig zijn, waarin onder ander is omschreven hoe de inspectie van de vloeistofkerende vloer en het opruimen van gelekte of gemorste stoffen wordt gewaarborgd. Hierbij moet aandacht zijn besteed aan instructies van het personeel, aanwezigheid van absorptiematerialen, overzicht van uitgevoerde en uit te voeren periodieke visuele inspecties en de te treffen handelingen indien een vloer of een lekbak niet meer vloeistofkerend is. 9.5.3 In het bedrijfsnoodplan moet een duidelijke leesbare instructie zijn aangebracht over de te nemen maatregelen in het geval van incidenten of calamiteiten. Deze instructie moet de namen, telefoonnummers en faxnummers bevatten van onder andere verschillende nood- en hulpdiensten en van andere instanties en personen waarmee in het geval van incidenten of calamiteiten contact moet worden opgenomen. Tevens moeten in deze instructie de benodigde gegevens zijn vermeld van een erkend bedrijf voor verwerking. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 14 van 22

BEGRIPPEN ** VOOR ZOVER EEN DIN-, NEN-, NEN-EN-, OF NEN-ISO-NORM,...: Voor zover in een voorschrift verwezen wordt naar een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN- ISO-, NVN-norm, AI-blad, BRL, CPR, PGS of NPR, wordt de uitgave bedoeld die voor de datum waarop de vergunning is verleend het laatst is uitgegeven met tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen. Indien er sprake is van reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties is -de norm, BRL, CPR, PGS, NPR of het AI-blad van toepassing die bij de aanleg of installatie van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. Alle onderstaande verklaringen en definities zijn van toepassing op de in de voorschriften gebruikte benamingen en termen, aangevuld met, dan wel in afwijking van de in NEN 5880 (Afval en afvalverwijdering, Algemene termen en definities) en de NEN 5884 (Afval en afvalverwerking, termen en definities voor bouw- en sloopafval) gegeven verklaringen en definities. BESTELADRESSEN: publicaties zijn in ieder geval verkrijgbaar bij de onderstaande instanties: - overheidspublicaties zoals AI-bladen en CPR-richtlijnen bij: SDU Service, afdeling Verkoop Postbus 20014 2500 EA DEN HAAG telefoon (070) 378 98 80 telefax (070) 378 97 83 - PGS-richtlijnen zijn digitaal verkrijgbaar via www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl - DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen bij: Nederlands Normalisatie-instituut (NEN), Afdeling verkoop Postbus 5059 2600 GB DELFT telefoon (015) 269 03 91 telefax (015) 269 02 71 www.nen.nl - BRL-richtlijnen bij: KIWA Certificatie en Keuringen Postbus 70 2280 AB RIJSWIJK telefoon (070) 414 44 00 telefax (070) 414 44 20 - InfoMil is het informatiecentrum in Nederland over milieu wet- en regelgeving. www.infomil.nl BEDRIJFSRIOLERING: Voorziening voor de afvoer van bedrijfsafvalwater vanuit de inrichting naar een openbare riolering of een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater. BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT): Voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen - economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 15 van 22

BODEMRISICO(CATEGORIE): Typering van de kans op (en omvang van) een bodembelasting door een specifieke bedrijfsmatige activiteit. BODEMRISICOCATEGORIE A: Verwaarloosbaar bodemrisico. BREF: Referentiedocument waarin over een onderwerp o.a. de beste beschikbare technieken zijn beschreven. GEUROVERLAST: - De geur wordt binnen een bepaald tijdbestek langdurig of herhaaldelijk in vleugen waargenomen. - De geurbeleving wordt beoordeeld als negatief en de geur wordt daarbij als zwaar, eventueel als prikkelend of verstorend omschreven. - De geur dient herkend te worden als een geur afkomstig van de inrichting en niet van andere bronnen uit de omgeving. IPPC-RICHTLIJN: Richtlijn 96/61/EG, de Europese richtlijn Integrated Pollution Prevention and Control. LANGTIJDGEMIDDELD BEOORDELINGSNIVEAU (L Ar, LT ) Het equivalente niveau L Aeq,T waarbij rekening gehouden is met de afzonderlijke geluidsbijdragen tijdens de verschillende bedrijfstoestanden van de inrichting, alsmede met het karakter van het geluid (impulsachtig, tonaal, muziek) en variaties van het immissieniveau als gevolg van verschillende weersomstandigheden (meteocorrectie) MAXIMALE GELUIDNIVEAU L Amax Het maximale A-gewogen geluidsniveau (piekgeluidsniveau) L Amax is gebaseerd op de hoogste aflezing in de meterstand "fast"; op deze afgelezen waarde wordt de meteocorrectieterm Cm toegepast. De meterstand "fast" komt overeen met een tijdconstante van 125 ms. NRB: Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten, Informatiecentrum Milieuvergunningen (InfoMil). VISA: Veiligheid Industriële Stookinstallaties voor het stoken van Aardgas. VLOEISTOFKERENDE VOORZIENING: Een voorziening die in staat is vrijgekomen stoffen zo lang te keren dat deze kunnen worden opgeruimd voordat indringing in de bodem plaats kan vinden. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 16 van 22

Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 17 van 22

Nummer systeem Naam systeem Diercategorie BWL 2007.05.V1 Systeembeschrijving van April 2009 Chemisch luchtwassysteem 95 % ammoniakemissiereductie Kraamzeugen, gespeende biggen, guste en dragende zeugen, dekberen en vleesvarkens (inclusief opfokberen en opfokzeugen) Vervangt Beschrijving BWL 2007.05 van mei 2007 (update 10 maart 2008) Werkingsprincipe De ammoniakemissie wordt beperkt door de ventilatielucht te behandelen in een chemisch luchtwassysteem. Bij het beschreven systeem bestaat de installatie uit twee filterwanden van het type dwarsstroom. De filterwanden hebben een gelijk aanstroomoppervlak en zijn opgebouwd uit een kolom met vulmateriaal dat continu vochtig wordt gehouden met een aangezuurde wasvloeistof, bijvoorbeeld door sproeien of een overloopsysteem. De gezuiverde lucht verlaat vervolgens via een druppelvanger de installatie. De luchtwasser kan zijn opgebouwd uit modules (met daarin de filterwanden) die aan de stal worden gekoppeld of de luchtwasser wordt bouwkundig opgebouwd (wandensysteem). Bij passage van de ventilatielucht door het luchtwassysteem wordt de ammoniak opgevangen in de wasvloeistof, waarna de gereinigde ventilatielucht het systeem verlaat. Door toevoeging van zwavelzuur aan de wasvloeistof, wordt de ammoniak gebonden als ammoniumsulfaat. Op vaste, van te voren ingestelde, tijdstippen wordt het waswater in de wateropvangbak vervangen door vers water (spuien). Gegevens project V.O.F. van Aert-Koolen, Putseweg 25 te Ossendrecht, gem. Woensdrecht Betreft 1440 vleesvarkens en 644 gespeende biggen van de vergunningaanvraag, ingekomen d.d. 7 december 2009. DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM Onderdeel Uitvoeringseis Uitvoering project Akkoord 1 Ventilatie aanvoer ventilatielucht naar luchtwassysteem, zie hiervoor de checklist ventilatie bij luchtwassysteem uit het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij' 2a 2b Dimensionering luchtwassysteem opgebouwd uit twee achter elkaar geplaatste filterwanden van het type dwarsstroom van gelijke lengte opgebouwd uit éénheden met een capaciteit van 20.000 m³ lucht per Stal 7 Stal 7 bestaat uit 2 delen die zijn aangesloten op een gezamenlijk afzuigkanaal. Het doorstroomoppervlak van het luchtaanvoerkanaal is 11,5 m 2. De luchtwasser wordt aan de eindgevel van de nieuwe stal opgericht. Het emissiepunt komt op 5.80 m te liggen. Opgebouwd uit twee achter elkaar geplaatste filterwanden van het type dwarsstroom van gelijke lengte. In totaal worden 5 eenheden gekoppeld. De totale capaciteit mits 1 mits 2 ja Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 18 van 22

2c 2d 2e 2f uur, elke éénheid heeft een lengte van 1,85 m waarvan netto 1,82 m doorlatend is de filterwanden hebben een hoogte van 2,25 m en een dikte van 0,30 m, het filterpakket is opgebouwd uit kunststof filtermateriaal (type 2H-NET filter, contactoppervlak filtermateriaal is 150 m² / m³) vast achter de tweede filterwand staat een druppelvanger met een dikte van 0,10 m capaciteit maximaal 4.884 m³ lucht per uur per m² netto aanstroomoppervlak aan te tonen met dimensioneringsplan bij aanvraag vergunning, waaruit onder meer de relatie met het aantal dieren per diercategorie blijkt (maximale ventilatie) 3a Registratie continue registratie van het aantal draaiuren van de circulatiepomp met behulp van een urenteller 3b 3c continue registratie van het spuidebiet met een geijkte waterpulsmeter de geregistreerde waarden moeten niet vrij toegankelijk worden opgeslagen. 4 Spuiregeling het spuien van het waswater moet worden aangestuurd door een automatische regeling van de LW bedraagt daarmee 100.000 m 3 /u, waarbij benodigd is 99.280 m 3 /u Hoogte 2,25 en dikte 0,30 m Filterpakket: kunststof type 2H- NET filter. Contactoppervlak 150 m 2 /m 3. gereinigde lucht verlaat het systeem via een druppelvanger, dikte 0,10 m, maar een dikte van 0,08 m is herleidbaar uit de totale dikte van het waspakket van 0,68m capaciteit van de luchtwasser is 100.000 m³ lucht per uur, aanstroomoppervlak is 20,45 m² op basis van het dimensioneringsplan, dit is 4.889 m³ lucht per uur per m² aanstroomoppervlak (op basis van een maximale ventilatiebehoefte van 99.280 m³ lucht per uur bedraagt de capaciteit maximaal 4.584 m³ lucht per uur per m² aanstroomoppervlak). In bijlage aanvraag opgenomen Dimensioneringsplan is bij de aanvraag gevoegd, maakt onderdeel uit van de set bijlagen bij de aanvraag d.d. 7 december 2009 Ja mits 3 Niet aangegeven mits 4 Niet aangegeven mits 4 Niet aangegeven mits 4 Niet aangegeven mits 5 5 Afvoer spuiwater afvoer naar een aparte opslag afvoer naar een aparte opslagtank voor spuiwater met een inhoud van 30 m 3 ja ja ja Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 19 van 22

HET GEBRUIK VAN HET SYSTEEM a1 a2 a3 Onderdeel Gebruikseis Gebruik project Akkoord Instelling parameters en controle de ph van het waswater moet minimaal 2 en maximaal 3 bedragen het gehalte aan ammoniumsulfaat in het waswater moet maximaal 2,1 mol per liter bedragen elk half jaar bemonstering van het waswater, zie hiervoor de checklist controle werking chemisch luchtwassysteem uit het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'. Hierin zijn ook de eisen met betrekking tot de controle en de verslaglegging opgenomen. b Waswater moet worden aangezuurd met zwavelzuur c1 Spuiregeling spuien op vaste (van te voren ingestelde) tijdstippen. c2 c3 d e Opleveringsverklaring Reiniging filterpakket voor elke luchtwasser moet een berekening van de spuifrequentie worden opgesteld. In deze berekening moeten de te verwachten ammoniakbelasting (is onder andere afhankelijk van het aantal dieren en de uitvoering van het dierenverblijf) en het maximale gehalte aan ammoniumsulfaat worden betrokken de opgegeven spuifrequentie moet bij de ingebruikname van de luchtwasser bekend zijn en moet bij de installatie worden bewaard opname belangrijkste gegevens (zoals controleparameters) en dimensioneringsgrondslagen in een opleveringsverklaring 1, door de leverancier na installatie van het luchtwassysteem te overhandigen aan de veehouder niet aangegeven mits 6 niet aangegeven mits 6 niet aangegeven mits 6 aangezuurd met zwavelzuur niet aangegeven mits 6 niet aangegeven mits 6 niet aangegeven mits 6 niet bekend of opleveringsverklaring wordt overhandigd ja mits 6 minimaal éénmaal per jaar niet aangegeven mits 6 1 In de opleveringsverklaring moet worden aangetoond dat het luchtwassysteem volgens de systeembeschrijving is uitgevoerd en gedimensioneerd. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 20 van 22

f Onderhoudscontract het afsluiten van een onderhoudscontract met de leverancier of een andere deskundige partij wordt sterk aanbevolen 2. In het onderhoudscontract moet een jaarlijkse controle en onderhoud van het luchtwassysteem zijn opgenomen. Verder zijn in dit contract de taken van de leverancier/deskundige partij opgenomen. Informatie over de standaardinhoud van het onderhoudscontract is opgenomen in de checklist onderhoud chemisch luchtwassysteem uit het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij' g Logboek moet worden bijgehouden met betrekking tot: - de metingen, het onderhoud, de analyseresultaten van het wassysteem en de optredende storingen; - de wekelijkse controlewerkzaamheden. Zie hiervoor de checklist onderhoud chemisch luchtwassysteem uit het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij' h Rendementsmeting het is mogelijk om een rendementsmeting voor te schrijven, zie hiervoor de checklist rendementsmeting luchtwassysteem uit het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij' niet bekend of een onderhoudscontract is afgesloten zie checklist Onderhoud chemisch luchtwassysteem zie checklist rendementsmeting luchtwassysteem mits 6 mits 6 mits 6 Werkingsresultaat ammoniakverwijderingsrendement: 95 procent Emissiefactor Gespeende biggen: - 0,03 kg NH 3 per dierplaats per jaar, hokoppervlak maximaal 0,35 m² - 0,04 kg NH 3 per dierplaats per jaar, hokoppervlak groter dan 0,35 m² Kraamzeugen: - 0,42 kg NH 3 per dierplaats per jaar Guste en dragende zeugen: 2 Een onderhoudscontract is een goed middel om te voorkomen dat de gebruiker problemen krijgt bij het afleggen van een verantwoording bij de handhaving. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 21 van 22

10 Verwijzing meetrapport - 0,21 kg NH 3 per dierplaats per jaar, individuele huisvesting - 0,21 kg NH 3 per dierplaats per jaar, groepshuisvesting Dekberen: - 0,28 kg NH 3 per dierplaats per jaar. Vleesvarkens (inclusief opfokberen en opfokzeugen): - 0,13 kg NH 3 per dierplaats per jaar, hokoppervlak maximaal 0,8 m² - 0,18 kg NH 3 per dierplaats per jaar, hokoppervlak groter dan 0,8 m² Rendementsmeting luchtwasser 90/95% ammoniakreductie Inno+ Luchtwassysteem, rapport februari 2007 van (www.asg.wur.nl) EINDOORDEEL EN OPMERKINGEN De uitvoering van deze praktijkstal voldoet aan de uitvoeringseisen van het luchtwassysteem BWL 2007.05.V1 wanneer: 1 de aanvoer van de ventilatielucht naar de luchtwasser aan alle eisen uit de checklist ventilatie bij luchtwassysteem voldoet. Alle lucht uit de dierruimten mag alleen via de luchtwasser de stal verlaten; 2 de luchtwasser is opgebouwd uit twee achter elkaar geplaatste filterwanden met elk een dikte van 0,30 meter; 3 de druppelvanger een dikte heeft van 0,10 meter en het totale filterpakket (twee filterwanden plus druppelvanger) een dikte heeft van 0,70 m; 4 bij de chemische luchtwasinstallatie registratie instrumenten worden aangebracht waarbij de geregistreerde waarden niet vrij toegankelijk zijn (bijvoorbeeld instrumenten monteren in een verzegelde kast). Het gaat om een urenteller voor het registreren van het aantal draaiuren van de circulatiepomp en een geijkte waterpulsmeter voor het registreren van het spuidebiet. Deze waarden moeten continue worden geregistreerd; 5 het spuien van het waswater uit de chemische luchtwasser wordt aangestuurd door een automatische regeling; 6 de in de tabel en de bijbehorende checklisten geformuleerde gebruikseisen op te nemen. Deze voorwaarden zijn als eisen opgenomen in de systeembeschrijving, in de voorschriften wordt hiernaar verwezen. Wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan voldoet de uitvoering van de stal aan alle uitvoeringseisen. Van dit luchtwassysteem in stal 7 moet een rendementsmeting voor ammoniak plaatsvinden op de volgende momenten: - binnen 3 tot 9 maanden nadat het luchtwassysteem is geïnstalleerd; - een periodieke herhaling om de vijf jaar. De eerste, en de periodieke herhaling van de rendementsmeting wordt voorgeschreven om achteraf het functioneren van de luchtwasser te kunnen beoordelen. De eerste rendementsmeting moet inzicht geven in het goed ingeregeld zijn van het luchtwassysteem. Met de periodieke herhaling van deze meting kan een beeld worden gegeven over de werking over langere termijn. Putseweg 25 te Ossendrecht Pagina 22 van 22