Aanvullend natuuronderzoek M.H. Tromplaan te Enschede

Vergelijkbare documenten
Vleermuisonderzoek Riethorsterweg te Plasmolen

Aanvullend soortgericht onderzoek Randweg 116 te Alblasserdam

Nader onderzoek vleermuizen Slingeland Ziekenhuis te Doetinchem

Vleermuizen- en vogelonderzoek Zandweg Leidsche Rijn

Vleermuisonderzoek zeven ontwikkellocaties Barneveld

Update ecologisch onderzoek Hoog-Catharijne

Soortgericht onderzoek

Resultaten vleermuisonderzoek Huutgraaf te Beuningen

Onderzoek boombewonende vleermuizen herontwikkeling Meer en Bosch te Heemstede. 4 september Concept

Vleermuisonderzoek locatie Merenhoef te Maarssen

B i j l a g e : I n v e n t a r i s a t i e H u i s m u s e n v l e e r m u i z e n i n h e t k a d e r v a n d e F l o r a - e n fau n a w e t

Aanvullend natuuronderzoek voormalig Zoutdepot Breukelen

Vleermuizenonderzoek Het Bosje te Elst

Resultaten onderzoek vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen Portiekwoningen Soendalaan-Billitonstraat e.o. te Vlaardingen. Kader

Aanvullend vleermuisonderzoek restaurant Castellum Novum in De Meern

Nader onderzoek vleermuizen en gierzwaluwen bij Forum Rotterdam

INVENTARISATIE VLEERMUIZEN DE WEID WALSTRO 3 CASTRICUM

ASSCHATTERWEG LEUSDEN. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en de functie van de omgeving voor vleermuizen

Rapportage onderzoeken vleermuizen, huismus en gierzwaluw Locatie Campagne, Medoclaan te Maastricht

Rapportage onderzoeken vleermuizen, huismus en gierzwaluw

SCHOLEN LEUSDEN. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en naar de functie van de omgeving voor vleermuizen

Opdrachtgever: Geveke Bouw & Ontwikkeling projectnummer:

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

Vleermuisinventarisatie aan de Hofstraat te s- Heerenberg

Notitie flora en fauna

Kastanjelaanschool te Leiderdorp

2. ECOLOGIE VLEERMUIZEN...

Vleermuisonderzoek. Heideweg 52 Soest. In het kader van de Wet natuurbescherming

Notitie n.a.v. onderzoek vleermuizen

BM-RAPPORT Onderzoek naar vleermuizen, gierzwaluw en huismus. T.P. Molenaar en L. Boon, 30 september DEFINITIEF

Nader onderzoek vleermuizen en gierzwaluw bij Forum te Rotterdam

Nader onderzoek naar vleermuizen Nieuw Graswijk te Assen

Huismus- en vleermuisinventarisatie op planlocatie de Marke III te Hengevelde

Aanvullend vleermuisonderzoek plangebied Dennenlaan en Olmenlaan te Zwanenburg

BM-RAPPORT Vleermuisonderzoek. Veenendaal Industrielaan. M.W. van den Hoorn, 5 oktober 2011.

Vleermuisonderzoek Vlietsingel, Medemblik

Vleermuis- en broedvogelonderzoek Wherepark, Purmerend

VLEERMUIZEN ONDERZOEK HELLEVOETSLUIS 2008

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO

Geachte mijnheer Eggenhuizen,

Vleermuizenonderzoek Papenhoef, Oudewater

Nader onderzoek plangebied Insulindeblok, Amsterdam

Resultaten aanvullend soortgericht onderzoek Thorbeckelaan Zuid

Oriënterende vleermuizeninventarisatie gemeente Zwolle. Vleermuizeninventarisaties ten behoeve van drie zoeklocaties Structuurplan Zwolle

Datum : 10 juli 2015 Ons kenmerk : 1502H037/DBI/rap2 Betreft : Resultaten flora- en faunaonderzoek J.P. Gouverneurlaan 20 te Sassenheim

Nader onderzoek Vleermuizen en Steenmarter Ellertshaar 6 (gemeente Borger Odoorn)

NATUURONDERZOEK A9 BADHOEVEDORP

Boomcontrole vleermuizen boom 61145, Nieuwegracht te Utrecht

Vleermuisonderzoek Prins Mauritsschool Nijmegen

Quickscan Spechtstraat, aanleg park De Kraaij

Inventarisatie vleermuizen gemeentehuis Bloemendaal

Postbus RK Utrecht. Notitie nader onderzoek vleermuizen Centrumkwadrant Utrecht

Vleermuisinventarisatie De Annenborch, Rosmalen

Nader onderzoek vleermuizen schoolgebouw Anne Franklaan, Montfoort

Nader onderzoek vleermuizen, huismus en gierzwaluw Warmenhuizen Centrum

Tabel 1. Overzicht veldbezoeken, onderzochte soorten en weersomstandigheden. Onderzoekers: EC = Eric Claassen, LH = Lone Hulsen

VOSSEVELD SOEST. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en de functie van gebouwen, bomen en omgeving voor vleermuizen

NADER ONDERZOEK VLEERMUIZEN IN HET VOORMALIGE DORPSHUIS VAN YDE

Vleermuisonderzoek Gorinchem

Veldinventarisatierapport St Elisabeth te Delden

Vleermuisonderzoek Locatie Zorgcentrum De Klaarbeek te Epe

HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DE BIEZENKAMP TE LEUSDEN

Nader onderzoek beschermde soorten Bossingschaaf 20, Zaandam

Middels deze brief ontvangt u de resultaten van het nader ecologisch onderzoek op de projectlocatie Scheveningen Bad.

VLEERMUIZEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDING VAN BASISSCHOLEN DE AKKER EN DE DR. SCHAEPMANSCHOOL TE BARENDRECHT

Vleermuisonderzoek Zwanenburg

: Holdingmaatschappij D. v.d. Plas BV : dhr. D. van der Plas jr. : Steenbakkerstraat 2 : 2222 AT Katwijk

Vleermuisonderzoek Molukse Wijk, Tiel

(O, Omgevingsdienst regio Utrecht

Mitigatieplan Gewone dwergvleermuis Dorpshart Knegsel

Nader onderzoek beschermde soorten Mozartstraat 1 t/m 15 (oneven), Elst

Natuurwaarden onderzoek de Hallen

ASKA - Vlek 4&5 Nader onderzoek vleermuizen en vogels

Ordito t.a.v. dhr. F.A. Jiskoot Postbus ZH GILZE

Faunaconsult. Tegelseweg GK Belfeld Tel: KvK Limburg BTW nr: NL B01

Rapportage soortgericht onderzoek Cannerweg 8 & 10

Eindrapport VLEERMUIZEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND DE LOOCH TE VIANEN

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht

Vleermuisonderzoek. Het Nardusboer 215 te Oldenzaal. In het kader van de Wet natuurbescherming

Hierbij ontvangt u de rapportage betreffende aanvullend onderzoek rond uw plangebied Waterman II te Rijsbergen (zie figuur 1).

Resultaten veldbezoek vleermuizen en vogels Hotels van Oranje te Noordwijk

Aanvullend vleermuizenonderzoek bedrijventerrein Rijssen- Enter

! " # $! % & '%(#(#%) * +,,, & -, ".,,,,,!

Nader onderzoek vleermuizen, vogels en reptielen Oostvenerweg, Harselaar west Barneveld

Concept rapportage VLEERMUIZEN IN EN DIRECT ROND EEN NIEUWBOUWLOCATIE TE OUDEWATER

PLANGEBIED EN VOORGENOMEN ONTWIKKELING

Buro Maerlant. Bakel Auerschootseweg. Nader onderzoek vleermuizen en huismus BM-NOTITIE 2014

PLANGEBIED EN VOORGENOMEN ONTWIKKELING

Nader onderzoek Vleermuizen, huismus en steenmarter Ingen

Concept HET VOORKOMEN VAN VLEERMUIZEN IN EN ROND DE CONTREIE TE OOSTERHOUT

Memo Aanleiding Werkwijze

Contra expertise. Hoenderop, Paleisweg 205, Ermelo. In het kader van de Flora- en faunawet. In opdracht van: Buro voor Bouwkunde Ermelo

veldinventarisatierapport vleermuizen Garderbroekerweg 175 te Kootwijkerbroek

Notitie Flora- en faunaonderzoek Enter

Soortgericht onderzoek Wellnesscentrum De Kuil, Dordrecht. Onderzoek naar vleermuizen, vogels en ringslangen in het kader van de Flora- en faunawet

Vleermuisinventarisatie Hillegom Parkwijk

In het kader van de Flora- en faunawet

1. INLEIDING Inleiding Flora- en faunawet Opbouw rapport METHODE... 5

Vleermuizenonderzoek Heemse Rabobank te Hardenberg

Transcriptie:

Aanvullend natuuronderzoek M.H. Tromplaan te Enschede 29 oktober 2013

Aanvullend natuuronderzoek M.H. Tromplaan te Enschede Aanvullend onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen, gierzwaluw, steenmarter en/of huismus

Verantwoording Titel Aanvullend natuuronderzoek Opdrachtgever Saxion Hogeschool Enschede Projectleider Bas Bakker Auteur(s) Martijn Tiemens Projectnummer 1215699 Aantal pagina's 22 (exclusief bijlagen) Datum 29 oktober 2013 Handtekening Colofon Tauw bv BU Meten, Inspectie & Advies Handelskade 11 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon +31 57 06 99 91 1 Fax +31 57 06 99 66 6 Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: - NEN-EN-ISO 9001 5\22

6\22 Kenmerk R001-1215699XMT-mwl-V01-NL

Inhoud Verantwoording en colofon... 5 1 Inleiding... 8 1.1 Aanleiding en doel... 8 1.2 Natuurbeschermingswetgeving... 9 1.3 Huidige situatie en beoogde werkzaamheden... 9 2 Ecologie en methoden... 10 2.1 Ecologie van vleermuizen... 10 2.2 Onderzoeksmethodiek... 12 2.2.1 Verwachte soorten... 12 2.2.2 Verwachte functies... 13 2.2.3 Doel vleermuisonderzoek... 14 2.2.4 Werkwijze... 14 2.2.5 Periodisering... 15 3 Resultaten en interpretatie... 16 4 Effectbeschrijving... 17 4.1 Overzicht van effecten... 17 4.2 Effectbeschrijving... 18 5 Conclusies... 18 6 Literatuur... 20 Bijlage(n) 1 Inventarisatiekaart 7\22

1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel In opdracht van Saxion Hogeschool Enschede heeft Tauw onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vleermuizen, steenmarter, gierzwaluw en huismus ten behoeve van de sloop van het pand aan de M.H. Tromplaan 13, 15 te Enschede. Het aanvullend natuuronderzoek is gericht op het vaststellen van de functie van het plangebied voor de in de regio voorkomende vleermuissoorten en/of steenmarter, gierzwaluw en huismus. Het plangebied kan een essentieel onderdeel vormen van het leefgebied voor bovenstaande diersoorten, in de vorm van vaste verblijfplaats in de spouwmuren of op de zolder van het voormalige schoolgebouw. De kans bestaat dat als gevolg van de werkzaamheden (onderdelen van het leefgebied van) vleermuizen worden verstoord of verdwijnen. Wanneer dit daadwerkelijk het geval is, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen om de functionaliteit van de voortplanting- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen te garanderen. Deze maatregelen (kunnen) worden voorgelegd aan Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I. Bij goedkeuring van de maatregelen wordt een positieve afwijzing gegeven, omdat geen overtreding van de Flora- en faunawet optreedt. Indien het nemen van dergelijke maatregelen niet mogelijk is, dient ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd op grond van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn. In een eerder stadium is een natuurtoets uitgevoerd ten behoeve van de sloop van het pand aan de M.H. Tromplaan 13 en 15 te Enschede. (P, te Morsche, 2013). Op basis van de natuurtoets konden negatieve effecten op vleermuizen steenmarter, gierzwaluw en huismus niet op voorhand worden uitgesloten. Daarom is nader onderzoek naar het voorkomen van deze soorten noodzakelijk. Voor het vleermuisonderzoek zijn verschillende bezoeken nodig om het voorkomen van deze soortgroep uit te sluiten. Tevens is tijdens de eerste drie bezoeken specifiek onderzoek verricht naar het voorkomen van nesten van huismus en gierzwaluw. Tot slot heeft een zolderbezoek uitgevoerd om de aan- of afwezigheid van de steenmarter Te bepalen. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de vraag of (en eventueel welke) mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn, of dat een ontheffing van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd voor het mogelijkerwijs verstoren en/of verdwijnen van (onderdelen van leefgebieden van) beschermde diersoorten. 8\22

1.2 Natuurbeschermingswetgeving De Flora- en faunawet gaat uit van het voorzorgsbeginsel en stelt dat een overtreding van verbodsbepalingen met zekerheid moet kunnen worden uitgesloten. Uitsluitsel is alleen mogelijk op basis van voldoende en actuele gegevens. Wanneer negatieve effecten op soorten mogelijk zijn, en wanneer op basis van het oriënterend veldbezoek of actuele verspreidingsgegevens niet met zekerheid vast te stellen is of een soort aanwezig is, is nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten noodzakelijk. Ook bij het aanvragen van een eventuele ontheffing dient de aanwezigheid van de betreffende soort aangetoond te worden. Hierbij geldt een omgekeerde bewijslast waarbij de initiatiefnemer verantwoordelijkheid draagt. 1.3 Huidige situatie en beoogde werkzaamheden Het plangebied voor de beoogde ontwikkeling is gelegen midden in de stad Enschede. In de directe omgeving is veel beweging van verkeer en mensen. Er staan diverse grote gebouwen in de omgeving (zie figuur 1.1). Enkele hebben een oude statige verschijning en met dakpannen beklede daken. Andere panden zijn nieuwer zoals de flat van Saxion Hogeschool. De locatie bestaat, aan de voorzijde, uit een pand opgebouwd uit drie woonlagen voorzien van een met dakpannen bekleed puntdak. Aan deze kant is ruimte voor parkeren gecreëerd. In een smalle strook is groenvoorziening aanwezig. Het achterdeel van de locatie is in zijn geheel bebouwd en bestaat uit één bouwlaag welke is afgewerkt met een platdak. In het voorste deel zijn op meerdere plekken stootvoegen aanwezig. Het pand staat momenteel leeg en wordt beheerd door een antikraak organisatie. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop van het pand gelegen aan de M.H. Tromplaan 13, 15 te Enschede. 9\22

Onderstaande figuur geeft de ligging van het plangebied weer. Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied (ronde contour) 2 Ecologie en methoden 2.1 Ecologie van vleermuizen Vleermuizen gebruiken verschillende delen van het landschap voor verschillende doeleinden. Er worden drie belangrijke gebruiksfuncties onderscheiden: Vliegroutes: De meeste soorten vleermuizen maken gebruik van lijnvormige elementen in het landschap om zich langs te verplaatsen, zoals heggen, lanen, bosranden en waterlopen. Dergelijke lijnvormige elementen dienen als oriëntatie en bieden beschutting tegen wind en tegen mogelijke vijanden. Er wordt door vleermuizen vaak ook gefoerageerd op de vliegroute 10\22

Foerageergebieden: Vleermuizen jagen ofwel boven water, in halfopen, parkachtig landschap, in stedelijk gebied of in het bos binnen de openingen in het kronendak, maar vooral langs bosranden en overgangen. Sommige soorten leggen s avonds enkele kilometers af om hun foerageergebieden te bereiken. Andere soorten zoeken hun voedsel binnen een straal van enkele honderden meters rondom de verblijfplaats Verblijfplaatsen: Vleermuizen gebruiken holten en spleten in bomen of gebouwen als verblijfplaats. Door het jaar heen maken vleermuizen gebruik van verschillende soorten verblijfplaatsen: Zomerverblijfplaatsen: De Nederlandse vleermuizen hebben voorkeur voor een zomerverblijfplaats in bomen en/of gebouwen. De belangrijkste voorwaarde van een verblijfplaats is de nabijheid van een goed voedselgebied. Daarnaast speelt het microklimaat in het verblijf een belangrijke rol. De zomerverblijfplaatsen worden gekenmerkt door warme en droge omstandigheden en worden bewoond in de periode tussen april en oktober Kraamverblijfplaatsen: In de zomer verzamelen de vrouwtjes zich in kraamkolonies (bijvoorbeeld in boomholten, op zolders, in spouwmuren, achter daklijsten) om gezamenlijk jongen te krijgen. Een dergelijke kraamkolonie bewoont tegelijkertijd of afwisselend een aantal verschillende verblijfsplaatsen. Mannetjes worden niet geduld, zij leven in de zomer solitair of in kleine groepen. De jongen worden geboren in de vroege zomer (eind mei-half juni) en foerageren mee met de vrouwtjes tot in juli of augustus. Daarna verlaten de vrouwtjes langzaam de kraamkolonies en gaan ze op zoek naar een mannetje om te paren Paarverblijfplaatsen: Paarverblijfplaatsen zijn tijdelijke verblijfplaatsen, die aan het einde van de zomer door zowel mannetjes als vrouwtjes worden bezocht om te paren. De paarverblijfplaatsen liggen vaak in groepen bij elkaar op strategische plaatsen, bijvoorbeeld langs de trekroutes naar overwinteringsgebieden. De mannetjes verdedigen hun individuele paarverblijf of paarterritorium tegenover andere mannetjes, terwijl ze, vliegend of stationair (afhankelijk van de soort), de vrouwtjes luid roepend proberen te lokken. Exacte locaties van paarverblijven zijn lastig vast te stellen. Een voorbeeld: als er een fanatiek roepende en rondvliegende gewone dwergvleermuis rondom een woningblok wordt waargenomen, dan kan het hele woningblok als paarverblijf worden aangewezen 11\22

Winterverblijfplaatsen: Om de winter te overleven houden vleermuizen een winterslaap van oktober tot maart of april. Enkele vleermuizen, zoals de ruige dwergvleermuis, komen vanuit kraamkolonies in Midden- en Oost-Europa naar Nederland om te overwinteren. Vleermuizen houden hun winterslaap doorgaans in koude, donkere, vochtige, vaak onderaardse verblijven. Ook kunnen ze in bomen of op zolders overwinteren. In de winterverblijven is het vochtig en er heerst een constante temperatuur tussen circa 0 C en 10 C; de gewenste temperatuurwaarde is soortspecifi ek. Als het microklimaat verandert, dan gaan de vleermuizen op zoek naar een nieuwe ruimte met een gunstiger temperatuur. Zwermgedrag is indicatief voor een winterverblijfplaats in de directe omgeving. Zwermgedrag betreft sociale interactie tussen vleermuizen en dient voor uitwisseling van genen of van kennis over leefgebieden en verblijfplaatsen. Zwermgedrag vindt vaak heel lokaal plaats. Het vaststellen van zwermgedrag is soms lastig, maar het gaat in ieder geval om een grote groep vleermuizen die voor langere tijd op dezelfde locatie blijft rondvliegen. Wanneer dat nabij een kerkgebouw of een andere geschikte winterverblijfplaats is, dan is er sprake van zwermgedrag bij een winterverblijfplaats (Kapteyn, 1995; Limpens et al., 2004; Limpens et al., 2009). Vleermuizen maken gebruik van het landschap als netwerk, waarin de verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden verspreid door het landschap liggen. Als gevolg van de seizoenswisselingen, maar ook door factoren zoals veranderingen in het voedselaanbod op de verblijfplaatsen, is het gebruik van het netwerk dynamisch en veranderlijk in de loop van het seizoen en in de loop van de jaren (Kapteyn, 1995; Limpens et al., 2004; Limpens et al., 2009). 2.2 Onderzoeksmethodiek 2.2.1 Verwachte soorten Vleermuizen Het plangebied wordt gekenmerkt door een voormalig schoolgebouw zonder groenstructuren. Uit verspreidingsgegevens Limpens et al. 1997/ Limpens et al. 2009 / www.zoogdieratlas.nl en op basis van het oriënterend veldbezoek (te Morsche, P., 2013) kan aanwezigheid van de volgende vleermuissoorten in het plangebied niet worden uitgesloten: gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Reden hiervoor is dat beide soorten typische gebouwbewonende soorten zijn die veel in stedelijk gebied worden waargenomen. In tabel 2.1 staat voor bovengenoemde vleermuissoorten weergegeven hoe ze het landschap gebruiken en waar verblijfplaatsen kunnen worden aangetroffen. 12\22

Tabel 2.1 Schematisch weergave van het landschapsgebruik van de gewone dwergvleermuis, laatvlieger, + = ongevoelig voor licht, = gevoelig voor licht (Naar: Limpens et al., 2004) Soort Type Type jachtgebied Type Max. afstand tussen Licht Licht verblijfplaat vliegroute verblijfplaats en op tijdens s jachtplaats route jacht Gewone Bebouwing O.a. stedelijk gebied, Lijnvormige 1 15 km + dwergvleermuis besloten landschap en bos structuur Laatvlieger Bebouwing O.a. stedelijk gebied, Lijnvormige 1 20 km + besloten landschap en bos structuur / open gebied Laatvlieger De laatvlieger is een gebouwbewonende vleermuissoort die vooral in het half open tot open gebied wordt aangetroffen. De laatvlieger dankt zijn Nederlandse naam aan het feit dat ze laat uitvliegt, net als de andere grote vleermuissoort de rosse vleermuis. De laatvlieger foerageert dicht bij huis, de jachtgebieden liggen in een straal van 1-5 kilometer van de verblijfplaats. Over de winterslaapplaats van laatvliegers is nog weinig bekend. Van november tot maart zijn ze vrijwel uit ons blikveld verdwenen (Zoogdiervereniging 2009). Huismus, gierzwaluw en steenmarter Uit verspreidingsgegevens Broekhuizen et al. 1992/ Hustings et al 2002/ www.sovon.nl en op basis van het oriënterend veldbezoek (Tauw, 2013) kan aanwezigheid van de huismus, gierzwaluw en steenmarter in het plangebied niet worden uitgesloten. Reden hiervoor is dat deze soorten typische gebouwbewonende soorten zijn die veel in stedelijk gebied worden waargenomen. 2.2.2 Verwachte functies Bij het onderzoek naar vleermuizen, huismus, gierzwaluw en steenmarter ligt de focus op: Verblijfplaatsen 13\22

Globaal zijn de volgende gebruiksfuncties voor vleermuizen in en rondom het plangebied onderzocht: Vliegroute: vliegroute(s) worden verwacht Foerageergebied: in het plangebied is mogelijk geschikt foerageergebied aanwezig Verblijfplaats: er worden verschillende verblijfsplaatsen verwacht in het plangebied: Zomerverblijfplaatsen Kraamplaatsen Paarverblijfplaatsen Winterverblijfplaatsen Vaste verblijfplaatsen worden verwacht in de spouwmuren van de aanwezige bebouwing. 2.2.3 Doel vleermuisonderzoek Het doel van het vleermuizenonderzoek is om aan te tonen of en hoe het plangebied van belang is voor vleermuizen, waarbij de focus ligt op de soorten gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Het onderzoek richt zich op het vaststellen van zomer-, winter-, kraam en paarverblijfplaatsen van deze soorten. Ook mogelijk aanwezige vliegroutes en foerageergebieden worden in kaart gebracht. Indien het plangebied inderdaad een belangrijke functie vervult voor één of meerdere vleermuissoorten, wordt een afweging gemaakt of de beoogde ontwikkelingen de staat van instandhouding van de soort(en) beïnvloedt. De Flora- en faunawet beschermt niet alleen de instandhouding van soorten, maar ook individuen. Wanneer een ontwikkeling de instandhouding niet schaadt, maar één of enkele individuen wel, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen tijdens de planfase of tijdens de sloop van de verblijfplaats(en). De benodigde mitigerende maatregelen dienen te worden opgenomen in een (nader uit te werken) mitigatieplan. 2.2.4 Werkwijze Vleermuizen Het vleermuizenonderzoek is uitgevoerd met behulp van een batdetector (type: Petterson D240X). Een batdetector is een apparaat dat ultrasone geluiden, die een vleermuis maakt, omzet in voor de mens hoorbare tikkende geluiden. Aan de hand van het ritme van het geluid en de frequentie waarop de vleermuis het beste wordt gehoord, de zogenaamde piekfrequentie, kan in veel gevallen worden bepaald om welke vleermuissoort het gaat. Voor het determineren van soorten wordt gebruik gemaakt van opnameapparatuur en het programma Batsounds. De veldbezoeken worden uitgevoerd door twee ervaren ecologen. Dit is noodzakelijk omwille van veiligheid en kwaliteit. Om de vliegroutes, foerageergebieden en verblijfplaatsen in kaart te brengen, is lopend met de batdetector het plangebied doorzocht. Tevens is een deel van de omgeving rondom het plangebied doorzocht. 14\22

Huismus, gierzwaluw en Steenmarter Om inzicht te krijgen naar het voorkomen van bovengenoemde soorten is tijdens de voortplantingsperiode een bezoek gebracht aan het plangebied. Hierbij is op de zolder van het te slopen pand gekeken naar nesten of sporen die wijzen op aanwezigheid van huismus, gierzwaluw of steenmarter. Tijdens de eerste drie veldbezoeken voor het vleermuisonderzoek tevens onderzoek verricht naar het voorkomen van deze diersoorten. 2.2.5 Periodisering Vleermuizen In totaal zijn vijf veldbezoeken uitgevoerd in de periode mei tot september 2013. Meerdere bezoeken zijn nodig, omdat vleermuizen gebruik maken van een netwerk van verblijfplaatsen en foerageergebieden die in verschillende perioden in het jaar worden gebruikt (zie figuur 2.1 en 2.2). Door de bezoeken te spreiden wordt een beter beeld verkregen van de aanwezigheid van vleermuizen in het plangebied en hiermee van de betekenis van het plangebied voor vleermuizen. In tabel 2.2 zijn de data en weersomstandigheden van elk veldbezoek weergegeven. Het aantal veldbezoeken, het tijdstip en de periode zijn gebaseerd op het vleermuizenprotocol (Netwerk Groene Bureaus, 27 maart 2013). Het veldwerk is weersafhankelijk en is alleen bij (redelijk) gunstige weersomstandigheden uitgevoerd. Dit houdt voor vleermuizen in dat er geen of weinig neerslag is en weinig wind. Tabel 2.2 Data en weersomstandigheden van de uitgevoerde veldbezoeken Datum veldbezoek Tijdstip Focus Weersomstandigheden 7 mei 2013 avond Verblijfplaatsen, vliegroutes en Licht bewolkt, ±19 C foerageergebieden 4 juni 2013 avond Verblijfplaatsen, vliegroutes en Droog, helder, ±18 C foerageergebieden 8 juli 2013 ochtend Verblijfplaatsen, vliegroutes en Droog, helder, ±13 C foerageergebieden 2 augustus 2013 avond Verblijfplaatsen, vliegroutes en Droog, zwakke wind, ±16 C foerageergebieden 16 september 2013 avond Verblijfplaatsen, vliegroutes en Zwakke wind, vanaf 21:10 uur lichte foerageergebieden regen 15\22

Huismus, gierzwaluw en steenmarter Voor bovengenoemde soorten is op 4 juni 2013 de zolder van het betreffende pand geïnspecteerd op het voorkomen van huismus, gierzwaluw en steenmarter. Deze inspectie is tijdens de voortplantingsperiode van bovengenoemde soorten uitgevoerd. Daarnaast is tijdens de veldbezoeken voor het vleermuisonderzoek gekeken naar het voorkomen van huismus, gierzwaluw en steenmarter op de planlocatie. 3 Resultaten en interpretatie In onderstaande paragrafen worden de resultaten weergegeven van de vijf veldbezoeken voor het vleermuizenonderzoek en de inspectie naar het voorkomen van huismus, gierzwaluw en steenmarter. In bijlage 1 is de veldkaart weergegeven met daarop de locaties en gebruiksfuncties van de waargenomen vleermuissoorten. Vleermuizen Tijdens de verschillende veldbezoeken is alleen de gewone dwergvleermuis aangetroffen op de planlocatie. Het voorkomen van andere vleermuissoorten in de planlocatie kan hierdoor worden uitgesloten. Hieronder staan per (gebruik)functie de resultaten weergegeven: (Vlieg)route Tijdens het veldbezoek van 8 juli 2013 is een gewone dwergvleermuis op vliegroute waargenomen (zie bijlage 1) op de planlocatie. Tijdens de overige veldbezoeken is geen vliegroute voor vleermuizen vastgesteld. Gezien de ligging van de bebouwing en de waarneming van 8 juli kan echter wel geconcludeerd worden dat het plangebied gebruikt wordt als vliegroute voor gewone dwergvleermuizen. Foerageergebied(en) Uit de resultaten van de veldbezoeken blijkt dat tijdens elk bezoek foeragerende gewone dwergvleermuizen op en/of in de directe omgeving van de planlocatie zijn aangetroffen. Gezien het karakter van het gebied en de afwisseling tussen open en gesloten delen dient het gebied als foerageergebied voor gewone dwergvleermuizen. 16\22

Verblijfplaatsen Er zijn geen (vaste)verblijfplaatsen voor vleermuizen aangetroffen op de planlocatie. De aanwezige spouwgaten in de muur dienen niet als opening naar een verblijfplaats voor gewone dwergvleermuizen. Op twee augustus zijn in de omgeving van het plangebied wel roepende vleermuismannetjes gehoord. Dit kan een indicatie zijn voor een paarverblijfplaats voor deze soort. Op de planlocatie zelf zijn echter geen roepende mannetjes gehoord, waardoor een paarverblijfplaats hier is uitgesloten. Huismus, gierzwaluw en steenmarter Tijdens de veldbezoeken en de zolderinspectie zijn geen sporen gevonden die het voorkomen van huismus, gierzwaluw en/of steenmarter zouden kunnen indiceren. Het voorkomen van deze soorten is hierdoor op de planlocatie uitgesloten. Negatieve effecten op deze soorten waardoor een verbodsbepaling van de Flora- en faunawet wordt overtreden, treden niet op. Doordat effecten zijn uitgesloten, worden zij in het hoofdstuk Effectbeschrijving niet behandeld. 4 Effectbeschrijving In dit hoofdstuk wordt per waargenomen gebruiksfunctie van het leefgebied van de aangetroffen vleermuissoorten beschreven of en welke negatieve effecten optreden bij doorgang van de beoogde werkzaamheden in het plangebied. Daarnaast worden de vervolgstappen omschreven. 4.1 Overzicht van effecten Hieronder staan de tijdelijke en permanente effecten weergegeven. Tijdelijke effecten Geluid bij grondwerken Licht/ geluid tijdens de bouwfase Verhoogde aanwezigheid en beweging van mensen Permanente effecten Mogelijke verstoring vliegroute voor aanwezige vleermuizen Mogelijke verstoring van het foerageergebied voor vleermuizen 17\22

4.2 Effectbeschrijving Vliegroutes en foerageergebieden Het plangebied en de nabije omgeving van de voormalige school wordt door gewone dwergvleermuis gebruikt als vliegroute en foerageergebied. Gezien het karakter van de omgeving zijn voldoende alternatieven in de directe omgeving voor de aangetaste vliegroute en foerageergebied. Foerageergebied en route zijn geen essentieel onderdeel van vaste verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis. Het omliggende gebied biedt hetzelfde beeld van het landschap als de planlocatie, waardoor er bij uitvoering van de beoogde werkzaamheden voldoende alternatieven zijn en negatieve effecten op het foerageergebied en de vliegroutes van gewone dwergvleermuis zijn uitgesloten. Om effecten op vleermuissoorten te voorkomen moet licht tijdens de geplande werkzaamheden in de periode van zonsondergang tot zonsopkomst worden gemeden om verstoring door verlichting te voorkomen. Hierdoor blijven de aangetaste vliegroute en foerageergebied mogelijk intact. Verblijfplaatsen Tijdens de veldbezoeken zijn geen vaste zomer/kraam/paar/winter verblijfplaats(en) van vleermuizen aangetroffen in of rond de planlocatie. Hierdoor treden er betreffende verblijfplaatsen geen negatieve effecten voor vleermuizen op. 5 Conclusies In dit hoofdstuk worden de resultaten samengevat en worden de vervolgstappen kort beschreven. In opdracht van Saxion Hogeschool Enschede heeft Tauw soortgericht onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de sloop van het gebouw gelegen aan de M.H. Tromplaan 13, 15 en 15A te Enschede. De voorgenomen ingreep, kan het leefgebied van vleermuissoorten, huismus, gierzwaluw en steenmarter aantasten. Aantasting van het leefgebied of de essentiële onderdelen van het leefgebied is in het kader van de Flora- en faunawet verboden. Tevens dient de zorgplicht zoals bedoeld in de Flora- en faunawet te allen tijde in acht te worden genomen. 18\22

Vleermuizen Het vleermuizenonderzoek is gericht op het vaststellen van de functie van het plangebied voor de aanwezige vleermuissoorten. De gewone dwergvleermuis is de enige vleermuissoort die in en nabij het plangebied is aangetroffen. Het voormalige schoolgebouw in het plangebied vormt geen essentieel onderdeel van het leefgebied van vleermuizen, in de vorm van (vaste) verblijfplaatsen (winterverblijven, zomerverblijven, paarverblijven en/of kraamplaatsen), een onderdeel van een vliegroute en/of een onderdeel van een foerageergebied. In tabel 5.1 worden de verwachte soorten en waargenomen soorten en gebruiksfuncties, plus de eventuele verwachte negatieve effecten van de beoogde werkzaamheden op soorten en gebruiksfuncties weergegeven. Tabel 5.1 Aanwezigheid en effecten op soorten Foerageergebied Vliegroute Verblijfplaats Gewone dwergvleermuis Laatvlieger Legenda bij Tabel 5.1 Soort + gebruiksfunctie is: Niet aangetroffen Aangetroffen, maar geen negatief effect verwacht Aangetroffen, negatief effect verwacht Op basis van het uitgevoerde vleermuizenonderzoek wordt geconcludeerd dat negatieve effecten op essentiële gebruiksfuncties van het leefgebied van de vleermuizen door de sloop van het voormalige schoolgebouw zijn uitgesloten. De functionaliteit van het plangebied, zoals omschreven in eerdere hoofdstukken, wordt niet aangetast bij doorgang van de werkzaamheden. Tijdens de werkzaamheden dient wel rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van vleermuizen. Dit houdt in dat werkzaamheden alleen overdag dienen te worden uitgevoerd of dat s nachts geen gebruik wordt gemaakt van kunstmatige verlichting, waardoor verstoring wordt voorkomen. Tevens dient de zorgplicht zoals bedoeld in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen. Huismus, gierzwaluw en steenmarter Tijdens de veldbezoeken en de zolderinspectie zijn geen sporen gevonden die het voorkomen van huismus, gierzwaluw en/of steenmarter zouden kunnen indiceren. Het voorkomen van deze soorten is hierdoor op de planlocatie uitgesloten. Negatieve effecten op deze soorten waardoor een verbodsbepaling van de Flora- en faunawet wordt overtreden, treden niet op. 19\22

6 Literatuur (Jansen, J.A.M. & Schaminée, J.H.J. 2008) Europese Natuur in Nederland, Soorten van de habitatrichtlijn, Tweede herziene en uitgebreide druk, KNNV Uitgeverij, Zeist. (Kapteyn, K. 1995) Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Schuyt en Co Uitgevers en importeurs BV, Haarlem/ Provincie Noord-Holland, Haarlem. (Limpens, H., Mostert, K. & Bongers, W. 1997) Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging Utrecht. (Limpens, H.J.G.A., Twisk, P. & Veenbaas, G. 2004) Met vleermuizen overweg. Uitgave Dienst Weg- en Waterbouwkunde Delft en de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming Arnhem. ISBN 90-369-5562-9. (Limpens, H., Regelink, J. & Koelman, R.2009) Cursusmap Vleermuizen en Planologie, Zoogdiervereniging, april 2009. (Simon, M., Hüttenbügel, S. & Smit-Viergutz, J. 2004) Ecology and Conservation of Bats in Villages and Towns, BFN Federal Agency for Nature Conservation, Bonn Bad Godesberg. (Twisk, P., Van Diepenbeek, A. & Bekker, J.P. 2010) Veldgids Europese zoogdieren, KNNV Uitgeverij, Zeist. [te Morsche, P, 2013] Natuurtoets M.H. Tromplaan te Enschede, Tauw 2013 [Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992] Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. [Hustings, F. en Vergeer, J-W. 2002] Atlas van de Nederlandse Broedvogels. 1998-2000. SOVON. ISBN 90-5011-161-0. KNNV Uitgeverij, Utrecht. 20\22

[Sovon, 2013] Stichting vogelonderzoek Nederland. www.sovon.nl (www.zoogdieratlas.nl) Website laatst bezocht op 26 augustus 2013. (www.zoogdiervereniging.nl) Website laatst bezocht op 26 augustus 2013. 21\22

22\22 Kenmerk R001-1215699XMT-mwl-V01-NL

Bijlage 1 Inventarisatiekaart

De Ruyterlaan 0 30 60 m plangebied Vliegroutes Puntwaarnemingen foeragerend paarroepjes Opdrachtgever Schaal Status Saxion Hogeschool Enschede 1:1600 CONCEPT Project Formaat Natuurtoets sloop en nieuwbouw school Enschede Onderdeel Datum Waarnemingen vleermuisonderzoek Get. Gec. Source: Esri, DigitalGlobe, GeoEye, i-cubed, USDA, USGS, AEX, Getmapping, Aerogrid, IGN, IGP, swisstopo, and the GIS User Community A4 Projectnummer 17-09-13 Tekeningnummer EDR BKR 1215699 3 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11 Fax (0570) 69 96 66 1215699_10003D.MXD